gepubliceerd op 15 mei 2003
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden betreffende de persluchtreservoirs
3 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden betreffende de persluchtreservoirs
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, §§ 2 en 3, 7 en 8;
Gelet de beraadslaging van de Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34.299/4, uitgebracht op 4 februari 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsgebied
Artikel 1.Deze voorwaarden zijn van toepassing op de vaste persluchtreservoirs bedoeld in de rubrieken 63.12.08.01.01 en 63.12.08.01.02 van bijlage I bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art. 2.Voor de toepassing van deze voorwaarden wordt verstaan onder : 1° erkende instelling : een instelling erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 maart 1995 betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures;2° bevoegde deskundige : een persoon of een technische dienst, al dan niet aan de instelling gebonden, wiens bevoegdheid om de hem toevertrouwde opdracht te vervullen doorgaans erkend is;3° bestaande inrichting : elke inrichting die vóór de inwerkingtreding van dit besluit behoorlijk vergund is of voor de exploitatie waarvan een vergunning is afgeleverd na indiening van een aanvraag vóór de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en na indiening van de vergunningsaanvragen tussen de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw Afdeling 1. - Vestiging
Art. 3.In de inrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn of naast bezochte zones liggen, worden veiligheidsmaatregelen genomen om een eventuele explosie van het reservoir te voorkomen en in voorkomend geval de gevolgen daarvan te beperken.
Art. 4.Er worden veiligheidsmaatregelen genomen als het persluchtreservoir zich naast een opslag van brandbare of giftige stoffen bevindt.
Art. 5.Er worden veiligheidsmaatregelen genomen om elke accidentele schok van het reservoir met een voertuig of een vervoersysteem te voorkomen.
Art. 6.Het reservoir wordt niet onder elektrische bovenleidingen geplaatst, behalve als er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de leiding per ongeluk in aanraking komt met het reservoir. Afdeling 2. - Bouw van het reservoir
Art. 7.De reservoirs waarvan het product van de werkdruk door het volume gelijk is aan 50 bar/liter of minder, worden vakkundig gefabriceerd.
Art. 8.Het reservoir is voorzien van een naamplaat waarop op zijn minst de volgende gegevens voorkomen : 1° de maximale werkdruk in bar;2° de maximale werktemperatuur Tmax in C°;3° de minimale werktemperatuur Tmin in C°;4° de capaciteit van het reservoir V in liter;5° de naam of het merk van de fabrikant;6° het type en de identificatie van de serie of van de partij;7° eventueel het "EG" merk, gevolgd door de twee laatste cijfers van het jaar waarin het merk is aangebracht, en het nummer van de erkende instelling die instaat voor de EG-verificatie of het EG-toezicht. HOOFDSTUK III. - Exploitatie
Art. 9.Het reservoir wordt stevig vastgemaakt zodat het niet kan omkippen, meer bepaald in de openlucht.
Art. 10.In de voor het publiek toegankelijke inrichtingen worden maatregelen genomen om het reservoir af te zonderen.
Art. 11.Het reservoir wordt regelmatig gereinigd. HOOFDSTUK IV. - Preventie van ongevallen en brand
Art. 12.Het reservoir is voorzien van de volgende apparaten : 1° één of meer veiligheidskleppen die opengaan onder een druk lager dan of gelijk aan de maximale werkdruk, en die beletten dat de druk van het reservoir de maximale werkdruk met meer dan 10 % overschrijdt;2° een goed zichtbare manometer waarvan de schaal de maximale werkdruk duidelijk aangeeft;3° een aftapkraan.
Art. 13.De compressor of het reservoir is voorzien van een manostaat die de luchtcompressie stopt zodra de maximale werkdruk bereikt wordt. HOOFDSTUK V. - Controle, zelfcontrole en zelftoezicht Afdeling 1. - Controle op de bouw en inwerkingstelling
Art. 14.Vooraleer het reservoir in werking gesteld wordt : 1° wordt het voorzien van het « EG » merk;2° bevestigt een bevoegde deskundige dat de veiligheidsvoorzieningen in perfecte staat van werking zijn. Afdeling 2. - Opleveringscertificaat
Art. 15.De erkende instelling maakt een certificaat op dat melding maakt van de verschillende "EG"-attesten en -certificaten alsmede van de uitvoerige controles, verificaties, testen en proeven waaraan ze de veiligheidsapparatuur en het reservoir eventueel heeft onderworpen.
Ze bevestigt op ondubbelzinnige wijze dat het uitgeruste reservoir geen fabricagefout of zichtbaar defect vertoont waardoor de veiligheid in gevaar kan worden gebracht. Afdeling 3. - Periodieke controles
Art. 16.Binnen drie jaar na de datum van inwerkingstelling gaat een erkende instelling na of het reservoir tekenen van corrosie vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen goed werken.
Het onderzoek wordt desnoods aangevuld met een hydraulische proef.
De periodiciteit van de volgende onderzoeken wordt bepaald door de erkende inrichting op grond van de vaststellingen en de termijn tussen twee opeenvolgende onderzoeken is hoogstens 3 jaar. De controles worden door de erkende instelling genotuleerd.
Art. 17.Het reservoir en de veiligheidsvoorzieningen worden jaarlijks gecontroleerd door een bevoegde deskundige.
Art. 18.De data en resultaten van de controles, de naam en het adres van de erkende instellingen of van de bevoegde deskundigen die ze hebben uitgevoerd, alsmede de noemenswaardige wijzigingen die de installatie ondergaat, worden vermeld in een register dat voortdurend ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar wordt gelegd.
De attesten en certificaten bedoeld in de artikelen 14 en 15 van dit besluit alsmede de eventuele berekeningsnota die overeenstemt met de norm of de code van goede praktijk, worden ter inzage gelegd van de toezichthoudende ambtenaar.
De notulen van de controles worden erbij gevoegd. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepaling
Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
In afwijking van het eerste lid kan de bevoegde overheid de inrichting onderwerpen aan voorwaarden die niet zo streng zijn als deze voorwaarden voorzover de doelstelling bedoeld in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning gehaald wordt.
Art. 20.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 3 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET