gepubliceerd op 12 september 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de bezwaren tegen erfdienstbaarheden tot openbaar nut voor de verwezenlijking van een Brownfieldproject
19 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de bezwaren tegen erfdienstbaarheden tot openbaar nut voor de verwezenlijking van een Brownfieldproject
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, inzonderheid op artikel 28, § 1, eerste lid;
Gelet op het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, inzonderheid op artikel 16, § 3;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 april 2007;
Gelet op de brief aan de Vlaamse minister van Begroting en Financiën en Ruimtelijke Ordening van 24 mei 2007 waarin de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Milieu- en Natuurraad verklaren geen advies te geven;
Gelet op het advies nr. 43.295/1 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting en Financiën en Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Begrippenkader
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° administrateur-generaal : de administrateur-generaal van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RO-Vlaanderen;2° Brownfielddecreet : het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten;3° derde-belanghebbende : een persoon die op grond van een in artikel 16, § 2, tweede lid, van het Brownfielddecreet vermeld persoonlijk of gebruiksrecht getroffen wordt door de vooropgestelde erfdienstbaarheid tot openbaar nut;4° erfdienstbaarheid tot openbaar nut : een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid die krachtens artikel 16, § 1, van het Brownfielddecreet gevestigd wordt op een dienstbaar erf, zoals bijvoorbeeld : a) een bouwverbod;b) een plicht om te gedogen dat graafwerken worden verricht om zoveel aarde, zand, steen en ander materiaal boven te halen als nodig is voor het aanleggen van voor het Brownfieldproject nodige infrastructuur;c) een plicht om te gedogen dat installaties worden opgericht, onder, op of boven het dienstbaar erf;5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening;6° ontwerpbeslissing : een in artikel 16, § 2, van het Brownfielddecreet vermeld voornemen van besluit;7° secretaris : de ambtenaar van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid RO-Vlaanderen die door de administrateur-generaal belast wordt met de in dit besluit omschreven administratieve taken;8° zakelijk gerechtigde : een in artikel 16, § 2, eerste lid, van het Brownfielddecreet, vermelde persoon die getroffen wordt door de vooropgestelde erfdienstbaarheid tot openbaar nut. Afdeling 2. - Bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman
Art. 2.Elke persoon kan zich in het kader van de in dit besluit geregelde bezwarenprocedure doen bijstaan of laten vertegenwoordigen door een raadsman.
Deze raadsman is een vertrouwenspersoon die een schriftelijke machtiging tot bijstand of vertegenwoordiging kan voorleggen.
Deze schriftelijke machtiging is niet vereist in elk der volgende gevallen : 1° de raadsman is ingeschreven als advocaat of als advocaat-stagiair;2° de raadsman verschijnt samen met de indiener van het bezwaar. HOOFDSTUK II. - Kennisgeving van ontwerpbeslissingen
Art. 3.De secretaris stelt de zakelijk gerechtigden bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs in kennis van een ontwerpbeslissing.
Art. 4.De eigenaar of eigenaars van het door de vooropgestelde erfdienstbaarheid tot openbaar nut getroffen goed, stelt of stellen vervolgens de derden-gebruikers bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs in kennis van de ontwerpbeslissing.
Deze kennisgeving geschiedt binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de dag na deze van de in artikel 3 vermelde kennisgeving aan de eigenaar of eigenaars.
Art. 5.De in artikel 3 en 4 vermelde kennisgevingen omvatten de tekst van artikel 7 tot en met 10 en vermelden het adres waar bezwaarschriften moeten worden aangeboden.
Art. 6.Als datum van de in artikel 3 en 4 vermelde kennisgevingen geldt de datum van postmerk, respectievelijk de datum vermeld op het ontvangstbewijs. HOOFDSTUK III. - Indiening van een bezwaar
Art. 7.Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij de administrateur-generaal, hetzij bij aangetekend schrijven, hetzij tegen ontvangstbewijs.
Als datum van het bezwaarschrift geldt de datum van postmerk, respectievelijk de datum vermeld op het ontvangstbewijs.
Art. 8.Het bezwaarschrift wordt gedagtekend en bevat ten minste : 1° de naam en het adres van de indiener;2° de hoedanigheid waarin de indiener optreedt, zijnde deze van zakelijk gerechtigde dan wel derde-belanghebbende;3° de kadastrale omschrijving van het goed waarop het bezwaarschrift betrekking heeft;4° een omschrijving van de ontwerpbeslissing waartegen het bezwaar is gericht;5° een omschrijving van : a) de geschonden geachte regels of beginselen van behoorlijk bestuur;b) de wijze waarop die regels of beginselen van behoorlijk bestuur naar het oordeel van de indiener door de ontwerpbeslissing geschonden worden;6° de vermelding of al dan niet om een hoorzitting wordt verzocht. Wanneer woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de indiener, wordt dit eveneens in het bezwaarschrift aangegeven.
Het bezwaarschrift wordt ondertekend door de indiener of zijn raadsman.
Art. 9.§ 1. De indiener voegt aan het bezwaarschrift de overtuigingsstukken toe die hij nodig acht.
De indiener kan naderhand slechts bijkomende overtuigingsstukken aan het dossier laten toevoegen, voor zover deze bij de opmaak van het bezwaarschrift nog niet aan de indiener bekend waren. § 2. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een inventaris ingeschreven.
Art. 10.Een bezwaarschrift wordt ingediend binnen een vervaltermijn van dertig kalenderdagen. Indien de dertigste dag van de indieningstermijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag waarop de postdiensten open zijn.
Met inachtneming van artikel 6 vangt de indieningstermijn aan als volgt : 1° in hoofde van een zakelijk gerechtigde : op de dag na deze waarop de secretaris kennis heeft gegeven van de ontwerpbeslissing;2° in hoofde van een derde-belanghebbende : op de dag na deze waarop de eigenaar of de eigenaars kennis heeft of hebben gegeven van de ontwerpbeslissing.
Art. 11.Een bezwaarschrift kan lopende de indieningstermijn worden vervangen door een nieuw bezwaarschrift, dat uitdrukkelijk de intrekking van het eerdere bezwaarschrift bevestigt. HOOFDSTUK IV. - Registratie en ontvankelijkheidstoets
Art. 12.De secretaris schrijft elk inkomend bezwaarschrift in op een register.
Het register omvat : 1° de identiteit van de indiener;2° de datum van het bezwaarschrift;3° de kadastrale omschrijving van het goed waarop het bezwaarschrift betrekking heeft;4° een korte omschrijving van de inhoud van het bezwaarschrift.
Art. 13.De secretaris bezorgt een ontvangstmelding aan de indiener van het bezwaarschrift.
Hij bezorgt een kopie van het bezwaarschrift aan de administrateur-generaal.
Hij staat in voor de samenstelling van het dossier.
Art. 14.§ 1. De secretaris toetst de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.
Tot onontvankelijkheid kan slechts worden besloten in één der volgende gevallen : 1° het bezwaarschrift is laattijdig ingediend;2° het bezwaarschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde of van een derde-belanghebbende;3° het bezwaarschrift is niet ondertekend;4° het bezwaarschrift voldoet manifest niet aan artikel 8, eerste lid, 5°. § 2. Zo de secretaris vaststelt dat een bezwaarschrift onontvankelijk is, deelt hij dit aan de indiener mee. Hij laat tevens weten dat de procedure als afgehandeld wordt beschouwd. § 3. Zo de secretaris vaststelt dat een bezwaarschrift ontvankelijk is, deelt hij dit mee aan de indiener en aan de administrateur-generaal. HOOFDSTUK 5. - Organisatie van een hoorzitting Afdeling V. - Oproeping
Art. 15.Indien de indiener van een ontvankelijk bezwaarschrift om een hoorzitting heeft verzocht, zorgt de secretaris voor een tijdige oproeping, die ten minste volgende zaken vermeldt : 1° de datum, de plaats en het tijdstip van de hoorzitting;2° het recht om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;3° het recht om af te zien van de hoorzitting. Indien over eenzelfde ontwerpbeslissing meerdere personen om een hoorzitting hebben verzocht, kan de administrateur-generaal beslissen om een gezamenlijke hoorzitting te organiseren, waarbij deze belanghebbenden in elkaars aanwezigheid worden gehoord.
De hoorzitting kan niet eerder plaatsvinden dan vijf kalenderdagen na de verzending van de oproeping. In spoedeisende gevallen kan de hoorzitting vroeger worden gehouden mits uitdrukkelijke toestemming van de indiener van het bezwaarschrift.
Art. 16.Indien de indiener na de oproeping laat weten geen gebruik te willen maken van het recht om mondeling te worden gehoord, deelt de secretaris dit mee aan de administrateur-generaal. Afdeling 2. - Zitting
Art. 17.De administrateur-generaal leidt de hoorzitting.
De secretaris staat in voor de opmaak van een verslag van de hoorzitting.
Art. 18.De administrateur-generaal beslist over ieder verzoek tot uitstel, verplaatsing of opschorting van een hoorzitting.
Art. 19.De hoorzitting is openbaar, behoudens indien de indiener van het bezwaarschrift zich tegen de openbaarheid verzet. HOOFDSTUK VI. - Juridisch advies
Art. 20.Het afdelingshoofd van de Afdeling Juridische Dienstverlening van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, of zijn gemachtigde, formuleert omtrent een ontvankelijk bezwaarschrift een juridisch advies, rekening houdend met het verslag van de hoorzitting indien deze heeft plaatsgevonden.
Art. 21.De Vlaamse Regering en de organen van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, kunnen geen instructies geven en geen verantwoording vragen omtrent de wijze van uitoefening van de in artikel 20 vermelde bevoegdheid.
De uitoefening van in de in artikel 20 vermelde bevoegdheid wordt te allen tijde buiten beschouwing gelaten bij rechtspositionele beslissingen betreffende het afdelingshoofd of zijn gemachtigde. HOOFDSTUK VII. - Definitieve beslissing
Art. 22.§ 1. De minister beslist of aan een ontwerpbeslissing een definitief karakter wordt verleend, rekening houdend met de eventuele bezwaarschriften, het verslag van de eventuele hoorzitting en het in artikel 20 vermelde juridisch advies. Deze beslissing wordt genomen binnen een ordetermijn van negentig kalenderdagen, die ingaat de dag na deze waarop de ontwerpbeslissing werd vastgesteld. § 2. De secretaris stelt de zakelijk gerechtigden bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs in kennis van de definitieve beslissing.
De eigenaars zijn ertoe gehouden de derden-belanghebbenden op de hoogte te brengen van de definitieve beslissing. § 3. De secretaris draagt er zorg voor dat de definitieve beslissing wordt overgeschreven op het hypotheekkantoor van het arrondissement waar de goederen zijn gelegen.
De overschrijving heeft slechts een declaratieve werking. Onverminderd § 4 is de definitieve beslissing van rechtswege tegenstelbaar aan elkeen. § 4. De uitvoering van de werken waarvoor de erfdienstbaarheid tot openbaar nut noodzakelijk is, kan slechts worden aangevangen één maand na de in § 2, eerste lid, vermelde kennisgeving. Als datum van de kennisgeving geldt de datum van postmerk, respectievelijk de datum vermeld op het ontvangstbewijs. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 23.De minister is ertoe gemachtigd om voor de toepassing van dit besluit nadere regelen van louter procedurele aard vast te stellen.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2007.
Art. 25.De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2007.
De Minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Begroting en Financiën en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN