gepubliceerd op 30 juni 1998
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de jacht in het Vlaamse Gewest voor de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 2003
23 JUNI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de jacht in het Vlaamse Gewest voor de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 2003
De Vlaamse Regering Gelet op het jachtdecreet van 24 juli 1991;
Gelet op het overleg gepleegd tussen de betrokken regeringen op 7 april 1998, overeenkomstig artikel 6, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het overleg gepleegd tussen de ambtenaren van de drie regeringen van de Benelux Economische Unie op 15 januari 1998, overeenkomstig artikel 2 van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, ondertekend in Brussel op 10 juni 1970;
Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Jachtraad, gegeven op 9 september 1997;
Gelet op het advies van de gewestelijke sectie van de Nationale Landbouwraad, gegeven op 27 november 1997;
Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 3 december 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 januari 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 17 april 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van state;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° woudmeester : de ambtenaar van de afdeling Bos en Groen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aangewezen als woudmeester voor de provincie waarin het grootste gedeelte van een bepaald jachtterrein gelegen is;2° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud;3° vogelrichtlijngebieden : speciale beschermingszones voor vogels aangewezen bij besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;4° afschotplan : een op verzoek van een houder van het jachtrecht jaarlijks, op grond van kwalitatieve of kwantitatieve elementen, door de woudmeester vastgesteld aantal stuks wild van een bepaalde wildsoort dat in het jachtterrein van de jachtrechthouder mag worden geschoten. § 2. Dit besluit geldt voor de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 2003. Die periode omvat vijf jachtseizoenen die telkens aanvangen op 1 juli en eindigen op 30 juni van het volgende kalenderjaar. De openings- en sluitingsdata gelden voor gans het Vlaamse Gewest en voor alle jachtwijzen, behoudens andersluidende bepalingen. HOOFDSTUK II. - Jacht op grofwild
Art. 2.§ 1. De jacht op grofwild mag alleen worden beoefend bij bersjacht of bij aanzitjacht. § 2. Bij de jacht op grofwild is het gebruik van honden verboden. Voor het nazoeken en uitwerken van het zweetspoor van een gekwetst dier is het gebruik van een speciaal daartoe afgerichte leihond toegelaten.
Art. 3.§ 1. De jacht met vuurwapens op edelherten is open : 1° op herten : van 15 september tot en met 5 februari;2° op hinden en kalveren (beide geslachten) : van 15 oktober tot en met 5 februari. § 2. De jacht op herten, hinden en kalveren mag slechts worden uitgeoefend als de houder van het jachtrecht zijn afschotplan, met de vermelding van het aantal in het jachtveld aanwezige dieren en het voorgenomen aantal te schieten dieren, bij aangetekende brief, heeft meegedeeld aan de woudmeester. De houder van het jachtrecht zal eveneens vermelden hoeveel stuks werden geschoten gedurende de laatste drie jaar in het jachtterrein.
Als aan de in het vorig lid vermelde voorwaarden is voldaan, dan keurt de woudmeester het afschotplan goed namens de bevoegde minister. Hij brengt de jachtrechthouder bij aangetekende brief op de hoogte van die goedkeuring. § 3. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing ingeval gekweekte edelherten en damherten worden vervoerd, gedood en geslacht zoals bepaald in het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gekweekt wild en op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat het wild werd gekweekt en waarvan met het Sanitel-identificatie- en registratiesysteem de herkomst kan worden nagegaan. § 4. In de periode dat het alleen toegelaten is het hert te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van detailhandel slechts toegestaan, wanneer de geslachtskenmerken van het dier duidelijk zichtbaar zijn.
Art. 4.§ 1. De jacht met vuurwapens op reewild is open : 1° op reebokken : a) van 1 juli tot en met 15 september 1998;b) van 15 mei tot en met 15 september voor de jaren 1999 tot 2002;c) van 15 mei tot en met 30 juni 2003;2° op reegeiten en kalveren : van 15 januari tot 15 maart. § 2. De jacht op reewild mag worden beoefend vanaf een half uur vóór de officiële zonsopgang tot een half uur na de officiële zonsondergang. § 3. In de periode dat het toegelaten is reeën te schieten en te vervoeren, is het vervoer slechts toegestaan mits voorlegging van het meldingsformulier, bedoeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild. Voor reeën die in een ander Belgisch Gewest werden geschoten, moet een getuigschrift van een bevoegde autoriteit worden voorgelegd waaruit de herkomst van dit wild blijkt.
