gepubliceerd op 13 mei 1998
Besluit van de Vlaamse regering houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden van subsidiëring van flexibiliseringsprojecten op het gebied van het zorgaanbod inzake sociale integratie van personen met een handicap
24 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden van subsidiëring van flexibiliseringsprojecten op het gebied van het zorgaanbod inzake sociale integratie van personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op de artikelen 52, 2°, en 53;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 15 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 maart 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat een goede werking van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap vereist dat zonder uitstel bepaalde criteria zouden worden vastgesteld waaraan de aanvragen om subsidies met het oog op het opzetten van projecten inzake flexibilisering van het zorgaanbod moeten voldoen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° het decreet : het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;3° de voorziening : de door het Fonds erkende organisatievorm die instaat voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten; 4° de werkvorm : de erkenningscategorie van de voorziening overeenkomstig de bepalingen die daarvoor in uitvoering van voormeld koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 werden vastgesteld; 5° tehuis voor werkenden : de werkvorm bedoeld in hoofdstuk IV, 2°, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;6° flexibiliseringsprojecten : de projecten inzake flexibilisering van het zorgaanbod, gerealiseerd door de bij 3° bedoelde voorzieningen, zoals omschreven in hoofdstuk II van dit besluit;7° diensten uit de belendende sectoren : diensten en organisaties die niet erkend zijn door het Vlaams Fonds maar die wel bijstand verlenen aan personen, waaronder ook personen die tot de doelgroep van het Vlaams Fonds behoren.
Art. 2.Binnen de perken van de hiertoe op zijn begroting voorziene kredieten kan het Fonds overeenkomstig de bepalingen van dit besluit subsidies toekennen op het gebied van de flexibilisering van het zorgaanbod inzake de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. HOOFDSTUK II. - Omschrijving van de flexibiliseringsprojecten
Art. 3.De flexibiliseringsprojecten slaan op de vernieuwing van het zorgaanbod van de voorzieningen met als doel praktijkvoorbeelden te laten ontwikkelen waarin een ruimere zorgcapaciteit en een vraaggestuurde zorg-op-maat worden gerealiseerd.
Art. 4.Een bij dit besluit voorziene subsidie kan door het Fonds slechts toegekend worden aan voorzieningen die projecten organiseren met het oog op de realisatie van minstens één van de volgende strategieën : 1° het optimaal benutten van de erkende capaciteit door het opzetten van experimenten boven de erkende capaciteit;2° het ontwikkelen van structurele samenwerkingsverbanden tussen voorzieningen onderling en tussen voorzieningen en diensten uit de belendende sectoren;3° het vernieuwen van het personeelsmanagement door flexibilisering van de inzetbaarheid van het personeel en door het introduceren van nieuwe jobinhouden;4° het doorbreken van de categoriale opdeling en het realiseren van naadloze overgangen tussen de werkvormen aangepast aan de veranderende zorgbehoeften van cliënten.
Art. 5.De projecten dienen zich te situeren binnen de volgende domeinen : 1° functiepakketten : het aanbieden van een beperkt deel van de in de werkvorm aangeboden zorgfunctie(s);2° functieverruiming : het introduceren van nieuwe zorgfuncties die niet in het huidige zorgaanbod van de werkvorm zijn inbegrepen;3° functiedifferentiatie : het introduceren van individueel aangepaste agogische antwoorden op individuele zorgvragen die niet in het huidige zorgaanbod van de werkvorm zijn inbegrepen;4° doelgroepverruiming : het openstellen van één of meerdere zorgfuncties voor doelgroepen die in de huidige werkvorm uitgesloten zijn;5° het overdragen van kennisinhouden naar diensten uit belendende sectoren met het oog op een verruiming van het zorgaanbod in de belendende sectoren voor de doelgroep van personen met een handicap.
Art. 6.Komen niet in aanmerking voor subsidiëring als flexibiliseringsproject : 1° deeltijdse opvang in werkvormen waarvoor subsidiëring reeds mogelijk is volgens de reglementering vastgesteld ter uitvoering van voormeld koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967; 2° de reeds toegelaten combinaties van werkvormen krachtens datzelfde koninklijk besluit nr.81; 3° projecten die tegemoet komen aan de problematiek van de dagbesteding voor niet werkenden in de tehuizen voor werkenden. HOOFDSTUK III. - Indiening en selectie van flexibiliseringsprojecten
Art. 7.§ 1. De aanvragen om subsidie worden door de voorziening of het samenwerkingsverband door middel van een projectvoorstel ingediend bij het Fonds.
Indien de aanvraag uitgaat van een bij artikel 4, 2° bedoeld samenwerkingsverband dient minstens één van de partners een door het Fonds erkende voorziening te zijn zoals bedoeld in artikel 1, 3°. In dat geval moet de voorziening, of één van de voorzieningen, worden aangeduid als de projectpromotor die namens de betrokken partners in het samenwerkingsverband optreedt tegenover het Fonds.
De deelnemende cliënten aan het project moeten ofwel bij het Fonds ingeschreven zijn, ofwel tot de inschrijfbare doelgroep behoren. § 2. Het projectvoorstel omvat minstens de volgende elementen, die tevens de basis zullen vormen van de beoordeling van de projectaanvragen : 1° de identificatie van de voorziening of van alle partners die behoren tot het samenwerkingsverband en de identificatie van de projectverantwoordelijke;2° de situering van het project binnen de voorziening of binnen het samenwerkingsverband;3° de beoogde doelgroep(en);4° de concrete beschrijving van de beginsituatie bij de aanvang van het project met betrekking tot de zorgbehoefte van de deelnemers, de personeelssituatie en de bereikte zorgcapaciteit;5° de concrete omschrijving van de algemene doelen en de operationele sub-doelen;6° de concrete aanduiding van de beoogde projectresultaten in termen van minimale en maximale verhoging van de opvangcapaciteit;7° een tijdsplan voor de uitvoering van het project en het effectief realiseren van de beoogde projectresultaten;8° de projectbegroting met opgave van de personeelskosten, de werkingskosten, de financiële bijdrage van de deelnemers, de financiële inbreng van de voorziening en/of de partners in het samenwerkingsverband en het gevraagde bedrag van de projectsubsidie;9° de bij artikel 8 van dit besluit bedoelde verbintenis. § 3. Het Fonds bepaalt verder de concrete modaliteiten waaraan de projectaanvragen moeten voldoen.
Art. 8.De aanvrager verbindt er zich toe : 1° te rapporteren over de vorderingen en resultaten van het project, overeenkomstig het door het Fonds vastgestelde rapporteringsmodel;2° het surplus aan gerealiseerde capaciteit bij de beëindiging van het project aan te geven naargelang van de bij artikel 7, § 2, 4° en 7° bedoelde projectresultaten.
Art. 9.Het Fonds kan met het oog op het welslagen van de projecten en voor een beperkte duur aan de voorzieningen een afwijking toestaan van de regelgeving op de personeelssubsidiëring om de mogelijke nadelige gevolgen van de toepassing van dit besluit op de subsidiëring van de voorziening te neutraliseren.
Art. 10.Bij de beoordeling van de ingediende projecten wordt rekening gehouden met : 1° het vernieuwend karakter van het flexibiliseringsproject;2° de meerwaarden voor de sociale integratie van de personen met een handicap;3° het realistisch karakter van de beoogde resultaten en de ingediende begroting;4° de mate waarin samenwerking wordt gerealiseerd met bestaande voorzieningen;5° de aanwending van in de voorziening of bij de partners of elders aanwezige expertise;6° de mate waarin meerdere van de in artikel 4 bedoelde strategieën zullen worden gerealiseerd;7° de mate waarin het project zich situeert in meerdere van de artikel 5 bedoelde domeinen;8° de mate waarin de projectinhouden en de vooropgestelde resultaten overdraagbaar zijn naar andere voorzieningen.
Art. 11.Het adviescomité « Voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding » binnen het Fonds beoordeelt de projecten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, en stelt een gemotiveerd advies op waarin de ingediende projecten worden gerangschikt. Het Fonds beslist over de projecten die in aanmerking komen voor een subsidie en bepaalt binnen het beschikbare krediet het bedrag van de toegekende subsidie overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 12. HOOFDSTUK IV. - Financiering, vooruitgangsbewaking en rapportering
Art. 12.§ 1. De subsidiëring van het project gebeurt op basis van een forfaitair bedrag dat 3 000 000 fr per project op jaarbasis niet mag overschrijden. § 2. De projecten hebben een looptijd van één jaar; verlenging van het project kan na die termijn door het Fonds toegestaan worden voor maximum 2 jaar. § 3. De subsidiëring van het project is niet cumuleerbaar met een bijzondere subsidie toegestaan krachtens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 26 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een handicap bijzondere subsidies aan voorzieningen kan toekennen.
Art. 13.De uitbetaling van de subsidie geschiedt ten belope van 90% binnen de maand volgend op de bij artikel 11 bedoelde beslissing. Het saldo wordt uitgekeerd na goedkeuring door het Fonds van de bij artikel 8 bedoelde verslagen.
Art. 14.De voortgangsbewaking gebeurt op basis van de rapportering zoals bedoeld bij artikel 8 en overeenkomstig de door het Vlaams Fonds vastgestelde modaliteiten. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 maart 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS