gepubliceerd op 24 augustus 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer « Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap de Brakke Grond in Amsterdam »
25 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer « Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap de Brakke Grond in Amsterdam »
De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;
Gelet op het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, inzonderheid op artikel 63, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 december 1992, en artikel 65;
Gelet op het advies van de inspectie van financiën, gegeven op 22 januari 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, gegeven op 29 maart;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, gegeven op 24 maart 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het onontbeerlijk is voor het goed functioneren van de instelling « Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap de Brakke Grond te Amsterdam » dat de nieuwe missie, de nieuwe bestuursvorm en het gewijzigde financiële en materiële beheer gelijktijdig in voege kunnen treden op het ogenblik dat de voorbereidingen voor de programmering van het seizoen 1999-2000 starten;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 29 april 1999, met toepassing van artikel 84 eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.§ 1. Dit besluit regelt het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijkheid beheer, het cultureel centrum van de Vlaamse Gemeenschap de Brakke Grond in Amsterdam, hierna te noemen het V.C.C. de Brakke Grond. § 2. De bepalingen betreffende de Rijkscomptabiliteit zijn van toepassing op het V.C.C. de Brakke Grond. HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 2.Het V.C.C. de Brakke Grond maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en uitgaven, volgens de richtlijnen verstrekt door de Vlaamse regering. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art. 3.De begroting wordt onderverdeeld in twee delen : 1° de ontvangsten;2° de uitgaven.
Art. 4.De ontvangsten hebben betrekking op : 1° het overgedragen saldo;2° de dotatie zoals ingeschreven op de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap;3° de eigen inkomsten;4° de schenkingen en de legaten.
Art. 5.De uitgaven hebben betrekking op de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zijn wegens verbintenissen, aangegaan tijdens het begrotingsjaar, en wegens overgedragen verbintenissen van vorige begrotingsjaren.
Art. 6.Het begrotingsontwerp van het V.C.C. de Brakke Grond wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en toegevoegd aan het ontwerp van decreet houdende de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, kan kredietoverschrijvingen en kredietoverschrijdingen toestaan met de goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.
Bepaalde overschrijvingen tussen de begrotingsposten van de DAB onderling kunnen gebeuren mits akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, op voorwaarde dat : 1° de overschrijving niet meer bedraagt dan 15 % van de begrotingspost of -posten die vermeerderd of verminderd worden; 2° de overschrijving kleiner is dan 5.000.000 frank; 3° de overschrijving niet gepaard gaat met een kredietoverschrijding. Deze overschrijvingen worden achteraf door de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, meegedeeld aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting. HOOFDSTUK III. - Comptabiliteit en aflegging van de rekeningen
Art. 8.Het afdelingshoofd van de afdeling waaronder het V.C.C. de Brakke Grond ressorteert stelt een ordonnateur en een rekenplichtige aan.
Art. 9.Op het einde van ieder kwartaal wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, legt deze staten aan het Rekenhof voor door bemiddeling van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting. De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art. 10.Op het einde van ieder jaar stelt de rekenplichtige de volgende rekenplichtige stukken op : 1° een beheersrekening;2° een uitvoeringsrekening van de begroting;3° een staat van activa en passiva. Uiterlijk op 31 januari na het jaar waarop ze betrekking hebben, stuurt de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, deze rekeningen aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, die ze voor 31 maart van hetzelfde jaar aan het Rekenhof bezorgt.
Art. 11.Bij de uitdiensttreding van de rekenplichtige moeten dezelfde rekenplichtige stukken opgesteld worden als genoemd in artikel 11.
Art. 12.De uitvoeringsrekening van het V.C.C. de Brakke Grond wordt gevoegd bij die van het algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 13.De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de aanrekeningsregels, vervat in het koninklijk besluit van 1 juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de staat, met uitzondering van de in artikel 5, 6, § 2, en 9 van voornoemd besluit bedoelde bepalingen.
Art. 14.Er moet een vermogenscomptabiliteit gevoerd worden. Hiertoe wordt onder meer een inventaris van het vermogen opgemaakt overeenkomstig de geldende bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 15.De ordonnateur is gemachtigd om alle verbintenissen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de culturele en administratieve werking, onverminderd de reglementaire bepalingen daarover en afhankelijk van de beschikbare kredieten.
Verbintenissen van meer dan 500.000 frank kunnen door de ordonnateur worden aangegaan mits goedkeuring van het afdelingshoofd waaronder het V.C.C. de Brakke Grond ressorteert.
Art. 16.De Vlaamse regering zorgt voor de werving en bezoldiging van het statutaire en contractuele personeel, noodzakelijk voor de ondersteuning van de structurele werking van het V.C.C. de Brakke Grond.
De ordonnateur kan, na goedkeuring van het bevoegde afdelingshoofd, arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde duur of voor de looptijd van een bepaald project sluiten, zowel met personeel dat met een tijdelijke vervangingsopdracht belast wordt, als met personeel dat belast wordt met het vervullen van een specifieke opdracht als bedoeld in artikel XIV 5, § 2, 16°, van het Vlaams personeelsstatuut.
Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 16 en 17 worden de uitgaven - al naargelang de uitgaven veroorzakende rechtshandeling gesteld wordt uit hoofde van het beheer van de diensten algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap, of uit hoofde van het beheer van het V.C.C. de Brakke Grond - respectievelijk gedragen door de begroting van de Vlaamse Gemeenschap of door de begroting van het V.C.C. de Brakke Grond.
Art. 18.Het bedrag van de uitgaven en het bedrag van de verbintenissen wordt beperkt door het bedrag van de goedgekeurde limitatieve kredieten en door het bedrag van de ontvangsten.
Art. 19.§ 1. Van het saldo dat op het einde van het begrotingsjaar beschikbaar is wordt tien procent aangewend voor de vorming van een reservefonds. Het zo gevormde bedrag mag het bedrag van het reële kassaldo niet overschrijden. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, kan met goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, dit percentage aanpassen.
Deze reservevorming gebeurt totdat de middelen van het reservefonds tien procent bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorafgaande begrotingsjaren, tenzij dit bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor de cultuur en met akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.
Onder saldo wordt verstaan : het kassaldo, vermeerderd met de nog te innen vastgestelde rechten, verminderd met de nog openstaande verbintenissen.
Op het einde van het begrotingsjaar worden ook overgedragen : 1° het gedeelte van het kassaldo dat beschikbaar is na vorming van het reservefonds;2° de vastgestelde rechten;3° de nog openstaande verbintenissen. § 2. De middelen van het reservefonds kunnen met goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, of zijn gemachtigde en met goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, aangewend worden om uitgaven te dekken die voortvloeien uit onvoorzienbare omstandigheden of uit specifieke doelstellingen van het V.C.C. de Brakke Grond.
Art. 20.Bij het begin van het jaar mogen de geldmiddelen die beschikbaar waren op het einde van het vorige jaar, gebruikt worden.
Art. 21.De ordonnateur bepaalt, na advies van de adviescommissie, de tarieven voor de verkoopprijs van publicaties, het entreegeld voor voorstellingen, exposities, lezingen en andere.
Art. 22.De rekenplichtige die verantwoordelijk is tegenover het Rekenhof is, overeenkomstig de opdrachten, gedefinieerd in zijn of haar aanstellingsbesluit, belast met : 1° het handelen en bewaren van de gelden en waarden;2° het opstellen en bewaren van de in artikel 10 en 11 bedoelde stukken;3° het bijhouden van de inventaris van het vermogen en van de vermogenscomptabiliteit. HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 23.Het Rekenhof en de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen de rekeningen ter plaatse controleren. Zij mogen zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen laten verstrekken over de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
De uitgaven worden vereffend en betaald zonder interventie van het Rekenhof. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 24.Het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1994 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer « Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap de Brakke Grond in Amsterdam » wordt opgeheven.
Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 25 mei 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS