Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 03 april 2003
gepubliceerd op 26 mei 2003

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de centrales voor steenbekleding d.m.v. koolwaterstofhoudende producten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027366
pub.
26/05/2003
prom.
03/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/03/2003027366/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de centrales voor steenbekleding d.m.v. koolwaterstofhoudende producten


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, §§ 2 en 3, 7 en 8;

Gelet op de beraadslaging van de Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr 34.298/4, gegeven op 4 februari 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen en toepassingsgebied

Artikel 1.Deze voorwaarden zijn van toepassing op de centrales voor steenbekleding d.m.v. koolwaterstofhoudende producten die ingedeeld zijn onder rubriek 26.82.01.04 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 2.De valorisatie van de inerte afvalstoffen in een centrale voor steenbekleding d.m.v. koolwaterstofhoudende producten is het voorwerp van bijzondere voorwaarden.

Art. 3.Voor de toepassing van deze voorwaarden wordt verstaan onder : 1° bitumen : zwart mengsel met geringe vluchtigheid van verschillende organische stoffen verkregen bij olieverwerking;2° vulmiddel : poedervormige stof dat voor het overgrote deel uit bestanddelen bestaat met een granulometrie lager dan 0,125 mm;3° bindingsmiddel : organisch product dat, samen met het vulmiddel, de nodige stijfheid geeft aan het bitumineuze mengsel;4° bitumineus mengsel : mengsel van bitumen of bindingsmiddelen bevattende bitumen en natuurlijke of synthetische stoffen;5° granulaten : stenen en zanden;6° bestaande inrichting : elke inrichting die vóór de inwerkingtreding van dit besluit behoorlijk vergund is of voor de exploitatie waarvan een vergunning is afgeleverd na indiening van een aanvraag vóór de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en na indiening van de vergunningsaanvragen tussen de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de inwerkingtreding van dit besluit;7° erkende instelling : instelling erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1966 betreffende de voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning van de laboratoria en instellingen die belast zijn met monsternemingen, ontledingen, proeven en onderzoekingen in het kader van de bestrijding van de luchtverontreiniging. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 4.De in- en uitgangen van de site zijn uitgerust met poorten die de toegang tijdens de sluitingsuren van de opslagplaats onmogelijk maken. Die poorten worden enkel in het bijzijn van de exploitant of diens vertegenwoordiger open gehouden.

Art. 5.De rondom de site aan te brengen inbraakbeveiliging is het voorwerp van de bijzondere voorwaarden.

Art. 6.De milieuvergunning voorziet in maatregelen ter beperking van eventuele visuele hinder, zoals de plaatsing van schermen waarvan het type, de hoogte en de positie aan de plaatselijke omstandigheden aangepast worden.

Art. 7.De rijwegen voor voertuigen binnen de exploitatiesite van een centrale voor steenbekleding worden zo aangelegd en onderhouden dat stofverspreiding en bevuiling van de openbare weg voorkomen worden. HOOFDSTUK III. - Exploitatie

Art. 8.De exploitant neemt maatregelen om de openbare wegen schoon te houden, zoals het wassen van de wielen van de voertuigen, het besproeien van de bedrijfsinterne wegen en het schoonvegen van de door de transporten gebruikte wegen.

Art. 9.Er worden maatregelen getroffen om te voorkomen dat grondstoffen door het afvloeiende water of de voertuigen meegevoerd worden.

Art. 10.De voorwaarden voor het aannemen van grondstoffen en het afvoeren van afgewerkte producten en afvalstoffen liggen vast in de bijzondere voorwaarden.

Art. 11.Elk gebruikt bindingsmiddel wordt omschreven in een door de opdrachtgever goedgekeurd contractueel document (bestek) en/of bewijsstuk en is het voorwerp van een veiligheidsnota die door de producent van het bindingsmiddel afgeleverd wordt.

Art. 12.Het is verboden teer en pekbitumen te gebruiken.

Art. 13.De temperatuur in tanks voor bindingsmiddelen is niet hoger dan de drempel die aanbevolen wordt in de veiligheidsnota van de leveranciers. De afschriften van alle door de producenten opgestelde technische en veiligheidsnota's worden door de exploitant ter inzage gelegd van de toezichthoudende ambtenaar.

Art. 14.Het is verboden afgewerkte oliën te gebruiken. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie

Art. 15.Vóór de uitvoering van het project en bij elke wijziging van de plaats en/of de exploitatieomstandigheden die gevaar voor brand en brandverspreiding inhoudt, pleegt de exploitant via de burgemeester overleg met de territoriaal bevoegde brandweerdienst over de te treffen maatregelen inzake brand- en explosiepreventie en -bestrijding en over de uitrustingen waarin voorzien moet worden met het oog op de bescherming van de bevolking en het leefmilieu.

Art. 16.Het brandbestrijdingsmateriaal is in goede staat van werking, beschermd tegen vorst, aangegeven, toegankelijk en over de inrichting verspreid.

Dat materiaal wordt jaarlijks gecontroleerd en de exploitant ziet toe op de kwaliteit van de brandblusproducten. HOOFDSTUK V. - Water

Art. 17.De voorschriften voor de lozing van industrieel afvalwater in oppervlaktewater liggen vast in de bijzondere voorwaarden. In afwijking van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, is het verboden industrieel afvalwater in het grondwater te lozen. HOOFDSTUK VI. - Lucht Afdeling 1. - Overplaatsing en opslag

Art. 18.De poedervormige vulstoffen en toevoegstoffen worden in silo's of gesloten zakken opgeslagen. De luchtkokers van de silo's zijn met filters uitgerust. De silo's beschikken over peilmeters om overloop te voorkomen.

Art. 19.De installaties voor het hanteren, overgieten, vervoeren en doseren van de poedervormige vulmiddelen en toevoegstoffen worden zo ontworpen en beschermd dat de stofdeeltjes niet kunnen wegwaaien.

Art. 20.De granulatenopslagen waar stofdeeltjes kunnen vrijkomen, worden tegen de wind beschermd d.m.v. schermen, of gestabiliseerd om de emissies en het wegwaaien van stofdeeltjes te voorkomen, of op minder winderige plaatsen aangelegd. Als stabilisering onmogelijk is, worden de granulaten onder een beschutting of in silo's opgeslagen.

Het bevochtigen van de opslag of het besproeien van de toevoegstoffen kan vereist worden om wegwaaien bij droog weer te beperken.

Art. 21.Stofemissies tijdens het vervoer en de handelingen i.v.m. het breken, zeven en wegen van minerale stoffen worden voorkomen door de zones waar stofdeeltjes kunnen wegwaaien volledig af te zonderen. De afgezonderde delen worden desnoods onder onderdruk gehouden. De met stof beladen afgezogen lucht wordt afgevoerd naar een voorziening voor de zuivering van luchtemissies. Afdeling 2. - Droging en vermenging

Art. 22.Stofemissies tijdens de droging van de minerale stoffen worden afgevoerd naar een voorziening voor de zuivering van luchtemissies.

Art. 23.Bitumenrook, o.a. bij vermenging in de menger, wordt behandeld om te voldoen aan de lozingsnormen bedoeld in artikel 26.

Art. 24.De koker voor de afvoer van de effluenten is hoog genoeg om ze vlot de lucht in te drijven. De minimumhoogte van de koker ligt vast in de bijzondere voorwaarden. Afdeling 3. - Behandeling van de effluenten

Art. 25.De behandelingsinstallaties en de voorzieningen voor overloopbeveiliging worden regelmatig gecontroleerd en gereviseerd. De door de leverancier opgegeven parameters op grond waarvan de vlotte werking van de installaties kan worden vastgesteld, worden periodiek, en desnoods, continu gemeten. In het laatste geval schakelt elke anomalie van de gemeten parameters het alarm in. De periodiciteit van de metingen, revisies en metingen ligt vast in de bijzondere voorwaarden. Afdeling 4. - Lozingsnormen

Art. 26.Bij uitstoten van gasachtige effluenten in de lucht worden de volgende emissiegrenswaarden niet overschreden : 1° totaal stofdeeltjes .. . . . 50 mg/Nm; 2° zwaveldioxide en andere zwavelverbindingen 2° a) bij gebruik van natuurgas als brandstof .. . . . 300 mg/Nm; 2° b) bij gebruik van olie als brandstof .. . . . 500 mg/Nm; 2° c) bij gebruik van stookolie als brandstof .. . . . 750 mg/Nm; 3° stikstofoxide en andere stikstofverbindingen .. . . . 400 mg/Nm; 4° koolmonoxide .. . . . 500 mg/Nm; 5° organische verbindingen uitgedrukt in totaal koolstof en o.a. koolwaterstoffen(met uitzondering van methaan) . . . . . 100 mg/Nm; 6° polycyclische aromatische koolwaterstoffen (som van 6 PAH's : Benzo(b)fluorantheen, indeno(1,2,3-c,d)pyreen, benzo(k)fluorantheen, benzo(a)pyreen (BaP), benzo(a)anthraceen, dibenzo(a,h)anthraceen .. . . . 0,1 mg/Nm; 7° benzeen : 5 mg/Nm. De metingen, die buiten de start- en stilstandperiodes worden uitgevoerd, voldoen aan de voorwaarden van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. Het referentiegehalte aan zuurstof bedraagt 17 %.

Voor elke meting wordt de bemonsteringsduur bepaald door de in artikel 44 bedoelde methode voor de meting van de concentratie van de verontreinigende stof omschreven in artikel 44. Bij gebrek aan die methode duurt de bemonstering minstens een uur.

De emissiegrens wordt als in acht genomen beschouwd als geen van de vastgelegde uurgemiddelden de grenswaarden overschrijdt.

De bemonsteringsduur houdt geen rekening met de periodes zonder emissies die het gevolg zijn van een tijdelijke stilstand van het proces of van andere specifieke werkingsomstandigheden.

Art. 27.Dioxinen en furanen in gasuitstoten worden gemeten bij volle werking van de installaties en uiterlijk binnen zes maanden na de inbedrijfstelling.

De grenswaarde van de door de installaties uitgestoten dioxinen en furanen is lager dan 0,1 ng TEQ/Nm;.

De metingen voldoen aan de voorwaarden van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. Het referentiegehalte aan zuurstof bedraagt 17 %.

Als het gehalte aan dioxinen en furanen lager is dan 0,1 ng TEQ/Nm;, wordt een nieuwe meetcampagne slechts op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar vereist, waarbij maximum twee campagnes per jaar toegelaten worden. Bij overschrijding van de grenswaarde van 0,1 ng TEQ/Nm; wordt binnen drie maanden een nieuwe meting uitgevoerd. Afdeling 5. - Geurbestrijding

Art. 28.De installaties die bitumen bevatten, zijn volledig waterdicht. Om geurdispersie in het leefmilieu te beperken, wordt voorzien in een systeem voor de opvang en de zuivering van bedorven lucht. Daartoe worden de installaties ontworpen zodat geurhinder buiten de centrale voor steenbekleding wordt voorkomen. Elk gebrekkig bestanddeel van het circuit voor de opvang en de zuivering van bedorven lucht wordt prompt vervangen.

Art. 29.Het bitumen van TRINIDAD is VERBODEN. Het bitumen waarvan het gebruik verboden is, wordt in de bijzondere voorwaarden omschreven.

Art. 30.De laadsluizen zijn halfhermetisch. De spuitbomen worden in werking gesteld zodra de klep voor het laden van de asfalt opengaat.

