gepubliceerd op 28 april 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens
20 APRIL 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten;
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 28, § 1, 4°, toegevoegd bij het decreet van 9 maart 2001;
Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikel 33bis, § 1bis, ingevoegd bij het decreet van 9 maart 2001;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, inzonderheid op artikel 4, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 9 maart 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 46;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 ter uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 14 juli 2000 en 13 maart 2001;
Gelet op de aanmelding bij de Europese Commissie op 7 augustus 2000;
Gelet op het schrijven (SG(2001)D/286469) van de Europese Commissie van 27 februari 2001 waarbij de steun als verenigbaar met het EG-Verdrag wordt beschouwd;
Overwegende dat er overleg is geweest op 11 september 2000, waarvan het verslag op 28 september 2000 door de Interministeriële Conferentie Landbouw is goedgekeurd;
Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 8 september 2000;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 13 september 2000;
Gelet op het advies van de Sociaal - Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 15 september 2000;
Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, gegeven op 15 september 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd vanuit de overweging dat de varkenshouders de varkensafbouw uitstellen omwille van een nakende opkoopregeling en er daaromtrent grote sociale onrust is;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2001 (31.458/3) met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het stopzettingsdecreet : het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten;2° het meststoffendecreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; 3° de varkenshouder : houder van een milieuvergunning voor de exploitatie van een inrichting die onder de toepassing valt van indelingsrubriek 9.4.1. en / of 9.5., bedoeld in bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning; 4° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;5° de afdeling : de afdeling Land- en Tuinbouwondersteuningsbeleid van de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;6° de Mestbank : de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;7° varkens : alle dieren, opgesomd onder de diersoort "II varkens" in de tabel van artikel 5 van het meststoffendecreet.
Art. 2.Binnen de perken van de daartoe goedgekeurde begrotingskredieten, wordt een stopzettingsvergoeding verleend aan de varkenshouders die de exploitatie van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens, stopzetten overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten, bedoeld in het stopzettingsdecreet.
Art. 3.Uiterlijk 210 kalenderdagen, ingaand de derde dag na de verzending van het akkoord, bedoeld in artikel 9, § 6, van de varkenshouder met de beslissing door de afdeling van de volledige aanvraag tot de uitbetaling van een stopzettingsvergoeding, zet de varkenshouder op vrijwillige, volledige en definitieve wijze de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens, op de betreffende bestaande veeteeltinrichting stop.
Art. 4.Voor de diersoort varkens wordt de stopzettingsvergoeding vastgesteld als volgt : - voor "beren" en "zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg", als bedoeld in artikel 5, § 1, van het meststoffendecreet : 389,70 euro; - voor "andere varkens", als bedoeld in artikel 5, § 1, van het meststoffendecreet : 117,50 euro.
Art. 5.De minister kan een of meerdere extra periodes vaststellen waarin een aanvraag kan worden ingediend. Per extra aanvraagperiode kan de minister de bedragen, bedoeld in artikel 4, telkens met minstens 10 % verminderen.
Art. 6.§ 1. De dossiers worden behandeld in de volgorde dat de afdeling het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 7, § 1, ontvangt. § 2. Volledige aanvragen die voor goedkeuring in aanmerking komen maar door de afdeling worden geweigerd omdat de voorziene begrotingskredieten onvoldoende zijn, worden als eerste behandeld in de eerstvolgende extra periode, bedoeld in artikel 5, onder dezelfde voorwaarden, geldend in de voorgaande periode.
Art. 7.§ 1. De varkenshouder dient zijn aanvraag in bij de afdeling door middel van een bij de post aangetekende brief, uiterlijk twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, anders is zijn aanvraag onontvankelijk. Het model van het aanvraagformulier is vastgelegd in bijlage I, gevoegd bij dit besluit. § 2. Bij zijn aanvraag voegt hij een uittreksel van de milieuvergunning of een kopie van de milieuvergunning die door de milieuvergunningverlenende overheid eensluidend is verklaard.
Art. 8.De Mestbank bezorgt aan de afdeling binnen 15 kalenderdagen na het verzoek vanwege de afdeling alle gevraagde gegevens.
Art. 9.§ 1. Wordt de aanvraag door de afdeling volledig bevonden, dan stelt de afdeling uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, § 1, de varkenshouder hiervan in kennis door middel van een bij de post aangetekende brief. § 2. Wordt de aanvraag door de afdeling onvolledig bevonden, dan stelt de afdeling uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, § 1, de varkenshouder hiervan in kennis door middel van een bij de post aangetekende brief.
Hierin staat duidelijk vermeld welke extra gegevens, stukken en inlichtingen ontbreken of nog een nadere toelichting vereisen zodat op grond van een volledige aanvraag kan worden beslist of de varkenshouder in kwestie voldoet aan alle voorwaarden en modaliteiten als bedoeld in het stopzettingsdecreet.
De afdeling bepaalt tegelijkertijd binnen welke termijn de varkenshouder op straffe van verval deze extra gegevens dient te verstrekken. § 3. Binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van alle gevraagde extra gegevens als bedoeld in § 2, stelt de afdeling door middel van een bij de post aangetekende brief de varkenshouder ervan in kennis dat zijn aanvraag volledig is. § 4. Indien tijdens het onderzoek naar de volledigheid van de aanvraag blijkt dat de procedure omtrent de definitieve toekenning van de nutriëntenhalte nog lopende is, worden de verdere termijnen van behandeling opgeschort. Uiterlijk 14 kalenderdagen na de inkennisstelling van de afdeling door de Mestbank omtrent de toekenning van de definitieve nutriëntenhalte, wordt de aanvrager in kennis gesteld dat de aanvraag volledig is bevonden en start de verdere behandeling. § 5. De afdeling stelt uiterlijk negentig kalenderdagen na de datum van de inkennisstelling door de afdeling dat de aanvraag volledig is bevonden, de varkenshouder door middel van een bij de post aangetekende brief in kennis van de beslissing van het afdelingshoofd omtrent hetzij de goedkeuring van de volledige aanvraag tot de uitbetaling van een stopzettingsvergoeding hetzij de weigering ervan. § 6. De varkenshouder stelt de afdeling op straffe van verval uiterlijk 14 kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing, bedoeld in § 5, in kennis van zijn akkoord met de voorgestelde beslissing door middel van een bij de post aangetekende brief. § 7. Uiterlijk zeven kalenderdagen voor de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting, bedoeld in artikel 3, stelt de varkenshouder op straffe van verval de afdeling in kennis van de exacte datum van de volledige stopzetting door middel van een bij de post aangetekende brief. Tegelijkertijd deelt hij mee of deze vergoeding integraal of in jaarlijkse schijven, gespreid over maximaal drie jaar, dient te worden uitbetaald. § 8. De stopzettingsvergoeding wordt pas uitbetaald na de datum, bedoeld in § 7, en voor zover na controle door de afdeling is vastgesteld dat de exploitatie in kwestie effectief volledig is stopgezet. § 9. De afdeling stelt na de vaststelling van de effectief volledige stopzetting, bedoeld in § 8, de Mestbank en de overheid die in eerste instantie de milieuvergunning in kwestie heeft verleend hiervan in kennis. Als een hogere overheid de lopende vergunning heeft verleend of de vergunningsvoorwaarden heeft gewijzigd, stelt de afdeling deze hogere overheid van de datum in kennis. § 10. De mededeling door de afdeling aan de varkenshouder van de uitbetaling met vermelding van de datum, bedoeld in § 7, geldt als bewijs dat, voor de toepassing van artikel 4, vierde lid, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, de bebouwde onroerende goederen vanaf die datum leegstaan ten gevolge van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens.
Art. 10.De varkenshouder verstrekt alle gegevens, documenten en inlichtingen, noodzakelijk voor de controle en het toezicht. De personeelsleden van de afdeling zijn bevoegd om controle en toezicht uit te oefenen op de naleving van het stopzettingsdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art. 11.De minister kan de nadere voorwaarden en regels vaststellen met betrekking tot de indiening van de aanvraag, het onderzoek naar de volledigheid van de aanvraag, de goedkeuring of de weigering van de aanvraag, de uitbetaling van de vergoeding in kwestie, de controle en het toezicht.
Art. 12.Aan artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning wordt een 4° toegevoegd, die luidt als volgt : « 4° niet verder wordt geëxploiteerd overeenkomstig de voorwaarden en regels, bedoeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en zijn uitvoeringsbesluiten. »
Art. 13.In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 2000 ter uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en 33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. De Mestbank herziet de aan een bestaande veeteeltinrichting toegekende nutriëntenhalte, wanneer in een bestaande veeteeltinrichting de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van de diersoort "II. Varkens", volledig en definitief wordt stopgezet, overeenkomstig de voorwaarden en regels, bedoeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en zijn uitvoeringsbesluiten. De herziene nutriëntenhalte is onmiddellijk na de stopzetting van toepassing. »
Art. 14.Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 geldt in plaats van het bedrag van "389,70 euro" en "117,50 euro", vermeld in artikel 4, het bedrag van respectievelijk "15 720 Belgische frank" en "4 740 Belgische frank".
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en ten vroegste op 1 mei 2001.
Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 april 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van varkens.
Brussel, 20 april 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA