gepubliceerd op 01 maart 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de werking van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
24 NOVEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de werking van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het decreet van 7 juli 2006 houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel 3, 9 en 11;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 juli 2006;
Gelet op het advies 40.989 van de Raad van State, gegeven op 17 augustus 2006, en het advies 41.479, gegeven op 7 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur en de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet: het decreet van 7 juli 2006 houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;2° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid. HOOFDSTUK II. - Beleidsdomein
Art. 2.De Mobiliteitsraad van Vlaanderen, afgekort de MORA, behoort tot het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken. HOOFDSTUK III. - Procedure tot aanwijzing van de leden en de deskundigen
Art. 3.De SERV draagt overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, 2°, en § 3 van het decreet achtenveertig kandidaten voor, waarvan telkens vierentwintig als lid en vierentwintig als plaatsvervanger, en waarvan telkens twaalf mannen en twaalf vrouwen.
De VVSG en de VVP dragen overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, 3° en 4°, en § 3 van het decreet elk vier kandidaten voor, waarvan telkens twee als lid en twee als plaatsvervanger, en waarvan telkens een man en een vrouw.
De milieuverenigingen die in de MINA-raad zetelen, dragen overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, 5°, en § 3 van het decreet acht kandidaten voor, waarvan vier als lid en vier als plaatsvervanger, en waarvan telkens twee mannen en twee vrouwen.
De VVM draagt overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, 6°, en § 3 van het decreet vier kandidaten voor, waarvan telkens twee als lid en twee als plaatsvervanger, en waarvan telkens een man en een vrouw.
De NMBS Holding kan overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, 6°, en § 3 van het decreet vier kandidaten voordragen, waarvan telkens twee als lid en twee als plaatsvervanger, en waarvan telkens een man en een vrouw.
Bij gebrek aan een voordracht door de NMBS Holding overeenkomstig het vorige lid, draagt de VVM bijkomend vier kandidaten voor, waarvan telkens twee als lid en twee als plaatsvervanger, en waarvan telkens een man en een vrouw.
Art. 4.Ter uitvoering van artikel 9, § 1, tweede lid, 6° en 7°, van het decreet, publiceert de minister een oproep tot bekendmaking van de kandidaten namens de mobiliteitsverenigingen en de deskundigen in het Belgisch Staatsblad, in minstens drie dagbladen en op de website van de Vlaamse overheid.
De kandidaturen worden uiterlijk binnen een termijn van één maand na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, vermeld in het eerste lid, ingediend bij het secretariaat van de MORA. Het secretariaat van de MORA bezorgt de kandidaturen binnen een termijn van tien dagen aan de minister.
Art. 5.Met mobiliteitsvereniging wordt bedoeld, de vereniging die : 1° als kerntaak heeft duurzame mobiliteit of verkeersveiligheid te bevorderen, namelijk die actief is in één van de volgende vier vervoersmodi: a) voetgangers;b) fietsers;c) openbaar vervoergebruikers;d) gemotoriseerde weggebruikers;2° leden verspreid heeft over de verschillende Vlaamse provincies en activiteit voert in heel Vlaanderen;3° eenmaal per jaar een algemene ledenbijeenkomst organiseert;4° viermaal per jaar een samenkomst van de door de algemene vergadering gemandateerde bestuursorganen organiseert.
Art. 6.De kandidaten voor de deskundigen, vermeld in artikel 9, § 1, tweede lid, 7°, van het decreet, moeten expertise hebben in de materies die tot de opdracht van de MORA behoren, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet.
De minister draagt drie kandidaten ter benoeming aan de Vlaamse Regering voor. De voordracht wordt met redenen omkleed.
Art. 7.De Vlaamse Regering benoemt alle leden en deskundigen overeenkomstig artikel 9, § 4, van het decreet, rekening houdend met de voorwaarden gesteld in artikel 7 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, op een dergelijke wijze dat zij gezamenlijk de nodige expertise samenbrengen zodat de MORA met voldoende kennis van zaken haar opdrachten, vermeld in artikel 4 van het decreet, kan vervullen.
Art. 8.Wanneer op het einde van de duur van het mandaat, vermeld in artikel 9, § 5, van het decreet, een lid niet wordt herbenoemd of niet onmiddellijk in de benoeming van een nieuw lid kan worden voorzien, blijft dat lid in functie tot op het ogenblik dat het mandaat van het nieuw benoemde lid aanvangt. HOOFDSTUK IV. - Werking van de MORA
Art. 9.De bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse Regering behoren, zijn van toepassing op de voorzitter, op het vlak van de presentiegelden en de toelagen, en op de leden van de MORA en de leden van de permanente werkcommissies, op het vlak van presentiegelden en vergoedingen.
Voor de toepassing van de bepalingen, vermeld in het eerste lid, is de MORA ingedeeld bij categorie III, als vermeld in het besluit, vermeld in het eerste lid, en heeft de voorzitter de hoedanigheid van de personen, vermeld in artikel 1, 3°, van het voormelde besluit.
Het presentiegeld en de vergoeding voor de deskundigen bedragen de helft van de presentiegelden en toelagen die toegekend zijn aan de voorzitter overeenkomstig de vorige leden.
Een aanvullend representatiebudget voor de voorzitter bedraagt 2.231 euro per jaar. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Openbare Werken, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Mobiliteitsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 november 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT