gepubliceerd op 31 december 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen
27 OKTOBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen inzonderheid op artikel 6, § 1, IX, 2° gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 januari 1989;
Gelet op de programmawet van 30 december 1988;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 27 oktober 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de regelgeving dringend dient aangepast gelet op het Samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de Doorstromingsprogramma's;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1, 18° van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen worden de woorden « getuigschrift of brevet » geschrapt.
Art. 2.In artikel 1, 19° van hetzelfde besluit worden de woorden « of getuigschrift of brevet » geschrapt.
Art. 3.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt 20° vervangen door wat volgt : « 20° Laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers : de bestaansminimumtrekkers evenals de in het bevolkingsregister ingeschreven begunstigden van de sociale bijstand die omwille van hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum, die geen diploma behaalden van het hoger secundair onderwijs. »
Art. 4.In artikel 7bis, §§ 1 en 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « maximaal 425 000 F bij een tewerkstelling die minstens drie vierden bedraagt van de voltijdse uurregeling » vervangen door de woorden « maximaal 453 000 F bij een tewerkstelling die minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling ».
Art. 5.Aan artikel 7bis, § 1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « In toepassing van artikel 94 van de wet en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kan de minister voor de aanwerving van laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers die langer dan één jaar van het bestaansminimum of van de sociale bijstand genieten het jaarbedrag van de premie vaststellen op maximaal 283 000 F bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is en op maximaal 453 000 F bij een tewerkstelling die minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling. Dit lid vervalt wanneer de laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers die langer dan een jaar van het bestaansminimum genieten worden opgenomen in het toepassingsgebied van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten. »
Art. 6.Aan artikel 7bis, § 2 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Onverminderd de bepalingen van het tweede lid, blijft het eerste lid van toepassing op de tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang neemt vanaf 1 juli 1998 tot en met 31 oktober 1998, en tot zolang deze arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd. »
Art. 7.In artikel 7bis, §§ 3 en 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « 425 000 F » vervangen door de woorden « 453 000 F ».
Art. 8.De bedragen vermeld in artikel 7bis, § 2 van hetzelfde besluit blijven evenwel van toepassing op de arbeidsovereenkomsten waarvan de uitvoering een aanvang nam vóór 1 juli 1998 en tot zolang deze arbeidsovereenkomsten niet werden beëindigd.
Art. 9.§ 1. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1998. § 2. Artikel 7bis, §§ 1, 2, 3 en 4 van hetzelfde besluit blijven echter in ongewijzigde vorm van toepassing op de tewerkstelling die minstens drie vierden bedraagt van de voltijdse uurregeling, in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang nam vóór 1 juni 1998, en tot zolang deze arbeidsovereenkomst niet werd beëindigd § 3. Artikel 7bis, §§ 1, 3 en 4 van hetzelfde besluit blijven echter in ongewijzigde vorm van toepassing op de tewerkstelling die minstens drie vierden en minder dan vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling, in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang neemt vanaf 1 juni 1998 tot en met 31 december 1998, en tot zolang deze arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd. § 4. Artikel 7bis, § 2 van hetzelfde besluit blijft echter in ongewijzigde vorm van toepassing op de tewerkstelling die minstens drie vierden en minder dan vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling, in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang neemt vanaf 1 juni 1998 tot en met 31 oktober 1998, en tot zolang deze arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd. § 5. Artikel 7bis, §§ 1, 2, 3 en 4 van hetzelfde besluit blijven eveneens in ongewijzigde vorm van toepassing op de tewerkstelling in een vervangingscontract in geval van tijdelijke vervanging van een titularis die tewerkgesteld is onder de in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde gevallen, en tot zolang deze vervangingsovereenkomst niet wordt beëindigd.
Art. 10.De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van het besluit.
Brussel, 27 oktober 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS