Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 december 2008
gepubliceerd op 23 januari 2009

Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest

bron
vlaamse overheid
numac
2009200082
pub.
23/01/2009
prom.
19/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/19/2009200082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 december 2001 houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op artikel 4, tweede lid;

Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal Waterbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 19 mei 2006, 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 7 december 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest;

Overwegende dat het voormelde besluit van 14 juli 2004 dringend moet worden aangepast zodat de mogelijkheid wordt geboden om de ingediende reductieprogramma's te wijzigen of bij te sturen zonder af te wijken van de doelstellingen vermeld in het decreet van 21 december 2001;

Overwegende dat omwille van de duidelijkheid er daarvoor geopteerd wordt om het voormelde besluit van 14 juli 2004 op te heffen en te vervangen door dit besluit;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juli 2008;

Gelet op het advies 44.966/1/V van de Raad van State, gegeven op 10 september 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder. 1° decreet : het decreet van 21 december 2001 houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid;3° maatschappij : de Vlaamse Milieumaatschappij;4° areaal : de gebieden waar het gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden is, vermeld in artikel 3, eerste lid, van het decreet;5° inventaris : de inventaris van de volgende gegevens van het voorgaande jaar : a) de gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen, met vermelding van het toepassingsgebied, de productnaam, het erkenningsnummer en de hoeveelheid;b) de gebruikte niet-chemische bestrijdingsmethoden, met vermelding van het toepassingsgebied;6° groenzone : met groen beplante of begroeide zone die behoort tot het areaal van de openbare dienst;7° gedoogde chemische bestrijdingsmiddelen : chemische bestrijdingsmiddelen die na de uitvoering van een risico-evaluatie, door of in opdracht van de maatschappij, een aanvaardbaar risicoprofiel vertonen ten aanzien van mens en milieu en nog tijdelijk mogen worden toegepast door openbare diensten;8° nulgebruik : situatie waarin het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen volledig werd of wordt stopgezet;9° pesticidentoets : het toetsen van de ontwerpplannen voor de (her)aanleg van groenzones of verhardingen binnen het areaal van de openbare dienst met het oog op onkruidpreventie en een efficiëntere bestrijding met niet-chemische bestrijdingsmethoden na de (her)aanleg;10° pleksgewijze behandeling : toepassing waarbij uitsluitend de te bestrijden soort wordt behandeld met chemische bestrijdingsmiddelen en niet de omliggende ruimte. HOOFDSTUK II. - Inhoud en opmaak van het reductieprogramma

Art. 2.De openbare diensten maken, overeenkomstig artikel 4 van het decreet, een reductieprogramma op in afwijking van het verbod, vermeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het decreet.

Art. 3.§ 1. De inhoud van het reductieprogramma wordt ingedeeld in vijf sporen : spoor 1 sensibilisatie van de medewerker; spoor 2 risico-evaluatie van de bestrijdingsmiddelen; spoor 3 sensibilisatie van de burger; spoor 4 beheer van kruidgroei op verhardingen; spoor 5 beheer van groenzones.

Als een van de sporen niet van toepassing is voor de openbare dienst, moet dat spoor, mits de beslissing gemotiveerd wordt, niet worden opgenomen in het reductieprogramma. § 2. Het reductieprogramma is een stappenplan dat bestaat uit een beleidsoptie en drie actieprogramma's.

In de beleidsoptie wordt aangegeven welke actieprogramma's binnen welke uitvoeringstermijnen zullen worden uitgevoerd. Als de openbare dienst beslist om het stappenplan versneld toe te passen, wordt dat aangegeven in de beleidsoptie. Als er in dat geval toch vertraging optreedt, dan gelden de maximale uitvoeringstermijnen van dit besluit.

In de actieprogramma's worden doelstellingen geformuleerd en acties uitgewerkt voor de sporen, vermeld in § 1. In het derde actieprogramma wordt voor de sporen 4 en 5, vermeld in § 1, een opdeling gemaakt van het volledige areaal in de locatietypes, vermeld in artikel 5, § 3, tweede lid, 1°, 2° en 3°.

Openbare diensten die voor de inwerkingtreding van dit besluit nog geen reductieprogramma hebben ingediend, werken uitsluitend het derde actieprogramma uit zoals vermeld in artikel 5, § 3. In het derde actieprogramma worden ook doelstellingen geformuleerd en acties uitgewerkt voor de sporen 1, 2 en 3, vermeld in § 1. § 3. In het reductieprogramma wordt een coördinator pesticidenreductie aangewezen die fungeert als aanspreekpunt en de opmaak en uitvoering van het reductieprogramma coördineert.

Art. 4.De maatschappij stelt een draaiboek ter beschikking van de openbare diensten. Dat draaiboek bevat praktische richtlijnen voor en informatie over de inhoud, de opmaak en de uitvoering van het reductieprogramma. HOOFDSTUK III. - Opmaak en indiening van de actieprogramma's

Art. 5.§ 1. De uitvoering van het eerste actieprogramma moet uiterlijk op 1 januari 2015 of op de datum, vermeld in artikel 5, § 3, derde lid, 3°, afgerond zijn.

In het eerste actieprogramma worden de acties voor de sporen 1 en 2, vermeld in artikel 3, § 1, opgenomen.

Het eerste actieprogramma is van toepassing op het volledige areaal. § 2. Het tweede actieprogramma moet uiterlijk op 30 juni 2009 uitgevoerd zijn.

In het tweede actieprogramma wordt een deelproject uitgewerkt voor de sporen 3, 4 en 5, vermeld in artikel 3, § 1, en worden de eventuele wijzigingen in het eerste actieprogramma voor de sporen 1 en 2, vermeld in artikel 3, § 1, opgenomen.

Het deelproject is van toepassing op een bepaald percentage van het areaal. Het percentage is een representatief staal van de verschillende types te beheren oppervlakten van het areaal en is bij voorkeur een aaneengesloten oppervlakte. De representativiteit wordt duidelijk gemotiveerd en visueel weergegeven aan de hand van een of meer kaartbladen op schaal 1 : 10.000, waarop alle types te beheren oppervlakten van het areaal aangegeven zijn die behoren tot het deelproject. Bij de selectie van de te beheren oppervlakten moet prioriteit gegeven worden aan scholen, speeltuinen, en andere locaties waar regelmatig kinderen komen.

Voor het spoor 4, vermeld in artikel 3, § 1, wordt de kruidgroei op verhardingen binnen het deelproject geleidelijk zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd. Voor het spoor 5, vermeld in artikel 3, § 1, worden de groenzones vanaf de start van het deelproject zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd. § 3. Het derde actieprogramma wordt voor 31 maart 2009 opgemaakt en treedt in werking op 1 juli 2009. Indien gewenst kan het actieprogramma door de maatschappij worden opgevraagd bij de coördinator pesticidenreductie.

Er wordt een analyse gemaakt van het volledige areaal van de openbare dienst als basis voor de volgende indeling : 1° locatietype 1 : locaties waar een nulgebruik wordt toegepast;2° locatietype 2 : locaties waar voor 1 juli 2009 nog chemische bestrijdingsmiddelen worden ingezet en waarvoor een nulgebruik haalbaar is omdat het gaat over locaties die vergelijkbaar zijn met locatietype 1;3° locatietype 3 : locaties waar een nulgebruik alleen haalbaar is na de aanpassing van de inrichting van het terrein. Op de verschillende locaties gelden de volgende regels voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen : 1° binnen locaties die geklasseerd worden als locatietype 1 blijft het nulgebruik gehandhaafd;2° locaties die geklasseerd worden als locatietype 2 worden uiterlijk vanaf 1 juli 2009 zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd;3° locaties die geklasseerd worden als locatietype 3 vereisen een heraanleg voor een nulgebruik haalbaar is.Locaties die geklasseerd worden als locatietype 3 worden uiterlijk op 1 januari 2015 zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd. De minister kan die termijn verlengen als de bedoelde heraanleg van alle locaties die geklasseerd worden als locatietype 3 niet voor 1 januari 2015 kan gebeuren omdat dit onevenredig hoge kosten zou meebrengen.

Vanaf de inwerkingtreding van het derde actieprogramma worden uitsluitend nog gedoogde chemische bestrijdingsmiddelen toegepast in de vorm van pleksgewijze behandelingen in zones die behoren tot locatietype 3, zolang de inrichting van het terrein niet is aangepast.

Gedurende de ontwerpfase van de heraanleg van de locatie wordt een pesticidentoets uitgevoerd. De maatschappij stelt richtlijnen samen voor opname in lastenboeken en stelt de nodige informatie ter beschikking voor de uitvoering van de pesticidentoets. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan locaties die liggen binnen de beschermingszones type III voor grondwater, afgebakend met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. Om de contaminatie van geëxploiteerde waterwinningen met chemische bestrijdingsmiddelen tot een absoluut minimum te bereiken, moet voor locatietype 3 binnen de beschermingszones type III voor grondwater uiterlijk op 1 januari 2015 een nulgebruik gerealiseerd zijn.

Als de aanpassing van de inrichting van het terrein na de correcte toepassing van de pesticidentoets niet tot een nulgebruik leidt, kan bij de minister een afwijking worden aangevraagd. De minister doet binnen de termijn van uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de aanvraag uitspraak over de afwijking en de bijbehorende randvoorwaarden.

Het derde actieprogramma motiveert de opdeling van het volledige areaal in de locatietypes 1, 2 en 3.

Het derde actieprogramma is van toepassing op het volledige areaal van de openbare dienst.

Art. 6.De minister doet binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het actieprogramma, vermeld in artikel 3, § 2, vierde lid, uitspraak over dat actieprogramma. HOOFDSTUK IV. - Rapporteringen

Art. 7.§ 1. De openbare diensten rapporteren over het reductieprogramma jaarlijks voor 1 april aan de maatschappij. De rapportering bevat : 1° de inventaris, vermeld in artikel 1, 5°, die ingegeven wordt op een elektronisch formulier dat de maatschappij ter beschikking stelt;2° een opsomming van de omgevormde locaties gedurende het voorgaande jaar, en het resultaat van de toepassing van de pesticidentoets. § 2. Gemeenten en provincies kunnen de vereiste gegevens, vermeld in artikel 7, § 1, opnemen in het milieujaarprogramma, vermeld in artikel 2.1.19 en 2.1.25 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 8.Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest wordt opgeheven.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 december 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS

^