Art. 5.§ 1. In elk jachtseizoen is de jacht met vuurwapens op damwild open : 1° op damherten : van 15 september tot en met 5 februari;2° op damhinde en kalveren (beide geslachten) : van 1 november tot en met 5 februari. § 2. Wanneer alleen de jacht op het damhert toegestaan is, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegestaan, wanneer de geslachtskenmerken van het dier uiterlijk zichtbaar zijn.
Art. 6.De jacht met vuurwapens op de moeflonram waarvan de slakken, gemeten langs de buitenzijde, minstens 60 cm bereiken, op het moeflonschaap, op vrouwelijke moeflonlammeren en jonge mannelijke dieren met slakken van maximum 30 cm lengte, is open van 1 oktober tot en met 5 februari.
Art. 7.De jacht met vuurwapens op wilde zwijnen is open van 1 juli tot 31 januari.
Art. 8.De bepalingen van artikel 3, § 2 inzake het afschotplan gelden eveneens voor de jacht op moeflons, damwild en wilde zwijnen. HOOFDSTUK III. - Jacht op kleinwild
Art. 9.De jacht met vuurwapens of met roofvogels op de volgende kleinwildsoorten is open : 1° op patrijzen : van 1 oktober tot en met 30 november;2° op hazen : van 15 oktober tot en met 31 december;3° op fazanthanen : van 15 oktober tot en met 31 januari;4° op fazanthennen : van 1 november tot en met 15 december.
Art. 10.De houder van het jachtrecht of zijn gemachtigde, mag in de periode van 1 februari tot en met 30 juli, naar zijn jachtveld fazanten vervoeren om die daar in open volières vrij te laten. Dat moet gebeuren onder de volgende voorwaarden : 1° De vogels mogen op geen enkele wijze verminkt zijn of onbekwaam om te vliegen;2° Er mag ten hoogste één volière per 40 ha jachtveld in het jachtterrein aanwezig zijn van waaruit maximum één fazant per ha en per jaar mag uitgezet worden;3° De volières mogen geen kunstmatige of natuurlijke bedekkingen hebben en de wanden ervan moeten ten minste twee meter hoog zijn;4° De persoon die de uit te zetten fazanten vervoert moet houder zijn van de ontvangstmeldingen bedoeld in artikel 11 van dit besluit;5° Het gebied waarin de fazanten uit open volières worden vrijgelaten, moet plaatsen met voldoende water en dekking voor die vogels bevatten.
Art. 11.De jachtrechthouder kan alleen van de in de artikel 10 vermelde mogelijkheden tot uitzetten van fazanten gebruik maken indien hij vóór elke uitzetting aan de woudmeester schriftelijk de volgende gegevens meedeelt : 1° het aantal uit te zetten fazanten en de datum van uitzetten;2° het aantal open volières in zijn jachtterrein; 3° de plaats van de open volières bedoeld in artikel 10, met aanduiding van de juiste ligging ervan op een kaart op schaal 1:10.000.
De woudmeester geeft hiervan een ontvangstmelding aan de jachtrechthouder. HOOFDSTUK IV. - Jacht op waterwild
Art. 12.§ 1. De jacht met vuurwapens of roofvogels op waterwild in elk jachtseizoen is open : 1° op wilde eenden : van 15 augustus tot en met 31 januari;2° op meerkoeten : van 15 oktober tot en met 31 december;3° op smienten : van 15 oktober tot en met 31 december;4° op grauwe ganzen : van 15 augustus tot en met 30 september. § 2. De jacht op wilde eenden is vóór 15 september alleen toegestaan op of onmiddellijk langsheen waterlopen, waterplassen en moerassen.
Het schieten van niet vliegvlugge eenden is verboden. § 3. De jacht op smienten mag niet worden uitgeoefend op terreinen gelegen binnen de perimeter van de vogelrichtlijngebieden. § 4. De jacht op grauwe ganzen is alleen toegelaten tussen een halfuur voor zonsopgang en tien uur in de voormiddag, in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. § 5. De jacht op alle waterwild is verboden : 1° in de havengeul van Nieuwpoort en op de omliggende gronden en dit in het gebied tussen de Noordzee, de grens tussen de vroegere gemeenten Westende en Nieuwpoort tot aan de Koninklijke Baan te Nieuwpoort, de Koninklijke Baan tot aan de Lange Brug, de Albert I-laan en het Hendrikaplein te Nieuwpoort;2° op het gedeelte van het grondgebied van de gemeenten Lokeren en Waasmunster tussen : a) de oude Zelebaan, vanaf de afrit van de autoweg E17 op het grondgebied van Lokeren tot aan de Zelestraat, de Zelestraat tot aan de Lepelstraat;b) de Lepelstraat, vanaf de Oude Zelebaan, de Brugstraat tot aan de Durme, de Oude Bruglaan en de Rozenstraat tot aan de steenweg Antwerpen-Gent, de steenweg Antwerpen-Gent, vanaf de Rozenstraat tot aan het kruispunt Heiken;c) de Groenselstraat, vanaf de steenweg Antwerpen-Gent (kruispunt Heiken), de Sousbeekstraat tot aan de Neerstraat, vervolgens de Neerstraat tot aan de autoweg E17;3° in het gebied « De Maten », waarvan de grenzen werden vastgelegd bij het koninklijk besluit van 21 augustus 1975 tot bescherming als landschap van het natuurreservaat « De Maten », gelegen op het grondgebied van de gemeenten Genk en Diepenbeek;4° op het gedeelte van het grondgebied van de gemeente Zonhoven en Hasselt (Kuringen) gelegen tussen : a) ten noorden, de Witvenweg te Zonhoven tot aan de spoorweg Hasselt-Mol;b) ten oosten, de spoorweg Hasselt-Mol, vanaf de kruising met de Witvenweg tot aan de Slangebeek te Zonhoven;c) ten zuiden, de Slangebeek in Zonhoven, vanaf de kruising met de spoorweg Hasselt-Mol tot aan de hoogspanningslijn Kiewit-Houthalen in Hasselt (Kuringen);d) ten westen, de hoogspanningslijn Kiewit-Houthalen in Hasselt(Kuringen) vanaf de kruising met de Slangebeek tot aan de Semmenstraat, vervolgens de Semmenstraat tot aan de Borgerheidestraat en van de Borgerheidestraat te Hasselt (Kuringen) tot aan de Witvenweg in Zonhoven;5° op het gedeelte van het grondgebied van de stad Mechelen, gelegen tussen : a) ten oosten en ten noordoosten, de Dijle;b) ten zuiden, de Hoge Weg, vanaf de dijk van de Dijle tot aan de dijk van de Leuvense Vaart;c) ten westen, de Leuvense Vaart, vanaf de Hoge Weg tot aan de samenvloeiing met de Dijle;6° in de buitendijkse gebieden langs de Schelde vanaf de grens van Dendermonde met Wichelen tot het Vlaams Hoofd in Antwerpen;7° binnen de perimeter van de volgende vogelrichtlijngebieden : a.IJzervallei te Diksmuide b. Poldercomplex c.Het Zwin en aangrenzende polders d. Het Oostvlaamse Krekengebied e.Beneden-Zeeschelde f. De Kuifeend en Blokkersdijk te Antwerpen g.Durme en Middenloop van de Schelde h. Bokrijk en omgeving i.Vijvergebied Midden-Limburg j. De Maten 8° in het gebied Bourgoyen-Ossemeersen, gelegen op het grondgebied van de stad Gent begrensd ten zuiden door Leie, ten westen door de R4, ten noorden door de Zandloperstraat en de Brugsesteenweg en ten oosten door de Rooigemlaan (R40);9° in de Netevallei te Lier-Duffel op het gedeelte van de grondgebieden Mechelen, Rumst en Duffel gelegen tussen a) ten noorden, de Tuinwijkstraat, de Tiburstraat, de Bussestraat, de Lage Vosbergstraat, de A.Stocletlaan en de Hondiuslaan; b) ten westen, de Dijle;c) ten zuiden, de R6 en de N16;d) ten oosten, de N14.10° in de Netevallei op een gedeelte van het grondgebied Lier tussen a) ten noorden, de Tuinweg, de Hulststraat en de Bremstraat;b) ten westen, de N14 en de Bremstraat;c) ten zuiden, de N108 Lier-Duffel;d) ten oosten, de R16.11° op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en waterlopen waarvan de oppervlakte en bijhorende rietkragen langsheen de oevers voor meer dan de helft met ijs zijn bedekt;12° op minder dan tweehonderd meter van een voederplaats waarop granen zijn gestrooid. § 6. In afwijking van het bepaalde onder § 5 is de jacht op de grauwe gans in de onder § 5 bepaalde gebieden toegestaan, voor zover zij gelegen zijn in de provincies Oost-en West-Vlaanderen. § 7. In afwijking van het bepaalde onder § 5 en onverminderd het bepaalde onder § 2 is de jacht op de wilde eend toegestaan van 15 augustus tot en met 15 oktober binnen de perimeter van de volgende vogelrichtlijngebieden : a. IJzervallei te Diksmuide b.Poldercomplex c. Het Zwin en aangrenzende polders d.Het Oostvlaamse Krekengebied e. Beneden-Zeeschelde f.De Kuifeend en Blokkersdijk te Antwerpen g. Bokrijk en omgeving § 8.Bij zeer harde of langdurige vorst verbiedt de minister, op advies van het bureau van de Vlaamse Hoge Jachtraad, tijdelijk de jacht op waterwild.
Art. 13.§ 1. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen wilde eenden en Canadaganzen onder de volgende strikt bepaalde voorwaarden met vuurwapens worden bejaagd, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden, van 10 juli tot en met 31 augustus, op en rond percelen met graangewassen waar de vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht.
Die jacht mag alleen plaatsvinden van één uur vóór zonsondergang tot één uur na zonsondergang. In de perimeter van de vogelrichtlijngebieden mag die jacht alleen plaatsvinden van één uur vóór zonsondergang tot zonsondergang. § 2. De houder van het jachtrecht meldt die bejaging vooraf bij aangetekende brief of per telefax, bij de woudmeester opdat die ambtenaar het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig, die jacht zou kunnen verbieden. Daarvoor gebruikt hij een meldingsformulier volgens het model van bijlage I bij dit besluit. § 3. In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en als er geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen kieviten van 1 juli tot en met 30 juni worden bejaagd onder toezicht van de beheerder van de hierna vermelde terreinen. Die kan, rekening houdend met de bestaande populaties, die jacht beperken of verbieden : 1° binnen de grenzen van de vliegvelden in Antwerpen-Deurne, Brussel-Nationaal, Oostende en Wevelgem;2° binnen de grenzen van de militaire vliegvelden in Melsbroek, Sint-Truiden, Koksijde, Oostduinkerke en Peer (Kleine Brogel). Die jacht kan worden beoefend met vuurwapens en met roofvogels waarvan het bezit reglementair toegestaan is op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK V. - Jacht op overig wild
Art. 14.§ 1. De jacht met vuurwapens of met roofvogels op het overig wild is open : 1° op verwilderde katten : alle dagen van het jaar, voorzover die dieren zich op een afstand van ten minste 200 meter van bewoonde woningen bevinden;2° op vossen : van 1september tot en met 31 januari;3° op konijnen : van 15 september tot en met 31 december;4° op houtduiven : van 1 oktober tot en met 28 februari. § 2. De bejaging van de vos mag niet gebeuren binnen een straal van vijftig meter rond vossen- en dassenburchten. § 3. In afwijking van het bepaalde in § 1 is de jacht op konijnen heel het jaar toegelaten : 1° in bossen, evenals in duinen, grienden, bremvlakten, heiden, houtkanten en alle plaatsen zoals ophogingen, taluds, bermen en grachten met struikgewas of bramen begroeid;2° op percelen in het open veld die palen aan de onder 1° vermelde terreinen, die niet goed afgesloten zijn en waarin zich konijnen bevinden. Bij drijfjacht op konijnen mogen honden slechts gebruikt worden van 1 maart tot en met 31 december; tot 15 oktober moeten zij gemuilband zijn. § 4. Bij het jagen met roofvogels mogen alleen roofvogels worden gebruikt waarvan het bezit reglementair is toegestaan op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest.
Art. 15.§ 1. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen houtduiven onder de volgende strikt bepaalde voorwaarden worden bejaagd met het geweer, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden : 1° van 1 juli 1998 tot en met 30 september 1998;2° van 15 april tot en met 30 september voor de jaren 1999-2002;3° van 15 april 2003 tot en met 30 juni 2003. Die jacht mag alleen worden beoefend op en rond de percelen beplant met graangewassen, koolgewassen, vlas, bonen, erwten, cichorei, aardbeien, suikerbieten en witloof, in de aangrenzende bossen binnen een zone van 100 meter van die percelen, en in de kersenboomgaarden waar die vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van de teelt vooraf een schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht. § 2. De houder van het jachtrecht meldt die bejaging vooraf bij aangetekende brief of per telefax, bij de woudmeester opdat die ambtenaar het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig, die jacht zou kunnen verbieden. Daarvoor gebruikt hij een meldingsformulier volgens het model van bijlage I bij dit besluit. HOOFDSTUK VI. - Bestrijding van wildsoorten.
Art. 16.§ 1. De jachtrechthouder moet onmiddellijk overgaan of laten overgaan tot de bestrijding van de konijnen, met al de middelen toegestaan door de wetgeving, zo niet zal van ambtswege tot die bestrijding worden overgegaan. § 2. De beëdigde jachtwachters van de houders van het jachtrecht mogen het konijn gans het jaar bestrijden met fretten. § 3. De bestrijding van wilde konijnen en houtduiven mag eveneens gebeuren met roofvogels waarvan het bezit reglementair is toegestaan op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest. § 4. De beëdigde jachtwachters die geslaagd zijn voor een officieel jachtexamen of die vóór 1 juli 1992 zijn aangesteld om de stand van houtduiven, wilde konijnen, vossen en verwilderde katten met het geweer te reguleren op het jachtterrein van hun aanstellers, mogen de regulering ten behoeve van het natuurbeheer blijven voortzetten zolang zij in dienst blijven bij hun huidige aanstellers.
Het schieten van vossen mag echter niet gebeuren binnen een straal van vijftig meter rond de vossen- en dassenburchten.
De burchten mogen bij de bestrijding niet uitgegraven, vergraven of onder water of onder enig andere stof in gasvormige, vaste of vloeibare toestand gezet worden.
Die wachters en de grondgebruiker en de jachtrechthouder mogen voor de regulering van de stand van de vossen en verwilderde katten ook gebruik maken van kastvallen met een maximumvolume van 100 dm3, waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen en die, in gesloten toestand, minstens één vrije opening hebben waarbinnen een cirkel met een diameter van tenminste 5 cm kan worden beschreven. § 5. De jachtrechthouder, zijn beëdigde jachtwachter en de grondgebruiker mogen, ten behoeve van het natuurbeheer, eieren van de Canadagans vernielen, na voorafgaande schriftelijke melding aan de woudmeester. § 6. Het krachtens dit artikel gedode wild dient aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waarin de bestrijding plaatsvindt te worden aangeboden. § 7. De bestrijding van grauwe ganzen onder de voorwaarden van artikel 22 van het jachtdecreet van 24 juli 1991 is alleen toegestaan op het grondgebied van de provincies Oost- en West-Vlaanderen.
Art. 17.De woudmeester wordt aangewezen als de ambtenaar bedoeld in artikelen 22, tweede lid, en 24, derde lid, van het jachtdecreet van 24 juli 1991.
Bij de verwittiging van die ambtenaren, in de omstandigheden bepaald in artikel 22, tweede lid van het jachtdecreet van 24 juli 1991, dient men gebruik te maken van een formulier dat gelijkvormig is aan bijlage II van dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen inzake handel en vervoer
Art. 18.§ 1. De wildhandelaren en de restaurantuitbaters mogen diepgevroren wild, behorende tot de categorie grof wild, diepgevroren hazen, patrijzen en fazanten, opslaan en vervoeren buiten de periode gaande vanaf de opening tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dat wild, op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat het wild van buiten het Vlaamse Gewest afkomstig is.
Bovendien mag diepgevroren reewild van 1 oktober tot en met 10 december onder dezelfde voorwaarden worden verhandeld. § 2. Wanneer men alleen fazantenhanen mag schieten en vervoeren, mogen de fazanten slechts worden vervoerd, te koop aangeboden, verkocht en gekocht, indien minstens hun kop met de pluimen bedekt is of indien zij hun staartveren hebben behouden.
Het is verboden levende fazanten te vervoeren vanaf 1 augustus tot en met 31 januari, tenzij met vergunning, afgegeven door een door de minister aangewezen ambtenaar, voor het vervoer van die levende vogels naar erkende slachterijen, naar wildbedrijven en naar plaatsen buiten het Vlaamse Gewest of om die vogels in te voeren naar kwekerijen gelegen buiten een jachtterrein. § 3. Het vervoeren en in de handel brengen van boom- en steenmarters, bunzings, wezels en hermelijnen is verboden. Dat verbod geldt niet voor opgezette exemplaren of huiden van die soorten. § 4. Het is verboden meerkoeten, smienten, kieviten en grauwe ganzen in de handel te brengen vanaf de opening van de jacht tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dat wild. Dat verbod geldt niet voor opgezette exemplaren of pluimen van die soorten. § 5. De Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud is belast met het toestaan van het vervoer van levend wild en eieren van wild, in toepassing van artikel 28 van het jachtdecreet van 24 juli 1991. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere openingsdata
Art. 19.De jacht met de drijfhond is open van 15 oktober tot en met 31 december. HOOFDSTUK IX. - Algemene verbodsbepalingen
Art. 20.§ 1. Het is verboden : 1° bij sneeuw in het open veld te jagen welke ook de hoeveelheid sneeuw is die de grond bedekt, behoudens : a)in de bossen, duinen, grienden, bremvlakten en houtkanten;b) voor de jacht op waterwild op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en waterlopen;2° voor de jacht of de bestrijding levende lokvogels te gebruiken, opgesloten in een kooi, gekortwiekt of vastgehecht aan een drijvend of vast voorwerp;3° te jagen met hazewindhonden;4° te jagen, hoe dan ook, in velden waarop zich graangewassen of andere korrel- of zaaddragende planten bevinden, rijp of rijpend te velde staande of gemaaid, maar liggende op de grond, behalve in toepassing van de artikelen 13 en 15 van dit besluit, uitgezonderd op maïs, op gras en voeder van alle aard, op bieten, aardappelen, rapen en andere planten die niet geteeld worden met het oog op graan- of zaadopbrengsten, op de oogsten van gebonden, rechtgezette of opgehoopte graan- en zaadgewassen, of op de herfstbezaaiingen.5° te jagen met honden binnen een straal van vijftig meter rond een vossen- of dassenburcht. § 2. Het is verboden de jacht met meute en paarden te beoefenen. § 3. Het gebruik van loodhagel bij de jacht op waterwild is verboden : 1° op de terreinen bedoeld in artikel 8, § 2 van het jachtdecreet van 24 juli 1991;2° in de gebieden, gelegen in het Vlaams Gewest, aangewezen bij koninklijk besluit van 27 september 1984 tot aanwijzing van de watergebieden van internationale betekenis en het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1987 tot wijziging van de grenzen van sommige Ramsargebieden.3° binnen de perimeter van de vogelrichtlijngebieden. § 4. Het bezit, de handel en het gebruik van veerklemmen is verboden. HOOFDSTUK X. - Wijzigingsbepalingen
Art. 21.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild worden de woorden « 1 februari » vervangen door de woorden « 15 januari ». HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juni 1998 De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS
BIJLAGEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld