gepubliceerd op 18 november 2005
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de interlandelijke adoptie
23 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de interlandelijke adoptie
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering betreffende interlandelijke adoptie van 19 april 2002;
Gelet op het decreet van 15 juli 2005 tot regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 22 september 2005;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 8 juni 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat een besluitswijziging onverwijld moet worden genomen gelet op de rechtszekerheid die dringend aan de burgers moet worden geboden in het kader van adoptie;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;2° decreet : het decreet van 15 juli 2005 tot regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen;3° samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie;4° adoptant : een persoon of personen vermeld in artikel 343, § 1, van het Burgerlijk Wetboek;5° dienst voor maatschappelijk onderzoek : dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie. HOOFDSTUK II. - Voorbereiding op interlandelijke adoptie Afdeling I. - Het voorbereidingsprogramma
Art. 2.Het voorbereidingsprogramma omvat de volgende thema's : 1° de stappen in de procedure, de juridische en andere gevolgen van de adoptie, de mogelijkheden en het nut van de nazorg na de adoptie, vastgelegd in artikel 346-2 van het Burgerlijk Wetboek;2° verlieservaring en rouwproces, hechting, voorgeschiedenis van adoptiekinderen, ontwikkeling van opgroeiende adoptiekinderen, risico's die verbonden zijn aan adoptie, omgaan met diversiteit en discriminatie.Al die thema's worden benaderd vanuit de adoptiedriehoek geboorteouders, adoptiekinderen en adoptieouders.
Een voorbereidingssessie duurt minstens twintig uur in een groep van minstens acht kandidaat-adoptiegezinnen en wordt volledig door de adoptant gevolgd. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan het voorbereidingscentrum toestaan om een voorbereidingssessie met minder dan acht kandidaat-adoptiegezinnen te houden als dat nodig is om binnen een redelijke termijn na aanmelding voorbereiding te kunnen aanbieden. Afdeling II. - Erkenningsprocedure en subsidiëring van de
voorbereidingscentra
Art. 3.Er kunnen maximaal twee voorbereidingscentra erkend worden die in onderlinge afspraak zorgen voor een vormingsaanbod in elke provincie. De minister verleent de erkenning. Om door de Vlaamse minister erkend te worden, moet een voorbereidingscentrum voldoen aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in afdeling III en aan de bijkomende minimale kwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk V.
Art. 4.Het voorbereidingscentrum richt zijn aanvraag tot erkenning per aangetekende brief aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van alle nodige stukken waaruit blijkt dat het aan de gestelde voorwaarden voldoet.
De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag en formuleert binnen zes maanden na ontvangst een gemotiveerd advies en legt dat voor aan de minister.
De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, uiterlijk binnen de drie maanden na ontvangst van het advies.
De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt de ministeriële beslissing onmiddellijk aan het voorbereidingscentrum.
Een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de erkenningstermijn ingediend op de wijze, vermeld in het tweede lid.
Art. 5.Als het voorbereidingscentrum niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, kan de Vlaamse Centrale Autoriteit de minister adviseren om de erkenning van het voorbereidingscentrum onmiddellijk in te trekken of te schorsen voor een bepaalde termijn.
De Vlaamse Centrale Autoriteit brengt het voorbereidingscentrum hiervan vooraf per aangetekende brief op de hoogte. Het voorbereidingscentrum kan binnen veertien dagen vragen om te worden gehoord.
De minister neemt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit een beslissing over de onmiddellijke intrekking of schorsing van de erkenning.
De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit die de ministeriële beslissing onmiddellijk bezorgt aan het voorbereidingscentrum.
Art. 6.De kostprijs voor deelname aan de voorbereiding op interlandelijke adoptie bedraagt 25 euro, te betalen door de adoptant aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. De Vlaamse Centrale Autoriteit stuurt de aanvraag pas door naar het voorbereidingscentrum na ontvangst van de betaling.
Art. 7.Het voorbereidingscentrum dat door de minister wordt erkend wordt gesubsidieerd voor personeelskosten en werkingskosten.
Het voorbereidingscentrum ontvangt voor personeels- en werkingskosten een basissubsidiëring van 132.416,38 euro per jaar binnen de beschikbare kredieten. Als het aantal gerealiseerde voorbereidingssessies gedurende twee opeenvolgende jaren minder dan dertien sessies bedraagt, wordt de basissubsidie evenredig met de gemiddelde daling onder de dertien sessies verminderd.
Daarnaast wordt aan het voorbereidingscentrum, binnen de beschikbare kredieten, vanaf de veertiende gerealiseerde voorbereidingssessie een extra subsidie per sessie toegekend van 5.368,14 euro.
Als de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is, meer bedraagt dan de reële uitgaven, vermeld in het tweede lid, moet het centrum met het saldo reserves opbouwen. Die reserves moeten worden aangewend voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie, uitgekeerd volgens dit besluit. Reserves, opgebouwd na 1 januari 2006, die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 10 % van de jaarlijkse jaarsubsidie, worden integraal teruggestort aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Bovendien mogen de reserves cumulatief maximum 20 % bedragen van het gemiddelde van de jaarsubsidie van de voorbije 3 jaar.
De subsidiebedragen worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de gezondheidsindex van december 2004, namelijk 114,25.
De subsidiëring wordt bepaald en uitbetaald door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 8.De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
De inspectieambtenaren hebben vrije toegang tot de lokalen van het voorbereidingscentrum en hebben het recht om alle administratieve stukken en dossiers te raadplegen. De coördinator geeft hen op verzoek toegang tot de dossiers. Afdeling III. - Voorwaarden tot erkenning van de voorbereidingscentra
Art. 9.Het voorbereidingscentrum beschikt over een team dat bestaat uit een coördinator en teamleden die voldoende competent en professioneel zijn voor de opdrachten die zij moeten vervullen overeenkomstig artikel 14, en die beantwoorden aan de door het voorbereidingsteam opgestelde profielomschrijving.
De coördinator stuurt de dagelijkse werking en de kwaliteitszorg. Hij biedt voldoende informatie, begeleiding en inspraak aan alle teamleden.
Met het oog op participatie in het adoptiebeleid neemt de coördinator op geregelde tijdstippen deel aan een door de Vlaamse Centrale Autoriteit gecreëerde overlegstructuur.
Art. 10.Alle teamleden hebben een duidelijke taakomschrijving. Die vormt het uitgangspunt voor systematische en geregelde evaluatie- en functioneringsgesprekken.
Art. 11.Het voorbereidingscentrum heeft een vormingsbeleid dat in samenspraak met alle teamleden is opgesteld.
Art. 12.In het personeelsbeleid worden de voorwaarden gecreëerd voor een goed samenwerkingsklimaat.
Art. 13.Het voorbereidingscentrum beschikt over een aangepaste accommodatie voor teamleden en adoptanten.
Art. 14.Het voorbereidingscentrum voert binnen de beschikbare middelen een gezond financieel beleid.
Art. 15.Het voorbereidingscentrum heeft een duidelijk afgebakend dienstverleningsaanbod dat bestaat uit een kwalitatieve voorbereiding van adoptanten. De voorbereiding moet bijdragen tot een verantwoorde en bewuste keuze van de deelnemers zelf om al dan niet een kind te willen adopteren.
Art. 16.Het voorbereidingscentrum geeft de deelnemers aan het voorbereidingsprogramma tijdig correcte, volledige en duidelijke informatie zowel voor als tijdens het voorbereidingsprogramma.
Art. 17.Het voorbereidingscentrum treft maatregelen die respect voor de basisrechten en de gebruikersrechten waarborgen en die conform de internationale, federale en gemeenschapsreglementeringen zijn.
De teamleden geven, zonder toestemming van de adoptant, op geen enkele wijze informatie over de adoptant door aan derden. Daarvan kan enkel worden afgeweken als de fysieke of de psychische integriteit van te plaatsen minderjarigen wordt bedreigd.
De teamleden zijn gehouden aan het beroepsgeheim en de naleving van de fundamentele rechten van het kind.
De teamleden behandelen de adoptant met respect voor zijn levensvisie en integriteit.
Art. 18.Het voorbereidingscentrum beschikt over een klachtenprocedure die aan de gebruiker kenbaar wordt gemaakt en een antwoord binnen een redelijke termijn garandeert.
Art. 19.Het voorbereidingscentrum signaleert op een systematische wijze tekorten, behoeften, knelpunten en ontwikkelingen in het voorbereidingsaanbod en formuleert voorstellen met betrekking tot de verbetering ervan aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 20.Bij het begin van elk nieuw kalenderjaar legt het voorbereidingscentrum aan de Vlaamse Centrale Autoriteit zijn jaarverslag voor.
Het jaarverslag omvat een activiteitenoverzicht, een overzicht van de uitgereikte voorbereidingsattesten, een financieel overzicht, een lijst met de leden van het voorbereidingsteam en hun diploma's. HOOFDSTUK III. - Het maatschappelijk onderzoek Afdeling I. - Erkenningsprocedure en subsidiëring van de diensten voor
maatschappelijk onderzoek
Art. 21.Per provincie kan maximaal één dienst voor maatschappelijk onderzoek erkend worden voor het voeren van maatschappelijke onderzoeken in het kader van de procedure houdende vaststelling van de geschiktheid om te adopteren voor de jeugdrechtbank. De erkenning wordt door de minister verleend.
Om erkend te worden voor het vervullen van de opdracht, vermeld in het eerste lid, moet een dienst voor maatschappelijk onderzoek voldoen aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in afdeling II en de bijkomende minimale kwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk V.
Art. 22.De dienst voor maatschappelijk onderzoek richt zijn aanvraag tot erkenning per aangetekende brief aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van de statuten van de dienst en van alle nodige stukken waaruit blijkt dat aan de gestelde erkenningsvoorwaarden is voldaan.
De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag en geeft binnen zes maanden na ontvangst een gemotiveerd en eensluidend advies aan de minister.
De minister brengt de Vlaamse Centrale Autoriteit binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit op de hoogte van zijn beslissing.
De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt de beslissing aan de dienst voor maatschappelijk onderzoek, onmiddellijk na kennisgeving door de minister.
Een vernieuwing van de erkenning moet worden aangevraagd uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de erkenningstermijn, op de wijze, vermeld in het eerste lid.
Art. 23.Als de dienst voor maatschappelijk onderzoek niet meer aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan de Vlaamse Centrale Autoriteit de minister adviseren om de erkenning van de dienst voor maatschappelijk onderzoek onmiddellijk in te trekken of voor een bepaalde termijn te schorsen. De Vlaamse Centrale Autoriteit brengt de dienst voor maatschappelijk onderzoek hiervan vooraf per aangetekende brief op de hoogte. De dienst voor maatschappelijk onderzoek kan binnen veertien dagen vragen om te worden gehoord.
De minister neemt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het gemotiveerd advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit een beslissing over de intrekking van de erkenning of de schorsing ervan.
De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit die de dienst voor maatschappelijk onderzoek daarvan onverwijld op de hoogte brengt.
Art. 24.De door de minister erkende dienst voor maatschappelijk onderzoek wordt gesubsidieerd voor de personeelskosten en de werkingskosten.
De dienst voor maatschappelijk onderzoek ontvangt voor personeels- en werkingskosten een basissubsidiëring van 163.815 euro per jaar binnen de beschikbare kredieten. Als het totaal aantal gerealiseerde gezinsonderzoeken door alle diensten voor maatschappelijk onderzoek samen gedurende twee opeenvolgende jaren minder dan 330 bedraagt, wordt de basissubsidie evenredig met de gemiddelde daling onder de 330 verminderd.
Daarnaast wordt aan de dienst voor maatschappelijk onderzoek, per gerealiseerd maatschappelijk onderzoek boven de 66 per team op jaarbasis en binnen de beschikbare kredieten een extra subsidie toegekend van 1.537 euro.
Als de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is, meer bedraagt dan de reële uitgaven, vermeld in het tweede lid, moet de dienst voor maatschappelijk onderzoek met het saldo reserves opbouwen. Die reserves moeten worden aangewend voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie, uitgekeerd volgens dit besluit.
Reserves, opgebouwd na 1 januari 2006, die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 10 % van de jaarlijkse jaarsubsidie, worden integraal teruggestort aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Bovendien mogen de reserves cumulatief maximum 20 % bedragen van het gemiddelde van de jaarsubsidie van de voorbije 3 jaar.
De subsidiebedragen worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de gezondheidsindex van december 2004, namelijk 114,25.
De subsidiëring wordt bepaald en uitbetaald door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 25.De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
De inspectieambtenaren hebben vrije toegang tot de lokalen van de dienst voor maatschappelijk onderzoek en hebben het recht om alle administratieve stukken en dossiers te raadplegen. De coördinator geeft hen op verzoek toegang tot de dossiers. Afdeling II. - Voorwaarden tot erkenning van de diensten voor
maatschappelijk onderzoek
Art. 26.De dienst voor maatschappelijk onderzoek heeft een personeelsbezetting die bestaat uit een coördinator en teamleden die voldoende competent en professioneel zijn voor de opdracht die zij moeten vervullen en die beantwoorden aan de door de dienst voor maatschappelijk onderzoek opgestelde profielomschrijving.
De dienst voor maatschappelijk onderzoek bestaat uit ten minste twee maatschappelijke assistenten en twee psychologen, of uit personen met een gelijkgesteld diploma.
De coördinator stuurt de dagelijkse werking en de kwaliteitszorg. Hij biedt voldoende informatie, begeleiding en inspraak aan alle teamleden.
Met het oog op participatie in het adoptiebeleid neemt de coördinator op geregelde tijdstippen deel aan een door de Vlaamse Centrale Autoriteit gecreëerde overlegstructuur.
Art. 27.De teamleden hebben een duidelijke, geïndividualiseerde taakomschrijving. Die vormt het uitgangspunt voor systematische en geregelde evaluatie- en functioneringsgesprekken.
Art. 28.De dienst voor maatschappelijk onderzoek heeft een vormingsbeleid, met specifieke aandacht voor intervisie, dat voor alle teamleden in samenspraak met hen is opgesteld.
Art. 29.In het personeelsbeleid worden de voorwaarden gecreëerd voor een goed samenwerkingsklimaat.
Art. 30.De dienst voor maatschappelijk onderzoek beschikt over een aangepaste infrastructuur om de gesprekken met de adoptant te laten verlopen met maximale garanties voor de privacy.
Art. 31.De dienst voor maatschappelijk onderzoek voert met de beschikbare middelen een gezond financieel beleid.
Art. 32.De dienst voor maatschappelijk onderzoek heeft een duidelijk afgebakend dienstverleningsaanbod dat bestaat uit het voeren van een maatschappelijk onderzoek om de jeugdrechter in staat te stellen de geschiktheid van de adoptant om een kind te adopteren na te gaan. Dat maatschappelijk onderzoek verloopt volgens de afspraken beschreven in het draaiboek en volgens de normen en waarden, opgenomen in de kwaliteitsvisietekst, vermeld in artikel 69, en moet resulteren in een verslag over de adoptant dat neergelegd wordt ter griffie binnen twee maanden na het vonnis waarbij het is bevolen.
Het maatschappelijk onderzoek moet ten minste betrekking hebben op de thema's, vermeld in artikel 4, 1°, van het samenwerkingsakkoord.
Art. 33.De dienst voor maatschappelijk onderzoek verstrekt de adoptant duidelijke informatie over zijn professionele dienstverlening, zowel voor, tijdens als na het maatschappelijk onderzoek.
Art. 34.De dienst voor maatschappelijk onderzoek treft maatregelen die respect voor de basisrechten en de gebruikersrechten waarborgen en die conform de internationale, federale en gemeenschapsreglementeringen zijn.
De teamleden hebben een discretieplicht en zijn gehouden aan het beroepsgeheim en de naleving van de fundamentele rechten van het kind.
De teamleden behandelen de adoptant met respect voor zijn levensvisie en integriteit.
Art. 35.De dienst voor maatschappelijk onderzoek beschikt over een klachtenprocedure die aan de gebruiker kenbaar wordt gemaakt en een antwoord binnen een redelijke termijn garandeert.
Art. 36.De dienst voor maatschappelijk onderzoek signaleert op een systematische wijze tekorten, behoeften, knelpunten en ontwikkelingen van het maatschappelijk onderzoek en formuleert voorstellen voor de verbetering ervan aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 37.Bij het begin van elk nieuw kalenderjaar legt de dienst voor maatschappelijk onderzoek aan de Vlaamse Centrale Autoriteit zijn jaarverslag over.
Het jaarverslag omvat een activiteitenoverzicht, een overzicht van de opgestelde verslagen, een financieel overzicht en een lijst met de personeelsleden van de dienst voor maatschappelijk onderzoek en hun diploma's. HOOFDSTUK IV. - Adoptiebemiddeling Afdeling I. - Erkenningsprocedure van de adoptiediensten
Art. 38.Er kunnen maximaal vier adoptiediensten met elk minimaal dertig plaatsingen gemiddeld op jaarbasis erkend worden met als taak te bemiddelen inzake adoptie en de eerste nazorg te verstrekken. Het gemiddelde aantal plaatsingen op jaarbasis wordt berekend over vijf opeenvolgende jaren, vertrekkend van het jaar 2006.
De minister verleent de erkenning. Om door de Vlaamse minister erkend te worden, moet een adoptiedienst voldoen aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in afdeling II en aan de bijkomende minimale kwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk V.
Art. 39.De adoptiedienst stuurt zijn erkenningsaanvraag aangetekend naar de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van de statuten van de dienst en van alle nodige stukken waaruit blijkt dat aan de wettelijke bepalingen inzake erkenning van adoptiedienst is voldaan.
De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag, eventueel na opvraging van aanvullende stukken of inlichtingen of na inspectie ter plaatse, en geeft uiterlijk zes maanden na ontvangst een gemotiveerd advies aan de minister.
De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het advies.
De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt de ministeriële beslissing onmiddellijk aan de adoptiedienst.
Een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van de erkenningstermijn ingediend, op de wijze, vermeld in het derde lid.
De adoptiedienst wordt van de beslissing over de verlenging van de erkenning in kennis gesteld voor de erkenningstermijn verlopen is.
Art. 40.Als de adoptiedienst niet meer aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, kan de Vlaamse Centrale Autoriteit de minister adviseren om de erkenning van de adoptiedienst onmiddellijk in te trekken of voor een bepaalde termijn te schorsen. De Vlaamse Centrale Autoriteit brengt de adoptiedienst hiervan vooraf per aangetekende brief op de hoogte. De adoptiedienst kan binnen veertien dagen vragen om te worden gehoord.
De minister neemt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het gemotiveerde advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit een beslissing over de intrekking van de erkenning of de schorsing ervan.
De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit die de adoptiedienst daarvan onverwijld op de hoogte brengt. Afdeling II. - Voorwaarden tot erkenning van de adoptiediensten
Onderafdeling I. - Teamleden en medewerkers
Art. 41.Een adoptiedienst beschikt over een interdisciplinair team dat ten minste uit vier personen bestaat waaronder de coördinator en waarin de volgende disciplines vertegenwoordigd zijn : 1° een arts;2° een licentiaat in de psychologie, pedagogie of een persoon met een gelijkwaardig diploma;3° een jurist;4° een maatschappelijk assistent of de houder van een ander diploma, ten minste van het niveau hoger onderwijs buiten de universiteit met sociale, psychologische of pedagogische oriëntatie.
Art. 42.De coördinator stuurt de dagelijkse leiding en de kwaliteitszorg. Hij biedt voldoende informatie, begeleiding en inspraak aan alle teamleden en medewerkers.
Met het oog op participatie in het adoptiebeleid neemt de coördinator op geregelde tijdstippen deel aan een door de Vlaamse Centrale Autoriteit gecreëerde overlegstructuur.
Art. 43.De coördinator is aan de adoptiedienst verbonden door middel van een schriftelijke arbeidsovereenkomst. De andere teamleden en medewerkers zijn aan de adoptiedienst verbonden door middel van, hetzij een schriftelijke arbeidsovereenkomst, hetzij een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst.
Art. 44.De coördinator, teamleden en medewerkers zijn voldoende competent en professioneel en beantwoorden aan de door de adoptiedienst opgestelde profielomschrijving.
Art. 45.Alle teamleden hebben een duidelijke taakomschrijving. Die vormt het uitgangspunt voor systematische en geregelde evaluatie- en functioneringsgesprekken.
Art. 46.De adoptiedienst werkt een vormingsbeleid uit voor alle teamleden en medewerkers dat in samenspraak met hen is opgesteld.
Art. 47.In het personeelsbeleid worden voorwaarden gecreëerd voor een goed samenwerkingsklimaat.
Art. 48.De teamleden en medewerkers hebben een discretieplicht en zijn gehouden aan het beroepsgeheim en de naleving van de fundamentele rechten van het kind.
De teamleden behandelen de adoptant met respect voor zijn levensvisie en integriteit.
Onderafdeling II. - Infrastructuur en bereikbaarheid
Art. 49.De adoptiedienst beschikt over een aangepaste infrastructuur om de gesprekken met de gebruikers te laten verlopen met maximale garanties voor de privacy.
Art. 50.De adoptiedienst is vlot toegankelijk en voldoende bereikbaar.
Onderafdeling III. - Werking van de adoptiedienst
Art. 51.De adoptiedienst formuleert een pedagogisch en agogisch concept conform de kwaliteitsvisietekst vermeld in artikel 69.
Art. 52.De adoptiedienst waakt erover zijn betrouwbaarheid en professionaliteit te waarborgen en uit te dragen. De adoptiedienst streeft in zijn beleid naar systematisch, methodisch en procesmatig handelen.
Art. 53.De adoptiedienst treft maatregelen die respect voor de basisrechten en gebruikersrechten waarborgen en die conform de internationale, federale en gemeenschapsreglementeringen zijn.
Art. 54.De adoptiedienst voert met de beschikbare middelen een gezond financieel beleid.
Onderafdeling IV. - Hulp- en dienstverlening
Art. 55.De organisatie van de adoptiedienst is gericht op een vlotte hulp- en dienstverlening. De adoptiedienst werkt daarvoor samen met externe relevante personen en instanties.
Art. 56.De adoptiediensten stellen alles in het werk om de procedure zo snel mogelijk te laten verlopen zonder de integrale naleving van de procedures in het gedrang te brengen. De wachttijden, de periodes van onzekerheid en de overgangsperiodes voor de kinderen dienen zo veel mogelijk beperkt te worden.
Art. 57.De adoptiedienst verstrekt duidelijke en relevante informatie aan de gebruikers zowel voor, tijdens als na de begeleiding.
Art. 58.De adoptiedienst heeft een duidelijk afgebakend dienstverleningsaanbod dat bestaat uit : 1° het samenwerken met buitenlandse kanalen;2° het evalueren van buitenlandse kanalen;3° het bemiddelen voor buitenlandse kinderen in het kader van het Vlaamse adoptiebeleid om een kind in een goed voorbereid en daartoe geschikt verklaard gezin te plaatsen;4° het voorbereiden van de adoptant op de komst van een buitenlands kind;5° het verstrekken van eerste nazorg met als doel de integratie van het kind in het gezin te stimuleren, vooral in de eerste periode na de aankomst.
Art. 59.§ 1. De taken van de adoptiedienst, vermeld in artikel 14 van het decreet, worden als volgt nader gespecifieerd : 1° per adoptiekanaal legt de adoptiedienst aan de Vlaamse Centrale Autoriteit ter goedkeuring een volledig informatiedossier voor conform de handleiding buitenlandse kanalen, opgemaakt door de Vlaamse Centrale Autoriteit;2° de adoptiedienst registreert op systematische en overzichtelijke wijze de besprekingen van het interdisciplinair team inzake de toewijzing van de kinderen aan de adoptant;3° de overeenkomst, vermeld in artikel 14, § 5, van het decreet, wordt pas ter ondertekening aan de adoptant voorgelegd nadat de jeugdrechtbank een positief geschiktheidsvonnis geveld heeft. § 2. De datum van de overeenkomst, vermeld in § 1, 3°, van dit artikel, is bepalend voor de opname van de adoptant op de wachtlijst.
Bij toewijzing van een kind wordt rekening gehouden met het principe dat voor het kind de meest geschikte adoptant moet worden gezocht. Een afwijking van de wachtlijst kan enkel beslist worden door de Vlaamse Centrale Autoriteit na gemotiveerd voorstel van de dienst. § 3. De overeenkomst kan door beide partijen worden opgezegd. De adoptiedienst wordt enkel vergoed voor de al geleverde prestaties. De adoptiedienst kan de overeenkomst alleen opzeggen als de situatie van de adoptant(en) niet langer beantwoordt aan de vereisten van het herkomstland en de dienst aantoont dat hij niet kan bemiddelen voor de adoptant of als de adoptant de overeenkomst niet naleeft.
Art. 60.De adoptiedienst zorgt voor een verantwoorde afsluiting van de begeleidings- en bemiddelingsopdracht in samenspraak met de gebruiker.
Art. 61.De adoptiedienst beschikt over een klachtenprocedure voor alle deelaspecten van de werking die aan de gebruiker kenbaar wordt gemaakt en een antwoord binnen een redelijke termijn garandeert.
Art. 62.De adoptiedienst signaleert op een systematische wijze tekorten, behoeften, knelpunten en ontwikkelingen van de hulp- en dienstverlening en formuleert voorstellen voor de verbetering ervan aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Onderafdeling V. - Dossiers en wachtlijsten
Art. 63.De dossiers en de wachtlijsten worden met maximale discretie behandeld en bewaard en zijn enkel toegankelijk via de coördinator.
Het medisch dossier wordt afzonderlijk bewaard onder toezicht en verantwoordelijkheid van de arts.
Art. 64.De adoptiedienst garandeert de betrokkenen toegang tot hun dossier overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 65.Noch een dossier, noch een gegeven eruit kan worden overgedragen aan een andere adoptiedienst of hulpverlenende instantie.
Elementen uit het dossier kunnen alleen worden meegedeeld met de toestemming van de betrokkene.
Art. 66.De gegevens, opgenomen in de dossiers en wachtlijsten, en ook alle informatie die de teamleden van de diensten over de betrokkenen vergaren, zijn beschermd door het beroepsgeheim. Afdeling III. - Toezicht
Art. 67.De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
Art. 68.§ 1. Voor het einde van de maand maart van elk jaar legt de adoptiedienst de volgende stukken over het voorbije werkingsjaar aan de Vlaamse Centrale Autoriteit over : 1° een jaarverslag over de activiteiten van het voorbije werkingsjaar met in het bijzonder een overzicht van de gesloten overeenkomsten met de adoptant, de georganiseerde voorbereiding en nazorg en de gerealiseerde adopties;2° een staat van inkomsten en uitgaven;3° een lijst met de leden van het interdisciplinair team met vermelding van hun diploma's en het aantal gepresteerde uren. § 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan nadere richtlijnen uitvaardigen over de wijze waarop de adoptiedienst zijn boekhouding voert. § 3. Het toezicht op de adoptiediensten wordt uitgeoefend door de inspectieambtenaren die daartoe zijn aangewezen. Zij hebben vrije toegang tot de lokalen van de adoptiedienst en hebben het recht alle administratieve stukken en dossiers te raadplegen. De coördinator geeft hen op verzoek toegang tot de dossiers en wachtlijsten. § 4. De adoptiediensten delen aan de Vlaamse Centrale Autoriteit hun huishoudelijk reglement mee. HOOFDSTUK V. - Bijkomende sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen en minimale elementen van kwaliteitszorg
Art. 69.De voorbereidingscentra, de diensten voor maatschappelijk onderzoek en de adoptiediensten werken vanuit de visie dat adoptie een sociale en juridische beschermingsmaatregel is voor het kind, dat het voorkomen van het verlaten of afstaan van kinderen de hoogste prioriteit heeft en dat interlandelijke adoptie subsidiair is aan een duurzame oplossing in het geboorteland. De Vlaamse Centrale Autoriteit legt de concrete toepassing van deze visie vast in een kwaliteitsvisietekst die zij opstelt in samenspraak met de sector.
Art. 70.De voorbereidingscentra, de diensten voor maatschappelijk onderzoek en de adoptiediensten bevorderen de mogelijkheid tot adoptie voor alle kinderen wiens persoonlijke en familiale toestand dit rechtvaardigt, ongeacht hun sociale situatie, ras, etniciteit, cultuur, of fysieke of mentale gezondheidsproblemen.
Art. 71.De voorbereidingscentra, de diensten voor maatschappelijk onderzoek en de adoptiediensten dienen een respectvolle houding aan te nemen tegenover kandidaat-adoptanten, maar zij laten zich in de eerste plaats leiden door de behoeften van het kind.
Art. 72.De minister legt de bepalingen vast met betrekking tot de minimale elementen van kwaliteitszorg voor de voorbereidingscentra, de diensten voor maatschappelijk onderzoek en de adoptiediensten. HOOFDSTUK VI. - Zelfstandige adopties
Art. 73.Bij de aangifte van het buitenlandse kanaal verschaft de zelfstandige adoptant de Vlaamse Centrale Autoriteit alle nuttige informatie over het buitenlandse kanaal via hetwelk hij de adoptie wil realiseren. Hij gebruikt hiervoor het formulier « aangifte buitenlands kanaal » dat door de Vlaamse Centrale Autoriteit ter beschikking wordt gesteld.
Art. 74.De Vlaamse Centrale Autoriteit controleert het buitenlandse kanaal in samenwerking met andere relevante actoren. Ze onderzoekt met name of het kanaal legaal is, alsook of er voldoende garanties zijn dat de adoptie tot stand komt in het hoger belang van het kind en met eerbied voor de fundamentele rechten van het kind op grond van het internationale recht.
Art. 75.De Vlaamse Centrale Autoriteit brengt de adoptant binnen vier maanden na een volledige aangifte van het buitenlandse kanaal op de hoogte van de resultaten van de kanaalcontrole en van haar beslissing terzake. In uitzonderlijke gevallen kan die termijn verlengd worden tot zes maanden.
Na de goedkeuring van het buitenlandse kanaal bezorgt de Vlaamse Centrale Autoriteit de stukken, vermeld in artikel 361-2 van het Burgerlijk Wetboek aan de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst.
Als de Vlaamse Centrale Autoriteit het buitenlandse kanaal niet goedkeurt, deelt ze de adoptant de redenen hiervoor mee.
Art. 76.De adoptant betaalt aan de Vlaamse Centrale Autoriteit een bijdrage in de kosten van het kanaalonderzoek die gebaseerd is op de reële verantwoorde kosten en die maximaal 1.000 euro bedraagt.
Art. 77.De adoptant respecteert de vraag van de herkomstlanden inzake het versturen van opvolgingsrapporten en de eerste nazorg. Hiervoor kan hij een beroep doen op een erkende adoptiedienst mits betaling van een vergoeding van maximaal 750 Euro. HOOFDSTUK VII. - Beroepsprocedure
Art. 78.Het voorbereidingscentrum, de dienst voor maatschappelijk onderzoek of de adoptiedienst kunnen bezwaar aantekenen bij de minister, tegen de volgende beslissingen : 1° de weigering, de schorsing en de intrekking van de erkenning;2° de weigering van de verlenging van de erkenning;3° de beslissing over de termijn van de erkenning of de verlenging van de erkenning.
Art. 79.Het voorbereidingscentrum, de dienst voor maatschappelijk onderzoek of de adoptiedienst dienen in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk vijftien kalenderdagen na kennisneming van de in artikel 77 vermelde beslissingen een gemotiveerd bezwaarschrift in bij de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 80.Het bezwaarschrift bevat eveneens op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen : 1° de naam en het adres van het voorbereidingscentrum, de dienst voor maatschappelijk onderzoek of de adoptiedienst;2° de datum van ontvangst van de betwiste beslissing;3° een verwijzing naar of een kopie van de betwiste beslissing;4° een uitvoerige motivering van het bezwaar;5° de naam en de handtekening van de voorzitter van het voorbereidingscentrum, de dienst voor maatschappelijk onderzoek of de adoptiedienst;6° de datum van instelling van het bezwaar.
Art. 81.De Vlaamse Centrale Autoriteit beslist binnen vijftien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift over de ontvankelijkheid van het bezwaar op basis van de elementen, vastgelegd in voorgaand artikel, motiveert die beslissing en brengt het voorbereidingscentrum, de dienst voor maatschappelijk onderzoek of de adoptiedienst daarvan onmiddellijk op de hoogte per aangetekende brief.
Art. 82.Bij bezwaar tegen de intrekking of de schorsing van de erkenning kan de Vlaamse Centrale Autoriteit tevens binnen vijftien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift beslissen dat het bezwaar geen schorsend karakter heeft. Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de cliëntele en de medewerkers dreigt of de rechten van de adoptiekinderen door een verdere werking in het gedrang dreigen te komen. In alle andere gevallen is het bezwaar schorsend.
Als besloten wordt dat het bezwaar niet schorsend is, stuurt de Vlaamse Centrale Autoriteit de gemotiveerde beslissing onmiddellijk per aangetekende brief naar de dienst in kwestie.
Art. 83.Overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, bezorgt de Vlaamse Centrale Autoriteit het ontvankelijke bezwaarschrift samen met het volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de commissie. De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt tegelijkertijd een kopie van het bezwaarschrift aan de minister.
Het bezwaar wordt verder behandeld volgens de procedure, vermeld in het in § 1 vermelde besluit. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 84.Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 betreffende interlandelijke adoptie wordt opgeheven.
Art. 85.De voorbereidingscentra die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het decreet erkend zijn op basis van het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie behouden hun erkenning tot ze erkend zijn volgens de bepalingen van dit besluit.
Art. 86.De evaluatieteams van de Centra Algemeen Welzijnswerk die erkend zijn op basis van het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie behouden hun erkenning tot ze erkend zijn volgens de bepalingen van dit besluit en functioneren vanaf de inwerkingtreding van het decreet als diensten voor maatschappelijk onderzoek.
Art. 87.De adoptiediensten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het decreet erkend zijn op basis van het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie behouden hun erkenning tot ze erkend zijn volgens de bepalingen van dit besluit.
Art. 88.Tot de inwerkingtreding van artikel 17 en 18 van het decreet van 15 juli 2005 ontvangen de adoptiediensten een jaarlijkse subsidie van 85.000 euro voor de personeels- en werkingskosten van de dienst, binnen de beschikbare kredieten en jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de gezondheidsindex van december 2004, namelijk 114,25. Als het aantal plaatsingen gedurende twee opeenvolgende jaren vanaf 2006 minder bedraagt dan 35, wordt de subsidie verminderd, evenredig met de gemiddelde daling onder de 35 gedurende de twee vorige jaren.
Als de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is aan de adoptiediensten en de bijdragen van adoptanten meer bedragen dan de reële personeelsuitgaven en werkingskosten van de dienst, moet de dienst met het saldo reserves opbouwen. Die reserves moeten worden aangewend voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie, uitgekeerd volgens dit besluit.
Reserves, opgebouwd na 1 januari 2006, die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 10 % van de jaarlijkse jaarsubsidie, worden integraal teruggestort aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Bovendien mogen de reserves cumulatief maximum 20 % bedragen van het gemiddelde van de jaarsubsidie van de voorbije 3 jaar.
De subsidiëring wordt bepaald en uitbetaald door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Tot de inwerkingtreding van artikel 17 en 18 van het decreet van 15 juli 2005 sluit de adoptiedienst met de adoptant een overeenkomst waarin een gedetailleerde weergave wordt gegeven van de aard en de grootte van de kosten, alsook van de betalingswijze. De kostprijs wordt berekend, hetzij door verrekening van de kosten van elk dossier afzonderlijk, hetzij door verrekening van de gemiddelde werkingskosten van één dossier, vergeleken met het totaal aantal dossiers van het jaar in kwestie. In beide gevallen is ongepast financieel gewin uitgesloten. Uitzonderlijke en onverwachte kosten worden afdoende gemotiveerd en moeten het voorwerp uitmaken van een addendum bij de overeenkomst tussen adoptant en adoptiedienst.
Art. 89.Het decreet van 15 juli 2005 treedt in werking op 1 september 2005, met uitzondering van artikel 17, 18, 21, 22, 23 en 26. De inwerkingtreding van de artikelen 22, 23 en 26 wordt uitgesteld tot 1 januari 2006. De inwerkingtreding van de artikelen 17, 18 en 21 wordt uitgesteld tot 1 januari 2007.
Art. 90.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005 met uitzondering van artikel 7, 24 en 88. Deze artikelen treden in werking op 1 januari 2006.
Art. 91.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 september 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE