gepubliceerd op 24 december 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven en het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen
24 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven en het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994 en 13 april 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 24 juli 1996, 17 december 1999 en 8 juni 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 24 juli 1996 en 8 juni 2000;
Gelet op het advies van het Technisch Comité van de openluchtrecreatieve verblijven, gegeven op 24 juli 2003;
Gelet op het advies VRTADV-03.05 van de Vlaamse Raad voor het Toerisme, gegeven op 25 juni 2003;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 juni 2003;
Gelet op het advies 35.779/1/V van de Raad van State, gegeven op 21 augustus 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, zoals gewijzigd, worden 8°, 9°, 10° en 13° vervangen door wat volgt : « 8° kampeerterrein : een afgebakend terrein waarop gekampeerd en/of verbleven wordt en waarvoor het volgende geldt : ten minste 15 % van de plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven is voorbehouden voor toeristische kampeerplaatsen en ten hoogste 50 % van de openluchtrecreatieve verblijven vallen onder de omschrijving bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van het decreet.
Ten hoogste de helft van de toeristische kampeerplaatsen mag vervangen worden door kampeerautoplaatsen waarbij 3 kampeerautoplaatsen het equivalent zijn van 1 toeristische kampeerplaats; 9° kampeerverblijfpark : een afgebakend terrein waar men gebruik kan maken van tenminste één toeristische kampeerplaats en waarop gekampeerd wordt en/of verbleven wordt in openluchtrecreatieve verblijven zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2° van het decreet;10° vakantiepark : een afgebakend terrein waarop uitsluitend openluchtrecreatieve verblijven voorkomen zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2° van het decreet;13° kampeerweide : een speciaal daartoe afgebakend gedeelte van een kampeerterrein of kampeerverblijfpark met een minimum oppervlakte van 80 m2 en een maximum oppervlakte van 15 % van de totale oppervlakte van het terrein, waarop slechts tenten met een maximum grondoppervlak van 10 m2 worden toegelaten. Op de kampeerweide worden geen auto's toegelaten.
De plaatsen op de kampeerweide kunnen niet als toeristische kampeerplaats beschouwd worden.
Voor het verblijf van erkende jeugdgroepen op de kampeerweide kan afgeweken worden van de oppervlaktenorm van 10 m2 per tent; ».
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden een 9°bis en een 12°bis ingevoegd, die luiden als volgt : « 9°bis kampeerautoterrein : een afgebakend terrein waarop uitsluitend kampeerautoplaatsen voorkomen; » « 12°bis kampeerautoplaats : een genummerd, afgebakend gedeelte van een kampeerterrein, kampeerverblijfpark of kampeerautoterrein dat dient als standplaats voor kampeerauto's die als overnachtingsaangelegenheid gebruikt worden.
De kampeerautoplaats kan niet als een toeristische kampeerplaats beschouwd worden; »
Art. 3.In artikel 1, 11°, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « waarop gekampeerd wordt » en de woorden « en waar maximum twee bijzettenten », de woorden « in openluchtrecreatieve verblijven zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van het decreet » ingevoegd.
Art. 4.Aan artikel 3, 2° van hetzelfde besluit wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Voor kampeerautoterreinen bedraagt deze breedte minstens 0,5 meter; ».
Art. 5.In artikel 3, 3°, van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « Indien niet elke kampeerplaats, verblijfplaats of kampeerautoplaats is aangesloten op een waterleidingsnet, dan wordt hiervoor minimum één aftapplaats met minimum één kraan per 50 plaatsen geïnstalleerd, gelegen op maximum 100 meter van elke plaats. »
Art. 6.In artikel 3, 4°, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De andere openluchtrecreatieve verblijven dienen hun afvalwater op te vangen en te lozen in speciaal daarvoor bestemde lozingspunten die aangesloten zijn op het interne rioleringsnet.
Per 50 kampeerplaatsen, kampeerautoplaatsen of plaatsen op de kampeerweide dient een lozingspunt aanwezig te zijn, gelegen op maximum 100 meter van elke plaats. »
Art. 7.In artikel 3, 4° van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Elk terrein, uitgezonderd een vakantiepark, dient te beschikken over minstens één lozingspunt voor chemische wc's, voorzien van waterspoeling en aangesloten op de riolering. »
Art. 8.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt 8° vervangen door wat volgt : « 8° het terrein beschikt over ten minste één telefoontoestel, dat altijd toegankelijk is en waarmee minstens politie, brandweer, hospitaal, dokter, antigifcentrum, alsmede de vergunninghouder of zijn plaatsvervanger kan bereikt worden.
Deze telefoonnummers worden duidelijk bij het telefoontoestel geafficheerd. »
Art. 9.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt 9° vervangen door wat volgt : « 9° het terrein beschikt over een gebouw dat dienst doet als receptie, waar gedurende de openingstijden de vergunninghouder of de persoon die door de vergunninghouder als dusdanig en onder zijn verantwoordelijkheid daartoe aangesteld is, aanwezig is.
Deze voorwaarde is niet van toepassing op een kampeerautoterrein dat over een automatisch betalingssysteem met betalingsbewijs beschikt; »
Art. 10.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt 11° vervangen door wat volgt : « 11° de oppervlakte van de kampeerplaats bedraagt minimum 80 m2.
De kampeerplaatsen worden doorlopend genummerd. De maximale bezetting is beperkt tot 40 % van de oppervlakte van de kampeerplaats; voor kampeerplaatsen met een oppervlakte van 120 m2 en groter bedraagt de maximumbezetting 48 m2.
Op de kampeerplaatsen die een minimumoppervlakte van 80 m2 hebben wordt de bouw toegelaten van één vaste constructie met een maximale oppervlakte van 5 m2, voor zover de maximale bezetting van de kampeerplaats niet overschreden wordt en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.
De administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen kan ten behoeve van personen met een handicap een afwijking toestaan op het aantal constructies en de maximale oppervlakte van de constructies, voor zover de maximale bezetting van de kampeerplaats hierdoor niet overschreden wordt en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.
Deze vaste constructies moeten eenvormig zijn inzake bouw, materiaal en uitzicht.
Indien deze vaste constructie ingericht wordt als privaat sanitair voor de kampeerplaats moet zij rechtstreeks op het rioleringsnet en op het waterleidingsnet aangesloten zijn; »
Art. 11.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt 15° vervangen door wat volgt : « 15° de oppervlakte van de verblijfplaats bedraagt minimum 80 m2.
De verblijfplaatsen worden doorlopend genummerd. De maximale bezetting is beperkt tot 40 % van de oppervlakte van de verblijfplaats met een maximumbezetting van 60 m2. De stedenbouwkundige vergunning kan van deze normering afwijken.
Op de verblijfplaatsen wordt de bouw toegelaten van één vaste constructie met een maximale oppervlakte van 5 m2, voorzover de maximale bezetting van de verblijfplaats niet overschreden wordt en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.
De administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen kan ten behoeve van personen met een handicap een afwijking toestaan op het aantal constructies en de maximale oppervlakte van de constructies, voorzover de maximale bezetting van de verblijfplaats hierdoor niet overschreden wordt en voor zover rekening gehouden wordt met de brandveiligheidsnormen.
Deze vaste constructies moeten eenvormig zijn inzake bouw, materiaal en uitzicht.
Indien deze vaste constructie ingericht wordt als privaat sanitair voor de verblijfplaats moet zij rechtstreeks op het rioleringsnet en op het waterleidingsnet aangesloten zijn. »
Art. 12.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden een 16°, 17° en 18° toegevoegd, die luiden als volgt : « 16° de afmeting van de kampeerautoplaats bedraagt minimaal 8 x 3 meter.
De kampeerautoplaatsen worden doorlopend genummerd.
Onverminderd de bepalingen van het besluit van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, is de maximaal toegestane bezetting van de kampeerautoplaats beperkt tot de grootte van de kampeerauto.
De kampeerautoplaatsen en de wegen op een kampeerautoterrein hebben een minimum draagvermogen van 4 ton; 17° het aantal kampeerautoplaatsen op een kampeerautoterrein bedraagt maximum 40;18° onverminderd de bepalingen van het besluit van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, moeten de kampeerautoplaatsen op een vergund kampeerautoterrein, kampeerterrein of kampeerverblijfpark worden gegroepeerd in clusters van minimaal 4;».
Art. 13.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De voorwaarden bepaald in 1°, 7°, 8° en 10° zijn niet van toepassing op kampeerautoterreinen. »
Art. 14.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.Bij de toekenning van de vergunning wordt het terrein, op grond van objectief waarneembare kenmerken, ingedeeld als kampeerterrein, kampeerverblijfpark, vakantiepark of kampeerautoterrein.
Het kampeerterrein, kampeerverblijfpark of vakantiepark bekomt een classificatie waarvan de normen per terreinsoort na advies van het technische comité van de openluchtrecreatieve verblijven door de minister bepaald worden. »
Art. 15.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt 7° vervangen door wat volgt : « 7° een plattegrond op schaal met de indeling en de afmetingen van het terrein, de opmeting en de nummering van de kampeerplaatsen, de kampeerautoplaatsen en van de percelen voor verblijven zoals bedoeld door artikel 2, § 1, 2°, van het decreet, de plaats van de sanitaire en andere voorzieningen op het terrein, de verblijfs- en dienstgebouwen, de plaats waar de brandvoorzieningen zijn opgesteld, de plaats van de afvalcollectoren, de parkeerplaatsen, de beplantingen en het tracé van het riolerings- en wegennet, met aanduiding van de hoofdwegen en de secundaire wegen; deze plattegrond moet in viervoud bij de aanvraag gevoegd worden; ».
Art. 16.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Alle wijzigingen die de indeling van een terrein in een bepaalde categorie of de indeling in kampeerterrein, kampeerverblijfpark, vakantiepark of kampeerautoterrein kunnen beïnvloeden, worden binnen dertig dagen medegedeeld aan Toerisme Vlaanderen. »
Art. 17.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° een plattegrond op schaal met de indeling en de afmetingen van het terrein, de opmeting en de nummering van de kampeerplaatsen, de kampeerautoplaatsen en van de percelen voor verblijven zoals bedoeld door artikel 2, § 1, 2°, van het decreet, de plaats van de sanitaire en andere voorzieningen op het terrein, de verblijfs- en dienstgebouwen, de plaats waar de brandvoorzieningen zijn opgesteld, de plaats van de afvalcollectoren, de parkeerplaatsen, de beplantingen en het tracé van het riolerings- en wegennet, met aanduiding van de hoofdwegen en de secundaire wegen; deze plattegrond moet in viervoud bij de aanvraag gevoegd worden; ».
Art. 18.In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het herkenningsteken, waarvan het model bepaald wordt door de minister verschilt naargelang de indeling in kampeerterrein, kampeerverblijfpark, vakantiepark of kampeerautoterrein en naar eventuele categorie-indeling zoals bepaald in artikel 4. »
Art. 19.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 22.De vergunninghouder is verplicht om buiten het herkenningsteken ook de volgende informatie duidelijk zichtbaar bij de hoofdingang of bij de receptie of in geval van een kampeerautoterrein bij het betalingssysteem, aan te brengen : 1° alle door de overheid bij verordening verplichte informatie;2° de prijzen van alle verblijfsvormen en van alle diensten die op het terrein worden verstrekt;3° het aantal op het kampeerterrein, kampeerverblijfpark, vakantiepark of kampeerautoterrein aanwezige plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven;4° de aanwezigheid van een kampeerweide met vermelding van het aantal kampeerplaatsen op de kampeerweide;5° de dagelijkse openings- en sluitingstijden van het terrein en de jaarlijkse sluitingsperiodes;6° het huishoudelijk reglement;7° de telefoonnummers van politie, brandweer, hospitaal, dokter, antigifcentrum, alsmede het telefoonnummer van de vergunninghouder of van zijn plaatsvervanger;8° een plattegrond met de indeling van het terrein, de plaats en nummering van de kampeerplaatsen, de verblijfplaatsen en de kampeerautoplaatsen, de plaats van de sanitaire en andere voorzieningen op het terrein, de verblijfs- en dienstgebouwen, de plaats waar de brandvoorzieningen zijn opgesteld, de plaats van de afvalcollectoren, de parkeerplaatsen en het tracé van het wegennet. Ingeval werken moeten uitgevoerd worden in functie van de gewone exploitatievergunning of omwille van brandveiligheid, dan dienen de kampeerders het plan of de lijst van de voorgenomen werken ter plaatse te kunnen inzien; 9° ingeval een kampeerautoterrein : een overzicht van de vergunde terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven gelegen binnen een straal van 10 kilometer.»
Art. 20.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 23.De vergunninghouder betaalt als jaarlijkse bijdrage voor de kosten inzake administratie, controle of toezicht : 25,00 euro voor terreinen met minder dan 50 plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven; 50,00 euro voor terreinen met 50 tot 199 plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven; 75,00 euro voor terreinen met 200 en meer plaatsen voor openluchtrecreatieve verblijven.
De bijdragen worden geïnd door toedoen van de administrateur-generaal voor Toerisme.
Zij dient te worden gekweten vooraleer het herkenningsteken wordt uitgereikt en vervolgens vóór 1 maart van elk jaar na dat van de uitreiking.
De bijdrage kan niet worden teruggevorderd. »
Art. 21.In artikel 25 van hetzelfde besluit wordt een § 1bis toegevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. Kampeerautoterreinen dienen uiterlijk op 1 januari 2006 over een vergunning te beschikken. »
Art. 22.In punt 1.1. van deel 2 van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, zoals gewijzigd, worden tussen de woorden « De afstand van de » en de woorden « verblijven op het terrein », het woord « openluchtrecreatieve » ingevoegd.
Art. 23.Punt 1.2. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « 1.2. Op het terrein moeten de kampeerplaatsen, verblijfplaatsen en kampeerautoplaatsen materieel afgebakend zijn en duidelijk van elkaar onderscheiden door middel van een doorlopende nummering. De openluchtrecreatieve verblijven mogen per groep van ten hoogste 4 bij elkaar staan. Tussen de verblijven of groepen van verblijven op een terrein dient minimaal een afstand van vier meter, op de grond gemeten, gelaten te worden. »
Art. 24.In punt 1.3. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, worden tussen de woorden « dat alle » en de woorden « verblijven en parkeerplaatsen », het woord « openluchtrecreatieve » ingevoegd.
Art. 25.Punt 1.4. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « Met uitzondering van een kampeerautoterrein, mag een nieuw op te richten terrein voor openluchtrecreatieve verblijven zich niet langs een bestaande autosnelweg, een ring, een weg van categorie I of II of langs een, overeenkomstig het decreet van 28 juni 1985 betreffende milieuvergunning, ingedeelde inrichting van de klasse 1 bevinden, tenzij de afstand tussen het terrein en deze weg of inrichting meer dan 100 meter bedraagt, of tenzij tussen het terrein en deze weg of inrichting brandbestendige muren worden geplaatst met een brandweerstand van minimaal één uur, en met een minimale hoogte van twee meter boven het wegniveau. Deze brandbestendige muur kan vervangen worden door een verhoogde berm van 2 meter hoogte, voorzien van beplanting met een minimale hoogte van 1 meter. »
Art. 26.Punt 1.7. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « 1.7. Bij de ingang moet een plattegrond uithangen met de indeling van het terrein, de plaats en nummering van de kampeerplaatsen, de verblijfplaatsen en de kampeerautoplaatsen, de plaats van de sanitaire en andere voorzieningen op het terrein, de verblijfs- en dienstgebouwen, de plaats waar de brandvoorzieningen zijn opgesteld, de plaats van de afvalcollectoren, de parkeerplaatsen en het tracé van het wegennet. »
Art. 27.In punt 4. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, wordt het woord « verblijfplaatsen » vervangen door de woorden « kampeerplaatsen en/of verblijfplaatsen ».
Art. 28.Punt 6. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « 6. Brandmelding Ieder terrein voor openluchtrecreatieve verblijven, uitgezonderd een kampeerautoterrein, moet uitgerust zijn met een systeem om brand te melden. Hiervoor dient zich op maximum 200 meter van elk openluchtrecreatief verblijf een meldingssysteem te bevinden dat de verbinding, nodig voor de melding van een brand, tot stand kan brengen via menselijke interventie. Dit meldingssysteem dient voorzien te zijn van een bericht over zijn bestemming en van een gebruiksaanwijzing.
Ieder terrein, uitgezonderd een kampeerautoterrein, dient te beschikken over ten minste een telefoontoestel, te allen tijde toegankelijk en bereikbaar, waar minstens politie, brandweer, hospitaal, dokter, antigifcentrum, alsmede de vergunninghouder of zijn plaatsvervanger kan bereikt worden.
Deze telefoonnummers dienen duidelijk bij het telefoontoestel geafficheerd te worden.
Alle maatregelen dienen te worden genomen opdat het brandmeldingssysteem en/of de aangesloten telefoontoestellen gemakkelijk te bereiken zijn en zonder vertraging kunnen worden gebruikt. »
Art. 29.In punt 7. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, wordt in de tweede zin het woord « recepties » vervangen door het woord « inspecties »;
Art. 30.In punt 7. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, worden in de vierde zin de woorden « hun functies en hun voortdurende aanwezigheid » vervangen door de woorden « hun functies en/of hun voortdurende aanwezigheid ».
Art. 31.In punt 7. van deel 2 van bijlage 1 van het hetzelfde besluit, worden in de vijfde zin tussen de woorden « de exploitant » en « geeft aan het personeel en de gasten », de woorden « afficheert op het terrein of » ingevoegd.
Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT