gepubliceerd op 13 december 2004
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001 tot organisatie van de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering
29 OKTOBER 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001 tot organisatie van de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 68, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001 tot organisatie van de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2001 en 19 juli 2002;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 oktober 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de nieuwe bevoegdheidsverdeling binnen de Vlaamse Regering noopt tot aanpassingen in het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie van de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering, met het oog op de goede werking en de continuïteit van de Vlaamse Regering;
Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse Regering;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001 tot organisatie van de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.Met uitzondering van de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, van de universitaire ziekenhuizen en van de provinciale en lokale besturen, mogen de personeelsleden van de openbare diensten, aangewezen om deel uit te maken van een kabinet, noch hun betrekking, noch de bevoegdheden ervan verder blijven uitoefenen. »
Art. 2.In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in artikel 1, kan een beroep worden gedaan : 1° bij het kabinet van de minister-president, en met uitsluiting van het bepaalde in 4°, op : a) één kabinetschef, belast met de algemene leiding van het kabinet van de minister-president;b) één kabinetschef, belast met het socio-economisch en financieel beleid;c) één woordvoerder;d) één diplomatiek raadgever;e) één kabinetssecretaris en/of privé-secretaris;f) raadgevers voor de inhoudelijke bevoegdheden naar rato van de aantallen per bevoegdheidsdomein, zoals bepaald in § 3;g) maximaal elf raadgevers voor de opvolging van het beleid van de Vlaamse Regering en van de materies inzake het algemeen beleid van de Vlaamse Regering;h) maximaal twee raadgevers voor de opvolging van het socio-economisch en financieel beleid van de Vlaamse Regering;2° bij het kabinet van de vice-minister-president, wat betreft de vice-minister-president en de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, en onverminderd het bepaalde in 4°, op : a) één kabinetschef, belast met de algemene leiding van het kabinet van de vice-minister-president;b) negen raadgevers voor de opvolging van de materies inzake het algemeen beleid van de Vlaamse Regering;c) één raadgever voor de algemene projecten van de Vlaamse Regering;3° bij het kabinet van de vice-minister-president, wat betreft de vice-minister-president en de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, en onverminderd het bepaalde in 4°, op : a) één kabinetschef, belast met de algemene leiding van het kabinet van de vice-minister-president;b) zeven raadgevers voor de opvolging van de materies inzake het algemeen beleid van de Vlaamse Regering;c) één raadgever voor de algemene projecten van de Vlaamse Regering;4° bij het kabinet van de Vlaamse minister op : a) één kabinetschef, belast met de algemene leiding van het kabinet;b) zes raadgevers voor begrotingsaangelegenheden, voor de algemene beleidsondersteuning, voor de opvolging van de materies van de andere leden van de Vlaamse Regering, voor de functie van kabinetssecretaris en/of privé-secretaris en voor het woordvoerderschap;c) raadgevers voor de inhoudelijke bevoegdheden naar rato van de aantallen per bevoegdheidsdomein, zoals bepaald in § 3;5° bijkomend bij het kabinet van één Vlaamse minister van de vierde en de vijfde partij op vier raadgevers voor de opvolging van de materies inzake het algemeen beleid van de Vlaamse Regering;6° bij het kabinet van het lid van de Vlaamse Regering, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, bevoegd voor de Begroting of bevoegd voor het Onderwijs, op één raadgever voor de onderhandelingen met de overheidsvakbonden.»
Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De minister-president kan aan vijf raadgevers de functie van adjunct-kabinetschef toevertrouwen.
De vice-minister-president kan aan drie raadgevers de functie van adjunct-kabinetschef toevertrouwen.
De Vlaamse minister kan aan twee raadgevers de functie van adjunct-kabinetschef toevertrouwen. Als de goede werking van het kabinet dit vereist kan dit aantal op drie worden gebracht, mits de minister-president toestemming verleent.
Het lid van de Vlaamse Regering kan een raadgever belasten met een bijzondere en tijdelijke opdracht van een dergelijk niveau, dat de gelijkstelling van deze functie met de rang van kabinetschef toegelaten is. »
Art. 4.Aan artikel 7, § 3, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, worden een ae), af), ag) en ah) toegevoegd, die luiden als volgt : « ae) ontwikkelingssamenwerking; af) wapenexport; ag) hoofdstedelijke aangelegenheden; ah) administratief toezicht op de VGC. »
Art. 5.In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt § 4 opgeheven.
Art. 6.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2001, worden de woorden "mits toestemming van de minister-president" geschrapt.
Art. 7.Artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 9.Bij het kabinet van de minister-president bestaat het uitvoerend personeel uit maximaal zesentwintig personeelsleden, met uitsluiting van het bepaalde in het derde lid.
Bij het kabinet van de vice-minister-president bestaat het uitvoerend personeel uit maximaal acht uitvoerende personeelsleden, onverminderd het bepaalde in het derde lid.
Bij het kabinet van de Vlaamse minister bestaat het uitvoerend personeel uit maximaal zestien uitvoerende personeelsleden. »
Art. 8.Artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 11.Bij het kabinet van de minister-president bestaat het aanvullend personeel uit maximaal zeventien personeelsleden, met uitsluiting van het bepaalde in het derde lid.
Bij het kabinet van de vice-minister-president bestaat het aanvullend personeel uit maximaal zes personeelsleden, onverminderd het bepaalde in het derde lid.
Bij het kabinet van de Vlaamse minister bestaat het aanvullend personeel uit maximaal elf personeelsleden.
Ambtenaren van niveau A en titularissen van gelijkwaardige graden die behoren tot andere openbare diensten of tot de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen, mogen geen deel uitmaken van het aanvullend personeel. »
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 juli 2004.
Art. 10.De leden van de Vlaamse Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 oktober 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT