gepubliceerd op 26 oktober 2007
Besluit van de Vlaamse Regering houdende regeling van het Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen
19 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende regeling van het Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen
De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 6, § 2 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;
Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007, inzonderheid hoofdstuk XVI;
Gelet op de artikelen 20 en 87, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op artikel 54, 1° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie;
Overwegende de beschikking 2005/842/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend, en alle latere wijzigingen;
Gelet op het advies nr. 43.329/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 juni 2007;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Fonds : Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen, opgericht krachtens hoofdstuk XVI van het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie;3° decreet : het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007;4° Subsidieagentschap : het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;5° administrateur-generaal : de leidend ambtenaar van het Subsidieagentschap;6° samenwerkingsverband : een samenwerkingsovereenkomst tussen de aanvrager en minimaal één andere instantie met onafhankelijke juridische entiteit;7° sociale-economieonderneming : zoals bepaald in art.54,1° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie; 8° kansengroepen : de doelgroepwerknemers van de verschillende maatregelen op het vlak van de sociale economie en achtergestelde groepen van werkzoekenden;9° maatschappelijk verantwoord ondernemen : ondernemen waarbij men in een permanente dialoog met iedereen die invloed uitoefent of ondervindt van de onderneming (stakeholders) gaat streven naar een maximale toegevoegde waarde én voor de onderneming én voor haar werknemers én voor de maatschappij én voor het milieu. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Een aanvraag tot tegemoetkoming kan enkel ingediend worden door : 1° de sociale economie onderneming;2° de regionale incubatiecentra voor de sociale economie zoals vermeld in het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000;3° de adviesbureaus in de sociale economie zoals vermeld in het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000;4° het Vlaams overlegplatform voor de meerwaardeneconomie zoals vermeld in het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000;5° de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, vermeld in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;6° de erkende federaties van sociale-economieondernemingen en de erkende reguliere sectorfederaties;7° de Vlaamse overheid, de lokale besturen, de provinciale besturen;8° de verenigingen zonder winstoogmerk die de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen in hun eigen werking incorporeren;9° onderzoekers en onderzoeksgroepen uit de universiteiten en hogescholen.Andere onderzoeksinstellingen kunnen deelnemen op voorwaarde dat ze samenwerken met onderzoekers en/of onderzoeksgroepen aan de universiteiten of hogescholen; 10° de samenwerkingsverbanden van de organisaties, vermeld in punt 1 tot en met 8, met andere personen, natuurlijke of rechtspersonen voor zover deze de principes van het maatschappelijk verantwoord ondernemen onderschrijven. HOOFDSTUK III. - Beheer en werking van het Fonds
Art. 3.Het Fonds heeft zijn zetel in het Subsidieagentschap.
Art. 4.Het Subsidieagentschap stelt zijn diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden ter beschikking, die noodzakelijk zijn om een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren.
Art. 5.§ 1. De administrateur-generaal is belast met het dagelijks bestuur en de organisatie van het Fonds. Hij voert hierbij de titel van administrateur-generaal van het Fonds. § 2. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de administrateur-generaal worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door het afdelingshoofd van de afdeling Tewerkstelling en Sociale Economie van het Subsidieagentschap, behalve de bevoegdheden vermeld in § 3.
Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd van de afdeling Tewerkstelling en Sociale Economie wordt hij vervangen door een ambtenaar van rang A1 of hoger van het Subsidieagentschap. § 3. De administrateur-generaal kan de bevoegdheden die hem met toepassing van dit besluit worden toegekend, subdelegeren aan een ambtenaar van rang A1 of hoger van het Subsidieagentschap, die hierbij de titel van directeur van het Fonds voert. HOOFDSTUK IV. - Opdrachten van het Fonds
Art. 6.Binnen de perken van de beschikbare middelen financiert het Fonds, in uitvoering van hoofdstuk XVI van het decreet, projecten met een looptijd van maximaal 36 maanden die de sociale economie en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in Vlaanderen bevorderen, namelijk : 1° projecten op het vlak van bedrijfsinnovatie, productinnovatie en procesinnovatie;a) onder bedrijfsinnovatie wordt verstaan : 1) een bedrijfsstrategie ontwikkelen en implementeren die gericht is op innovatie, geborgd in een kwaliteitsmanagementbeleid van de sociale-economieonderneming of van een groep of een sector van sociale-economieondernemingen;2) een bedrijfsstrategie ontwikkelen en implementeren die gericht is op maatschappelijk verantwoord ondernemen geborgd in een beleid van de onderneming of van een groep of een sector van ondernemingen;3) innovatie op vlak van personeelsbeleid met het oog op nieuwe begeleidings- en ondersteuningsmethodieken, competentieontwikkeling, loopbaanbegeleiding en arbeidsorganisatie van alle personeelsleden, en in het bijzonder van de doelgroepwerknemers binnen de sociale economieonderneming of binnen een groep of een sector van sociale economieondernemingen;4) innovatie op het vlak van bestuur in functie van de evenwichtige participatie van vrouwen en mannen en kansengroepen;5) innovatie op het vlak van methodieken die de inschakeling van kansengroepen in de reguliere economie mogelijk maken.b) onder productinnovatie wordt verstaan : 1) een nieuw product of dienst onderzoeken, ontwikkelen en op de markt brengen;2) nieuwe markten exploreren, zowel in de primaire, secundaire als tertiaire economische sector en extra groeipotentieel zoeken binnen de huidig bestaande markten.c) onder procesinnovatie wordt verstaan : 1) procesontwikkelingen : een nieuw productieproces ontwikkelen en implementeren;2) nieuwe begeleidings-, ondersteunings- en opleidingsmethodieken hoofdzakelijk ten voordele van de kansengroepen : nieuwe begeleidings-,ondersteunings- en opleidingsmethodieken op de werkvloer ontwikkelen en implementeren om onder meer in te spelen op nieuwe marktniches;3) nieuwe-software IT-mogelijkheden ontwikkelen en desgevallend commercialiseren met het oog op het beheer en beleid van de sociale- economieonderneming;2° onderzoek met het oog op afstemming van de Europese regelgeving, namelijk de uitbesteding van gespecialiseerd juridisch advies omtrent de gevolgen van de Europese regelgeving voor maatregelen in de sociale economie en advisering omtrent de implementatie ervan;3° wetenschappelijk onderzoek in het kader van sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen, namelijk de financiering van relevant onderzoek ter zake dat niet binnen het Steunpunt Werk en Sociale Economie opgenomen kan worden;4° samenwerkingsverbanden van sociale-economieondernemingen met ondernemingen stimuleren. HOOFDSTUK V. - Criteria en procedure inzake de aanvraag en toekenning
Art. 7.Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming van het Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen dient de projectaanvraag tenminste aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° het identificeren van de initiatiefnemer en van de eventuele samenwerkingspartner;2° het omstandig beschrijven van het project met bijzondere aandacht voor de methodologie, de doelgroep, de doelstelling, de vooropgestelde en meetbare resultaten en de valorisatie van het project;3° het opmaken van een geschreven samenwerkingsovereenkomst waarbij de rechten en plichten van de betrokken partners zijn geregeld, indien de initiatiefnemer samenwerkt met andere partners;4° het opmaken een projectbegroting over de ganse duurtijd met een overzicht van alle geraamde kosten en voorziene inkomsten en opbrengsten.Deze projectbegroting dient rekening te houden met de graduele opbouw van de uitvoering van het project; 5° het beschrijven van de wijze waarop de principes van het maatschappelijk verantwoord ondernemen zullen toegepast worden;
Art. 8.De aanvraag wordt ingediend bij het Subsidieagentschap aan de hand van een daartoe bestemd formulier.
Het Subsidieagentschap beslist binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag over de ontvankelijkheid ervan en stelt hiervan de aanvrager in kennis.
Het Subsidieagentschap verklaart de aanvraag die voldoet aan de vormvereisten, vastgelegd in het modelformulier, ontvankelijk.
De aanvraag wordt ontvankelijk beschouwd indien de aanvraag overeenkomstig de vormvereisten van het modelformulier geschiedt.
De ontvankelijk verklaarde aanvraag wordt onderworpen aan het gezamenlijke advies van het Departement Werk en Sociale Economie en van het Subsidieagentschap dat binnen 20 werkdagen na datum van de ontvankelijkheidverklaring moet opgeleverd worden. Voor de opmaak van het gezamenlijke advies kan een beroep gedaan worden op een of meer deskundigen.
Het gezamenlijke advies wordt door de zorg van het Subsidieagentschap bezorgd aan de minister.
De minister beslist binnen 10 werkdagen na ontvangst van het gezamenlijk advies over de tegemoetkoming van het Fonds.
De minister kan in dit kader bijkomend nog nadere regels vastleggen inzake de criteria en de procedure met betrekking tot de aanvraag en toekenning van een projectfinanciering.
Art. 9.Bij de beoordeling van de projectaanvraag wordt rekening gehouden met ondermeer de volgende prioriteitscriteria : 1° de mate waarin het project bijdraagt tot het in stand houden of het verhogen van de werkzaamheidgraad en/of tewerkstellingskansen van de kansengroepen;2° de mate waarin het project de sociale economiesector verhoogde uitstraling geeft;3° de mate waarin het project bijdraagt tot een grotere leefbaarheid van de sociale economiesector;4° de mate waarin het project bijdraagt om de principes van de Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ingang te doen vinden in de reguliere economie;5° de mate waarin het project bijdraagt tot een grotere professionalisering van de sociale economiesector;6° de mate van innovatie van het project. De minister bepaalt de mate van belangrijkheid van de voormelde prioriteitscriteria en de rangschikking van de projectaanvragen binnen deze criteria.
Deze prioriteiten worden via de jaarlijkse beleidsbrief betreffende de beleidsintenties ten aanzien van de sociale economie aan de Vlaamse Regering kenbaar gemaakt. HOOFDSTUK VI. - Controle en rapportering
Art. 10.De sociaalrechtelijke inspecteurs van de entiteit Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
Art. 11.Het Subsidieagentschap rapporteert jaarlijks vóór 30 juni aan de minister over de toewijzing van de middelen van het Fonds. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 19 juli 2007.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT