Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 juli 2000
gepubliceerd op 02 februari 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035074
pub.
02/02/2001
prom.
17/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/17/2001035074/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, inzonderheid op artikel 160, gewijzigd bij de decreten van 17 juli 1991, 9 april 1992 en 7 juli 1998;

Gelet op het advies van de directieraad, gegeven op 26 juni, 18 juli en 25 oktober 1996;

Gelet op het advies van het Vast Bureau van de Vlaamse Onderwijsraad van 9 juli 1996;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 2 juni 1997;

Gelet op het protocol nr. 87/5 van 14 maart 1996 van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 78.185 van 30 juni 1997 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 7 oktober 1997, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 maart 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten van de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel II 6, a van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel worden na de woorden "een ambtenaar" de woorden "of een stagiair" toegevoegd.

Art. 2.In artikel II 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "dient op het tijdstip van de aanwijzing een geschiktheidsbrevet inzake vorming te bezitten.Hij" worden geschrapt. 2° na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" worden de woorden "of een gelijkwaardige opleiding" toegevoegd.

Art. 3.In artikel II 13 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid wordt het woord "elk" vervangen door het woord "het";2° § 5 wordt vervangen door wat volgt : "§ 5.Het personeelslid aangewezen om deel uit te maken van de dienst VGV is voor de duur van zijn mandaat niet onderworpen aan het hiërarchische gezag van zijn diensthoofd. »

Art. 4.In artikel II 14, 6° van hetzelfde besluit worden de woorden "het desbetreffend afdelingshoofd" vervangen door de woorden "de leidend ambtenaar".

Art. 5.Artikel II 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel VI 8, laatste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "het hogere niveau" vervangen door de woorden "het andere niveau".

Art. 7.Artikel VI 22, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "De geslaagden voor een vergelijkend aanwervingsexamen behouden het voordeel van hun uitslag gedurende vier jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal van het vergelijkend examen, tenzij de leidend ambtenaar een andere termijn bepaalt. Een kortere geldigheidstermijn wordt vastgelegd in het examenreglement. Zowel de verkorting van de geldigheidsduur als de verlenging van de wervingsreserve zijn enkel mogelijk om dienstredenen.

Art. 8.Artikel VII 32 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel VIII 6, tweede lid van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.In deel VIII, "Titel 2. De functioneringsevaluatie" van hetzelfde besluit worden de artikelen VIII 8 tot en met VIII 11 vervangen door wat volgt : « Art. VIII 8. § 1 voor de toepassing van deze titel en van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de functioneringsevaluatie : het beoordelen van het functioneren van de functiehouder in de huidige functie ten opzichte van vooraf bepaalde verwachtingen. In het begin van de evaluatieperiode worden de verwachtingen ten aanzien van resultaten en functioneren bepaald (de planning). Na afloop van de evaluatieperiode worden de resultaten en het functioneren beoordeeld ten opzichte van deze verwachtingen (de vaststelling van de evaluatie). 2° de functiebeschrijving : de beschrijving van een aantal relatief permanente aspecten van een functie zoals het doel van de functie, de resultaatgebieden en de functioneringscriteria. De resultaatgebieden zijn de explicitering op welke domeinen welke resultaten verwacht worden in de functie (het 'wat').

De functioneringscriteria zijn de criteria die bepalend zijn voor het goed uitoefenen van een functie (het 'hoe').

De onderscheiden criteria worden opgenomen in een algemene lijst die als bijlage bij dit besluit wordt gevoegd. 3° de hiërarchische meerdere : enerzijds de leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtenaar, ten overstaan van de onder hun gezag staande personeelsleden en anderzijds de ambtenaar die is aangewezen door de adjunct-leidend ambtenaar, of bij ontstentenis door de leidend ambtenaar. § 2. De functioneringsevaluatie is verplicht voor elke ambtenaar die zich in de administratieve toestand dienstactiviteit bevindt.

VIII 9. De functioneringsevaluatie dient op een zorgvuldige wijze te gebeuren.

VIII 10. § 1. Een opleiding tot evaluator is verplicht voor alle ambtenaren die met functioneringsevaluatie belast zijn. Alleen de functioneringsevaluaties opgemaakt door ambtenaren die deze opleiding hebben gevolgd, zijn geldig. De evaluatoren volgen de opleiding georganiseerd door de administratie Personeelsontwikkeling van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een gelijkwaardige opleiding. § 2. De evaluatoren worden geëvalueerd op de kwaliteit van de functioneringsevaluaties die zij opmaken. § 3. In het begin van elke evaluatieperiode bespreekt de geëvalueerde met de evaluator(en) de concrete verwachtingen ten aanzien van de resultaten en het functioneren. De formele vaststelling door de evaluatoren in onderlinge overeenstemming, van deze verwachtingen qua resultaten en functioneren dient ook schriftelijk aan de geëvalueerde te worden toegestuurd.

Bij deze planning van de prestaties vertrekken de evaluatoren en de geëvalueerde van alle beschikbare informatie over de functie, zoals onder meer de resultaatgebieden en de functioneringscriteria, de resultaten van voorbije evaluaties en de doelstellingen van de entiteit.

De geëvalueerde krijgt inzage in de functiebeschrijving en de doelstellingen van de eerste evaluator. § 4. Ingevolge onvoorziene wijzigingen in de doelstellingen of de organisatie van de werkzaamheden kunnen de verwachtingen qua resultaten en functioneren van de geëvalueerde aangepast worden. Deze aanpassing dient op dezelfde manier te worden besproken en toegelicht als bij het begin van de evaluatieperiode. Zij dient ook schriftelijk aan de geëvalueerde te worden toegestuurd. § 5. Na afloop van elke evaluatieperiode wordt de geëvalueerde uitgenodigd voor een evaluatiegesprek. Tijdens dit evaluatiegesprek geeft de geëvalueerde ook zijn eigen visie weer op zijn functioneren tijdens de evaluatieperiode.

Het evaluatiegesprek wordt gevoerd tussen de geëvalueerde en de evaluator(en). Op verzoek van de geëvalueerde of één van zijn evaluatoren, gebeurt het evaluatiegesprek met de twee evaluatoren. § 6. Na het evaluatiegesprek wordt het definitieve beschrijvende evaluatieverslag opgesteld door de evaluatoren. Het beschrijvend evaluatieverslag omvat geen samenvattende waardering of einduitspraak over de geëvalueerde, behalve indien de evaluatoren oordelen dat hij de vermelding "onvoldoende" verdient.

De geëvalueerde kan zijn opmerkingen toevoegen aan het evaluatieverslag.

VIII 11. Over elke ambtenaar wordt een jaarlijks individueel evaluatiedossier aangelegd. Het omvat : 1° de functiebeschrijving als relatief permanente basis;2° de beschrijving van de verwachtingen ten aanzien van resultaten en functioneren in de evaluatieperiode, zoals geformuleerd in het begin van deze periode, of gedurende deze periode zoals bedoeld in artikel VIII 10 § 4;3° de persoonlijke nota's bedoeld in art.VIII 14 en de opmerkingen die de ambtenaar erbij heeft geformuleerd; 4° de uitslagen die de belanghebbende ambtenaar tijdens dat jaar heeft behaald in de loopbaanexamens;5° de definitieve beschrijvende evaluatieverslagen en hun bijlagen zoals bedoeld in art.VIII 10 § 6; 6° de beslissingen in beroep, bedoeld in artikel VIII 28 en VIII 29;7° de staat van tuchtstraffen uitgesproken in het evaluatiejaar, vermeld in artikel IX 26. Het evaluatiedossier is ter beschikking van alle instanties bevoegd voor het individueel personeelsbeheer. "

Art. 11.Artikel VIII 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 14. De persoonlijke nota's bedoeld in artikel VIII 11 - 3° handelen over de behaalde resultaten en/of over het functioneren. Zij handelen eventueel over gebeurtenissen of gedragingen buiten de dienst die de ambtsuitoefening kunnen beïnvloeden of in het gedrang brengen.

Deze persoonlijke nota's omvatten een nauwkeurig relaas van gunstige of ongunstige feiten die als evaluatiegrond kunnen dienen. Telkens de evaluatoren dat nodig achten, of op gemotiveerd verzoek van de belanghebbende ambtenaar, stellen de evaluatoren een persoonlijke nota op over feiten die hoogstens één maand voor de ondertekening van de nota plaatshadden.

Een persoonlijke nota wordt eveneens opgemaakt telkens de ambtenaar gedurende een door de evaluatoren voldoende significant geachte periode ter beschikking wordt gesteld van een project. De projectleider is verantwoordelijk voor het opstellen van de persoonlijke nota.

Elke persoonlijke nota wordt onmiddellijk aan de belanghebbende ambtenaar voorgelegd. Hij viseert dit document, krijgt er een afschrift van en beschikt over vijftien kalenderdagen om zijn eventuele opmerkingen te formuleren. Indien de ambtenaar opmerkingen formuleert, dan worden deze aan de nota toegevoegd en opgenomen in het evaluatiedossier. »

Art. 12.In artikel VIII 16 § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : "§ 1.de evaluatie over het afgelopen evaluatiejaar heeft plaats in januari en februari van het volgende jaar. Het beschrijvend evaluatieverslag dient uiterlijk op 15 maart aan de geëvalueerde te worden toegestuurd. De planning voor het nieuwe evaluatiejaar dient eveneens op dat tijdstip te zijn gefinaliseerd." 2° in § 2, 2° worden de woorden "de te horen ambtenaren" vervangen door de woorden "de te bevragen ambtenaren".

Art. 13.Artikel VIII 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. VIII 17. Behalve in de gevallen bedoeld in art. VIII 24 en met uitzondering van de adjunct-leidend ambtenaar worden alle ambtenaren van rang A2 en lager geëvalueerd door minstens twee hiërarchische meerderen. De evaluatoren behoren tot minstens twee verschillende rangen."

Art. 14.In artikel VIII 18 van hetzelfde besluit wordt het woord "hoort" vervangen door het woord "bevraagt".

Art. 15.Artikel VIII 19 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 16.De artikelen VIII 20 tot VIII 23 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 17.Artikel VIII 24, § 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. VIII 24. § 3. De ambtenaar die in de loop van de evaluatieperiode of op het evaluatietijdstip onder het functioneel gezag van een andere hiërarchische meerdere respectievelijk heeft gestaan of staat dan de hem overeenkomstig zijn affectatie toegewezen evaluatoren wordt geëvalueerd door deze laatsten, rekening houdend met art. VIII 14, derde lid."

Art. 18.Artikel VIII 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. VIII 25. Indien op het evaluatietijdstip blijkt dat één van de evaluatoren ontbreekt of nog geen opleiding opgelegd door artikel VIII 10, § 1 gevolgd heeft, dan wordt hij vervangen door een andere evaluator aangeduid door de evaluatoren van de ontbrekende evaluator. "

Art. 19.Aan artikel VIII 26 van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd : "onverminderd het derde lid van voormeld artikel".

Art. 20.In artikel VIII 27, § 1 van hetzelfde besluit wordt de verwijzing naar artikel VIII 10, § 5 vervangen door de verwijzing naar artikel VIII 10, § 6.

Art. 21.In artikel VIII 59 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 3. De geslaagde voor één van de vergelijkende bekwaamheidsproeven bedoeld in § 1, eerste lid behoudt onbeperkt het voordeel van zijn uitslag, tenzij het examenreglement het anders bepaalt.

Art. 22.Artikel XI 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. XI 7. In afwijking van artikel XI 6 is de ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking in dienstactiviteit en verliest hij zijn salaris enkel voor de duur van de afwezigheid.

Art. 23.Artikel XI 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 12. § 1. De ambtenaar heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de ambtenaar vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.

De ambtenaar die verplicht is om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen. »

Art. 24.In artikel XI 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "ouderschapsverlof verkrijgen" vervangen door de woorden "een aanvraag indienen om ouderschapsverlof te krijgen".2° in het laatste lid worden de woorden "eerste lid" geschrapt.

Art. 25.In artikel XI 25, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "definitieve beroepsongeschiktheid" vervangen door de woorden "definitieve arbeidsongeschiktheid".

Art. 26.In artikel XI 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : "4° de vrijstelling van arbeid van de zwangere ambtenaar die werkt in een schadelijk arbeidsmilieu, nadat vastgesteld werd dat geen aangepaste of andere arbeidsplaats mogelijk is";2° in § 2 wordt het woord "§ 1" vervangen door de vermelding "§ 1, 1° tot en met 3°".

Art. 27.Aan artikel XI 36, § 3, laatste lid van hetzelfde besluit worden volgende zinnen toegevoegd : « Deze neemt een beslissing binnen de 30 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep, zoniet wordt de beslissing geacht gunstig te zijn voor de betrokkene. »

Art. 28.§ 1. Aan artikel XI 43 § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "zestig maanden" vervangen door de woorden "tweeënzeventig maanden";2° § 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « In afwijking op de bepalingen van het vorig lid, wordt de minimumduur vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de ambtenaar wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind. Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.

De mannelijke ambtenaar kan van deze bepalingen genieten in zoverre de afstamming van het kind te zijnen opzichte vaststaat. » § 2. Aan artikel XI 43 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. In afwijking van de voorgaande paragrafen, kunnen de ambtenaren hun loopbaan onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis van de herstelwet van 22 januari 1995 houdende sociale bepalingen.

Onder palliatieve verzorging wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

De ambtenaar die om deze redenen zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte, voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58 alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoefd en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.

De onderbreking neemt een aanvang de eerste dag van de week volgende op die gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.

De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar. »

Art. 29.Artikel XI 50, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "§ 2. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen worden voor een periode die minder bedraagt dan de minimumtermijnen bepaald in artikel XI 43 dienen te worden terugbetaald."

Art. 30.Artikel XI 64 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 64. De ambtenaar van de instelling krijgt verlof wanneer hij door een minister, staatssecretaris of een lid van de regering van een gemeenschap of een gewest of een gouverneur van een Vlaamse provincie of de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad aangewezen wordt om een ambt uit te oefenen op zijn kabinet.

De aanwijzing gebeurt na akkoord van de algemene raad. »

Art. 31.Artikel XI 77, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Binnen de perken van de reglementering of het reglement van de betrokken wetgevende vergadering wordt het verlof dat is toegestaan aan de ambtenaar die een ambt uitoefent bij een erkende politieke groep of bij de voorzitter van één van die groepen of wel bezoldigd door de instelling met doorbetaling van het salaris en terugvordering ofwel niet bezoldigd door de instelling en wordt het salaris stopgezet indien de betrokken wetgevende vergadering of de erkende politieke groep een salaris betaalt. »

Art. 32.Artikel XI 79, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Dit artikel vindt geen toepassing op ambtenaren die rechtstreeks bezoldigd worden door de betrokken wetgevende vergadering. »

Art. 33.Aan artikel XI 80 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd : « Dit artikel vindt geen toepassing op ambtenaren die rechtstreeks bezoldigd worden door de betrokken wetgevende vergadering. »

Art. 34.Artikel XI 83, § 2, eerste lid, eerste zin van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De ambtenaar heeft recht op een voorbereiding voor examens of bekwaamheidsproeven. »

Art. 35.In artikel XI 93, § 3, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "zoals vermeld in sub 1° en 2°" geschrapt.

Art. 36.In artikel XII 2, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "behalve bij ernstig vergrijp zoals bepaald in artikel IX 6" geschrapt.

Art. 37.§ 1. In artikel XIII 55 van hetzelfde besluit worden in de eerste zin de woorden "het hogere niveau" vervangen door de woorden "het ander niveau". § 2. De datum van 1 januari 1995 op de tweede regel van artikel XIII 13 wordt gewijzigd in 1 januari 1994. § 3. Aan artikel XIII 36 wordt een tweede paragraaf toegevoegd luidend als volgt : "§ 2. § 1. geldt niet voor de toelagen bedoeld in de hoofdstukken 6, 7 en 8 van deze titel. » De huidige tekst wordt paragraaf 1.

Art. 38.Artikel XIII 66 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIII 66. Onverminderd artikel XIII 65, 2°, 3° en 4° en artikel XIII 71 wordt, naar gelang van het geval, wanneer niet tijdens het ganse referentiejaar of de referentieperiode volledige prestaties werden verricht, het bedrag van het vakantiegeld en/of de eindejaarstoelage : a) bepaald op respectievelijk een twaalfde of een negende van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een ganse maand beslaat;b) aangepast overeenkomstig artikel XIII 21 § 4 en artikel XIII 24.»

Art. 39.Bij deel XIII - Titel 6, overgangs-, opheffings- en slotbepalingen, Afdeling l Bijzondere bepalingen van hetzelfde besluit, wordt een artikel 107bis toegevoegd, dat luidt als volgt : « De ervaring die de administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en de directeurs hebben opgedaan in de privé-sector en die nuttig is voor hun taakuitoefening bij de Vlaamse Onderwijsraad, worden in aanmerking genomen bij de berekening van hun geldelijke anciënniteit mits instemming van de Algemene Raad. Deze bepaling geldt enkel voor de betrokken personeelsleden die reeds in dienst waren vóór het in werking treden van onderhavig besluit. »

Art. 40.Artikel XIV 20 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 41.In artikel XIV 37 van hetzelfde besluit wordt de verwijzing naar artikel XI 88 vervangen door een verwijzing naar artikel XI 87.

Art. 42.Aan deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 10 toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 10. Verlof na detachering.

XIV 40bis. Inzake het verlof na detachering geldt voor het contractueel personeelslid dezelfde regeling als voor de ambtenaar, zoals vermeld in artikel XI 66. »

Art. 43.In artikel XV 5 van hetzelfde besluit worden de woorden onder deel VIII, "titel 2 : De evaluatie" vervangen door wat volgt : « Artikel VIII 15 : het eerste evaluatiejaar loopt van 1 juli 1996 tot 31 december 1996. »

Art. 44.In artikel VIII 73 van hetzelfde besluit worden in het 1ste lid de woorden "normale loopbaansnelheid" geschrapt.

Na het eerste lid wordt een nieuw lid toegevoegd : "De ambtenaar voor wie de directieraad geen beslissing tot loopbaanvertraging noch tot loopbaanversnelling heeft genomen, bouwt de schaalanciënniteit op met normale snelheid, en dit voor dezelfde periode als in het eerste lid." Het 4de lid van hetzelfde artikel wordt vervangen door wat volgt : "Van 1 juli tot 30 juni wordt overeenkomstig de beslissing van het eerste lid voor elke maand één maand bijgevoegd, een halve maand of een hele maand afgetrokken."

Art. 45.In artikel XIII 8, 1° van hetzelfde besluit worden de woorden "Verenigde Naties, van de " tussen de woorden "dienst van de" en "Europese Gemeenschap" gevoegd.

In hetzelfde artikel 3° lid worden de woorden "Verenigde Naties" tussen de woorden "de diensten van de" en "Europese" gevoegd.

In het ganse artikel worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door "Europese Unie".

Art. 46.Artikel XIII 9, § 1, 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "de periodes van afwezigheid wegens arbeidsongeval, ongeval naar of van het werk of beroepsziekte wanneer de ambtenaar tijdens zijn vorige prestaties als contractueel personeelslid, onder de wet viel van 3 juli 1967 betreffende schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. "

Art. 47.In artikel XIII 10, § 1, 1°, a) van hetzelfde besluit worden de woorden "Verenigde Naties" tussen de woorden "de diensten van de" en "Europese Gemeenschap" gevoegd. Tevens worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door "Europese Unie".

In § 1, 2°, e) van hetzelfde artikel worden de woorden "en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening" ingevoegd tussen de woorden "Arbeid" en "werd opgericht".

Art. 48.In artikel XIII 11 § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "alsmede van tijdelijke werkloosheid" tussen de woorden "te boven gaan" en "niet in aanmerking" toegevoegd.

Art. 49.In artikel XIII 21 § 4 van hetzelfde besluit worden het lid "In geval het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 11 wordt in een maand met 22 of 23 werkdagen het resultaat van de berekening afgerond naar 15. In geval het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 12 wordt in een maand met 23 werkdagen het resultaat van de berekening gebracht op 15,5." vervangen door : « Het rekenkundig resultaat van de bewerking wordt vervangen door : a) 15 dertigsten wanneer in een maand van : - 20 werkdagen, het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 10; - 22 of 23 werkdagen, het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 11; b) 15,5 dertigsten, wanneer in een maand van 23 werkdagen het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 12.» In § 5 van hetzelfde artikel worden de woorden "berekend op het beginsalaris" toegevoegd in de voorlaatste zin, na de woorden "ambtshalve nalatigheidsintresten".

Art. 50.In artikel XIII 22 van hetzelfde besluit worden de woorden "gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982" geschrapt.

Art. 51.In artikel XIII 25 van hetzelfde besluit wordt § 3 geschrapt.

Art. 52.Artikel XIII 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd : - in het geval geen salaris wordt betaald; of - in het geval van een afwezigheid die langer dan 30 werkdagen duurt. »

Art. 53.Artikel XIII 38 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.

Art. 54.In artikel XIII 42 § 1, lid 2, 2° wordt het woord "eventueel" vervangen door de woorden "in voorkomend geval".

In lid 3 van dezelfde paragraaf worden de woorden "op datum van zijn laatste nuttige anciënniteit in zijn werkelijke graad" toegevoegd tussen de woorden "is het salaris dat hij" en "zou ontvangen".

Art. 55.De tabel in bijlage 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt, wat betreft niveau A, vervangen door de tabel in bijlage 2.

Art. 56.De algemene lijst van functioneringscriteria bedoeld in artikel VIII 8, § 1, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals gewijzigd bij dit besluit, gaat als bijlage 1 bij dit besluit.

Het wordt als bijlage 13 toegevoegd aan het voormelde besluit van de Vlaamse regering.

Art. 57.De tabel in bijlage 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt, wat betreft de salarisschaal C 111, vervangen door de tabel in bijlage 3.

Art. 58.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 met uitzondering van de volgende artikelen : - de artikelen 7, 10 tot en met 20, 24, 27 en 45 treden in werking op 1 juli 1996 - de artikelen 28 tot 29 en 39 en 42 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1996

Art. 59.De voorbereidende handelingen inzake evaluatie die gebeurden voor 1 juli 1996 worden geacht te voldoen aan de ermee overeenstemmende bepalingen van dit besluit.

Art. 60.Het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt ingetrokken.

Art. 61.De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

Bijlage 1. - Algemene lijst van functioneringscriteria 1. Werkorganisatie, planning en coördinatie 2.Strategisch denken, meewerken aan beleid 3. Zin voor initiatief 4.Doeltreffendheid en organisatorisch vermogen 5. Betrokkenheid bij de organisatie 6.Verantwoordelijkheidsgevoel 7. Collegialiteit 8.Deskundigheid 9. Communicatieve vaardigheden 10.Analytisch, synthetisch en conceptueel denkvermogen 11. Nauwkeurigheid/zorgvuldigheid 12.Fysieke paraatheid 13. Kwalitatief evalueren Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van rechtspositie van het personeel. Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN Bijlage 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^