De exploitant past de meest efficiënte maskerende en/of ontgeurende methodes toe.

Art. 31.Na laden en wegen op de weegbrug worden de vrachtwagens met een zeil afgedekt.

Art. 32.De voorschriften m.b.t. de geurnormen liggen vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK VII. - Geluid en trillingen

Art. 33.Er worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de trillingen die te wijten zijn aan de activiteiten van de inrichting de stabiliteit van de bouwwerken in het gedrang brengen. Desnoods worden geschikte schokdempers aangebracht tussen de bodem en het voetstuk van de machines. HOOFDSTUK VIII. - Afvalstoffen

Art. 34.De verschillende categorieën afval worden opgeslagen om verontreinigingsgevaar te voorkomen. De hoeveelheid opgeslagen afvalstoffen is niet groter dan het maandelijks geproduceerde volume of dan een normale partij die naar de erkende filière gezonden wordt.

Art. 35.De verschillende categorieën afval worden apart opgehaald.

Art. 36.De exploitant houdt een boekhouding van de afvalstoffen die het bedrijf verlaten.

Art. 37.Afvalverbranding in open lucht is verboden. HOOFDSTUK IX. - Herstel in de oorspronkelijke staat na exploitatie

Art. 38.De tanks waarin producten werden opgeslagen die het water zouden kunnen verontreinigen, worden geledigd, gereinigd, ontgast en desnoods ontsmet. Zij worden indien mogelijk verwijderd. Als dat onmogelijk is, o.a. in het geval van ingegraven tanks, worden ze buiten gebruik gesteld door ze met inerte vaste stoffen te vullen. HOOFDSTUK X. - Controle, autocontrole en toezicht Afdeling 1. - Exploitatie

Art. 39.De afschriften van alle door de leveranciers opgestelde technische en veiligheidsfiches met betrekking tot de op de exploitatiesite gebruikte grondstoffen worden door de exploitant ter inzage gelegd van de toezichthoudende ambtenaar. Afdeling 2. - Lucht

Onderafdeling 1. - Controle

Art. 40.Een erkende instelling controleert de vlotte werking van de saneringsvoorzieningen door alle verontreinigende stoffen te meten waarvoor de emissiegrenzen in artikel 26 vastliggen : 1° binnen zes maanden na de inbedrijfstelling van de installatie;2° na elke fundamentele wijziging aan de zuiveringsvoorziening;3° na elke fundamentele wijziging in het proces van de vervaardiging of het gebruik van nieuwe grondstoffen;4° om de drie jaar.

Art. 41.In geval van waardeoverschrijding t.o.v. de emissiegrenzen bedoeld in artikel 26, wordt die parameter opnieuw gemeten binnen drie maanden.

Art. 42.De meetpunten zijn vlot toegankelijk.

Art. 43.De data en resultaten van de controles, de naam en het adres van de erkende instellingen die ze hebben uitgevoerd, alsook de fundamentele wijzigingen aan de installatie of in het fabricatieproces worden vermeld in een register dat permanent ter inzage ligt van de toezichthoudende ambtenaar.

De certificaten en processen-verbaal van de controles worden bij het register gevoegd.

Art. 44.De monsterneming en de analyse van alle verontreinigende stoffen, met inbegrip van de dioxinen en furanen, alsook de referentiemeetmethoden voor de permanente ijking van de meetsystemen, worden uitgevoerd overeenkomstig de CEN-normen.

Bij gebrek aan CEN-normen zijn de ISO-, nationale of buitenlandse normen van toepassing.

Onderafdeling 2. - Geurbestrijding

Art. 45.De voorschriften m.b.t. de controle, de autocontrole en het toezicht op de door de installaties voortgebrachte geur liggen vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK XI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 46.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

In afwijking van het vorige lid, is dit besluit uiterlijk 1 januari 2007 van toepassing op de bestaande inrichtingen.

Art. 47.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 3 april 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^