Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 21 oktober 2005
gepubliceerd op 15 december 2005

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden waaraan een doodskist of een ander lijkomhulsel moet beantwoorden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005036541
pub.
15/12/2005
prom.
21/10/2005
ELI
eli/besluit/2005/10/21/2005036541/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 OKTOBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden waaraan een doodskist of een ander lijkomhulsel moet beantwoorden


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, inzonderheid op artikel 11, vierde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 november 2001 houdende uitvoering van artikel 12, tweede en vierde lid, van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 januari 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 36.808/3, gegeven op 30 maart 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Voorwaarden waaraan doodskisten moeten beantwoorden

Artikel 1.Doodskisten moeten uit een natuurlijk materiaal worden vervaardigd.

Het materiaal waaruit de doodskist is vervaardigd, mag niet geïmpregneerd zijn.

Houtbeschermingsmiddelen of halogeenorganische verbindingen zijn niet toegestaan.

Doodskisten en accessoires, gemaakt van metaal of op basis van niet biodegradabele materialen, zijn niet toegestaan.

Een kist, gemaakt van spaanplaat, mag niet meer dan 10 mg vrij of gemakkelijk vrij te maken formaldehyde bevatten per 100 g plaatmateriaal.

Art. 2.Een doodskist die in contact is gekomen met een stoffelijk overschot meermaals gebruiken, is niet toegestaan.

Art. 3.Alleen ureumformaldehydelijm en polyvinylacetaatlijm (PVAC), of andere lijmen die minstens even biologisch afbreekbaar zijn, zijn toegestaan.

Art. 4.Alleen nitrocelluloselak, of andere lakken die minstens even biologisch afbreekbaar zijn, zijn toegestaan.

Vernis, lakken en verven moeten bij de crematie rookarm, ontvlambaar en vrij van halogeenorganische stoffen en zware metalen zijn.

Art. 5.Houtreliëf, houtsnijwerk en brandschilderingen zijn toegestaan.

Handvatten van de doodskisten moeten vervaardigd zijn uit vergankelijk materiaal.

Verbindingselementen als spijkers, schroeven, nieten, klemmen en metalen voeglatten zijn toegestaan.

Alle niet-houten handgrepen, sierschroeven en andere sierstukken moeten van buitenaf verwijderd kunnen worden.

Art. 6.De binnenbekleding van de doodskist mag enkel uit natuurlijke, afbreekbare stoffen bestaan.

Art. 7.Als een doodskist, bestemd voor crematie, niet volledig uit massief hout is vervaardigd, moeten de andere materialen op het vlak van emissie en asresten minstens vergelijkbare resultaten geven bij crematie.

Art. 8.De voorwaarden waaraan de doodskist moet voldoen en die vervat zijn in dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op doodskisten, bestemd voor het internationale lijkenvervoer.

Voor begraving of crematie binnen een gemeente van het Vlaamse Gewest moeten de doodskisten echter steeds voldoen aan de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden waaraan lijkwaden moeten beantwoorden

Art. 9.Een lijkwade is een lijkomhulsel dat in de plaats van een doodskist wordt gebruikt bij de lijkbezorging.

Art. 10.Lijkwaden moeten, speciaal voor dit doel, uit een natuurlijk materiaal worden vervaardigd.

Om de vochtigheid te absorberen mogen zaagsel, houtschilfers, houtwol of andere absorberende vergankelijke materialen gebruikt worden.

Art. 11.Een lijkwade die in contact is gekomen met een stoffelijk overschot meermaals gebruiken, is niet toegestaan.

Art. 12.Gedurende zeven dagen in voortdurend contact met water van 5° C en 20° C bij pH 7 mag het materiaal niet meer dan 1 mg vloeibaar water per meter per uur doorlaten, gemeten volgens de norm DIN53122 of een vergelijkbare norm.

Na veertien dagen mag, volgens een biologische proef, de doorlaatbaarheid, gemeten volgens de norm DIN53122 of een vergelijkbare norm, voor gasvormig koolstofdioxide niet minder zijn dan 150 ml per meter per uur en voor zuurstof niet minder dan 200 ml per meter per uur.

Art. 13.De treksterkte van het materiaal en de las- of naadverbindingen mogen niet minder bedragen dan 1 N per mm, gemeten volgens de norm DIN53455 of een vergelijkbare norm (N, nano, groothedensymbool voor brekingsindex).

Als het materiaal wordt dubbelgevouwen en de vouw gedurende dertig minuten wordt belast bij een druk van 5 N per cm2, dan mag het materiaal in de vouw geen scheur vertonen.

Gedurende twee jaar bij opslag van 20° C mag de krimp in de lengte- en de breedterichting niet meer dan 10 % bedragen, gemeten volgens de norm DINASTM : D2732-83 of een vergelijkbare norm.

Art. 14.Het materiaal mag niet meer dan 0,1 gewichtsprocent chloor bevatten.

Zowel bij biologische afbraak als bij crematie mogen geen schadelijke stoffen vrijkomen. Voor zware metalen, zoals Pb, Cr, Ni, Cu, Cd en Zn, en gechloreerde KWS moet worden voldaan aan de Duitse Bundesgütegemeinschaft-norm RAL GZ 251 of een daaraan gelijk te stellen norm. Voor de bepaling hiervan moet worden gebruik gemaakt van de norm ASTM : D 5152-91 of een vergelijkbare norm.

Art. 15.Het materiaal van de lijkwaden moet binnen negentig dagen voor meer dan 98 % worden afgebroken, gemeten volgens de norm ASTM : D 5338-92 of een daarmee vergelijkbare norm.

Art. 16.Indien een onderplank dat gebruikt zou worden voor het transport van een stoffelijk overschot gehuld in een lijkwade samen met het stoffelijk overschot en de lijkwade zou worden begraven of gecremeerd, dan dient de onderplank aan dezelfde voorwaarden te voldoen als bepaald in hoofdstuk I. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling

Art. 17.Het koninklijk besluit van 26 november 2001 tot uitvoering van artikel 12, tweede en vierde lid, van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, wordt opgeheven.

Brussel, 21 oktober 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^