gepubliceerd op 30 november 2006
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en subsidiëring van huurdersorganisaties
29 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en subsidiëring van huurdersorganisaties
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 56, vervangen bij het decreet van 19 maart 2004, 57 en 58;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 28 april 2006;
Gelet op het advies 41.034/1/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2006, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° agentschap : het agentschap Wonen-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;2° departement : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van het Vlaams Ministerie Van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;3° erkende samenwerkings- en overlegstructuur : de organisatie als vermeld in artikel 57 van de Vlaamse Wooncode;4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting;5° regionaal steunpunt : een deelwerking van een erkende huurdersorganisaties met een centraal secretariaat;6° toezichthouder : de toezichthouder voor de sociale huisvesting, vermeld in artikel 29bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van de huurdersorganisatie
Art. 2.Een huurdersorganisatie heeft als opdracht : 1° op individuele of collectieve basis informatie en advies te verstrekken over alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies.Ze kan juridische bijstand verlenen aan huurders en kandidaat-huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder; 2° op te treden als belangenbehartiger van huurders in het algemeen en van de meest behoeftige huurders in het bijzonder;3° de kwaliteit van een goede rechtshulp inzake bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid en betaalbaarheid te bevorderen met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van de adviesverlening van de lokale besturen en de ontwikkeling van lokale samenwerkingsnetwerken. HOOFDSTUK III. - De erkenning Afdeling I. - Voorwaarden
Art. 3.In het Vlaamse Gewest kan per provincie ten hoogste één huurdersorganisatie erkend worden. Wanneer er meerdere huurdersorganisaties per provincie om een erkenning vragen gaat de erkenning naar de organisatie met de grootste representativiteit. Deze representativiteit wordt gemeten aan de hand van het aantal individuele en collectieve leden.
Voor het bepalen van deze indicator wordt het aantal collectieve leden met een factor vijf verhoogd. Het aantal individuele en collectieve leden wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag.
Om als huurdersorganisatie erkend te kunnen worden en te blijven, moet de huurdersorganisatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de opdrachten, vermeld in artikel 2, vervullen;2° samenwerken met de erkende samenwerkings- en overlegstructuur;3° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd;4° beschikken over een centraal secretariaat met een consultatieruimte;5° gedurende ten minste twintig uur per week voor advies beschikbaar zijn voor het publiek op het centraal secretariaat en ten minste drie uur per week 's avonds na 18 uur of tijdens het weekend.Ten minste vierentwintig adviesuren per maand worden georganiseerd in andere gemeenten dan die waar zich het centraal secretariaat bevindt; 6° het bewijs leveren dat ze gedurende ten minste één jaar voor de erkenningsaanvraag de opdrachten, vermeld in artikel 2, heeft vervuld;7° ten minste één voltijds personeelsequivalent met een diploma universitair onderwijs of met vijf jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek en één voltijds personeelsequivalent met een diploma niet-universitair hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek tewerkstellen;8° een overzicht opstellen van de doelstellingen die ze de volgende vijf jaar wil realiseren, alsook een gemotiveerd actieprogramma waarin de activiteiten zijn opgenomen om die doelstellingen te bereiken;9° een gemotiveerde planning opstellen voor een optimaal territoriaal bereik van de huurders, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van de adviesverlening van de lokale besturen en de ontwikkeling van lokale samenwerkingsnetwerken;10° zich verbinden tot mededeling aan het agentschap van elke wijziging in de statuten, het werkingsgebied en van elke wijziging waardoor niet meer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden;11° opmaken van of zich verbinden tot het opmaken van een jaarverslag over de eigen werking van het voorbije jaar, alsook in voorkomend geval over de werking van haar regionale steunpunt of steunpunten. Afdeling II. - Erkenningsaanvraag
Art. 4.De aanvraag voor de erkenning wordt ingediend bij het departement en bevat de volgende gegevens en stukken : 1° bewijzen waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid, is voldaan;2° ten minste toelichting over : a) de structuur van de organisatie;b) de personeelsformatie;c) de statuten en het huishoudelijk reglement;d) het werkingsgebied;e) de lokale netwerkvorming en de ondersteuning van de lokale besturen;f) de beleidsplannen voor de komende vijf jaar. Zodra het departement ontvangstmelding heeft gegeven van een volledig aanvraagdossier, beslist de minister binnen een termijn van drie maanden na de ontvangstmelding over de erkenningsaanvraag. De gemotiveerde beslissing wordt door het departement betekend aan de huurdersorganisatie met een afschrift aan het agentschap en de toezichthouder.
Art. 5.§ 1. Het erkenningsbesluit wordt aan de huurdersorganisatie betekend. Het besluit treedt in werking op de datum van de ondertekening door de minister. De periode waarin de huurdersorganisatie wordt erkend gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van het erkenningsbesluit en loopt tot 31 december van het vijfde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het erkenningsbesluit in werking is getreden. § 2. De periode, vermeld in § 1, tweede lid, kan telkens met vijf jaar worden verlengd voorzover de huurdersorganisatie uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode in kwestie een aanvraag tot verlenging van de erkenning indient bij het departement.
De minister beslist over de verlengingsaanvraag op basis van de evaluatie van de werking van de huurdersorganisatie tijdens de voorgaande jaren.
De verlengingsaanvraag wordt behandeld overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 4, tweede lid. HOOFDSTUK IV. - Regionale steunpunten
Art. 6.Een erkende huurdersorganisatie kan één regionaal steunpunt uitbouwen met het oog op een betere regionale spreiding en lokale inbedding van de adviesconsultaties. De afbakening van het regionale werkingsgebied van het regionale steunpunt moet aan de hand van de beschikbare indicatoren inzake de huurderspopulatie, de kansarmoede of de sociaal-economische achterstelling, de kwaliteit en het comfort van de woningen en de betaalbaarheid voldoende worden gemotiveerd. HOOFDSTUK V. - De subsidiëring
Art. 7.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten wordt er onder de voorwaarden, gesteld in dit besluit, een basissubsidie-enveloppe toegekend aan de erkende huurdersorganisatie.
De basissubsidie-enveloppe voor de huurdersorganisaties van de provincies Limburg en Vlaams-Brabant bedraagt per kalenderjaar 176.455 euro en voor de huurdersorganisatie van de provincie West-Vlaanderen 229.975 euro per kalenderjaar.
Voor de huurdersorganisaties van de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen bedraagt de subsidie 217.714 euro per kalenderjaar.
Art. 8.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan, met ingang van 1 januari 2010, aan een erkende huurdersorganisatie een aanvullende subsidie-enveloppe ten bedrage van 107.343 euro per kalenderjaar worden toegekend voor de werking van een nieuw regionaal steunpunt als vermeld in artikel 6.
Om voor de aanvullende subsidie-enveloppe in aanmerking te komen, moet het regionaal steunpunt aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid, 1°, vervullen;2° er zich toe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe over een centraal secretariaat met een consultatieruimte als vermeld in artikel 3, tweede lid, 4°, te beschikken;3° er zich toe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe gedurende ten minste tien extra uur per week voor advies beschikbaar te zijn voor het publiek, waarvan ten minste één uur per week 's avonds na 18 uur of tijdens het weekend;4° ten minste één voltijds personeelsequivalent met een diploma niet-universitair hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring in de huisvestingsproblematiek tewerkstellen of zich ertoe verbinden om binnen een termijn van drie maanden na de toekenning van de aanvullende subsidie-enveloppe hieraan te voldoen.
Art. 9.De aanvraag voor de aanvullende subsidie-enveloppe wordt ingediend bij het agentschap en bevat de volgende gegevens en stukken : 1° bewijzen waaruit blijkt dat aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 8, tweede lid, is voldaan;2° de motivatie, vermeld in artikel 6; De minister of zijn gemachtigde beslist over de subsidieaanvraag binnen een termijn van drie maanden na de ontvangstmelding door het agentschap van een volledig aanvraag dossier.
Art. 10.§ 1. Het subsidiebesluit inzake de aanvullende subsidie-enveloppe voor de uitbouw van een regionaal steunpunt wordt door het agentschap betekend aan de huurdersorganisatie met een afschrift aan het departement en de toezichthouder. Het subsidiebesluit treedt in werking op de datum van de ondertekening door de minister. De periode waarin de huurdersorganisatie in aanmerking komt voor de aanvullende subsidie-enveloppe begint op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van het subsidiebesluit. De subsidieperiode loopt tot de einddatum van het erkenningsbesluit dat de basissubsidie-enveloppe toekent. § 2. De periode, vermeld in § 1 kan telkens met vijf jaar worden verlengd voorzover de huurdersorganisatie uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende periode een aanvraag tot verlenging van de subsidie indient bij het agentschap.
De verlengingsaanvraag wordt behandeld overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 9, tweede lid.
Art. 11.De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor het regionale steunpunt, wordt besteed aan de werkings- en personeelskosten van de huurdersorganisatie en in voorkomend geval van haar regionale steunpunt, met dien verstande dat ten minste 75 % van de totale subsidie-enveloppe wordt aangewend voor personeelskosten.
De subsidiëring voor de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de uitbetaalde bruto personeelskosten inclusief sociale bijdragen, toelagen en vergoedingen volgens de voorwaarden vastgelegd binnen het Paritair Subcomité 319.01 voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen en Diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 12.De bedragen vermeld in de artikelen 7, 8 en 21 worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De indexatie voor januari 2006 bedraagt 102,82 (basis 2004 = 100). De nieuwe bedragen worden afgerond tot op een euro. De bedragen moeten vanaf 0,5 euro naar boven worden afgerond.
Art. 13.De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor het regionale steunpunt, wordt uitbetaald voor elk volledig kalenderjaar via twee voorschotten van 45 % op het toegestane maximumbedrag. Zij worden, respectievelijk, betaalbaar gesteld bij het begin van het kalenderjaar en het begin van de tweede semester. Die voorschotten komen in mindering bij de afrekening van de subsidie voor elk kalenderjaar nadat de leidend ambtenaar van het agentschap, na het binnen een maand te geven advies van het departement, het jaarverslag over de werking heeft goedgekeurd, en na controle van de verantwoordingsstukken voor de personeels- en werkingskosten.
De basissubsidie-enveloppe, eventueel vermeerderd met een aanvullende subsidie-enveloppe voor een regionaal regionaal steunpunt, voor de maanden tussen de inwerkingtreding van het subsidiebesluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden.
Ze wordt uitbetaald volgens de voorschotregeling, vermeld in het eerste lid. Als na controle van de verantwoordingsstukken blijkt dat niet-verschuldigde subsidies werden uitbetaald, kunnen die bedragen worden afgetrokken van het voorschot of de afrekening voor het volgende kalenderjaar. HOOFDSTUK VI. - Jaarverslag en boekhouding
Art. 14.Elke erkende huurdersorganisatie voert een dubbele boekhouding, gebaseerd op het genormaliseerde rekeningstelsel, overeenkomstig de nadere regelen, bepaald door de minister.
Jaarlijks legt de erkende huurdersorganisatie uiterlijk op 15 maart - en voor de eerste maal uiterlijk op 15 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de huurdersorganisatie werd erkend en gesubsidieerd - de hiernavolgende stukken voor aan het agentschap : 1° een gedetailleerde afrekening van de met de subsidiemiddelen gedane kosten, met onder meer een resultatenrekening en een balans van het voorbije kalenderjaar, overeenkomstig het genormaliseerde rekeningstelsel, vermeld in het eerste lid, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, zoals goedgekeurd door de algemene ledenvergadering;2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten, met onder meer een afschrift van de RSZ-staten en de, individuele jaarrekeningen over de gesubsidieerde periode met betrekking tot de tewerkgestelde personeelsleden.3° een detailafrekening van de met subsidies gefinancierde effect-uitgaven.4° het jaarverslag, vermeld in artikel 3, tweede lid, 11°, dat een beschrijving van en een toelichting bij de activiteiten en de werking gedurende het voorbije jaar bevat.
Art. 15.Het agentschap is belast met de evaluatie van de werking van de huurdersorganisatie en de controle op de stukken, vermeld in artikel 14, tweede lid.
Uiterlijk op 31 mei wordt op basis van de stukken, vermeld in artikel 14, tweede lid, de eindafrekening gemaakt met het oog op de uitbetaling van het saldo van de subsidie. HOOFDSTUK VII. - Toezicht
Art. 16.De toezichthouder is in het bijzonder belast met het toezicht op de activiteiten van de huurdersorganisaties, de naleving van de in dit besluit vastgestelde erkenningsvoorwaarden en het optimale gebruik van de toegekende subsidies.
Art. 17.De toezichthouder heeft vrije toegang tot de lokalen van de erkende huurdersorganisaties en regionale steunpunten. Hij heeft het recht zich ter plaatse alle administratieve stukken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn opdracht ter inzage te laten overhandigen.
De toezichthouder heeft bovendien het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die worden belegd door de huurdersorganisaties. HOOFDSTUK VIII. - Sancties
Art. 18.§ 1. Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, gewijzigd bij de wet van 7 juni 1994, kan de uitbetaling van de subsidie geheel of gedeeltelijk worden stopgezet en/of de erkenning worden ingetrokken als : 1° wordt vastgesteld, na de huurdersorganisatie en de erkende samenwerkings- en overlegstructuur te hebben gehoord, dat de huurdersorganisatie niet meer voldoet aan een van de erkenningsvoorwaarden en niet kan aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden voldoet binnen drie maanden die volgen op de datum van de vaststelling, en dit vanaf het moment dat wordt vastgesteld dat de huurdersorganisatie niet meer voldeed aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden;2° de huurdersorganisatie een ernstige onregelmatigheid begaat bij de uitvoering van haar opdracht;3° de huurdersorganisatie ten onrechte een erkenning heeft ontvangen op grond van onjuiste informatie.In dat geval wordt de uitbetaling onmiddellijk stopgezet en wordt de uitbetaalde subsidie teruggevorderd; 4° wordt vastgesteld, na de huurdersorganisatie en de erkende samenwerkings- en overlegstructuur te hebben gehoord, dat het regionaal steunpunt van de erkende huurdersorganisatie niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 8, tweede lid, 1° tot en met 4°, en de huurdersorganisatie niet kan aantonen dat het regionaal steunpunt opnieuw aan die voorwaarden voldoet binnen drie maanden na de datum van de vaststelling. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 19.Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum wordt opgeheven.
Art. 20.Voor de subsidies die met toepassing van het besluit, vermeld in artikel 19, werden toegekend, blijven de bepalingen van dat besluit nog van toepassing voor : 1° de berekening, de toekenning en uitkering van het saldo van de subsidie voor het kalenderjaar 2005;2° het toezicht op de aanwending van de verleende subsidies voor het kalenderjaar 2005 en, als daartoe grond bestaat, de terugvordering ervan.
Art. 21.De huurdersorganisaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn krachtens het besluit, vermeld in artikel 19, worden met ingang van 1 januari 2006 tot 31 december 2010 geacht erkend te zijn en gesubsidieerd te worden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid moeten de regionale huurdersbonden die erkend zijn met toepassing van het besluit, vermeld in artikel 19, uiterlijk tegen 1 januari 2008 bestuurlijk geïntegreerd zijn in de erkende provinciale huurdersorganisatie van de provincie waarin het werkingsgebied van de regionale huurdersbond ligt. De geïntegreerde regionale huurdersbonden worden beschouwd als regionale steunpunten in de zin van dit besluit. De subsidie wordt voor de jaren 2006 en 2007 uitbetaald aan de erkende regionale huurdersbond en wordt vanaf 2008 uitbetaald aan de provinciale huurdersorganisatie waarin de erkende regionale huurdersbond bestuurlijk geïntegreerd is, overeenkomstig de voorschotregeling, vermeld in artikel 13.
Art. 22.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 september 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN