Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 26 mei 2000
gepubliceerd op 15 juli 2000

Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035687
pub.
15/07/2000
prom.
26/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/26/2000035687/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995, van 11 mei 1999 en van 3 maart 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd op 5 maart 1996 en op 15 juli 1997;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 31 maart 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 april 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat - het decreet inzake de bescherming van het leefmilieu in voege is getreden op 1 januari 2000 en uitvoering en continuïteit vergt voor wat betreft de aangifte en registratie, de erkenning van mestvoerders, het vervoer van meststoffen, de ontvangstplicht van de Mestbank, de inning en invordering, het toezicht, de staalname en analyse en de voorwaarden voor de erkenning van de laboratoria; - de registers voor de productie van dierlijke mest maandelijks moeten worden bijgehouden door de producenten van dierlijke mest; en dat deze registers dienen als basis voor de aangifte en voor de controle; - de registers voor afzet van dierlijke mest en andere meststoffen en de registers voor de afname van dierlijke mest en andere meststoffen permanent door producenten en gebruikers moeten worden ingevuld en bijgehouden; en dat deze registers dienen als basis voor de controle van de mestafzet, het mestgebruik en het voldoen van de mestverwerkingsplicht welke met ingang van 1 januari 2000 moet worden voldaan;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 april 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu;3° de registratie : het deel van de aangifte, als bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, waarbij de aanduiding op cartografisch materiaal van de bedrijfsgebouwen en van de cultuurgronden met inbegrip van hun teeltplan geschiedt.4° VLAREM : het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;5° vervoerdocument : een mestafzetdocument zoals bepaald in art 7, § 2, van het decreet of een overeenkomst zoals bepaalt in art 8, § 1, van het decreet of voor de transporten die vallen onder het toepassingsgebied van de verordening (EEG) Nr.259/93 zoals bepaald in art. 8, § 3, 1° en 2°, b, de documenten zoals bepaald in de verordening. 6° de verordening : verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap; HOOFDSTUK II. - Aangifte en registratie

Art. 2.Alle producenten en gebruikers die in het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar een bedrijf exploiteerden waarvan de productie van dierlijke mest 300 kg difosforpentoxyde of meer bedroeg, of waarvan de oppervlakte tot het bedrijf behorende cultuurgronden 2 ha of meer bedroeg, moeten elk jaar aangifte doen van hun bedrijfssituatie per inrichting door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister. Daarnaast dienen zij zich jaarlijks aan te bieden voor de registratie van de cultuurgronden en bedrijfsgebouwen, die in het jaar van aangifte tot hun landbouw- of veeteeltinrichting behoren.

Producenten of gebruikers die conform het eerste lid niet aangifteplichtig zijn maar in aanmerking wensen te komen voor vrijwillige beheersovereenkomsten, als bedoeld in artikel 15 van het decreet, moeten eveneens voldoen aan de verplichtingen zoals bepaald in het eerste

Art. 3.Elke producent of gebruiker die een bedrijf exploiteert, waarvan de productie van dierlijke mest minder bedroeg dan 300 kg difosforpentoxyde, en de tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgrond minder dan 2 ha bedroeg en die met derden verhandelingen van dierlijke mest of andere meststoffen van meer dan 500 kg per verhandeling wenst uit te voeren, moet daartoe op vraag van de Mestbank het bewijs leveren dat hij voor het desbetreffende jaar aan de voorwaarden voldoet en zal blijven voldoen door middel van een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister.

De producent of gebruiker, of degene die als erfgenaam of van rechtswege in zijn rechten en plichten treedt, die de landbouwactiviteit van een bedrijf of een veeteeltinrichting en/of landbouwinrichting totaal wenst te beëindigen of te reduceren tot een niveau waarbij hij voldoet aan de voorwaarden van het vorige lid inzake het gebruik van cultuurgronden en difosforpentoxide productie, moet de Mestbank hiervan op de hoogte stellen. Hij moet daartoe op vraag van de Mestbank het bewijs leveren dat hij voor het desbetreffende jaar aan de voorwaarden voldoet en zal blijven voldoen door middel van een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister.

De Mestbank stuurt hem binnen de 3 maanden na ontvangst van dit formulier een overzicht van de nog openstaande verplichtingen met betrekking tot de nog openstaande heffingen en administratieve geldboeten en de hoeveelheden dierlijke mest of andere meststoffen in opslag waarvoor de betrokkene nog een afzet, conform de bepalingen van het decreet, moet aantonen. Nadat de betrokkene aan de verplichtingen vermeld in het overzicht heeft voldaan, is hij definitief vrijgesteld van alle verplichtingen ten aanzien van de Mestbank op voorwaarde dat de betrokkene blijft voldoen aan de voorwaarden van het eerste lid.

De producent of gebruiker, die de landbouwactiviteit van een bedrijf of een veeteeltinrichting en/of landbouwinrichting of delen hiervan opstart, overneemt of uitbreidt tot een niveau waarbij hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid, moet de Mestbank hiervan schriftelijk op de hoogte stellen voor de opstart, de overname of de uitbreiding. De producent of gebruiker levert op vraag van de Mestbank alle identificatiegegevens die zij nodig heeft om de productie van dierlijke mest en het gebruik van meststoffen te kunnen opvolgen. Dit gebeurt op basis van en een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister. In het geval van overname blijven alle rechten en verplichtingen overeenkomstig de bepalingen van het decreet, die voortvloeien uit de productie van dieren en het gebruik van cultuurgronden verbonden aan de overlater tot de datum waarop overname bij de Mestbank is aangemeld. De Mestbank stuurt aan de overlater binnen de 3 maanden na ontvangst van deze verklaring een overzicht van de verplichtingen waaraan hij conform de bepalingen van het decreet moet voldoen.

Art. 4.Elke natuurlijke of rechtspersoon die in het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar, dierlijke mest en/of andere meststoffen afkomstig van buiten het Vlaamse Gewest heeft vervoerd naar gronden of plaatsen gelegen binnen het Vlaamse Gewest, moet elk jaar een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art. 5.Alle producenten en gebruikers, van wie het bedrijf tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar gevestigd was buiten het Vlaamse Gewest, maar waarvan een gedeelte van de tot het bedrijf behorende cultuurgrond binnen het Vlaamse Gewest was gelegen, moeten jaarlijks een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Daarnaast moeten zij zich jaarlijks aanbieden voor de registratie van de cultuurgronden en bedrijfsgebouwen, die in het jaar van aangifte tot hun landbouw- of veeteeltinrichting behoren.

Art. 6.De exploitant van één of meerdere verzamelpunten, bewerkingseenheden of verwerkingseenheden, met een gezamenlijke opslag-, of verwerkingscapaciteit voor dierlijke mest of andere meststoffen, equivalent aan een massa met een difosforpentoxyde-inhoud van meer dan 300 kg per jaar en elke mestvoerder die exporteert, moeten jaarlijks aangifte doen van hun bedrijfssituatie per verzamelpunt, bewerkings- of verwerkingseenheid door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

De exploitanten moeten bij de eerste aangifte, alsook bij iedere wijziging van de milieuvergunning, een kopie van de milieuvergunning voor het verzamelpunt, de bewerkingseenheid of de verwerkingseenheid meesturen.

Art. 7.Alle producenten van andere meststoffen die meer dan 300 kg difosforpentoxyde afzetten of laten afzetten op cultuurgrond gelegen in het Vlaamse Gewest, moeten jaarlijks aangifte doen van hun bedrijfssituatie door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art. 8.Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die chemische meststoffen of andere meststoffen produceert, verdeelt, importeert of exporteert en deze levert aan een aangifteplichtige overeenkomstig artikel 2, 4 of 5 of deze zelf als aangifteplichtige bedoeld in deze artikels gebruikt, moet zich kenbaar maken aan de Mestbank en moet een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art. 9.De in de artikelen 2 en 4 tot en met 8 bedoelde aangifte, moet bij de Mestbank worden ingediend en dit uiterlijk op 15 maart van elk jaar. De Mestbank kan aan de aangifteplichtigen uitstel verlenen tot uiterlijk 15 april indien de Mestbank de formulieren niet voor 15 februari verstuurt. Het in artikel 3 eerste en tweede lid bedoelde bewijs moet worden ingediend bij de Mestbank binnen de maand nadat het hem door de Mestbank werd toegestuurd. Voor het aanslagjaar 2000 met betrekking tot het jaar 1999 moet de aangifte gebeuren overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

De in de artikelen 2, 4, 5, 6, 7 en 8 bedoelde aangifte mag, hetzij door één producent of gebruiker, hetzij collectief door meerdere producenten of gebruikers, bij de Mestbank worden ingediend door middel van gemagnetiseerde informatiedrager(s) waarvan de conceptie en het systeem door de minister zijn vastgesteld.

In dat geval moe(t)(en) de informatiedrager(s) evenwel vergezeld te zijn van een door de producent of gebruiker dan wel van hun respectieve volmachtdrager ondertekende verklaring die de juistheid van de gegevens op de informatiedrager bevestigt. HOOFDSTUK III. - Registers Afdeling 1. - Register van dierlijke mestproductie

Art. 10.§ 1. Vanaf 1 januari 2000 moeten alle producenten die op jaarbasis een dierlijke mestproductie hebben van 300 kg difosforpentoxyde of meer, in het lopende productiejaar per inrichting, een register bijhouden, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, van het decreet en waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Voor producenten waarvan de dierlijke mestproductie in het productiejaar 2000 minder dan 2000 kg difosforpentoxyde bedraagt, geldt deze verplichting slechts vanaf 1 juli 2000. § 2. Het register geeft naast het aantal aanwezige dieren ook de mestproductie van deze dieren weer, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N op basis van maandelijkse gemiddelden, alsook de som van de mestproducties voor alle diercategorieën op maandbasis en de gecumuleerde som van de mestproducties van de voorbije maanden voor alle diercategorieën. Afdeling 2. - Register van afzet van de nutriënten P2O5 en N uit

meststoffen Onderafdeling A. - Afzet van de nutriënten P2O5 en N uit dierlijke mest

Art. 11.§ 1. Elke producent van dierlijke mest moet elke afzet van dierlijke mest noteren in een register voor meststoffenafzet. De afzet van dierlijke mest dient conform de regels van het decreet te gebeuren : 1° ofwel via opbrenging op cultuurgronden;2° ofwel in een verwerkingseenheid;3° ofwel in een bewerkingseenheid;4° ofwel door export;5° ofwel in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een verwerkings- of bewerkingseenheid of voor export. § 2. De producent van dierlijke mest noteert hiertoe binnen de 48 uren elke afzet van dierlijke mest in het register voor meststoffenafzet.

Bij afzet van dierlijke mest op de cultuurgronden behorende tot de inrichting van de producent wordt de afzet genoteerd via een verwijzing naar het register voor meststoffengebruik van dezelfde inrichting : a) in geval van opbrenging van dierlijke mest;b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest. Bij afzet van dierlijke mest op cultuurgronden van een andere inrichting dan deze bedoeld in het tweede lid : a) in geval van opbrenging van dierlijke mest moet deze notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van het nummer van het vervoerdocument, de datum van het transport, de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton mest, de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting waartoe de cultuurgronden behoren, waarop de dierlijke mest zal afgezet worden, via het Mestbanknummer;b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest via begrazing moet de notitie gebeuren aan de hand van de veebezetting en de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N per inscharing, de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting, waartoe de cultuurgronden behoren waarop de dieren ingeschaard worden, via het Mestbanknummer;c) indien de inscharing gebeurt op gronden van een erkende terreinbeherende vereniging dan moeten de gegevens zoals vermeld onder b) vermeld worden, waarbij de erkende terreinbeherende vereniging dient geïdentificeerd te worden aan de hand van haar kennummer bij de Mestbank. Bij afzet van dierlijke mest in een verwerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid dierlijke mest in kg P2O5, in kg N en in ton mest aan de hand van het uittreksel van het register van de verwerkingseenheid zoals voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, 1°, van Vlarem;

Bij afzet van dierlijke mest in een mestbewerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid dierlijke mest in ton op basis van de weging op een geijkte weegbrug, en in kg P2O5 en in kg N op basis van de gehalten stikstof en fosfaat zoals bepaald door een erkend laboratorium; tevens dient het gehalte aan droge stof te worden bepaald per transport, door hetzelfde laboratorium op hetzelfde monster.

Bij export van dierlijke mest moet de notitie gebeuren met vermelding van de datum van het transport, het nummer van het vervoerbewijs, de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton dierlijke mest per transport. Tevens dient de naam van de exporteur en de identificatie van de exporteur aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden.

Bij afzet van dierlijke mest in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond, naar een be- of verwerkingseenheid, via export of naar een ander verzamelpunt moet deze notitie in het register gebeuren met vermelding van de bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, het nummer van het vervoerdocument, de datum en de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton dierlijke mest per transport. § 3. Elke verantwoordelijke persoon van een be- of verwerkingseenheid of van een verzamelpunt voor dierlijke mest dient elke afzet van dierlijke mest ad hoc te noteren in een register voor meststoffenafzet. De wijze waarop dit dient te gebeuren is conform aan deze voor de producenten van dierlijke mest zoals bepaald in de §§ 1 en 2. § 4. Het register voor meststoffenafzet wordt vastgesteld door de minister en dient te worden ingevuld vanaf 1 januari 2001. Voor het jaar 2000 geldt evenwel een vereenvoudigd register voor meststoffenafzet waarin alle nutriëntstromen dienen te worden genoteerd met betrekking tot artikel 11, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, voor zover het verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid of naar export betreft. Het vereenvoudigd register wordt vastgesteld door de minister.

Onderafdeling B. - Afzet en export van de nutriënten P2O5 en N uit andere meststoffen

Art. 12.§ 1. Elke producent van andere meststoffen en elke erkend vervoerder die andere meststoffen exporteert, moet elke afvoer of elke uitvoer van andere meststoffen in een register voor meststoffenafzet, als bedoeld in artikel 4 van het decreet en waarvan het model is vastgesteld door de minister, noteren. Het register voor meststoffenafzet moet per inrichting en ad hoc worden bijgehouden. § 2. Bij afzet van andere meststoffen op cultuurgronden van een gebruiker moet de notitie gebeuren per transport met vermelding van de bestemming, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting waartoe de cultuurgronden behoren te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer. § 3. Bij afzet van andere meststoffen in een verwerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van de bestemming via het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen aan de hand van het uittreksel van het register van de verwerkingseenheid zoals voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, 1°, van Vlarem; § 4. Bij afzet van andere meststoffen in een mestbewerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van de bestemming via het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid andere meststoffen in ton op basis van de weging op een geijkte weegbrug, en in kg P2O5 en in kg N op basis van de gehalten stikstof en fosfaat zoals bepaald door een erkend laboratorium; § 5. Bij export van andere meststoffen moet de notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam en de identificatie van de erkende mestvoerder aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden. § 6. Bij afzet van andere meststoffen in een verzamelpunt of een opslag voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid of naar een verzamelpunt moet de notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam en de identificatie van het verzamelpunt of de opslag aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden; § 7. Elke verantwoordelijke persoon van een be- of verwerkingseenheid of van een verzamelpunt voor andere meststoffen moet elke afzet van andere meststoffen ad hoc noteren in een register voor meststoffenafzet. De wijze waarop dit dient te gebeuren is conform aan deze bepaald in de §§ 1 tot 6. Afdeling 3. - Register van meststoffenafname voor de nutriënten P2O5

en N Onderafdeling A. - Register van meststoffengebruik voor de nutriënten P2O5 en N op cultuurgronden

Art. 13.Elke gebruiker van dierlijke mest op cultuurgronden moet zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van dierlijke mest noteren in het register van meststoffengebruik.

Bij gebruik van dierlijke mest van een inrichting op de cultuurgronden behorende tot de inrichting moet de notitie gebeuren : a) in geval van toediening van dierlijke mest, met vermelding van de datum en de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5,in kg N en in ton dierlijke mest per bemesting en met de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare;b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest, aan de hand van de veebezetting en de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N per begrazingsperiode en met de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare. Bij gebruik van dierlijke mest afkomstig van een andere inrichting dan deze bedoeld in het eerste lid, moet de notitie in geval van toediening gebeuren met vermelding van de datum, van het nummer van het vervoerdocument, van de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton per bemesting, van de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare van de naam van de producent en van de identificatie van de inrichting, waarvan de dierlijke mest afkomstig is, via het Mestbanknummer. Tussenopslag op de kopakker moet eveneens vermeld worden in het register.

Bij gebruik van dierlijke mest afkomstig van een andere inrichting dan deze bedoeld in het eerste lid, moet de notitie in geval van rechtstreeks door vee uitgescheiden dierlijke mest gebeuren aan de hand van de veebezetting, van de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, van de bemesting uitgedrukt in kg P2O5 en kg N per inscharing, van de naam van de producent en van de identificatie van de inrichting. De identificatie van de inrichting, waartoe de dieren die worden ingeschaard behoren, gebeurt via het Mestbanknummer;

Art. 14.Elke gebruiker van andere meststoffen op cultuurgronden dient zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van andere meststoffen te noteren in het register van meststoffengebruik. Deze notitie omvat de vermelding van de datum, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen per bemesting en met de omrekening naar kg P2O5 en naar kg N per hectare. Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de andere meststof wordt geproduceerd te worden vastgesteld aan de hand van het Mestbanknummer; tussenopslag op de kopakker moet eveneens vermeld worden in het register;

Art. 15.Elke gebruiker van chemische meststoffen op cultuurgronden dient zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van chemische meststoffen te noteren in het register van meststoffengebruik. Deze notitie omvat de vermelding van de datum en de hoeveelheid chemische meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N per perceel en met de omrekening naar kg P2O5 en naar kg N per hectare.

Art. 16.Het register van meststoffengebruik zoals bepaald in artikel 13, 14 en 15 wordt vastgesteld door de minister en dient te worden ingevuld vanaf 1 januari 2001.

Onderafdeling B. - Register omtrent import en afname door een verwerkingseenheid, een mestbewerkingseenheid of een verzamelpunt van dierlijke mest of andere meststoffen

Art. 17.§ 1. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een verwerkingseenheid : de aangifteplichtige van de verwerkingseenheid dient hiervan ter plaatse en ad hoc een register bij te houden. De notitie dient te gebeuren aan de hand van de elementen voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, van Vlarem. Het register wordt vastgesteld door de minister.

Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of andere meststoffen werden geproduceerd te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer. § 2. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een mestbewerkingseenheid : de aangifteplichtige van de mestbewerkingseenheid dient hiervan ter plaatse en ad hoc een register bij te houden. Het model van het register wordt vastgesteld door de minister. De notitie omvat : 1° gegevens over de aangevoerde dierlijke mest of over de andere meststoffen : a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de dierlijke mest of andere meststoffen;b) de aard van de dierlijke mest (diersoort, type (droge mest, stalmest, mengmest, dunne fractie, .), ) of de aard van de andere meststoffen met een duidelijke omschrijving ervan. c) de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of de andere meststoffen werd geproduceerd aan hand van het Mestbanknummer;d) de vervoerder van de dierlijke mest of de andere meststoffen en de wijze van vervoer met vermelding van het documentnummer van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument dat het transport vergezelt;e) de hoeveelheid (massa en volume) van de dierlijke mest of de andere meststoffen aan de hand van de weegbon van een geijkte weegbrug;f) de gehalten aan stikstof en fosfaat en het droge stofgehalte zoals bepaald door een erkend laboratorium;g) in voorkomend geval de opmerkingen over de dierlijke mest of de andere meststoffen;h) de gegevens over de verdere afvoer van de dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg N en kg P2O5 en in ton dierlijke mest of andere meststoffen. § 3. Bij import van dierlijke mest of andere meststoffen : de betrokken invoerder gebruiker dient een register bij te houden van de geïmporteerde dierlijke mest of andere meststoffen. Het register wordt vastgesteld door de minister. Deze notitie in het register dient ad hoc te gebeuren met vermelding van de datum van import, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en kg N en in ton per transport.

Tevens dient de naam van de erkende mestvoerder en de identificatie van de erkende mestvoerder die de dierlijke mest of de andere meststoffen importeert te gebeuren aan de hand van het mestbanknummer. § 4. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid : de aangifteplichtige van het verzamelpunt dient elke afname van dierlijke mest of andere meststoffen in een register te noteren. Deze notitie in het register dient ad hoc te gebeuren met vermelding van de datum, het nummer van het vervoerdocument, de herkomst en de hoeveelheid dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en kg N en in ton per transport. Het register wordt vastgesteld door de minister.

Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of de andere meststof werd geproduceerd, verzameld of bewerkt of waar zij vandaan komt te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer. Afdeling 3. - Aanvragen, invullen, bijhouden en bewaren van de

registers

Art. 18.§ 1. De Mestbank stelt de nodige formulieren ter beschikking van de betrokkenen. De betrokkene is verantwoordelijk voor het bijhouden van het register en is gehouden zelf een register op te vragen bij de Mestbank indien het hem niet heeft bereikt voor 1 januari van het lopende productiejaar. Voor het jaar 2000 wordt deze datum bepaald op 1 juli. De Mestbank kan een digitale versie van de desbetreffende formulieren ter beschikking stellen. Het invullen van het register dient te gebeuren met onuitwisbare inkt. Verbeteringen mogen enkel worden gemaakt door schrapping van de oorspronkelijk ingevulde gegevens en aanvulling van de juiste gegevens. § 2. Het register moet per inrichting worden bijgehouden op de plaats waar registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt. Voor het register van het gebruik van meststoffen op cultuurgronden wordt hieronder het adres van de gebruiker van de cultuurgronden bedoeld. § 3. Het register moet, samen met de luiken van de transportdocumenten die erop betrekking hebben, en samen met de weegbonnen en analyseresultaten afgeleverd door de erkende laboratoria, gedurende drie jaren, volgend op het kalenderjaar waarop het register betrekking heeft, bewaard te worden op de plaats waar de registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van mestvoerders

Art. 19.Een erkend mestvoerder moet op ieder moment voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° a) als het een natuurlijke persoon betreft : de Belgische nationaliteit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie bezitten;b) als het een rechtspersoon betreft, opgericht zijn in overeenstemming met de Belgische wetgeving of met die van een andere lidstaat van de Europese Unie en haar hoofdzetel of haar hoofdvestiging hebben binnen de Europese Unie;2° voldoen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen in verband met de uitoefening van de werkzaamheid waarvoor de erkenning wordt gevraagd;3° voldoen aan de sociale en fiscale verplichtingen;4° gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de erkenningsaanvraag, geen schorsing of intrekking van de erkenning of verlaging van klasse, noch een strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen in het kader van het decreet, noch een strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen in de lidstaat waar aanvrager onderdaan van is.5° beschikken over de nodige informatica- of telefonieverbindingen met de Mestbank, zodanig dat de mestvoerder op ieder moment bereikbaar is, hetzij met een fax, hetzij met een door de Mestbank goedgekeurde informaticaverbinding.

Art. 20.§ 1. Om erkend te worden in de klasse A of B dient de mestvoerder minstens te beschikken over één van de hierna vermelde transportmiddelen gedefinieerd overeenkomstig de regelgeving van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur : 1° een trekker met oplegger voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen;2° een vrachtwagen voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen;3° een vrachtwagen met aanhangwagen voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen;4° een landbouwtractor met landbouwaanhangwagen voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen.5° landbouwmateriaal geschikt voor het uitspreiden of uitspreiden en inwerken van dierlijke mest en andere meststoffen § 2.Om erkend te worden in klasse C dient de mestvoerder minstens te beschikken over één van de hierna vermelde transportmiddelen gedefinieerd overeenkomstig de regelgeving van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, met een laadvermogen van meer dan 20 ton : 1° een trekker met oplegger voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen;2° een vrachtwagen met aanhangwagen voor vaste of vloeibare dierlijke mest of voor andere meststoffen. § 3. Om erkend te worden in klasse D dient de mestvoerder minstens te beschikken over één van de hierna vermelde transportmiddelen : 1° een binnenschip;2° een duwbak. § 4. Om erkend te worden dient de mestvoerder persoonlijk te beschikken over de transportmiddelen zoals die voor de door hem aangevraagde klasse zijn vereist. Dit impliceert dat de mestvoerder het bewijs kan voorleggen dat hij de transportmiddelen in eigendom heeft, of in leasing bij een daartoe erkende maatschappij. Het bewijs dient geleverd met het inschrijvingsbewijs en indien van toepassing het leasingcontract. Ingeval van overmacht kan de Mestbank hierop een uitzondering toestaan onder strikte voorwaarden mits voorlegging van een verklaring met de reden, plaats en duur van de immobiliteit van het transportmiddel welk de aanleiding is van de overmacht.

Art. 21.§ 1. De aanvraag tot erkenning als mestvoerder wordt per aangetekende brief ingediend of tegen ontvangstbewijs overhandigd bij de Provinciale afdeling van de Mestbank die bevoegd is voor het ambtsgebied waar de woonplaats van de mestvoerder, of indien het een rechtspersoon betreft, de maatschappelijke zetel, gelegen is. Deze aanvraag gebeurt door middel van een aanvraagformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Ligt de woonplaats, of indien het een rechtspersoon betreft, de maatschappelijke zetel, buiten het Vlaamse gewest, dan wordt de aanvraag per aangetekende brief ingediend of tegen ontvangstbewijs overhandigd bij de centrale directie van de Mestbank in Brussel. § 2. De aanvrager dient de kosten te betalen die verbonden zijn aan de behandeling van het dossier, zoals bedoeld in § 4, 1°, a), b) en c).

Het bedrag wordt vastgesteld op vijfduizend (5.000) BEF. Het verschuldigde bedrag moet gestort worden op de hiervoor bestemde rekening van de Vlaamse Landmaatschappij - Mina. In het geval van artikel 25, § 1, wordt het bedrag vastgesteld op 5.000 BEF, te storten op de hiervoor bestemde rekening van de Vlaamse Landmaatschappij - Mina.

De dossierkosten zijn verschuldigd op het tijdstip dat de aanvrager de erkenningsaanvraag of het beroep zoals gesteld in art. 25, § 1, indient. § 3. Voor elke hernieuwing van een erkenning, elke verandering van klasse, elke aanvraag tot eerste erkenning alsook elke uitbreiding of vervanging van een transportmiddel dient een erkenningsaanvraag te worden ingediend. § 4. De aanvrager dient ten minste de volgende gegevens aan de Mestbank te verstrekken : 1° een omschrijving van de aanvraag die aangeeft of het gaat om : a) een eerste erkenningsaanvraag;b) een hernieuwing van een vervallen erkenning;c) een verandering van klasse;d) een uitbreiding of vervanging van een transportmiddel bij een bestaande erkenning; 2° als het een natuurlijke persoon betreft : naam, voornaam, adres, telefoon- en telefaxnummer en B.T.W.-nummer; 3° als het een rechtspersoon betreft : naam, maatschappelijke zetel, telefoon- en telefax nummer, B.T.W.-nummer, de naam en de hoedanigheid van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het bedrijf; 4° het exploitatieadres;5° het merk, het type, het effectieve laadvermogen, de nummerplaat en het chassisnummer van alle transportmiddelen die voor het vervoer van dierlijke mest en andere meststoffen ingezet zullen worden;6° de capaciteit van verplaatsbare, tijdelijke opslag van dierlijke mest en andere meststoffen.In voorkomend geval dienen het merk, het type en het chassisnummer van deze opslag te worden opgegeven. § 5. Bij de aanvraag tot erkenning dienen de hierna vermelde documenten te worden gevoegd : 1° Voor alle klassen : a) Als een rechtspersoon de aanvraag doet : een afschrift van de oprichtingsakte met de wijzigingen tot op de datum van de aanvraag;b) Een kopie van de volledige inschrijvingsbewijzen van alle transportmiddelen die voor het vervoer van dierlijke mest en andere meststoffen zullen worden ingezet;c) Het bewijs dat de mestvoerder de beschikking heeft over telefoon en telefax op het bedrijfsadres of voor een rechtspersoon op het adres van de maatschappelijke zetel of administratieve zetel;d) Het bewijs van storting of overschrijving van de dossierkosten;e) Een bewijs, niet ouder dan één maand, afgegeven door de bevoegde overheid waaruit blijkt dat de aanvrager, of in voorkomend geval de juridisch aansprakelijke persoon of degene die de vervoeronderneming leidt, gedurende twaalf maanden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag geen strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen in het kader van het decreet, noch een strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen in de lidstaat waar aanvrager onderdaan van is.2° Voor klasse B : a) Een afschrift van de inschrijving in het handelsregister met de vermelding "Uitvoeren van landbouwwerken voor rekening van derden" of "Goederenvervoer langs de weg voor rekening van derden" of een gelijkwaardige omschrijving;b) Het bewijs van registratie als aannemer van land- en tuinbouwwerken overeenkomstig artikel 400 van het Wetboek van inkomstenbelasting/1992 en het artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van het besluit van 28 december 1994 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de arbeiders, - ofwel een afschrift van de algemene vergunningen voor nationaal vervoer alle transportmiddelen; - of als de woonplaats of maatschappelijke zetel van de aanvrager buiten België is gelegen, een afschrift van de met de algemene vergunning voor nationaal vervoer gelijkgestelde vergunning overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de aanvrager gevestigd is; 3° Voor klasse C : a) Een afschrift van de inschrijving in het handelsregister met de vermelding "Goederenvervoer langs de weg voor rekening van derden" of een gelijkwaardige omschrijving;b) Een afschrift van de algemene vergunningen voor nationaal vervoer alle transportmiddelen of als de woonplaats of maatschappelijke zetel van de aanvrager buiten België is gelegen, een afschrift van de met de algemene vergunning voor nationaal vervoer gelijkgestelde vergunning overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de aanvrager gevestigd is;4° Voor klasse D : a) Een afschrift van het stuurbrevet of een gelijkwaardig getuigschrift.b) Het binnenvaartuig dient overeenkomstig het KB van 01 juni 1993 tot vaststelling van de technische voorschriften van binnenschepen voorzien te zijn van : - hetzij van het certificaat van onderzoek volgens het reglement betreffende het onderzoek van Rijnschepen; - hetzij van het communautair certificaat volgens de bepalingen van de Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982. c) Het binnenvaartuig dient voorzien te zijn van een geldige exploitatievergunning, indien zulke vergunning vereist is overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 juli 1976 betreffende de financiering van het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren;d) Het binnenvaartuig dient voorzien te zijn van een verklaring of document bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 mei 1993 houdende bepaalde voorwaarden tot deelname aan het vervoer over de scheepvaartwegen van het Rijk. § 6. De aanvrager dient, zo de Mestbank erom verzoekt, ook alle andere documenten voor te leggen die zij nodig acht.

Art. 22.§ 1. Erkende mestvoerders klasse A mogen uitsluitend de volgende mesttransporten uitvoeren : 1° transporten vanuit de inrichting van de producent naar de grond behorende tot diezelfde inrichting, dit voor zover de mestvoerder bij de Mestbank bekend is als producent en gebruiker van de te vervoeren dierlijke mest of andere meststoffen.Oorsprong of bestemming hoeven niet noodzakelijk in het Vlaamse Gewest te liggen; 2° transporten waarvan de bestemming in de gemeente ligt waar de inrichting van de producent, het verzamelpunt of de verwerkings- of bewerkingseenheid zich bevinden, of in de aangrenzende gemeenten. Oorsprong en bestemming moeten in het Vlaamse Gewest gelegen zijn; 3° transporten voor zover de mestvoerder bij de Mestbank bekend is als producent, gebruiker, exploitant van een verzamelpunt of exploitant van een bewerkings- of verwerkingseenheid van de te vervoeren dierlijke mest of andere meststoffen.Oorsprong en bestemming moeten in het Vlaamse Gewest gelegen zijn. § 2. Erkende mestvoerders klasse B mogen uitsluitend de volgende mesttransporten uitvoeren : 1° alle transporten zoals vermeld in § 1;2° alle andere mesttransporten binnen het Vlaamse gewest; § 3. Erkende mestvoerders klasse C mogen alle mesttransporten over de weg uitvoeren. § 4. Erkende mestvoerders klasse D mogen mesttransporten met binnenschepen uitvoeren.

Art. 23.§ 1. Elke erkende mestvoerder verbindt zich ertoe : 1° jaarlijks minimaal 1 ton difosforpentoxyde uit dierlijke mest en/of andere meststoffen te vervoeren;2° het transport enkel uit te voeren met erkende transportmiddelen.De erkende vervoerder die op het vervoerdocument vermeld staat, is verantwoordelijk voor het transport; 3° in de laadruimte van de erkende transportmiddelen geen andere stoffen - zoals vermeld in de verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap - te transporteren dan dierlijke mest of andere meststoffen. 4° ten allen tijde per telefoon en telefax bereikbaar te zijn zodat door de Mestbank binnen de termijn zoals bepaald artikel 33 gereageerd kan worden op de gemelde transporten.5° een verzamelpunt enkel te gebruiken voor ofwel de export ofwel het binnenlandse vervoer van dierlijke mest en/of andere meststoffen; § 2. Erkende mestvoerders klasse B en C verbinden er zich toe opdrachten van de Mestbank te aanvaarden en ze prioritair uit te voeren. De Mestbank houdt hierbij rekening met de mestvorm en de uitrusting van de transportmiddelen met betrekking tot die mestvorm. § 3. Erkende mestvoerders klasse C verbinden er zich bovendien toe 1° jaarlijks minimaal 1 ton difosforpentoxyde uit dierlijke mest en/of andere meststoffen te exporteren en/of importeren.2° de reglementering in het kader van verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, wat de in- en uitvoer van dierlijke mest betreft, na te leven.

Art. 24.§ 1. Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag tot erkenning als mestvoerder, meldt de Mestbank per aangetekende brief aan de aanvrager of de aanvraag volledig is. Bij ontstentenis van kennisgeving binnen deze termijn wordt de aanvraag als volledig beschouwd. § 2. De aanvrager wordt binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van volledigheid van de aanvraag of na het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn, per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de Mestbank. § 3. Als de erkenning wordt toegekend, wordt dit gemeld via een erkenningsbeslissing waarvan het model vastgelegd is door de minister.

Ingeval van een verlenging van de erkenning wordt de beslissing van de Mestbank ten vroegste één maand voor het verstrijken van de lopende termijn gemeld. § 4. Als de erkenning wordt geweigerd, wordt dit gemeld via een weigeringsbeslissing met vermelding van de wijze waarop hiertegen beroep kan worden ingesteld. § 5. Als de Mestbank binnen de in § 2 gestelde termijn de aanvrager niet in kennis gesteld heeft van de beslissing inzake de erkenning als mestvoerder, is de erkenning stilzwijgend verleend voor een periode van 1 jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van de in § 2 vermelde termijn.

Art. 25.§ 1. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 24, § 2, en artikel 29, § 3, bedoelde beslissing kan de aanvrager per aangetekende brief met bericht van ontvangst beroep instellen bij de minister. De indiener van het beroep dient de kosten te betalen die verbonden zijn aan de behandeling van het beroep. § 2. De minister deelt per aangetekende brief zijn beslissing mee binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van het beroep. § 3. Als de minister binnen de in § 2 gestelde termijn de indiener van het beroep niet in kennis gesteld heeft van de beslissing inzake het beroep betreffende de erkenning als mestvoerder, is ingeval het beroep tegen de in artikel 24, § 2 genomen beslissing, de erkenning stilzwijgend verleend voor een periode van één jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van de in § 2 vermelde termijn en ingeval het beroep tegen de in artikel 29, § 3, genomen beslissing, het beroep ingewilligd.

Art. 26.§ 1. Een erkenning als mestvoerder klasse A en B kan voor een periode van maximaal 5 jaar verleend worden. Een erkenning als mestvoerder klasse C en D kan voor een periode van maximaal 2 jaar verleend worden. § 2. Een aanvraag tot verlenging van de erkenning als mestvoerder kan pas worden ingediend vanaf 120 kalenderdagen voor het verstrijken van de lopende erkenningstermijn. § 3. Een mestvoerder is slechts erkend voor de transportmiddelen die vermeld zijn in de erkenningsbeslissing.

Art. 27.§ 1. De Mestbank geeft aan de erkende mestvoerder een kenteken af voor elk transportmiddel en tijdelijk verplaatsbare opslag dat vermeld is in de erkenningsbeslissing. Dit kenteken dient op de voorruit van elk trekkend voertuig en op een goed zichtbare plaats op aanhangwagens, opleggers en tijdelijk verplaatsbare opslag te worden aangebracht. § 2. De aard, de afmetingen en het uitzicht van het kenteken worden vastgesteld door de minister.

Art. 28.§ 1. De Mestbank kan de erkenning van een mestvoerder die niet voldoet aan de voorwaarde bepaald in artikel 23, § 1, intrekken.

De mestvoerder wordt per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening van de intrekking van de erkenning op de hoogte gesteld van de voorgenomen beslissing en van de motieven.

Binnen deze termijn kan de mestvoerder bij de Mestbank zijn verweermiddelen tegen deze beslissing laten gelden.

Wanneer de mestvoerder zijn verweermiddelen niet laat gelden, of ze worden onontvankelijk verklaard, dan kan de mestvoerder gedurende twaalf maanden volgend op de betekening van de beslissing geen aanvraag tot erkenning indienen. § 2. Als de Mestbank vaststelt dat de mestvoerder niet, niet geheel of niet meer voldoet aan de voorwaarden tot erkenning vermeld onder de artikelen 19, 20 en 21, kan zij de erkende mestvoerder de verplichting opleggen om zich op straffe van schorsing of intrekking van de erkenning, binnen een termijn van drie maand, in regel te stellen en het bewijs hiervan te leveren. § 3. De Mestbank kan een mestvoerder klasse C die niet voldoet aan de voorwaarde bepaalt in artikel 23, § 3, 1°, een verlaging van klasse opleggen. De mestvoerder wordt per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening van de intrekking van de erkenning op de hoogte gesteld van de voorgenomen beslissing en van de motieven.

Binnen deze termijn kan de mestvoerder bij de Mestbank zijn verweermiddelen tegen deze beslissing laten gelden.

Wanneer de mestvoerder zijn verweermiddelen niet laat gelden, of ze worden onontvankelijk verklaard, dan kan de mestvoerder gedurende twaalf maanden volgend op de betekening van de beslissing geen aanvraag tot verandering naar klasse C indienen.

Art. 29.§ 1. De Mestbank kan de erkende mestvoerder die de bepalingen van het decreet, dit besluit of de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, overtreedt of verzuimt na te leven de volgende sancties opleggen : 1° een proces-verbaal van waarschuwing;2° verlaging van klasse;3° schorsing van de erkenning;4° intrekking van de erkenning. § 2. De beslissing van de Mestbank wordt met redenen omkleed aan de mestvoerder meegedeeld per aangetekende brief. § 3. De beslissing tot schorsing, intrekking of verlaging van klasse vermeldt tevens de wijze waarop beroep ingesteld kan worden bij de minister op de wijze zoals bepaald in artikel 25 en wordt bekend gemaakt in twee vakbladen.

Art. 30.De Mestbank kan aan de erkende mestvoerders op elk moment de tachograafschijf ter inzage vragen of een kopie ervan opvragen ter controle. HOOFDSTUK V. - Vervoer van meststoffen Afdeling 1. - Terminologie

Art. 31.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° invoer naar eigen cultuurgronden van de producent : de invoer van dierlijke mest die geproduceerd werd op een bepaald bedrijf buiten het Vlaamse gewest naar cultuurgronden gelegen in het Vlaamse gewest die behoren tot datzelfde bedrijf en die erkend zijn als gronden met een grenskarakter;2° export naar eigen cultuurgronden van de producent : de export van dierlijke mest, die geproduceerd werd op een bepaalde bedrijf in het Vlaamse gewest naar cultuurgronden gelegen buiten het Vlaamse gewest die behoren tot datzelfde bedrijf en die erkend zijn als gronden met een grenskarakter;3° de beschikking : beschikking 94/774/EG van de Commissie van 24 november 1994 betreffende het model van een uniform begeleidend document als bedoeld in Verordening (EEG) nr 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;4° kennisgever : de persoon zoals bedoeld in artikel 2, g) van de verordening;5° kennisgevingsformulier : kennisgevingsformulier zoals bedoeld in de beschikking;6° overbrengingsformulier : overbrengingsformulier zoals bedoeld in de beschikking.7° vracht : één rit van aanbieder naar afnemer met een volledige vervoerscombinatie. Afdeling 2. - Nadere regels betreffende het mestafzetdocument, zoals

bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet

Art. 32.§ 1. Behoudens de uitzondering vermeld in § 7, moet de erkende mestvoerder ter gelegenheid van elk transport een mestafzetdocument opmaken met betrekking tot het transport. § 2. Het mestafzetdocument wordt vastgesteld door de minister. § 3. Het mestafzetdocument bestaat uit vier luiken. Het luik A dient door de erkende mestvoerder binnen de veertig kalenderdagen na de datum van vervoer aan de Mestbank gezonden te worden. Het luik C dient door de erkende mestvoerder binnen de veertig kalenderdagen na datum van vervoer aan de aanbieder gezonden te worden. Het luik D dient door de erkende mestvoerder binnen de veertig kalenderdagen na datum van vervoer aan de afnemer gezonden te worden. De luiken B, C en D dienen respectievelijk door de erkende mestvoerder, de aanbieder en de afnemer te worden bewaard. § 4. Tijdens het vervoer van dierlijke mest en andere meststoffen dat vergezeld dient te zijn van een mestafzetdocument moeten de luiken A, B en D in het desbetreffende transportvoertuig aanwezig zijn. De luiken A, B en D dienen voorafgaandelijk aan het vervoer ondertekend te zijn door zowel de aanbieder als de mestvoerder. Het mestafzetdocument moet getoond worden op elk verzoek van een met toezicht belaste ambtenaar of van een officier van de gerechtelijke politie. § 5. Als het een transport betreft dat past in een overeenkomst of waarvoor door de Mestbank voorafgaande toestemming werd gegeven, dient het administratief nummer van het goedgekeurde document vermeld te worden op het mestafzetdocument. § 6. De erkende mestvoerder dient voor elke vracht dierlijke mest of andere meststoffen die vergezeld moet zijn van een mestafzetdocument, een afzonderlijk mestafzetdocument op te maken. § 7. In afwijking van de bepalingen van § 6, dient per dag slechts één enkel mestafzetdocument te worden opgemaakt, wanneer er op éénzelfde dag verschillende vrachten van één en dezelfde mestsoort plaatsvinden, met één en hetzelfde transportmiddel, tussen eenzelfde aanbieder en eenzelfde afnemer, naar eenzelfde losplaats. § 8. De erkende mestvoerder mag per vracht dierlijke mest of andere meststoffen die vergezeld moet zijn van een mestafzetdocument, niet meer dan één mestafzetdocument opmaken. § 9. Bij transporten verreden door vervoerders klasse B en C mag het aantal reëel verreden vrachten het aantal vrachten gemeld op het meldingsformulier niet overschrijden met meer dan 1 of met meer dan 50 %. § 10. In afwijking van de bepalingen van § 8, mogen per vracht twee mestafzetdocumenten worden opgemaakt, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° Vóór het transport wordt op alle luiken van elk van beide betreffende mestafzetdocumenten, onder het voorgedrukte mestafzetdocumentsnummer, het nummer vermeld van het andere mestafzetdocument dat betrekking heeft op dezelfde vracht, samen met de zinsnede "hoort samen met nr... » . ); 2° Het transport wordt uitgevoerd door eenzelfde transporteur, met eenzelfde transportmiddel 3° tijdens het transport zijn de luiken A, B en D van beide mestafzetdocumenten in het desbetreffende voertuig aanwezig;4° beide luiken A worden aan elkaar bevestigd en gelijktijdig bij de Mestbank ingediend;5° ophaalplaats en plaats van bestemming liggen binnen het Vlaamse gewest. Nadere regels betreffende de voorafgaande melding zoals bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet

Art. 33.§ 1. Behoudens de uitzondering vermeld in artikel 32, § 7, moet de erkende mestvoerder elk door hem gepland vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen, vooraf aan de Mestbank melden door middel van een meldingsformulier dat aan het mestafzetdocument is gehecht. § 2. Het model van meldingsformulier wordt vastgesteld door de minister en vermeldt dezelfde gegevens als het mestafzetdocument. De melding dient minstens vierentwintig uur voorafgaand aan het vervoer te gebeuren per telefax. Als het vervoer van dierlijke mest en andere meststoffen gepland is op een zaterdag, zondag of maandag dient de melding te gebeuren uiterlijk op de voorafgaande vrijdag vóór 12 uur.

Als het vervoer gepland is op een werkdag na een feestdag dient de melding te gebeuren uiterlijk op de aan de feestdag voorafgaande werkdag vóór 12 uur. § 3. Het tonnage per vracht zoals vermeld op het meldingsformulier mag niet meer dan 20 % de reëel vervoerde hoeveelheid overschrijden. § 4. Als na de melding het vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen niet uitgevoerd kan worden of gepland wordt op een andere dag dan die vermeld op het meldingsformulier, dient de mestvoerder dit per telefax mee te delen aan de Mestbank uiterlijk op de oorspronkelijk geplande dag van het vervoer. Op dit telefaxbericht wordt naast het erkenningsnummer en het nummer van het mestafzetdocument vermeld of het transport definitief geschrapt is dan wel op een latere datum zal plaatsvinden. In het laatste geval kan de mestvoerder, na aanpassing van de datum, voor het op een latere datum geplande vervoer gebruik maken van het oorspronkelijke meldingsformulier. Bij uitstel van het transport kan de mestvoerder de nieuwe datum ofwel onmiddellijk invullen ofwel kan de nieuwe datum later worden ingevuld. In het laatste geval moet het transport 24 uur voor de aanvang van het transport met de nieuwe datum gemeld worden aan de Mestbank. § 5. Als de erkende mestvoerder gebruik maakt van de bepalingen van artikel 32, § 10, moeten : 1° de beide meldingsformulieren die betrekking hebben op dezelfde vracht, onder het voorgedrukte meldingsformuliernummer, het nummer van het andere meldingsformulier vermelden, samen met de zinsnede "hoort bij nr.... » ; 2° de beide meldingsformulieren gelijktijdig, verzonden worden naar de Mestbank. Afdeling 3. - Nadere regels betreffende de het vervoer zoals bedoeld

in artikel 8 van het decreet

Art. 34.§ 1. Elk vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen, met toepassing van artikel 8, § 1, 3°, b) van het decreet, kan slechts geschieden wanneer de inrichting van het bedrijf met familiale dimensie, als bedoeld in artikel 8 van het decreet, waar de dierlijke mest of andere meststoffen worden geproduceerd, en de cultuurgronden van de gebruiker, gelegen zijn in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeenten, binnen het Vlaamse Gewest. § 2. Elk vervoer van dierlijke mest of van andere mest, met toepassing van artikel 8, § 1, 3°, c) van het decreet, kan slechts geschieden wanneer de inrichting van het bedrijf met familiale dimensie, waar de dierlijke mest of andere mest worden geproduceerd, en het verzamelpunt, de bewerkings- of verwerkingseenheid, de producent van andere meststoffen gelegen zijn in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeenten binnen het Vlaamse Gewest. § 3. Elk vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen, met toepassing van artikel 8, § 1, 3°, d) van het decreet, kan slechts geschieden wanneer het verzamelpunt of de bewerkingseenheid, en de cultuurgronden van de gebruiker, gelegen zijn in dezelfde gemeente of in aangrenzende gemeenten binnen het Vlaamse Gewest. § 4. Elk vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen, met toepassing van artikel 8, § 1, 3°, e) van het decreet kan geschieden voor zover de jaarlijkse hoeveelheid die de producent afvoert van zijn bedrijf, of die de gebruiker afneemt van een andere producent, niet meer dan 300 kg difosforpentoxyde bedraagt. § 5. Elk vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen, met toepassing van artikel 8, § 2bis, van het decreet kan gebeuren in afwijking van de bepalingen van artikel 32, § 2, § 3 en § 4 en artikel 33, § 2 en § 4 van het besluit, mits : 1° De aangereikte gegevens van elk transport minstens deze zijn zoals bepaald in artikel 7, § 2, van het decreet.2° Voor de melding van het gepland transport gebruik gemaakt wordt van door de Mestbank goedgekeurd informaticamateriaal.3° Het gepland transport voorafgaandelijk gemeld wordt aan de Mestbank.4° Het transport vergezeld wordt van een mestafzetdocument zoals vastgesteld door de minister.Dit mestafzetdocument moet getoond worden op elk verzoek van een met toezicht belaste ambtenaar of van een officier van justitie.

De Mestbank bepaalt de verdere modaliteiten van de afwijking. § 6. Elk vervoer van dierlijke mest, met toepassing van artikel 8, § 3, 2°, a) van het decreet kan geschieden in afwijking van de bepalingen van artikel 7 van het decreet, voor zover voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden : 1° het betreft invoer van dierlijke mest naar eigen cultuurgronden van de producent, hetzij uitvoer naar eigen cultuurgronden van de producent;2° de producent zorgt voor het vervoer, met zijn eigen vervoermiddelen;3° de producent is niet erkend als mestvoerder;4° tijdens het vervoer is de producent in het bezit van het bewijs van erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf, zoals bedoeld in de artikelen 36 en 37. § 7. Elk vervoer van dierlijke mest, met toepassing van artikel 8, § 3, 2°, b) van het decreet kan geschieden in afwijking van de bepalingen van artikel 7, §§ 2 en 3 van het decreet.

Art. 35.§ 1. De in artikel 8 van het decreet bedoelde overeenkomst wordt opgemaakt overeenkomstig het model zoals wordt vastgesteld door de minister. § 2. De overeenkomst bestaat uit 4 luiken. Luiken A, B en C moeten, vóór het vervoer, door de aanbieder ter beoordeling aan de Mestbank gezonden worden. Luik D wordt door de afnemer bewaard. § 3. De Mestbank dient haar beoordeling over de door een aanbieder voorgelegde overeenkomst mee te delen binnen een termijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van voorlegging ervan. Indien de Mestbank binnen voormelde termijn geen antwoord aan de producent heeft verstrekt, wordt de overeenkomst geacht te zijn goedgekeurd, op voorwaarde dat de aanbieder kan bewijzen dat de Mestbank de overeenkomst al meer dan 14 dagen in haar bezit heeft. § 4. Bij goedkeuring worden de luiken B en C toegezonden aan de aanbieder. Bij weigering wordt enkel luik B toegezonden aan de aanbieder en luik A aan de afnemer. § 5. Luik B dient door de aanbieder te worden bewaard. Tijdens het vervoer moet de bestuurder van het vervoermiddel luik C van de goedgekeurde overeenkomst bij zich hebben. § 6. De Mestbank geeft haar beoordeling betreffende de overgelegde schriftelijke overeenkomsten voor minimaal één en maximaal drie kalenderjaren.

Overeenkomsten die betrekking hebben op het verhandelen van dierlijke mest voor een bepaald kalenderjaar, kunnen pas aan de Mestbank ter beoordeling voorgelegd worden vanaf 1 december van het voorafgaand kalenderjaar.

Overeenkomsten die betrekking hebben op het verhandelen van dierlijke mest voor meer dan één kalenderjaar, kunnen pas ingaan op 1 januari van het kalenderjaar volgend op de datum van goedkeuring. Afdeling 4. - Nadere regels betreffende de voorafgaande toestemming

voor invoer of uitvoer zoals bedoeld in artikel 9, § 1, vijfde en zesde lid van het decreet

Art. 36.§ 1. Voor invoer van dierlijke mest of andere meststoffen, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, vijfde lid, van het decreet, hangt de vorm waarin de voorafgaande toestemming van de Mestbank dient te worden verkregen samen met het type van vervoer. § 2. Voor invoer van dierlijke mest naar eigen cultuurgronden van de producent, wordt deze toestemming geacht te zijn gegeven zodra de producent in het bezit is van een bewijs van erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf. § 3. Voor andere vormen van invoer die niet ressorteren onder het toepassingsgebied van de verordening, wordt deze toestemming geacht te zijn gegeven zodra de erkende vervoerder in het bezit is van een goedgekeurde aanvraag tot invoer.

Art. 37.Voor uitvoer van dierlijke mest naar eigen cultuurgronden van de producent, is een voorafgaande toestemming van de Mestbank vereist.

Deze wordt geacht te zijn gegeven zodra de producent in het bezit is van een bewijs van erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf.

Art. 38.§ 1. De Mestbank stelt in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van het betrokken Gewest of de betrokken staat, de voorwaarden vast voor de in artikel 36, § 2, en de in artikel 37 bedoelde erkenningen als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf en duidt daarbij de cultuurgronden met grenskarakter aan. § 2. De Mestbank geeft haar beoordeling betreffende aanvragen voor erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf voor maximaal drie en minimum één kalenderjaar.

Aanvragen tot erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf voor een bepaald kalenderjaar zijn slechts ontvankelijk vanaf het ogenblik dat de producent aan zijn aangifteplicht voor het betreffende aanslagjaar heeft voldaan. § 3. De Mestbank dient haar beoordeling over de ontvankelijke aanvragen mee te delen binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst ervan. Indien de Mestbank binnen voormelde termijn aan de producent niet heeft geantwoord, wordt de aanvraag geacht te zijn goedgekeurd, op voorwaarde dat de producent kan bewijzen dat de Mestbank de aanvraag reeds meer dan 30 dagen in haar bezit heeft.

Art. 39.§ 1. De in artikel 36, § 3, bedoelde aanvraag tot invoer wordt door de erkende mestvoerder aangevraagd overeenkomstig het model zoals vastgesteld door de minister. § 2. De aanvraag tot invoer wordt in drievoud opgemaakt en door de erkende mestvoerder, vóór het vervoer, aan de Mestbank verzonden. De erkende mestvoerder en de afnemer krijgen een exemplaar met de beoordeling van de Mestbank terug. Het derde exemplaar wordt bewaard door de Mestbank. § 3. De Mestbank geeft haar beoordeling betreffende de aanvraag voor maximaal één kalenderjaar. Aanvragen die betrekking hebben op de invoer voor een bepaald kalenderjaar, kunnen pas aan de Mestbank ter beoordeling voorgelegd worden vanaf 1 december van het voorgaande kalenderjaar. § 4. De Mestbank dient haar beoordeling over de voorgelegde aanvraag mee te delen binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst ervan. Indien de Mestbank binnen voormelde termijn geen antwoord aan de erkende mestvoerder heeft verstrekt, wordt de aanvraag geacht te zijn goedgekeurd, op voorwaarde dat de erkende vervoerder kan bewijzen dat de Mestbank de aanvraag al meer dan 30 dagen in haar bezit heeft. § 5. De erkende mestvoerder betaalt per aanvraag tot invoer aan de Mestbank een bedrag van 300 BEF, exclusief bank- en portkosten, als aandeel in de administratieve kosten. De verschuldigde bedragen dienen gestort te worden op het hiervoor bestemde rekeningnummer van de Vlaamse Landmaatschappij - Mina met de vermelding "aanvraagformulieren voor invoer". § 6. De minister kan na overleg met de federale minister van Financiën, douanekantoren aanwijzen via dewelke de elke in artikel 38, § 3, bedoelde invoer vanuit of naar staten die geen lid zijn van de Europese Unie moet verlopen. § 7. De minister kan controleposten aanwijzen voor de controle tijdens de overbrenging van dierlijke mest of andere meststoffen binnen de Gemeenschap. § 8. De gemachtigde ambtenaar van de Mestbank kan de rijkswacht opvorderen om transporten van dierlijke en andere mest die niet conform het decreet zijn ingevoerd, terug te sturen naar het land van herkomst. Afdeling 5. - Nadere regels voor de toepassing van de verordening

(EEG) nr 259/93

Art. 40.§ 1. De kennisgeving zoals bedoeld in de Verordening dient te gebeuren op een van de volgende manieren : - hetzij per post, op het volgende adres : Vlaamse Landmaatschappij, Afdeling Mestbank, Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel; - hetzij per telefax; - hetzij via informatica en/of telefonische verbindingen, conform de instructies van de Mestbank. § 2. Ingeval van uitvoer overeenkomstig de Verordening bedoeld in artikel 31, dient per afzonderlijk ophaalpunt, zoals te vermelden in vak 10 van het kennisgevingsformulier, een afzonderlijk kennisgevingsformulier te worden opgemaakt. § 3. In afwijking van de bepalingen van § 2, is het de kennisgever toegestaan in vak 10 van het kennisgevingsformulier de vermelding "diverse; zie bijlage" aan te brengen, voor zover aan elk van volgende voorwaarden is voldaan : - een lijst als bijlage aan het kennisgevingsformulier is toegevoegd, met vermelding van de naam, het adres, en het Mestbanknummer van het ophaalpunt; - op het overbrengingsfomulier is ter gelegenheid van de voorafgaande melding - zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Verordening - het Mestbanknummer vermeld van het ophaalpunt waaruit de mest wordt opgehaald; dit gebeurt door, als toevoeging in vak 13, de zinsnede te vermelden "afkomstig van... » gevolgd door het betrokken Mestbanknummer. § 4. In geval van invoer overeenkomstig verordening nr. 259/93, dient per afzonderlijke ontvanger, zoals te vermelden in vak 2 van het kennisgevingsformulier, een afzonderlijk kennisgevingsformulier te worden opgemaakt. § 5. Overeenkomstig artikel 6, achtste lid en artikel 15, elfde lid van de Verordening, zendt de Mestbank de kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van dierlijke mest of andere meststoffen zelf aan de bevoegde autoriteiten van bestemming. De ontvanger en de bevoegde autoriteiten van doorvoer krijgen hiervan een afschrift, tenzij zij zelf bezwaren heeft tegen de overbrenging, op grond van artikel 7, vierde lid van de Verordening. § 6. Met toepassing van artikel 33 van de Verordening, dient de kennisgever volgende bedragen te betalen aan de Mestbank, ter delging van de administratieve kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure : 300 BEF per kennisgevingsformulier en 100 BEF per overbrengingsformulier, exclusief port- en bankkosten. De bedragen dienen gestort te worden op het hiervoor bestemde rekeningnummer van de Vlaamse Landmaatschappij - Mina met de vermelding "formulieren E.E.G". § 7. Met toepassing van artikel 27 van de Verordening is de kennisgever - in geval van uitvoer overeenkomstig Verordening nr. 259/93 - of de ontvanger - in geval van invoer overeenkomstig Verordening nr. 259/93 - ertoe gehouden een bankgarantie of een verzekering af te sluiten ten gunste van de Mestbank om de kosten te dekken van het vervoer, de verwijdering of de nuttige toepassing die de Mestbank desgevallend zal moeten maken. § 8. De Mestbank stelt het bedrag van de bankgarantie of van het te verzekeren risico vast, op basis van de volgende parameters : 1° de aard van de over te brengen hoeveelheid dierlijke mest;2° de hoeveelheid van de over te brengen dierlijke mest;uitgedrukt in kg P2O5, kg N en in ton dierlijke mest 3° de normale kosten voor het vervoer, de verwijdering of de nuttige toepassing van de dierlijke mest;4° de kosten verbonden aan de terugzending van de dierlijke mest naar het rechtsgebied van de staat van herkomst. § 9. De minister kan nadere regelen vaststellen om het bedrag te berekenen van de bankgarantie of het te verzekeren risico. § 10. Met toepassing van artikel 27, tweede lid van de Verordening, geeft de Mestbank de toestemming om de gestelde bankgaranties binnen de week te lichten na : - ontvangst van de in voornoemde bepalingen bedoelde verklaring, die betrekking hebben op het laatste transport van een goedgekeurde kennisgeving; - of na verstrijken van de geldigheidsduur van de toestemming tot grensoverschrijdende overbrenging, indien de werkelijk vervoerde hoeveelheid kleiner is dan de hoeveelheid die overwogen werd in het kennisgevingsformulier, en op voorwaarde dat de resterende overbrengingsformulieren aan de Mestbank werden teruggestuurd. § 11. Met toepassing van artikel 39, eerste lid van de Verordening, kan de minister na overleg met de federale minister van Financiën, douanekantoren aanwijzen via dewelke elke invoer overeenkomstig de Verordening, of uitvoer overeenkomstig de verordening vanuit of naar staten die geen lid zijn van de Europese Unie moet verlopen. § 12. In geval van uitvoer van dierlijke mest, verbindt de kennisgever, zoals vermeld in vak 1 van de kennisgeving, indien hij niet tegelijkertijd producent van de dierlijke mest is zoals vermeld in vak 10 van de kennisgeving, er zich toe de producent binnen de 40 dagen na transport een kopie te bezorgen van het overbrengingsformulier van het transport. § 13. De minister kan controleposten aanwijzen voor de controle tijdens de overbrenging van dierlijke mest binnen de Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 30, tweede lid, laatste gedachtenstreep van de Verordening. § 14. De ambtenaren van de Mestbank, als bedoeld in artikel 51, § 1, 1°, kunnen de rijkswacht opvorderen om transporten van dierlijke en andere mest die niet conform het decreet zijn ingevoerd, terug te sturen naar het land van herkomst. HOOFDSTUK VI. - Ontvangstplicht van de Mestbank

Art. 41.De producent die overschotten van dierlijke mest aan de Mestbank aanbiedt, dient daarvoor bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in bij de Mestbank. Hij gebruikt daarvoor een formulier overeenkomstig het model dat is vastgesteld door de minister, dat in tweevoud moet worden opgemaakt en waarvan hij één exemplaar behoudt.

Het aanbod per ophaalplaats moet minstens 20 ton bedragen.

De Mestbank dient binnen dertig kalenderdagen, volgend op de postdatum van de aanvraag, de aangeboden dierlijke mest af te nemen. Hiertoe wijst de Mestbank een erkende mestvoerder aan die contact moet opnemen met de producent om deze de methode en de datum van afname mee te delen.

Art. 42.De via de Mestbank verhandelde mest mag niet op cultuurgronden gebracht worden gelegen in de gemeenten bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2000, houdende uitvoering van artikel 9 van het decreet.

Art. 43.§ 1. Als de via de Mestbank reëel verhandelde mesthoeveelheid uitgedrukt in kg P2O5 en kg N verschilt van de in de aanvraag vermelde hoeveelheid, wordt de afzetheffing geheven op de reëel via de Mestbank verhandelde mesthoeveelheid. § 2. Als de reëel aangeboden hoeveelheid uitgedrukt in kg P2O5 en kg N de in de aanvraag vermelde hoeveelheid overstijgt, kan de Mestbank of de erkende mestvoerder weigeren het meeraanbod te aanvaarden. § 3. Als de reëel aangeboden hoeveelheid minder dan 75 % bedraagt van de in de aanvraag vermelde eenheden P2O5 en N, of als de producent zijn aanvraag annuleert, rekent de Mestbank voor elke niet verhandelde kg P2O5 en kg N, aan de producent een boete aan van 25 % van de afzetheffing per ton.

Art. 44.§ 1. De producent dient ervoor te zorgen dat de plaats van de mestopslag voldoende bereikbaar is voor transportwagens met een laadvermogen van 20 ton, en dat het laden vlot kan gebeuren. Indien dit niet het geval is komen de eventueel hiervoor gemaakte kosten ten laste van de producent. § 2. De Mestbank kan te allen tijde passende sanitaire of hygiënische voorwaarden vaststellen waaraan de mestvoerders dienen te voldoen.

Art. 45.§ 1. De afzetheffing wordt berekend overeenkomstig artikel 21, § 4, van het decreet. § 2. De berekeningsmodaliteiten voor de kostprijs van de Mestbank, zoals bedoeld in artikel 21, § 4, van het decreet worden vastgesteld als : - de som van de kostprijs van de afhaling, het transport, de opslag, de prefinanciering; - verminderd met de kwaliteitspremies zoals bedoeld in artikel 46, § 2; - vermeerderd met een administratieve kostprijs ten bedrage van 50 frank per ton; - en eventueel ook vermeerderd met de kostprijs van het opbrengen, de verwerking of de vernietiging van de aangeboden mest, en de analyses zoals bedoeld in artikel 47, § 1; - maar verminderd met alle financiële tegemoetkomingen of tussenkomsten ongeacht de aard ervan; - en vermeerderd met de boetes zoals bedoeld in artikel 43, § 3, de vergoedingen wegens kwaliteitsgebreken zoals bedoeld in artikel 46, § 1, en de toeslagen zoals bedoeld in artikel 47, §§ 2 en 3.

Art. 46.§ 1. Als vloeibare mest wordt aangeboden die afkomstig is van zeugen of runderen, of die bestaat uit een mengsel dat vloeibare mest van deze diersoorten bevat, rekent de Mestbank als toeslag op de afzetheffing, volgende kwaliteitsvergoedingen aan de producent aan : - voor vloeibare mestkalverenmest : 200 frank per ton; - voor andere vloeibare rundermest : 100 frank per ton; - voor vloeibare zeugenmest : 100 frank per ton. § 2. Als mengmest wordt aangeboden die afkomstig is van pluimvee of als vaste mest wordt aangeboden, kent de Mestbank aan de producent de volgende kwaliteitspremie toe : - voor alle soorten vaste pluimveemest : 200 frank per ton; - voor alle andere vaste mest : 100 frank per ton; - voor pluimveemengmest : 100 frank per ton. § 3. Alle andere mest dan die vernoemd in de §§ 1 en 2 wordt geacht te voldoen aan de basiskwaliteitsvereisten. Bij aanbod van dergelijke mest wordt noch een kwaliteitsvergoeding aangerekend, noch een kwaliteitspremie toegekend.

Art. 47.§ 1. De Mestbank kan op aangeboden dierlijke mest alle analyses laten uitvoeren die zij nodig acht. § 2. Als uit een dergelijke analyse blijkt dat er in de mest stoffen in abnormale concentraties aanwezig zijn, of dat er zich in de mest chemisch of biologisch mestvreemde stoffen bevinden in zodanige hoeveelheid, dat hetzij afzet niet op de gebruikelijke wijze of op slechts een beperkt aantal cultuurgronden mogelijk is, hetzij de mest dient te worden vernietigd, kan de Mestbank een toeslag aanrekenen aan de producent. § 3. Als het vanwege dwingende sanitaire redenen niet mogelijk is de aangeboden mest op de gebruikelijke wijze aan te wenden, of als de mest om voornoemde redenen slechts op een beperkt aantal cultuurgronden mag worden uitgespreid of vernietigd dient te worden, kan een toeslag aangerekend worden aan de producent. § 4. De in §§ 2 en 3 bedoelde toeslagen worden aangerekend als de werkelijke kostprijs per ton die de Mestbank heeft moeten maken om de afzet, de verwerking of vernietiging van deze mesthoeveelheid te bewerkstelligen - hierbij rekening houdend met alle in artikel 45 vernoemde kostenbepalende parameters - hoger ligt dan de afzetheffing per ton. De hoogte van deze toeslagen wordt vastgesteld als het verschil tussen deze werkelijke kostprijs per ton en de afzetheffing per ton, vermenigvuldigd met het aantal ton verontreinigde mest dat werd verhandeld. HOOFDSTUK VII. - Inning en invordering

Art. 48.Het afdelingshoofd en de ambtenaren van de dienst heffingen van de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij zijn belast, voor rekening van de Mestbank, met de inning en invordering van de basisheffingen, de superheffingen en de afzetheffingen bedoeld in artikel 21 van het decreet.

Art. 49.§ 1. Bij voormeld afdelingshoofd dienen de bezwaarschriften tegen de heffingen, bedoeld in artikel 22, § 6, van het decreet, ingediend worden.

Voormeld afdelingshoofd is gemachtigd om de administratieve geldboete, bedoeld in artikel 25, §§ 1, 3, 4, 5, 7 en 8, van het decreet, op te leggen.

Voormeld afdelingshoofd is tevens bevoegd voor het treffen van dadingen, het kwijtschelden of verminderen van de administratieve geldboete en het verlenen van uitstel van betaling, conform het bepaalde in de artikelen 25, 26, 27, 27bis, 27ter, 28 en 29 van het decreet. § 2. De in artikel 48 bedoelde ambtenaren oefenen toezicht uit op de verplichtingen inzake de heffing en stellen van hun bevindingen verslagen op. Zij beschikken over alle bevoegdheden van de toezichthoudende ambtenaren vastgelegd in het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.

In de uitoefening van hun ambt maken zij zich tegenover derden kenbaar door een legitimatiebewijs, ondertekend door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij. § 3. De leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij is gemachtigd tot : a) het viseren, het uitvoerbaar verklaren en het eensluidend verklaren van het dwangbevel bedoeld in artikel 28 van het decreet;b) het verzoeken om de hypothecaire inschrijving bedoeld in artikel 30 van het decreet. Bij afwezigheid wordt de leidend ambtenaar voor de in dit artikel genoemde taken vervangen door een ambtenaar van niveau A van de Vlaamse Landmaatschappij door hem aangewezen.

Art. 50.§ 1. De beroepen bedoeld in artikel 24 van het decreet dienen ingesteld bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu. § 2. De adviescommissie bedoeld in artikel 24 van het decreet bestaat uit : 1° een voorzitter, aangesteld in onderling overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor financiën, de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid en de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu;2° 2 ambtenaren van de Vlaamse Landmaatschappij aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu;3° 1 ambtenaar van de Administratie van financiën en begroting, aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën;4° 1 ambtenaar van de administratie Land- en Tuinbouw aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid.

Art. 51.§ 1. De volgende ambtenaren zijn gemachtigd om de administratieve geldboete, bedoeld in artikel 25, § 2, van het decreet, op te leggen : 1° het afdelingshoofd of zijn plaatsvervanger van de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij;2° het afdelingshoofd of zijn plaatsvervanger van de afdeling Milieu-inspectie van de administratie Milieu, Natuur en Landinrichting van het departement Leefmilieu en Infrastructuur. § 2. De overtreder wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst.

Deze kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete en ook dag, plaats en uur waarop een hoorzitting wordt gehouden waar de overtreder zal worden gehoord. De hoorzitting mag op zijn vroegst vijftien dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De kennisgeving vermeldt de plaats waar en de periode waarin het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage ten minste tien dagen voor de hoorzitting. De overtreder kan op de hoorzitting een notitie indienen en hij mag zich laten bijstaan door een raadsman. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. § 3. Na de hoorzitting nemen de in § 1 bedoelde ambtenaren de zaak onmiddellijk in beraad. De beslissing wordt in onderling overleg genomen en met redenen omkleed. Het afdelingshoofd van de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij deelt de beslissing mee aan de overtreder binnen tien dagen na de hoorzitting, bij aangetekende brief met bericht van ontvangst. § 4. De administratieve geldboete moet binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 3 bedoelde aangetekende brief, worden betaald aan het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur. § 5. Een afschrift van het proces-verbaal, opgesteld door een officier van gerechtelijke politie of door een ambtenaar bedoeld in artikel 49 wordt opgestuurd aan de afdelingshoofden bedoeld in § 1. HOOFDSTUK VIII. - Toezicht

Art. 52.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie en van de burgemeester houden de volgende ambtenaren, ieder wat hun opdracht betreft, toezicht op de toepassing van het decreet, van dit besluit en andere uitvoeringsbesluiten ervan : 1° de door de minister aangestelde ambtenaren van niveau A, B en C van de Vlaamse Landmaatschappij;2° de door de minister aangestelde ambtenaren van niveau A, B en C van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;3° de door de gemeente aangewezen agenten van de gemeentelijke politie en de technische ambtenaren van de gemeente die : - ofwel in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs waaruit blijkt dat zij een opleiding hebben genoten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de Milieuvergunning; - ofwel van voormelde opleiding zijn vrijgesteld overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde besluit. HOOFDSTUK IX. - Staalname en analyse

Art. 53.§ 1. De in het decreet bedoelde stalen kunnen worden genomen van alle meststoffen, voeders, bodem, lucht, water, fauna en flora en van alle stoffen, voor zover zij tot doel hebben de oorzaken van verontreiniging door meststoffen op te sporen. § 2. De stalen worden genomen door de ambtenaar belast met het toezicht.

Laboratoria kunnen, in aanwezigheid van en volgens de instructies van de toezichthoudende ambtenaar, eveneens tot staalname overgaan, indien zij hiertoe erkend zijn volgens de criteria bepaald in hoofdstuk X.

Art. 54.§ 1. De grootte van de in artikel 53 bedoelde stalen wordt zodanig gekozen dat voldoende materiaal aanwezig is om de beoordeling en/of de analyses mogelijk te maken die nodig zijn om de samenstelling van de stalen te bepalen. § 2. Elk staal zal bestaan uit twee identieke delen waarvan de recipiënten na staalname ter plaatse verzegeld worden. Alle verrichtingen bij de staalname, die noodzakelijk zijn voor een goede ontleding van het staal, moeten op beide delen gebeuren en in het proces-verbaal worden vermeld. § 3. De stalen worden verzameld in gepaste recipiënten, afhankelijk van de aard van de te bemonsteren stof. De stalen worden verpakt en verzegeld met de stempel van de toezichthoudende ambtenaar die tot de staalname overgaat om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging van welke aard dan ook te vermijden.

De buitenverpakking van elk staal bevat de volgende aanduidingen : 1° opdrachtgever 2° een volgnummer 3° aard van de genomen stof;4° uit te voeren analyses 5° datum, uur en plaats van de staalname;6° naam en handtekening van de toezichthoudende ambtenaar die de staalname uitgevoerd heeft. § 4. De toezichthoudende ambtenaar die de staalname heeft uitgevoerd, nodigt de vermoedelijke overtreder, zijn vertegenwoordiger, een getuige of een andere ambtenaar uit een willekeurig merkteken aan te brengen op de buitenverpakking van de 2 exemplaren van het staal. § 5. Van iedere staalname moet een proces-verbaal worden opgesteld, waarbij de uitvoering van de staalname vastgesteld wordt. Het proces-verbaal van staalname en zijn bijlage, worden gedateerd en ondertekend door de ambtenaar die de stalen neemt en medeondertekend door een andere ambtenaar, of bij ontstentenis, door een getuige, opgeroepen om de staalname bij te wonen.

Art. 55.De ambtenaar die de stalen heeft genomen, overhandigt of zendt binnen vijf werkdagen, volgend op de datum van de staalname, een afschrift van het proces-verbaal van staalname en zijn bijlage : 1° aan de vermoedelijke overtreder of aan zijn vertegenwoordiger;2° aan het hoofd van het laboratorium dat de officiële analyse uitvoert voor het monster dat genomen werd.

Art. 56.§ 1. Zowel voor de analyse als voor de contra-analyse, worden de monsters door de toezichthoudend ambtenaar bewaard en uiterlijk de eerste werkdag, volgend op de monsterneming aan een voor de uitvoering van deze analyse erkend laboratorium, belast met de officiële analyse, verstuurd onder fysische omstandigheden die wijzigingen in de samenstelling van het staal zoveel mogelijk vermijden. § 2. Het gedeelte van het monster dat voor een eventuele contra-analyse is bestemd, wordt gedurende 30 dagen, volgend op de dag van de bemonstering, onder de fysische en chemische voorwaarden zoals bepaald door het referentielaboratorium ter beschikking gehouden van de vermoedelijke overtreder. De vermoedelijke overtreder of zijn vertegenwoordiger bewaart in dit geval eveneens het monster onder de fysische en chemische voorwaarden zoals bepaald door het referentielaboratorium. Een eventuele contra-analyse gebeurt op kosten van de vermoedelijke overtreder door een erkend laboratorium.

Art. 57.§ 1. Als uit het analyseverslag een overtreding blijkt, zal een proces-verbaal van overtreding worden opgemaakt waarna dit samen met het analyseverslag en het proces-verbaal van monstername binnen veertien dagen na vaststelling van de overtreding gezonden wordt naar het bevoegde parket. § 2. Een afschrift van het proces-verbaal van overtreding samen met het analyseverslag wordt eveneens binnen veertien dagen na vaststelling van de overtreding toegezonden aan de overtreder.

Art. 58.De Mestbank kan op dierlijke mest en andere meststoffen alle analyses laten uitvoeren die zij nodig acht.

Art. 59.Als uit een dergelijke analyse blijkt dat er in de dierlijke mest of andere meststoffen, stoffen in abnormale concentraties aanwezig zijn, of dat er zich in de dierlijke mest of andere meststoffen chemische of biologische stoffen bevinden vreemd aan dierlijke mest of andere meststoffen, kan de Mestbank aan de producent verplichtingen opleggen, dat hetzij afzet niet op de gebruikelijke wijze of op slechts een beperkt aantal cultuurgronden mogelijk is, hetzij de dierlijke mest of andere meststoffen dienen te worden vernietigd. HOOFDSTUK X. - Voorwaarden voor de erkenning van laboratoria

Art. 60.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder : 1° het referentielaboratorium : de laboratoria van de afdeling Leefmilieu van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, (VITO);2° analyse : staalnames in situ en/of ontledingen in het laboratorium;3° erkenning : erkenning of proeferkenning voor het uitvoeren van analyses (in opdracht van de overheid of voor analyses in opdracht van andere opdrachtgevers) afgegeven ter uitvoering van dit besluit;4° laboratorium : elk laboratorium dat zijn aanvraag voor erkenning indient bij de minister.5° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu 6° VLM : De Vlaamse Landmaatschappij Art.61. §. 1. Voor het uitvoeren van analyses op meststoffen en op andere stoffen zoals bedoeld in artikel 36 van het decreet, is een erkenning vereist, verleend door de minister. § 2. Om deze erkenning te bekomen moeten de laboratoria voldoen aan de voorwaarden van organisatie en werking, zoals gesteld in dit hoofdstuk. § 3. De monsterneming door laboratoria dient te gebeuren overeenkomstig de bepalingen beschreven in het Compendium Bemonsteringsprocedures in het kader van het mestdecreet.

Art. 62.De erkenningsaanvraag wordt bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de minister.

De erkenningsaanvraag moet vergezeld zijn van de volgens het referentielaboratorium nodig geachte inlichtingen en documenten.

Art. 63.De Mestbank en het referentielaboratorium mogen, als zij dit nuttig achten, van de aanvrager eisen dat hij alle aanvullende documenten en informatie ter beschikking stelt.

Art. 64.§ 1. De aanvrager dient kosteloos analyses uit te voeren op typemonsters van reële stalen. Deze erkenningsanalyses, bestaan uit analyses waarvoor de erkenning gevraagd wordt. Het referentielaboratorium stelt een beoordelingsverslag op betreffende de uitgevoerde erkenningsanalyses, en zendt dit verslag binnen zes weken na ontvangst van alle resultaten, vanwege de aanvrager aan de Mestbank. § 2. Alle referentie-analyses en controle-analyses moeten uitgevoerd worden door het laboratorium dat de erkenning aanvraagt of heeft verkregen; als dat niet het geval is wordt de erkenning niet verleend of ingetrokken.

Art. 65.De erkenning van de laboratoria wordt alleen maar verleend, als de personen die met het beheer belast zijn zich ertoe verbinden de volgende verplichtingen na te komen : 1° toegang tot het laboratorium verlenen aan de ambtenaren van de Mestbank en/of aan de daartoe aangeduide personeelsleden van het referentielaboratorium;2° deze ambtenaren en/of personeelsleden alle documenten en nuttige gegevens die getuigen van het nakomen van de erkenningsvoorwaarden en de uitrustings- en werkingsvoorwaarden vastgesteld door dit besluit, te laten opvragen en nakijken;3° indien nodig, aan voormelde ambtenaren en/of personeelsleden de documenten of een afschrift ervan die de controle moeten mogelijk maken, ter hand stellen;4° aan voormelde ambtenaren alle documenten of een afschrift ervan die in het kader van art 36, § 1, 1°, van het decreet de toezicht moeten mogelijk maken, ter hand stellen;5° deze ambtenaren en/of personeelsleden toestaan de uitvoering van de opdrachten die aan het laboratorium ter uitvoering van dit besluit zijn toevertrouwd, te verifiëren;6° aan deze ambtenaren en/of personeelsleden alle inlichtingen meedelen betreffende de technieken en uitslagen van de toegepaste werkmethoden, alsmede de conclusie van de verrichte analyses en controles.

Art. 66.§ 1. De erkenning wordt verleend voor een periode van maximaal vijf jaar; om gemotiveerde redenen kan een proeferkenning van kortere duur vastgesteld worden. De proeferkenning kan op basis van een aanvullend beoordelingsverslag op het einde van de proefperiode omgezet worden in een erkenning met een duur van maximaal vijf jaar, inbegrepen de duur van de proefperiode. De erkenning en proeferkenning kunnen door de minister worden verlengd. § 2. De erkenning wordt enkel verleend voor de analyses die vermeld staan in het erkenningsbesluit. § 3. Ingeval van niet-erkenning vanwege een ongunstig beoordelingsverslag kan het betrokken laboratorium een nieuwe erkenningsaanvraag indienen en nieuwe typemonsters aanvragen om er erkenningsanalyses op uit te voeren. Dat kan op zijn vroegst zes maanden na betekening van het besluit waarbij de erkenning niet verleend werd. Eenzelfde laboratorium mag voor dezelfde analysen slechts driemaal per twee jaar een erkenningsaanvraag indienen. § 4. De vraag om verlenging van de erkenning moet ingediend worden uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van de termijn van de erkenning. § 5. Het laboratorium is verantwoordelijk voor het uitvoeren of in hun opdracht laten uitvoeren van de staalnames. § 6. Elke wijziging die gedurende de erkenningsperiode wordt aangebracht aan de inlichtingen bedoeld in artikel 62, wordt zonder verwijl meegedeeld aan de Mestbank en het referentielaboratorium.

Art. 67.De erkende laboratoria staan onder toezicht van de Mestbank en het referentielaboratorium voor wat betreft de door hen uitgevoerde analyses of aan hen toevertrouwde opdrachten, die in de hoedanigheid van erkend laboratorium worden uitgevoerd.

Art. 68.De laboratoria die de erkenning vragen, moeten beantwoorden aan de hierna vermelde uitrustings- en beheerscriteria : 1° De vorm van de vennootschap of van de vereniging mag het laboratorium niet verhinderen zijn activiteiten in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de klanten uit te voeren;2° Het laboratorium wordt geleid door een persoon die de nodige wetenschappelijke en technische kennis bezit en die volledig onafhankelijk staat ten opzichte van de ondernemingen waar het laboratorium moet optreden. Het laboratorium beschikt over voldoende gekwalificeerd personeel om de taken die het werden toevertrouwd tot een goed einde te brengen. De persoon die het laboratorium leidt en de personeelsleden mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks belangen hebben in de ondernemingen waarop die werkzaamheden betrekking hebben.

De persoon die het laboratorium leidt en de personeelsleden zijn strikt gebonden door het beroepsgeheim, zelfs na het beëindigen van hun functies, wat de vertrouwelijke gegevens betreft die zij moeten inwinnen; 3° Het laboratorium beschikt over de nodige lokalen, aangepast aan de activiteiten waarvoor het erkend werd en ingericht overeenkomstig de van kracht zijnde reglementaire bepalingen;4° Het beschikt over de nodige technische en wetenschappelijke uitrusting, om de analyses uit te voeren waarvoor de erkenning gevraagd wordt;5° Het beschikt over adequate wetenschappelijke en technische documentatie bijgewerkt en aangepast aan de evolutie van wetenschap en techniek;

Art. 69.De erkende laboratoria moeten beantwoorden aan de hierna vermelde werkingscriteria : 1° De analyses worden binnen een overeengekomen termijn uitgevoerd. Indien dit niet mogelijk blijkt, dient dit aan de opdrachtgever te worden meegedeeld; 2° Wanneer blijkt dat de analysen niet correct werden uitgevoerd, worden ze zonder extra kosten voor de opdrachtgever overgedaan of aangevuld.3° Het laboratorium aanvaardt een door de Mestbank en/of het referentielaboratorium georganiseerde externe controle over de kwaliteit van zijn analyses en verleent er zijn medewerking aan.Die externe controle kan er onder meer in bestaan deel te nemen aan het maken van vergelijkingen tussen de laboratoria, proefmonsters te analyseren en gebruik te maken van standaarden of referentiemateriaal.

De Mestbank en/of het referentielaboratorium zullen ten minste één keer per jaar een controle bij elk erkend laboratorium uitvoeren. 4° Het laboratorium past de Europese norm EN 45001 toe en beschikt over een kwaliteitshandboek.5° Het laboratorium stelt elk jaar een verslag op over de geleverde analyses.Het jaarverslag bevat en overzicht van de uitgevoerde analyses in opdracht van de Mestbank per parameter opgesplitst per type staal.

Het jaarverslag wordt naar de Mestbank gestuurd uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op dat waar het betrekking op heeft.

Art. 70.De laboratoria die erkend zijn voor analyses in het kader van dit besluit, beantwoorden aan de volgende specifieke criteria : 1° Bij de analyseverrichtingen wordt de voorkeur gegeven aan achtereenvolgens referentiemethoden, genormaliseerde methoden, methoden die door het referentielaboratorium aanbevolen zijn en methoden die gepubliceerd worden door de in die materie onderlegde instellingen of laboratoria.Indien het laboratorium andere analysemethoden wenst te gebruiken dan de methoden toegepast in de erkenningsaanvraag, moet zij de gelijkwaardigheid aantonen. Bij niet gelijkwaardigheid mag de methode niet gebruikt worden; 2° Alle ter zake dienende gegevens worden gedurende de analyse opgeschreven en blijven op dusdanige wijze bewaard dat een externe controle, zowel op het verloop van de verrichtingen als op de wijze waarop de resultaten verkregen werden, mogelijk is. Die gegevens blijven gedurende ten minste vijf jaar bewaard en worden ter beschikking gehouden van de ambtenaren van de Mestbank en/of personeelsleden van het referentielaboratorium. 3° Het laboratorium geeft een verslag af dat op zijn minst de volgende gegevens bevat : a) de naam en de hoedanigheid van de persoon die de monsters genomen heeft en ze aan het laboratorium heeft toevertrouwd alsook de volledige identificatie van de monsters;b) het analyseverslag dat de gebruikte methode en ook de resultaten van de metingen vermeldt.

Art. 71.Als niet is voldaan aan één of meer voorwaarden bepaald in artikel 68 stellen de ambtenaren van de Mestbank en/of de gemachtigde personeelsleden van het referentielaboratorium een termijn vast teneinde het betrokken laboratorium de gelegenheid te bieden zich hiermee in regel te stellen.

Gedurende deze termijn mogen geen analyses worden uitgevoerd in het kader van de in dit besluit bedoelde erkenning.

Art. 72.De minister kan de aan een laboratorium verleende erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken : 1° wanneer bij controles fouten worden vastgesteld in de analyses, verricht op verzoek van opdrachtgevers en/of bij specifieke controles van de Mestbank en/of het referentielaboratorium;2° Wanneer bij controles vastgesteld wordt dat de bemonsteringsmethode afwijkt van de art.54, § 3, opgenomen beschrijving; 3° Wanneer niet meer voldaan is aan de uitrustingscriteria en voorwaarden, die bij de erkenning bepalend zijn geweest;4° Wanneer het niet of niet meer voldoet aan de bepaling opgenomen in art.63 van dit besluit. 5° als het in zijn hoedanigheid van erkend laboratorium analyses levert waarvoor het niet werd erkend. De beslissing tot intrekking wordt met redenen omkleed. Ze wordt slechts genomen nadat het betrokken laboratorium is gehoord. De intrekking heeft uitwerking op de vijftiende dag volgend op de mededeling bij aangetekende brief van de intrekking.

Art. 73.Enkel de ter uitvoering van dit besluit erkende laboratoria mogen de benaming "Laboratorium erkend voor analyses in het kader van het mestdecreet" dragen. Hierbij wordt steeds verwezen naar het erkenningsbesluit.

Art. 74.Het ministerieel besluit houdende de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Tevens wordt de lijst van erkende laboratoria jaarlijks in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Art. 75.Voor de toepassing van de Europese Norm EN 45001 en de beschikking over een kwaliteitshandboek zoals bepaald in artikel 69, 4° geldt een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de in werking treding van dit besluit. HOOFDSTUK XI. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 76.Het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt opgeheven vanaf het productiejaar 2000 behoudens artikel 13, § 2, artikel 17, § 1, artikel 31, § 5, artikel 32, § 6, tot en met § 10, artikel 36, § 2, en artikel 51, tot en met artikel 65.

Art. 77.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000 en heeft betrekking op de productiejaren 2000 en volgende behoudens artikel 21, § 2, artikel 25, § 1, artikel 39, § 5, artikel 40, § 6, tot en met § 10, artikel 44, § 2, en artikel 60, tot en met artikel 75.

Art. 78.De Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 mei 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

^