Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 januari 2024
gepubliceerd op 23 februari 2024

Besluit van de Vlaamse Regering over het verstrekken van informatie aan de kijker over programma's die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten

bron
vlaamse overheid
numac
2024001522
pub.
23/02/2024
prom.
19/01/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JANUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering over het verstrekken van informatie aan de kijker over programma's die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 30/04/2009 numac 2009035356 bron vlaamse overheid Decreet betreffende radio-omroep en televisie sluiten betreffende radio-omroep en televisie, artikel 42, tweede lid, vervangen bij het decreet van 19 maart 2021.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 17 mei 2023. - De Sectorraad Media van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd en Media heeft advies gegeven op 15 september 2023 - De Raad van State heeft op 14 december 2023 laten weten dat de adviesaanvraag 75.073/3 op 14 december 2023 van de rol afgevoerd werd, overeenkomstig artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - Dit besluit is nodig om kijkers, onder wie ouders en minderjarigen, in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen over de programma's die ze willen bekijken. - Televisieomroeporganisaties en dienstenverdelers moeten verplicht worden om voldoende informatie te verstrekken over programma's die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten. - Dit besluit is nodig om minderjarigen beter te beschermen tegen programma's die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling zouden kunnen aantasten.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten; - het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/06/2006 pub. 25/08/2006 numac 2006036272 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de procedure voor de Vlaamse Regulator voor de Media sluiten betreffende de procedure voor de Vlaamse Regulator voor de Media.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° classificatie: het resultaat van het classificeren in een leeftijdsclassificatie en, als dat van toepassing is, een of meer inhoudsclassificaties, waarmee wordt aangegeven of het geclassificeerde programma de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zou kunnen aantasten;2° classificatiesysteem: het beschrijvende systeem dat gebruikt wordt om tot een classificatie te komen;3° classificeren: het toepassen van het classificatiesysteem op een programma;4° Departement Cultuur, Jeugd en Media: het Departement Cultuur, Jeugd en Media, vermeld in artikel 24, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;5° inhoudsclassificatie: het resultaat van het classificeren waarmee met een inhoudspictogram wordt aangegeven of het geclassificeerde programma de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zou kunnen aantasten;6° inhoudspictogram: een afbeelding waarmee de inhoudsclassificatie wordt aangegeven zoals uitgewerkt in bijlage 1.7° leeftijdsclassificatie: het resultaat van het classificeren waarmee, als dat van toepassing is, met een leeftijdspictogram wordt aangegeven of het geclassificeerde programma de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zou kunnen aantasten;8° leeftijdspictogram: een afbeelding waarmee de leeftijdsclassificatie wordt aangegeven, zoals uitgewerkt in bijlage 2.9° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de media;10° pictogram: een inhoudspictogram of een leeftijdspictogram;11° programmadetailpagina: een pagina die informatie bevat over een programma of reeks.Die informatie kan bestaan uit een samenvatting, het afleveringsnummer, de afleveringstitel en de cast; 12° reeks: een geheel van programma's met onderlinge samenhang en dezelfde titel. HOOFDSTUK 2. - Classificatie van programma's volgens een classificatiesysteem

Art. 2.§ 1. Elke televisieomroeporganisatie classificeert de programma's die zij aanbiedt op basis van een classificatiesysteem conform dit besluit, en registreert de voormelde classificatie in een databank die de minister voor alle televisieomroeporganisaties ter beschikking stelt.

Het classificatiesysteem leidt voor elk programma tot een leeftijdsclassificatie en, als dat van toepassing is, een of meer inhoudsclassificaties.

De inhoudsclassificaties zijn de volgende, in aflopende volgorde van zwaarte: geweld, angst, seks, verslavende middelen, grof taalgebruik en negatieve beeldvorming.

De leeftijdsclassificaties zijn de volgende: AL, 6, 10, 12 en 16.

De classificatie gebeurt op basis van een handleiding die opgemaakt zal worden door het Departement Cultuur, Jeugd en Media samen met onafhankelijke experten, vertegenwoordigers van de televisieomroeporganisaties en dienstenverdelers. Deze handleiding wordt gepubliceerd op de website over het classificatiesysteem die ontwikkeld wordt door het Departement Cultuur, Jeugd en Media. § 2. Als een programma al geclassificeerd is conform paragraaf 1, kunnen televisieomroeporganisaties de voormelde classificatie gebruiken zonder opnieuw zelf te classificeren.

Desgevallend kunnen televisieomroeporganisaties ook overgaan tot een nieuwe classificatie. De televisieomroeporganisaties registreren deze nieuwe classificatie in de databank, zoals vermeld in paragraaf 1. § 3. De televisieomroeporganisaties leveren redelijke inspanningen om alle programma's die zijn opgenomen in een door de televisieomroeporganisaties geselecteerde programmacatalogus zo snel mogelijk te classificeren. De voormelde programma's zijn uiterlijk 36 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit geclassificeerd.

Tot de televisieomroeporganisaties de programma's, vermeld in het eerste lid, hebben geclassificeerd, tonen de televisieomroeporganisaties in voorkomend geval minimaal het symbool 12+ of 16+, dat het resultaat is van het zelfregulerende systeem dat is toegepast op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit.

In afwijking van het eerste en het tweede lid worden de programma's, vermeld in het eerste lid, die vanaf de inwerkingtreding van dit besluit door televisieomroeporganisaties lineair worden uitgezonden, onmiddellijk geclassificeerd.

In afwijking van het eerste en tweede lid worden de programma's, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk geclassificeerd zodra een classificatie beschikbaar is in de databank vermeld in paragraaf 1.

In afwijking van het eerste en tweede lid worden de programma's die worden toegevoegd aan een door televisieomroeporganisaties geselecteerde programmacatalogus na de inwerkingtreding van het besluit, onmiddellijk geclassificeerd. § 4. In afwijking van paragraaf 1 kunnen de televisieomroeporganisaties voor programma's die zij aanbieden op videoplatformdiensten gebruik maken van de passende maatregelen vermeld in artikel 176/4, § 2 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 30/04/2009 numac 2009035356 bron vlaamse overheid Decreet betreffende radio-omroep en televisie sluiten betreffende radio-omroep en televisie die de aanbieders van videoplatformdiensten hebben genomen om minderjarigen te beschermen tegen programma's die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling zouden kunnen aantasten.

Art. 3.§ 1. In afwijking van artikel 2 hoeven televisieomroeporganisaties geen classificatie door te voeren voor de volgende programma's: 1° uitzendingen van sportevenementen en sportwedstrijden;2° journaals en actualiteitenprogramma's;3° muziekconcerten;4° liveprogramma's op het moment van live-uitzending inclusief het catch-up-aanbod van dat programma. In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder liveprogramma: een programma dat op hetzelfde moment als de opname wordt uitgezonden of maximaal twee uur na de opname ervan.

Als de programma's, vermeld in het eerste lid, fragmenten bevatten die schade kunnen toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen, worden de voormelde fragmenten voorafgegaan door een akoestische waarschuwing. § 2. Televisieomroeporganisaties kunnen reeksen classificeren op basis van een steekproef, met dien verstande dat de televisieomroeporganisatie verantwoordelijk blijft voor de classificatie van elk programma. De classificatie van de reeks wordt bepaald door de zwaarst geclassificeerde aflevering(en).

In afwijking van het eerste lid kunnen televisieomroeporganisaties een aflevering met een afwijkende zwaardere classificatie apart classificeren. Ieder seizoen van een reeks wordt apart geclassificeerd. De televisieomroeporganisatie bepaalt zelf welke programma's als reeks worden geclassificeerd. HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de pictogrammen

Art. 4.§ 1. De televisieomroeporganisatie toont voor elk programma dat al dan niet op individueel verzoek wordt uitgezonden, met uitzondering van de programma's vermeld in artikel 3, § 1, het leeftijdspictogram en de inhoudspictogrammen waarvan de classificaties doorslaggevend geweest zijn om tot de leeftijdsclassificatie te komen, met een maximum van twee. Deze twee inhoudspictogrammen worden in aflopende volgorde van zwaarte getoond.

In afwijking van het eerste lid wordt, wanneer slechts één inhoudsclassificatie doorslaggevend is om tot de leeftijdsclassificatie te komen met toepassing van artikel 2, § 1, en wanneer ook de inhoudsclassificatie voor grof taalgebruik van toepassing is, het inhoudspictogram voor grof taalgebruik steeds getoond.

In afwijking van het eerste lid, wordt geen leeftijdspictogram weergegeven als de classificatie van een programma met toepassing van artikel 2, § 1, leidt tot de leeftijdsclassificatie AL. Als de classificatie van datzelfde programma leidt tot de inhoudsclassificatie grof taalgebruik, wordt het desbetreffende inhoudspictogram wel steeds getoond.

Voor toepassing van het eerste lid, worden de pictogrammen bij de start van het programma getoond en bij elke hervatting na een reclamepauze. § 2. In de aankondigingsspot van een programma toont de televisieomroeporganisatie conform paragraaf 1 de pictogrammen die bij de classificatie van dat programma horen. § 3. Televisieomroeporganisaties vermelden duidelijk zichtbaar op elke programmadetailpagina, als dat van toepassing is, respectievelijk het leeftijdspictogram en alle inhoudspictogrammen. § 4. De pictogrammen vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 worden in beeld gebracht en vermeld op de programmadetailpagina met toepassing van de modaliteiten vermeld in bijlage 3.

Art. 5.§ 1. Dienstenverdelers vermelden duidelijk zichtbaar op elke programmadetailpagina, als dat van toepassing is, respectievelijk het leeftijdspictogram en alle inhoudspictogrammen die de televisieomroeporganisaties aan hen hebben bezorgd.

De pictogrammen vermeld in het eerste lid worden vermeld op de programmadetailpagina met toepassing van de modaliteiten vermeld in bijlage 3. § 2. In afwijking van paragraaf 1, vermelden dienstenverdelers op de programmadetailpagina die afhangt van geavanceerde digitale eindapparatuur met een systeem voor voorwaardelijke toegang waarvoor, vóór de publicatie van dit besluit tot geleidelijke uitdienststelling besloten was, minstens het leeftijdspictogram dat het resultaat is van het zelfregulerende systeem dat wordt toegepast op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, en dit tot aan de voornoemde geplande uitdienststelling. HOOFDSTUK 4. - Informeren van de kijker

Art. 6.Met behoud van de toepassing van artikel 1 tot en met 5 stellen de televisieomroeporganisaties en dienstenverdelers vanaf 16 september 2024 mediaruimte ter beschikking voor een sensibiliseringscampagne uitgewerkt door het Departement Cultuur, Jeugd, en Media die toelichting geeft aan de kijkers over het classificatiesysteem. Er worden afspraken gemaakt over het bereik dat moet worden gerealiseerd.

Art. 7.De televisieomroeporganisaties en dienstenverdelers stellen een toelichting over het classificatiesysteem en de leeftijds- en inhoudspictogrammen gemakkelijk, rechtstreeks en permanent ter beschikking van de kijkers via hun website en verwijzen door naar de website over het classificatiesysteem die ontwikkeld wordt door het Departement Cultuur, Jeugd en Media. HOOFDSTUK 5. - Evaluatie

Art. 8.Na het eerste volledige jaar dat het classificatiesysteem in werking is getreden, wordt het classificatiesysteem geëvalueerd door een commissie die de minister aanstelt. De commissieleden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. De minister kan na het eerste jaar op ieder moment beslissen de commissie voor evaluatie samen te roepen.

De commissie, vermeld in het eerste lid, bestaat minimaal uit de volgende personen: 1° twee vertegenwoordigers van de televisieomroeporganisaties;2° twee onafhankelijke experten;3° één vertegenwoordiger van de dienstenverdelers;4° een vertegenwoordiger van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. De commissie, vermeld in het eerste lid, maakt een rapport op met in voorkomend geval aanbevelingen. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 30 september 2024.

In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 6 in werking op 16 september 2024.

In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 5 paragraaf 1 van dit besluit in werking op 1 maart 2025 voor dienstenverdelers waarbij, vóór de publicatie van dit besluit, tot een geleidelijke invoering van een nieuw systeem voor voorwaardelijke toegang voor geavanceerde digitale eindapparatuur was besloten, onverminderd de toepassing van artikel 5, paragraaf 2.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de media, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 januari 2024.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding, B. DALLE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^