gepubliceerd op 19 november 1997
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
23 SEPTEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzonder decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en het bijzonder decreet van 15 juli 1997;
Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, inzonderheid op artikel 11, § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 1994 en 5 april 1995;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 1 juli 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 8 juli 1997, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 augustus 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995, wordt een 21° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 21° algemene ziekenhuizen : de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen en met uitzondering van de ziekenhuizen die uitsluitend beschikken over gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), al of niet samen met diensten voor gewone hospitalisatie (kenletter H) of diensten neuro-psychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten (kenletter T) of diensten geriatrie (kenletter G). »
Art. 2.§ 1. In afdeling 2 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling A ingevoegd, bevattende de artikelen 4 tot en met 7, en met als opschrift : "Onderafdeling A. - Gewone procedure". § 2. In afdeling 2 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling B ingevoegd, bestaande uit de artikelen 7bis tot en met 7undecies, die luidt als volgt : « Onderafdeling B. - Specifieke procedure voor de algemene ziekenhuizen
Art. 7bis.In afwijking van de artikelen 4 tot en met 7 geldt voor algemene ziekenhuizen de procedure zoals bepaald in de artikelen 7ter tot en met 7undecies.
Art. 7ter.De aanvraag om een subsidiebelofte te verkrijgen gebeurt in twee fasen. In een eerste fase moet de initiatiefnemer een zorgstrategisch plan ter goedkeuring indienen.
Het zorgstrategisch plan is een deel van het masterplan. Het zorgstrategisch plan dient ten minste het volgende te beschrijven : a) de huidige situatie in termen van zorgaanbod, infrastructuur, ligging en samenwerkingsverbanden;b) de toekomstvisie met betrekking tot dezelfde elementen, de voorziene rol in de regio;c) de onderbouwing van de wenselijkheid en haalbaarheid van deze toekomstvisie, op basis van een grondige omgevingsanalyse met een projectie van zorgbehoeften en zorgaanbod, een afstemming met de andere zorgverstrekkers in de relevante invloedssfeer, en een diepgaande zelfevaluatie van de positie van de initiatiefnemer;d) de voorwaarden die moeten vervuld worden om de nagestreefde visie te realiseren;e) een beschrijving van de totaliteit van de investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de doelgroep en de geplande capaciteit per onderdeel. Voor dringende investeringen worden deze gegevens verstrekt met betrekking tot het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd, met dien verstande dat tevens moet worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie omtrent de totaliteit aan investeringen die de instelling in de komende tien jaar nog wenst te doen. Onder dringende investeringen wordt verstaan de investeringen die dringend dienen te worden uitgevoerd om de operationaliteit van het algemeen ziekenhuis te vrijwaren. Ze mogen per project in ieder geval niet meer bedragen dan 20 miljoen Belgische frank. De totale som aan dringende investeringen waarvoor gedurende de komende tien jaar een subsidiebelofte wordt aangevraagd, mag per algemeen ziekenhuis niet meer bedragen dan een maximaal bedrag, afhankelijk van de grootte van het algemene ziekenhuis. De Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid bepaalt deze maximale bedragen.
Art. 7quater.§ 1. De aanvraag om een subsidiebelofte met daarbij de aanvraag om goedkeuring van een zorgstrategisch plan moet bevatten : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing over het in te dienen zorgstrategisch plan, vergezeld van het advies van de medische raad, bedoeld in artikel 120 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, en eventueel, van het coördinatiecomité, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen;3° de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921, hetzij een instelling beheerst door de wet van 12 augustus 1911 waarbij de rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan de Universiteiten van Brussel en Leuven, of door de wet van 7 april 1971 houdende oprichting en werking van de Universitaire Instelling Antwerpen is;4° het zorgstrategisch plan, bedoeld in artikel 7ter; § 2. Het zorgstrategisch plan moet bij het Fonds ingediend worden in 8 exemplaren, met een ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar. Voor het opmaken van het zorgstrategisch plan moet de initiatiefnemer gebruik maken van modellen die door het Fonds ter beschikking worden gesteld. De initiatiefnemer kan gebruik maken van gegevens die door het Fonds ter beschikking worden gesteld. Het Fonds en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer.
Art. 7quinquies.Binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van het zorgstrategisch plan bezorgt het Fonds het zorgstrategisch plan aan de administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor gezondheidszorg, voor het opmaken van een evaluatienota over de zorgaspecten. Binnen dezelfde termijn bezorgt het Fonds het zorgstrategisch plan aan de administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor financiën en begroting en/of aan één of meer externe deskundigen, voor het opmaken van een evaluatienota over de financiële aspecten.
Binnen 40 kalenderdagen na ontvangst van het zorgstrategisch plan door de administraties en/of deskundigen vermeld in het eerste lid, stuurt het Fonds bij aangetekend schrijven de evaluatienota's aan de initiatiefnemer.
De initiatiefnemer beschikt over een termijn van 40 kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de evaluatienota's, om een reactienota in te dienen bij het Fonds, dan wel om het Fonds te laten weten dat hij een grondige aanpassing van zijn zorgstrategisch plan zal doorvoeren. Wanneer de initiatiefnemer beslist om zijn zorgstrategisch plan grondig aan te passen wordt de procedure van in het begin hervat.
Art. 7sexies.Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de reactienota, of, als geen reactienota werd ingediend binnen de gestelde termijn, binnen vijftien kalenderdagen na het verstrijken van die termijn, bezorgt het Fonds het betrokken dossier aan de Commissie Zorgstrategie, die het dossier een inschrijvingsdatum geeft. Het dossier bestaat uit : het ingediende zorgstrategisch plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota.
Art. 7septies.De Commissie Zorgstrategie, bedoeld in artikel 7sexies, bestaat uit drie interne leden en drie externe leden.
De drie interne leden behoren tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en worden aangeduid door de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
Eén extern lid is afkomstig uit de Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen en twee externe leden worden aangesteld omwille van hun deskundigheid in gezondheidsaangelegenheden.
De externe leden worden aangewezen, in functie van de te behandelen dossiers op de vergaderingen van de Commissie Zorgstrategie, uit een lijst goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
De Commissie Zorgstrategie stelt een huishoudelijk reglement op waarin haar werking, aanstelling van de externe leden en de onverenigbaarheden, worden geregeld. De Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid, keurt het huishoudelijk reglement goed.
Het Fonds neemt het secretariaat van de Commissie Zorgstrategie waar.
Het Fonds verstrekt aan de Commissie Zorgstrategie de inlichtingen die voor haar werking noodzakelijk zijn.
Art. 7octies.De Commissie Zorgstrategie, bedoeld in artikel 7sexies, heeft als opdracht de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid te adviseren over de ingediende zorgstrategische plannen.
De Commissie Zorgstrategie verleent haar advies binnen twee maanden nadat het betrokken dossier bij haar is ingeschreven. Op gemotiveerd verzoek van de Commissie Zorgstrategie kan de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid de termijn voor adviesverlening met maximum één maand verlengen.
Art. 7novies.Het advies van de Commissie Zorgstrategie wordt, tesamen met het ingediende zorgstrategisch plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota, binnen vijftien kalenderdagen na de adviesverlening toegestuurd aan de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
De Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het zorgstrategisch plan binnen de maand nadat hij het advies van de Commissie Zorgstrategie heeft ontvangen.
Art. 7decies.§ 1. Na goedkeuring van zijn zorgstrategisch plan kan de initiatiefnemer de tweede fase starten van zijn aanvraag om een subsidiebelofte te verkrijgen. In deze tweede fase wordt het technische en financiële aspect van het masterplan ter goedkeuring voorgelegd. § 2. De aanvraag om een subsidiebelofte, met daarbij de aanvraag om goedkeuring van het technische en financiële aspect van het masterplan, moet bevatten : 1° de verwijzing naar het door de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid goedgekeurde zorgstrategisch plan;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing over het in te dienen technische en financiële aspect van het masterplan;3° een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden volgens de bepalingen van artikel 11, § 1, van het decreet;4° het technische en financiële aspect van het masterplan, dat ten minste de volgende onderdelen bevat : a) een beschrijving van de bestaande infrastructuur naar historisch en architectonisch belang, ouderdom, functionaliteit, gebruiksintensiteit, leefbaarheid en energie-efficiëntie;b) een beschrijving van de totaliteit van de investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de fasering, de voorziene uitvoeringstermijnen met kostenraming, dit aan de hand van het goedgekeurde zorgstrategisch plan.Voor dringende investeringen als bedoeld in artikel 7ter, tweede lid, e) worden deze gegevens verstrekt met betrekking tot het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd, met dien verstande dat tevens moet worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie omtrent de totaliteit aan investeringen die de instelling in de komende tien jaar nog wenst te doen; c) een schets van de bedoelde investeringswerkzaamheden;d) een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, vergezeld van de balans, de exploitatierekening en de winst- en verliesrekening;e) eventueel een opdeling van de bedoelde investeringen in projecten en hun respectieve uitvoeringstermijnen. § 3. Als het een aanvraag betreft om een subsidiebelofte te krijgen voor werkzaamheden moet de aanvraag behalve de in § 2 gevraagde stukken, de volgende onderdelen bevatten : 1° het stedebouwkundig attest nr.twee indien het door de aard der werkzaamheden vereist is; 2° het advies van de bevoegde brandweerdienst;3° een algemeen vestigingsplan en een uittreksel van het kadastraal plan;4° een voorontwerp van de plannen op schaal 1/100, met vermelding van eventuele uitbreiding in volgende projecten;5° een technisch memorandum;6° een verslag over het gevolg dat is gegeven aan de voorafgaande kerkvergaderingen en aan de aanbevelingen van de administraties;7° een raming van het project per projectfase;8° de oppervlakteberekening van het project. § 4. Als het een aanvraag is om een subsidiebelofte te krijgen voor aankoop, moet de aanvraag, behalve de in §§ 2 en 3 gevraagde stukken, eveneens het ontwerp van de aankoopakte bevatten. § 5. De aanvraag, bedoeld in dit artikel, moet bij het Fonds ingediend worden in drie exemplaren, met een ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar. § 6. De aanvraag, bedoeld in dit artikel, wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 8 en 9.
Art. 7undecies.De vergoeding van de externe leden vermeld in artikel 7septies wordt bepaald door de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid en is ten laste van de begroting van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. »
Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het Fonds of de instellingen onderzoeken of de aanvraag voldoet aan de bepalingen van respectievelijk artikel 4, 5, 6 of 7decies en maken een raming van de financiële weerslag van het project op de opeenvolgende begrotingsjaren. »; 2° in § 2, eerste lid, wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° de functionele administratie over de inhoudelijke aspecten, onder meer inzake de erkenningsnormen, de programmatie, de initiatiefnemer en de begrotingsweerslag op het activiteitenprogramma bij exploitatie van het project, over de prioriteiten tussen de verschillende aanvragen bij de uitvoering, en, wat de algemene ziekenhuizen betreft, over de conformiteit met het goedgekeurde zorgstrategisch plan;».
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 september 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER