gepubliceerd op 08 januari 2008
Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, wat betreft de invoering van de haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen
23 NOVEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, wat betreft de invoering van de haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen
De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet, inzonderheid op artikel 5, 6 en 34;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, gewijzigd bij de besluiten van 2 december 2005, 16 juni 2006 en 20 april 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 12 juli 2007;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 30 augustus 2007;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 12 september 2007;
Gelet op het advies nr. 43.659/3 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2007 met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen bepaalt dat voor nieuwe gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1000 m2 de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid van alternatieve energiesystemen in aanmerking moet worden genomen, voor met de bouw wordt begonnen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, worden een punt 10° en 11° toegevoegd, die luiden als volgt : « 10° haalbaarheidsstudie : studie waaruit blijkt dat de technische, milieukundige en economische haalbaarheid van alternatieve energiesystemen voor de start van de bouw in aanmerking werd genomen;11° bruikbare vloeroppervlakte : de som van de bruto vloeroppervlakten van alle vloerniveaus binnen het beschermd volume van het gebouw, zoals berekend volgens de door het Vlaams Energieagentschap vastgelegde specificaties.»
Art. 2.Aan hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 4, bestaande uit artikel 13bis en artikel 13ter, toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 4 Haalbaarheidsstudies voor alternatieve energiesystemen
Art. 13bis.Bij nieuw op te richten gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1000 m2, dient de bouwheer uiterlijk één maand na de indiening van de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning een haalbaarheidsstudie in bij het Vlaams Energieagentschap.
Art. 13ter.De minister legt de technologieën vast waarvoor een haalbaarheidsstudie moet worden opgesteld. Die heeft betrekking op de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid van alternatieve systemen zoals gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening op basis van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling, stads/blokverwarming of -koeling indien beschikbaar, en warmtepompen onder bepaalde voorwaarden.
De haalbaarheidsstudie bepaalt voor elk van de alternatieve systemen : 1° het aangewezen te installeren vermogen van het alternatief systeem;2° de investeringskosten zonder overheidssteun;3° de investeringskosten met overheidssteun;4° de meerinvesteringen ten opzichte van een klassiek systeem, rekening houdend met de overheidssteun;5° de besparingen of meeruitgaven qua energieverbruik en exploitatie tengevolge van het alternatief systeem ten opzichte van een klassiek systeem;6° de eenvoudige terugverdientijd;7° of de bouwheer van plan is, rekening houdend met de resultaten van de haalbaarheidsstudie, de technologie toe te passen. De eenvoudige terugverdientijd, vermeld in 6°, wordt berekend als de meerinvesteringen, opgegeven onder 4°, gedeeld door de besparingen opgegeven onder 5°, indien deze positief zijn.
De minister bepaalt de nadere regels voor het indienen van de haalbaarheidsstudie. »
Art. 3.In hetzelfde besluit worden in artikel 25 tussen de woorden « de EPB-aangifte » en de woorden « en de startverklaring », de woorden « , de haalbaarheidsstudie » ingevoegd.
Art. 4.Artikel 5 van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet, treedt in werking op de datum waarop dit besluit in werking treedt.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, bepaalt de datum waarop dit besluit in werking treedt.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 november 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS