gepubliceerd op 10 februari 2009
Besluit van de secretaris-generaal houdende bekendmaking van de toepasselijke Code en toepasselijke standaarden, als vermeld in artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening
VLAAMSE OVERHEID
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
17 DECEMBER 2008. - Besluit van de secretaris-generaal houdende bekendmaking van de toepasselijke Code en toepasselijke standaarden, als vermeld in artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening
De secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Gelet op het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 36;
Gelet op het besluit van de secretaris-generaal van 29 augustus 2008 houdende bekendmaking van de toepasselijke Code en toepasselijke standaarden, als vermeld in artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, Besluit :
Artikel 1.De vanaf 1 januari 2009 toepasselijke Code en toepasselijke standaarden, als vermeld in artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, zijn de volgende : - de Code, als bijlage 1 bij dit besluit gevoegd; - de Internationale Standaard voor Dopingtests, als bijlage 2 bij dit besluit gevoegd; - de Internationale Standaard voor Laboratoria, als bijlage 3 bij dit besluit gevoegd; - de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, als bijlage 4 bij dit besluit gevoegd; - de Internationale Standaard inzake de Bescherming van de Privacy en Persoonlijke Informatie, als bijlage 5 bij dit besluit gevoegd.
Art. 2.Het besluit van de secretaris-generaal van 29 augustus 2008 houdende bekendmaking van de toepasselijke Code en toepasselijke standaarden, als vermeld in artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4.Besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Brussel, 17 december 2008.
De secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Ch. CLAUS
Wereldantidopingscode. - Wereldantidopingagentschap « Play true 2009 » De Wereldantidopingcode werd voor het eerst goedgekeurd in 2003 en trad in werking in 2004. De onderstaande tekst bevat de aanpassingen aan de Wereldantidopingcode die op 17 november 2007 werden goedgekeurd door de World Anti-Doping Agency Foundation Board. De herziene Wereldantidopingcode treedt in werking op 1 januari 2009.
Uitgegeven door : World Anti-Doping Agency Stock Exchange Tower 800 Place Victoria (Suite 1700) PO Box 120 Montreal, Quebec, Canada H4Z 1B7 URL : www.wada-ama.org Tel. : +1 514 904 9232 Fax : +1 514 904 8650 E-mail : code@wada-ama.org Inhoudstafel DOEL, TOEPASSINGSGEBIED EN ORGANISATIE VAN HET WERELDANTIDOPINGPROGRAMMA EN DE CODE De Code Het Wereldantidopingprogramma Internationale Normen Modellen van Beste Praktijken en Richtlijnen BASISPRINCIPE VAN DE WERELDANTIDOPINGCODE DEEL EEN : DOPINGCONTROLE INLEIDING ARTIKEL 1 : DEFINITIE VAN DOPING ARTIKEL 2 : DOPINGOVERTREDINGEN 2.1 Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan in een Monster van een Sporter 2.2 Gebruik of Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode door een Sporter. 2.3 Weigeren of verzuimen een Monster af te staan zonder geldige reden 2.4 Overtreden van de geldende eisen met betrekking tot de beschikbaarheid van de Sporter voor Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband 2.5 Fraude of Poging tot Fraude met eender welk onderdeel van de Dopingcontrole 2.6 Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden 2.7 Handel of Poging tot Handel in eender welke Verboden Stof of Verboden Methode 2.8 Toediening of Poging tot toediening aan eender welke Sporter Binnen Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of Verboden Stof ARTIKEL 3 : BEWIJS VAN DOPING 3.1 Bewijslast en Bewijsnormen 3.2 Methoden om Feiten en Vermoedens Vast te Stellen ARTIKEL 4 : DE VERBODEN LIJST 4.1 Publicatie en Herziening van de Verboden Lijst 4.2 Verboden Stoffen en Verboden Methoden die Vermeld zijn op de Verboden Lijst 4.3 Criteria om Stoffen en Methoden aan de Verboden Lijst Toe te Voegen 4.4 Therapeutisch Gebruik 4.5 Toezichtprogramma ARTIKEL 5 : DOPINGCONTROLE 5.1 Planning van de Dopingcontroles 5.2 Normen voor Dopingcontroles 5.3 Voormalige Sporters die Opnieuw aan Wedstrijden Deelnemen ARTIKEL 6 : ANALYSIS OF SAMPLES 6.1 Gebruik van Erkende Laboratoria 6.2 Doel van Monstername en Monsteranalyse 6.3 Onderzoek op Monsters 6.4 Normen voor de Analyse van Monsters en Rapportering 6.5 Tweede analyse van Monsters ARTIKEL 7 : RESULTATENBEHEER 7.1 Eerste Beoordeling Betreffende Belastende Analyseresultaten 7.2 Kennisgeving na Eerste Beoordeling Betreffende Belastende Analyseresultaten 7.3 Beoordeling van Atypische Resultaten 7.4 Beoordeling van Andere Dopingovertredingen die Niet Onder Artikels 7.1-7.3 Vallen 7.5 Principes die van Toepassing zijn op Voorlopige Schorsingen 7.6 Terugtrekking uit de Sport ARTIKEL 8 : RECHT OP EEN EERLIJKE HOORZITTING 8.1 Eerlijke Hoorzittingen 8.2 Hoorzittingen in het kader van Evenementen 8.3 Afstand van Hoorzitting ARTIKEL 9 : AUTOMATISCHE DISKWALIFICATIE VAN INDIVIDUELE RESULTATEN ARTIKEL 10 : SANCTIES TEGEN INDIVIDUEN 10.1 Diskwalificatie van Resultaten tijdens het Evenement waarin een Dopingovertreding Plaatsvindt 10.2 Uitsluiting wegens Aanwezigheid, Gebruik of Poging tot Gebruik, of Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden 10.3 Uitsluiting voor Andere Dopingovertredingen 10.4 Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode voor Specifieke Stoffen in Specifieke Omstandigheden 10.5 Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode op Grond van Uitzonderlijke Omstandigheden 10.6 Verzwarende Omstandigheden die de Uitsluitingsperiode Kunnen Verlengen 10.7 Meervoudige Overtredingen 10.8 Diskwalificatie van Resultaten in Wedstrijden Na een Monstername of Dopingovertreding 10.9 Aanvang van de Uitsluitingsperiode 10.10 Status Tijdens Uitsluiting 10.11 Rehabilitatiecontrole 10.12 Oplegging van Financiële Sancties ARTIKEL 11 : CONSEQUENTIES VOOR TEAMS 11.1 Controles van Teamsporten 11.2 Consequenties voor Teamsporten 11.3 Bestuursorgaan van het Evenement Kan Strengere Consequenties voor Teamsporten Opleggen ARTIKEL 12 : SANCTIES TEGEN SPORTORGANEN ARTIKEL 13 : BEROEP 13.1 Uitspraken Waartegen Beroep kan worden Aangetekend 13.2 Beroep tegen Beslissingen met Betrekking tot Dopingovertredingen, Consequenties en Voorlopige Schorsingen 13.3 Verzuim van een Antidopingorganisatie om Tijdig Uitspraak te Doen 13.4 Beroep tegen het Verlenen of Weigeren van Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik 13.5 Beroep tegen Uitspraken in het kader van Deel Drie en Deel Vier van de Code 13.6 Beroep tegen Besluiten tot Schorsing of Intrekking van Laboratoriumaccreditatie ARTIKEL 14 : VERTROUWELIJKHEID EN RAPPORTAGE 14.1 Informatie Betreffende Belastende Analyseresultaten, Atypische Resultaten en Andere Potentiële Dopingovertredingen 14.2 Publiekelijke Bekendmaking 14.3 Verblijfgegevens van de Sporter 14.4 Statistische Rapportage 14.5 Coördinatiecentrum voor Informatie m.b.t. Dopingcontrole 14.6 Informationele Privacy ARTIKEL 15 : VERDUIDELIJKING VAN VERANTWOORDELIJKHEDEN IN DOPINGCONTROLE 15.1 Dopingcontrole tijdens een Evenement 15.2 Dopingcontrole Buiten Wedstrijdverband 15.3 Resultatenbeheer, Hoorzittingen en Sancties 15.4 Wederzijds Erkenning ARTIKEL 16 : DOPINGCONTROLE BIJ DIEREN DIE DEELNEMEN AAN SPORTWEDSTRIJDEN ARTIKEL 17 : STATUUT VAN BEPERKINGEN DEEL TWEE : SCHOLING EN ONDERZOEK ARTIKEL 18 : SCHOLING 18.1 Basisprincipe en Hoofddoel 18.2 Programma en Activiteiten 18.3 Professionele Gedragscodes 18.4 Coördinatie en Samenwerking ARTIKEL 19 : ONDERZOEK 19.1 Doel van Antidopingonderzoek 19.2 Soorten Onderzoek 19.3 Coördinatie van Onderzoek en Delen van Resultaten 19.4 Onderzoekspraktijken 19.5 Onderzoek waarbij Verboden Stoffen en Verboden Methoden Worden Gebruikt 19.6 Misbruik van Resultaten DEEL DRIE : ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN ARTIKEL 20 : BIJKOMENDE ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE ONDERTEKENAARS 20.1 Rollen en Verantwoordelijkheden van het Internationaal Olympisch Comité 20.2 Rollen en Verantwoordelijkheden van het Internationaal Paralympisch Comité 20.3 Rollen en Verantwoordelijkheden van de Internationale Federaties 20.4 Rollen en Verantwoordelijkheden van Nationale Olympische Comités en Nationale Paralympische Comités 20.5 Rollen en Verantwoordelijkheden van Nationale Antidopingorganisaties 20.6 Rollen en Verantwoordelijkheden van Organisaties van Belangrijke Evenementen 20.7 Rollen en Verantwoordelijkheden van het WADA ARTIKEL 21 : BIJKOMENDE ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN SPORTERS EN ANDERE PERSONEN 21.1 Rollen en Verantwoordelijkheden van Sporters 21.2 Rollen en Verantwoordelijkheden van Begeleidend Personeel van Sporters ARTIKEL 22 : BETROKKENHEID VAN OVERHEDEN 22.1 Elke overheid dient alle nodige initiatieven en maatregelen te nemen om de UNESCO-Conventie na te leven 22.2 Elke overheid dient al haar openbare diensten en organen aan te moedigen om met Antidopingorganisaties informatie uit te wisselen 22.3 Elke overheid dient arbitrage als de beste manier te beschouwen om geschillen in verband met doping te beslechten 22.4 Elke andere betrokkenheid van de overheid in de strijd tegen doping dient in overeenstemming te worden gebracht met de Code 22.5 De overheden zouden aan de verwachtingen van dit artikel moeten beantwoorden tegen 1 januari 2010 22.6 Verzuim van een overheid om ten laatste op 1 januari 2010 de UNESCO-Conventie te ratificeren, te aanvaarden, goed te keuren of ertoe toe te treden DEEL VIER : AANVAARDING, NALEVING, WIJZIGING EN INTERPRETATIE ARTIKEL 23 : AANVAARDING, NALEVING EN WIJZIGING 23.1 Aanvaarding van de Code 23.2 Invoering van de Code 23.3 Naleving van de Code 23.4 Toezicht op de Naleving van de Code en van de UNESCO-Conventie 23.5 Bijkomende Consequenties van de Niet-naleving van de Code door een Ondertekenaar 23.6 Wijziging van de Code 23.7 Intrekking van Aanvaarding van de Code ARTIKEL 24 : INTERPRETATIE VAN DE CODE ARTIKEL 25 : OVERGANGSBEPALINGEN 25.1 Algemene Toepassing van de Code 2009 25.2 Geen terugwerkende kracht tenzij het "Lex Mitior"-principe van toepassing is 25.3 Toepassing op Uitspraken die de Code 2009 voorafgaan 25.5 Bijkomende Wijzigingen aan de Code BIJLAGE I : DEFINITIES DEFINITIES DOEL, TOEPASSINGSGEBIED EN ORGANISATIE VAN HET WERELDANTIDOPINGPROGRAMMA EN DE CODE De Wereldantidopingcode en het Wereldantidopingprogramma ter ondersteuning ervan streven de volgende doelstellingen na : ? De fundamentele rechten van Sporters om te kunnen deelnemen aan dopingvrije sport beschermen, en aldus streven naar gezondheid, eerlijkheid en gelijkheid voor alle Sporters overal ter wereld, en ? Zorgen voor geharmoniseerde, gecoördineerde en efficiënte antidopingprogramma's op internationaal en nationaal niveau met het oog op de opsporing, de ontmoediging en de preventie van doping.
De Code De Code is het fundamentele en universele document waarop het Wereldantidopingprogramma in de sport is gebaseerd. De Code wil de strijd tegen dopinggebruik bevorderen via de wereldwijde harmonisatie van de essentiële elementen op het vlak van dopingbestrijding.
Enerzijds wil de Code voldoende specifiek zijn om een volledige harmonisatie tot stand te brengen met betrekking tot aangelegenheden die eenvormige regels vereisen. Anderzijds moet de Code op andere punten ook algemeen genoeg zijn om de nodige ruimte te bieden voor een flexibele invulling van de overeengekomen antidopingprincipes in de praktijk. [Opmerking : Zowel het Olympische Charter, dat sinds 7 juli 2007 van kracht is, als de UNESCO-Conventie die op 19 oktober 2005 in Parijs werd goedgekeurd, beschouwen dopingpreventie en de strijd tegen het gebruik van doping in de sport als een essentieel onderdeel van de opdracht van het Internationaal Olympisch Comité en de UNESCO. Beide teksten erkennen eveneens de fundamentele rol van de Code.] Het Wereldantidopingprogramma Het Wereldantidopingprogramma omvat alle elementen die nodig zijn om een optimale harmonisatie en de toepassing van beste praktijken te waarborgen in de nationale en internationale antidopingprogramma's. De belangrijkste elementen zijn : Niveau 1 : De Code Niveau 2 : Internationale Normen Niveau 3 : Modellen van Beste Praktijken en Richtlijnen Internationale Normen In overleg met de Ondertekenaars en de overheden, en met de goedkeuring van het WADA zullen Internationale Normen worden uitgewerkt voor de diverse technische en operationele domeinen binnen het antidopingprogramma. Deze Internationale Normen moeten leiden tot een harmonisatie tussen de Antidopingorganisaties die verantwoordelijk zijn voor specifieke technische en operationele aspecten van de antidopingprogramma's. De Internationale Normen zijn bindend voor alle partijen die met de Code hebben ingestemd. De Internationale Normen kunnen van tijd tot tijd worden bijgestuurd door het Uitvoerend Comité van het WADA, na redelijk overleg met de Ondertekenaars en de overheden. Behoudens andersluidende bepalingen in de Code, treden de Internationale Normen en alle herzieningen ervan in werking op de datum die in de Internationale Norm of de herziening is vermeld. [Opmerking : De Internationale Normen bevatten heel wat technische details die nodig zijn voor de toepassing van de Code. De Internationale Normen die door verwijzing uitdrukkelijk in de Code zijn opgenomen, worden in overleg met de Ondertekenaars en overheden verder uitgewerkt door deskundigen en in afzonderlijke technische documenten opgenomen. Het is belangrijk dat het Uitvoerend Comité van het WADA tijdig aanpassingen kan aanbrengen in de Internationale Normen, zonder dat de Code of de regels en reglementen van een individuele belanghebbende moeten worden gewijzigd.] Modellen van Beste Praktijken en Richtlijnen Op basis van de Code werden er Modellen van Beste Praktijken en Richtlijnen uitgewerkt om oplossingen te bieden op de verschillende domeinen van de dopingbestrijding. Ook in de toekomst zullen deze worden uitgewerkt. Deze Modellen zullen door het WADA worden aanbevolen en ter beschikking van de Ondertekenaars gesteld indien deze hierom verzoeken. De modellen zijn evenwel niet bindend. Afgezien van deze modellen voor de strijd tegen doping, zal het WADA ook opleidingsondersteuning aanbieden aan de Ondertekenaars. [Opmerking : Na de goedkeuring van de Code 2009 zal het WADA aangepaste model-antidopingreglementen opstellen die afgestemd zijn op de behoeften van de verschillende hoofdgroepen van Ondertekenaars (bijv. Internationale Federaties, Nationale Antidopingorganisaties, enz.). Deze modelreglementen zullen in overeenstemming zijn met de Code en zullen op de Code gebaseerd zijn. Het zullen state-of-the-art voorbeelden van beste praktijken zijn waarin alle nodige details staan (inclusief verwijzing naar de Internationale Normen) om een effectief antidopingprogramma te ontwikkelen.
Deze modelreglementen bieden verscheidene mogelijkheden waaruit de belanghebbenden kunnen kiezen. Sommige belanghebbenden kunnen ervoor opteren om de modelreglementen en andere modellen van beste praktijken letterlijk over te nemen. Anderen kunnen beslissen om de modellen over te nemen maar er wel enkele wijzigingen in aan te brengen. Nog anderen kunnen er de voorkeur aan geven om hun eigen regels en reglementen te ontwikkelen in overeenstemming met de algemene principes en de specifieke vereisten die in de Code zijn opgenomen.
Andere modeldocumenten of richtlijnen voor specifieke aspecten van dopingbestrijding kunnen worden opgesteld op basis van de algemeen erkende behoeften en verwachtingen van de belanghebbenden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor nationale antidopingprogramma's, resultatenbeheer, Dopingcontroles (naast de specifieke vereisten die in de Internationale Norm voor Dopingcontroles zijn voorzien), scholingsprogramma's, enz. Alle Modellen van Beste Praktijken moeten door het WADA worden beoordeeld en goedgekeurd voordat ze in het Wereldantidopingprogramma kunnen worden opgenomen.] BASISPRINCIPE VAN DE WERELDANTIDOPINGCODE Antidopingprogramma's willen de intrinsieke waarde van de sport vrijwaren. Die intrinsieke waarde wordt ook vaak de « geest van de sport » genoemd. Het is de essentie van de Olympische gedachte. Het gaat erom het spel eerlijk te spelen. De « geest van de sport » is een hulde aan de geest, het lichaam en de ziel van de mens en wordt gekenmerkt door de volgende waarden : ? Ethiek, 'fair play' en eerlijkheid ? Gezondheid ? Uitmuntende prestaties ? Karakter en ontwikkeling ? Plezier ? Teamwerk ? Toewijding en betrokkenheid ? Respect voor regels en wetten ? Respect voor zichzelf en andere deelnemers ? Moed ? Verbondenheid en solidariteit Doping gaat fundamenteel in tegen de « geest van de sport ».
Om dopinggebruik te bestrijden door de geest van de sport te promoten, vraagt de Code aan alle Antidopingorganisaties om scholingsprogramma's voor Sporters uit te werken en te implementeren, inclusief voor jongeren en voor Begeleidend Personeel van Sporters.
DEEL EEN : DOPINGCONTROLE INLEIDING Deel Eén van de Code beschrijft specifieke antidopingregels en -principes die moeten worden gevolgd door organisaties die verantwoordelijk zijn voor het aannemen, implementeren of opleggen van antidopingregels binnen hun bevoegdheid, bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, Internationale Federaties, Organisaties van Belangrijke Evenementen en Nationale Antidopingorganisaties. Al deze organisaties worden gezamenlijk aangeduid als Antidopingorganisaties.
Alle bepalingen van de Code zijn in wezen bindend en zijn verplicht toepasbaar door elke Antidopingorganisatie en Sporter of andere Persoon. De Code is echter niet bedoeld als vervanging van de uitgebreide antidopingregels die zijn opgesteld door elke Antidopingorganisatie en maakt deze geenszins overbodig. Sommige bepalingen van de Code moeten door elke Antidopingorganisatie zonder substantiële veranderingen worden overgenomen in haar eigen antidopingregels, terwijl andere bepalingen van de Code verplichte richtlijnen geven die ruimte laten voor flexibiliteit bij het formuleren van de regels door elke Antidopingorganisatie, of voorwaarden stellen waaraan elke Antidopingorganisatie moet voldoen, maar die niet hoeven terug te komen in de antidopingregels van die organisatie. [Opmerking : De artikels van de Code die zonder substantiële veranderingen moeten worden overgenomen in de regels van elke Antidopingorganisatie, worden opgesomd in artikel 23.2.2. Het is bijvoorbeeld van essentieel belang voor de harmonisatie dat alle Ondertekenaars hun beslissingen baseren op dezelfde lijst van dopingovertredingen en dezelfde bewijslast en dezelfde Consequenties verbinden aan dezelfde dopingovertredingen. Deze substantiële regels moeten altijd gelijk zijn, of een zaak nu wordt behandeld door een Internationale Federatie, op nationaal niveau of voor het CAS (Arbitragehof voor de Sport).
Bepalingen van de Code die niet in artikel 23.2.2 vermeld zijn, blijven in wezen bindend, ook al is de Antidopingorganisatie niet verplicht ze woordelijk op te nemen. Deze bepalingen kunnen grosso modo in twee categorieën opgedeeld worden. Ten eerste zijn er bepalingen die de Antidopingorganisaties opleggen bepaalde acties te ondernemen, zonder dat het nodig is die bepaling te herhalen in de eigen antidopingregels van de Antidopingorganisatie. Een voorbeeld : elke Antidopingorganisatie moet Dopingcontroles plannen en uitvoeren in overeenstemming met artikel 5, maar deze richtlijnen ten behoeve van de Antidopingorganisatie moeten niet worden herhaald in de eigen regels van de Antidopingorganisatie. Ten tweede zijn sommige bepalingen in wezen bindend maar geven ze elke Antidopingorganisatie een zekere flexibiliteit in de toepassing van de beginselen vervat in de bepaling. Zo is het bijvoorbeeld voor een effectieve harmonisatie niet noodzakelijk om alle Ondertekenaars te dwingen gebruik te maken van hetzelfde resultatenbeheer en dezelfde hoorzittingsprocedure. Er bestaan op dit ogenblik veel verschillende, maar even doeltreffende processen voor resultatenbeheer en hoorzittingsprocedures binnen verschillende Internationale Federaties en verschillende nationale organen. De Code vereist geen absolute uniformiteit in resultatenbeheer en hoorzittingsprocedures. Hij vereist echter wel dat de diverse methoden van de Ondertekenaars voldoen aan de principes die in de Code zijn vastgelegd.] zie vervolg [Opmerking : Door deel te nemen aan sportactiviteiten verplichten Sporters zich om de wedstrijdregels van hun sport na te leven. Op dezelfde manier moeten Sporters en hun Begeleidend Personeel gebonden zijn aan de antidopingregels die zijn gebaseerd op artikel 2 van de Code op grond van hun overeenkomsten voor lidmaatschap van, accreditatie voor of deelname aan sportorganisaties of sportevenementen die onder de Code vallen. Elke Ondertekenaar moet echter zelf de noodzakelijke stappen ondernemen om te garanderen dat alle Sporters en hun Begeleidend Personeel onder hun bevoegdheid, verplicht zijn om zich te houden aan de antidopingregels van de betreffende Antidopingorganisatie.] Antidopingregels zijn, net als Wedstrijdregels, sportregels die bepalen onder welke omstandigheden een sport mag worden beoefend.
Sporters of andere Personen accepteren deze regels als voorwaarde voor deelname en zijn erdoor gebonden. Elke Ondertekenaar moet regels en procedures instellen om te garanderen dat alle Sporters of andere Personen die onder het gezag van de Ondertekenaar en zijn lidorganisaties vallen, worden geïnformeerd over en akkoord gaan te worden gebonden door de geldende antidopingregels van de betreffende Antidopingorganisaties.
Elke Ondertekenaar moet regels en procedures instellen om te garanderen dat alle Sporters of andere Personen die onder het gezag van de Ondertekenaar en zijn lidorganisaties vallen, ermee instemmen dat hun persoonlijke gegevens verspreid worden, zoals vereist of toegestaan door de Code, en gebonden zijn door en voldoen aan de antidopingregels, en dat gepaste Consequenties worden opgelegd aan de Sporters of andere Personen die deze regels niet naleven. Deze regels en procedures, die eigen zijn aan de sport en tot doel hebben de antidopingregels op algemene en gelijkvormige wijze ten uitvoer te brengen, verschillen fundamenteel met, en zijn dan ook niet bedoeld om onderhevig te zijn aan of beperkt te worden door nationale vereisten en wettelijke normen inzake strafrechtelijke vervolging of arbeidskwesties. Bij de beschouwing van de feitelijke en wettelijke aspecten van een bepaalde zaak moeten alle rechtbanken, arbitragecommissies en andere beslissingsbevoegde organen zich bewust zijn van en respect hebben voor de specifieke aard van de antidopingregels in de Code en voor het feit dat deze regels een weerspiegeling zijn van de consensus van een breed spectrum van belanghebbenden wereldwijd die zich inzetten voor een eerlijke sport.
ARTIKEL 1 : DEFINITIE VAN DOPING Doping wordt gedefinieerd als het plaatsvinden van een of meer van de dopingovertredingen die in artikel 2.1 tot en met artikel 2.8 van de Code worden omschreven.
ARTIKEL 2 : DOPINGOVERTREDINGEN Sporters of andere Personen zijn verantwoordelijk voor het kennen van de gedragsvormen die een dopingovertreding vormen en van de stoffen en methoden die op de Verboden Lijst staan.
Er is sprake van een dopingovertreding in de volgende gevallen : [Opmerking 'a' bij artikel 2 : De bedoeling van artikel 2 is de omstandigheden en gedragingen te specifiëren die een dopingovertreding vormen. Vervolging in dopingzaken vindt plaats wanneer er reden is om aan te nemen dat één of meer van deze specifieke regels werden overtreden.] 2.1 Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan in een Monster van een Sporter 2.1.1 Het is de Persoonlijke plicht van elke Sporter om ervoor te zorgen dat er geen Verboden Stoffen zijn of haar lichaam binnenkomen.
Sporters zijn zelf verantwoordelijk voor eender welke Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers ervan die in hun Monsters worden aangetroffen. Bijgevolg dient er geen opzet, schuld, nalatigheid of bewust Gebruik vanwege de Sporter te worden aangetoond om te besluiten tot een dopingovertreding conform artikel 2.1. [Opmerking bij artikel 2.1.1 : Voor dopingovertredingen waarbij er sprake is van de aanwezigheid van een Verboden Stof (of Afbraakproducten of Markers daarvan) hanteert de Code het principe van de risicoaansprakelijkheid, dat te vinden is in de OMADC (Antidopingcode van de Olympische Beweging) en de grote meerderheid van de reeds bestaande antidopingreglementen. Volgens het principe van de risicoaansprakelijkheid is de Sporter verantwoordelijk en is er sprake van een dopingovertreding van zodra er een Verboden Stof wordt aangetroffen in een Monster van een Sporter. Dit wordt gezien als een overtreding, ongeacht of de Sporter opzettelijk of onopzettelijk een Verboden Stof heeft gebruikt of nalatig is geweest of anderszins schuldig is. Als het positieve Monster afkomstig is van een controle Binnen Wedstrijdverband, zijn de resultaten van die Wedstrijd automatisch ongeldig (artikel 9 - Automatische Diskwalificatie van Individuele Resultaten). De Sporter heeft dan echter de mogelijkheid om sancties te voorkomen of te verminderen indien de Sporter kan aantonen dat hij of zij niet schuldig of niet significant schuldig is (artikel 10.5 - Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode op grond van Uitzonderlijke Omstandigheden) of in bepaalde omstandigheden niet de intentie had zijn of haar sportprestaties te verbeteren (artikel 10.4 - Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode voor Specifieke Stoffen in Welbepaalde Omstandigheden).
De regel van de risicoaansprakelijkheid voor de aanwezigheid van een Verboden Stof in een Monster van een Sporter, met de mogelijkheid dat de sancties worden aangepast op grond van bepaalde criteria, biedt een redelijk evenwicht tussen een effectief antidopingbeleid in het voordeel van alle Sporters die 'clean' zijn en billijkheid in de uitzonderlijke gevallen waarin een Verboden Stof in het lichaam van een Sporter terecht is gekomen op basis van Geen Schuld of Nalatigheid of Geen Significante Schuld of Nalatigheid van de Sporter. Het is belangrijk om te benadrukken dat het bepalen of de dopingovertreding al dan niet heeft plaatsgevonden, weliswaar gebeurt op basis van het principe van de risicoaansprakelijkheid, maar dat er niet automatisch een bepaalde periode van Uitsluiting wordt opgelegd. Het principe van de risicoaansprakelijkheid dat wordt uiteengezet in de Code, wordt consequent bevestigd in de beslissingen van het CAS.] 2.1.2 Afdoende bewijs van dopingovertreding volgens artikel 2.1 wordt vastgesteld in een van de volgende gevallen : aanwezigheid van een Verboden Stof of een Afbraakproduct of Marker daarvan in Monster A van de Sporter wanneer deze afziet van de analyse van Monster B en Monster B niet wordt geanalyseerd; of, wanneer Monster B van de Sporter wordt geanalyseerd en de analyse van Monster B van de Sporter bevestigt de aanwezigheid van de Verboden Stof of een Afbraakproduct of Marker daarvan zoals vastgesteld in Monster A van de Sporter. 2.1.3 Met uitzondering van die stoffen waarvoor in de Verboden Lijst een specifieke grenswaarde wordt opgegeven, vormt de aanwezigheid van eender welke hoeveelheid van een Verboden Stof of een Afbraakproduct of Marker daarvan in een Monster van een Sporter automatisch een dopingovertreding. 2.1.4 Als uitzondering op de algemene regel zoals omschreven in artikel 2.1, kunnen de Verboden Lijst of Internationale Normen bijzondere criteria omschrijven voor de beoordeling van Verboden Stoffen die ook door het lichaam zelf kunnen worden geproduceerd. [Opmerking bij artikel 2.1.2 : De Antidopingorganisatie die de verantwoordelijkheid draagt voor het resultatenbeheer mag zelf beslissen om Monster B te analyseren, ook al verzoekt de Sporter daar niet om.] 2.2 Gebruik of Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode door een Sporter. 2.2.1 Het is de Persoonlijke plicht van elke Sporter om ervoor te zorgen dat er geen Verboden Stoffen zijn of haar lichaam binnenkomen.
Bijgevolg dient er geen opzet, fout, nalatigheid of bewust Gebruik vanwege de Sporter te worden aangetoond om te besluiten tot een dopingovertreding wegens Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode. [Opmerking bij artikel 2.2 : Het is altijd zo geweest dat Gebruik of Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode kan vastgesteld worden door eender welke betrouwbare methode. Zoals vermeld in de Opmerking bij artikel 3.2 (Methoden om Feiten en Vermoedens Vast te Stellen) kunnen, in tegenstelling tot het bewijs dat vereist is om een dopingovertreding vast te stellen op grond van artikel 2.1, het Gebruik of de Poging tot Gebruik ook worden aangetoond door andere betrouwbare middelen, zoals bekentenissen van de Sporter, getuigenverklaringen, schriftelijk bewijs, conclusies van longitudinale profielen of andere analytische informatie die verder niet voldoet aan alle vereisten voor de vaststelling van de « Aanwezigheid » van een Verboden Stof op grond van artikel 2.1. Zo kan het Gebruik bijvoorbeeld worden vastgesteld op basis van betrouwbare analytische gegevens van de analyse van Monster A (onbevestigd door een analyse van Monster B) of van de analyse van Monster B alleen, wanneer de Antidopingorganisatie voldoende kan verklaren waarom de bevestiging door het andere Monster ontbreekt.] 2.2.2 Het heeft geen belang of het Gebruik of de Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode al dan niet succes oplevert.
Het Gebruik of de Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode vormt op zich reeds een dopingovertreding. 2.3 Weigeren of verzuimen een Monster af te staan zonder geldige reden na een oproep volgens de geldende antidopingregels, of het anderszins omzeilen van Monstername [Opmerking bij artikel 2.2.2 : Om een « Poging tot Gebruik » van een Verboden Stof aan te tonen, is een bewijs van de intentie van de Sporter vereist. Het feit dat de intentie vereist kan zijn om deze specifieke dopingovertreding te bewijzen, doet geen afbreuk aan het principe van de risicoaansprakelijkheid zoals dat is vastgelegd voor overtredingen van artikel 2.1 en overtredingen van artikel 2.2 met betrekking tot het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode.
Het Gebruik van een Verboden Stof door een Sporter vormt een dopingovertreding, behalve indien die stof niet verboden is Buiten Wedstrijdverband en het Gebruik door de Sporter Buiten Wedstrijdverband plaatsvindt. (De aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan in een Monster dat Binnen Wedstrijdverband werd afgenomen, vormt echter een overtreding van artikel 2.1. (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan) ongeacht wanneer die stof kan zijn toegediend.)] [Opmerking bij artikel 2.3 : Weigeren of verzuimen mee te werken aan Monstername na een oproep was verboden in vrijwel alle antidopingreglementen die dateren van voor de Code. Dit artikel voegt aan de gangbare regels die dateren van voor de Code het « anderszins omzeilen van het afnemen van Monsters » toe als verboden gedrag. Zo zou het bijvoorbeeld een dopingovertreding zijn wanneer kan worden aangetoond dat een Sporter zich heeft verstopt voor een Dopingcontrole-official om de oproep of de Dopingcontrole te omzeilen.
Een overtreding op grond van « weigeren of verzuimen mee te werken aan Monstername » kan zowel gebaseerd zijn op opzettelijk als nalatig gedrag van de Sporter, terwijl het « omzeilen » van Monstername duidt op opzettelijk gedrag van de Sporter.] 2.4. Overtreden van de geldende eisen met betrekking tot de beschikbaarheid van de Sporter voor Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband, inclusief verzuimen om de vereiste verblijfsgegevens mee te delen en het niet ondergaan van Dopingcontroles op basis van regels die beantwoorden aan de Internationale Norm voor Dopingcontroles. Elke combinatie van drie gemiste controles en/of aangifteverzuimen binnen een periode van achttien maanden zoals bepaald door Antidopingorganisaties met rechtsbevoegdheid over de Sporter, wordt beschouwd als een dopingovertreding. 2.5 Fraude of Poging tot Fraude met eender welk onderdeel van de Dopingcontrole [Opmerking bij artikel 2.4 : Afzonderlijke aangifteverzuimen m.b.t. verblijfsgegevens en gemiste controles vastgesteld volgens de regels van de Internationale Federatie van de Sporter of iedere andere Antidopingorganisatie die bevoegd is om aangifteverzuimen m.b.t. verblijfsgegevens en gemiste controles vast te stellen overeenkomstig de Internationale Norm voor Dopingcontroles, worden bij de toepassing van dit artikel met elkaar gecombineerd. In de gepaste omstandigheden kunnen gemiste controles of aangifteverzuimen ook een dopingovertreding op grond van artikel 2.3 of artikel 2.5 vormen.] [Opmerking bij artikel 2.5 : Dit artikel verbiedt gedrag dat het Dopingcontroleproces hindert, maar verder niet onder de definitie van Verboden Methoden zou vallen. Bijvoorbeeld, het veranderen van identificatienummers op een Dopingcontroleformulier tijdens de Dopingcontrole, het breken van Fles B tijdens de analyse van Monster B of het verstrekken van bedrieglijke informatie aan een Antidopingorganisatie.] 2.6 Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden 2.6.1 Bezit door een Sporter Binnen Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of eender welke Verboden Stof, of Bezit door een Sporter Buiten Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of eender welke Verboden Stof die verboden is Buiten Wedstrijdverband, behalve indien de Sporter aantoont dat het Bezit kadert in een dispensatie voor therapeutisch gebruik die werd toegestaan overeenkomstig artikel 4.4 (Therapeutisch Gebruik) of een andere aanvaardbare verantwoording. 2.6.2 Bezit door Begeleidend Personeel van de Sporter Binnen Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of eender welke Verboden Stof, of Bezit door Begeleidend Personeel van de Sporter Buiten Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of eender welke Verboden Stof die verboden is Buiten Wedstrijdverband, in verband met een Sporter, Wedstrijd of training, behalve indien het Begeleidend Personeel van de Sporter aantoont dat het Bezit kadert in een dispensatie voor therapeutisch gebruik die werd toegestaan aan een Sporter overeenkomstig artikel 4.4 (Therapeutisch Gebruik) of een andere aanvaardbare verantwoording. [Opmerking bij artikels 2.6.1 en 2.6.2 : Het Bezit of de aankoop van een Verboden Stof kan bijvoorbeeld niet worden gerechtvaardigd met de verklaring dat zij voor een vriend of bekende was bedoeld, behalve in medisch verantwoorde gevallen waarin die Persoon over een doktersvoorschrift beschikt om bijvoorbeeld insuline te kopen voor een diabetisch kind.] [Opmerking bij artikel 2.6.2 : Een aanvaardbare verantwoording kan bijvoorbeeld zijn dat een teamarts Verboden Stoffen bij zich heeft voor dringende situaties en noodsituaties.] 2.7 Handel of Poging tot Handel in eender welke Verboden Stof of Verboden Methode 2.8 Toediening of Poging tot toediening aan eender welke Sporter Binnen Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of Verboden Stof, of toediening of Poging tot toediening aan eender welke Sporter Buiten Wedstrijdverband van eender welke Verboden Methode of eender welke Verboden Stof die verboden is Buiten Wedstrijdverband, of het meewerken, aanmoedigen, helpen, bijstaan, verbergen of eender welke andere vorm van medeplichtigheid in het kader van een dopingovertreding of eender welke Poging tot dopingovertreding [Opmerking 'b' bij artikel 2 : Een Sporter of andere Persoon die samenwerkt of omgaat met Begeleidend Personeel van een Sporter dat een Uitsluitingsperiode uitzit, maakt zich volgens de Code niet schuldig aan een dopingovertreding. Sportorganisaties kunnen echter eigen regels aannemen die dergelijk gedrag verbieden.] ARTIKEL 3 : BEWIJS VAN DOPING 3.1 Bewijslast en Bewijsnormen De Antidopingorganisatie dient aan te tonen dat een dopingovertreding plaatsvond. De bewijsnorm zal zijn of de Antidopingorganisatie een dopingovertreding heeft vastgesteld tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie, rekening houdend met de ernst van de geuite beschuldiging. Deze voor alle zaken geldende bewijsnorm is meer dan alleen een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een onomstotelijk vaststaand bewijs. Behalve in het geval voorzien in artikels 10.4 en 10.6, waar de Sporter aan een hogere bewijslast moet voldoen, moet het bewijs worden geleverd door een afweging van waarschijnlijkheid in alle gevallen waarin de Code de bewijslast om een vermoeden te weerleggen of precieze feiten of omstandigheden aan te tonen, bij de Sporter legt of bij een andere Persoon die ervan wordt beschuldigd een dopingovertreding te hebben begaan. 3.2 Methoden om Feiten en Vermoedens Vast te Stellen Feiten met betrekking tot een dopingovertreding kunnen worden vastgesteld met eender welk betrouwbaar middel, inclusief bekentenissen. De volgende bewijsregels gelden in dopingzaken : [Opmerking bij artikel 3.1 : Deze bewijsnorm die door de Antidopingorganisatie moet worden gevolgd, is vergelijkbaar met de norm die in de meeste landen wordt toegepast in zaken die betrekking hebben op beroepsfouten. Hij wordt ook algemeen toegepast door rechtbanken en tuchtcommissies in dopingzaken. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het CAS in N., J., Y., W. v. FINA, CAS 98/208, 22 december 1998.] [Opmerking bij artikel 3.2 : Een Antidopingorganisatie kan een dopingovertreding bijvoorbeeld vaststellen op grond van artikel 2.2 (Gebruik of Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode), op basis van bekentenissen van de Sporter, het geloofwaardige getuigenis van Derden, betrouwbare schriftelijke bewijzen, betrouwbare analysegegevens van Monster A of Monster B zoals voorzien in de Opmerkingen bij artikel 2.2, of conclusies op basis van het profiel van een reeks bloed- of urinemonsters van de Sporter.] 3.2.1 Door het WADA geaccrediteerde laboratoria worden geacht de Monsteranalyses en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de Internationale Norm voor Laboratoria. De Sporter of andere Persoon kan deze veronderstelling weerleggen door aan te tonen dat een afwijking van de Internationale Norm voor Laboratoria heeft plaatsgevonden die redelijkerwijs het Belastende Analyseresultaat kan hebben veroorzaakt.
Indien de Sporter of andere Persoon de voornoemde veronderstelling weerlegt door aan te tonen dat een afwijking van de Internationale Norm voor Laboratoria redelijkerwijs het Belastende Analyseresultaat kan hebben veroorzaakt, dient de Antidopingorganisatie aan te tonen dat die afwijking niet aan de oorzaak ligt van het Belastende Analyseresultaat. 3.2.2 Afwijkingen van eender welke andere Internationale Norm of andere antidopingregel of -beleid, die niet tot een Belastend Analyseresultaat of een andere dopingovertreding hebben geleid, maken dergelijke resultaten niet ongeldig. Indien de Sporter of andere Persoon aantoont dat een afwijking van een andere Internationale Norm of andere antidopingregel of Bbeleid redelijkerwijs het Belastende Analyseresultaat of een ander dopingovertreding kan hebben veroorzaakt, dient de Antidopingorganisatie aan te tonen dat die afwijking niet aan de oorzaak ligt van het Belastende Analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding. 3.2.3 Feiten die worden aangetoond op grond van een beslissing van een rechtbank of een bevoegde professionele tuchtcommissie waartegen geen beroepsprocedure loopt, vormen een onweerlegbaar bewijs van deze feiten tegen de Sporter of andere Persoon waarop de beslissing betrekking heeft, tenzij de Sporter of andere Persoon aantoont dat de beslissing de principes van eerlijke rechtsbedeling schendt. 3.2.4 De tuchtcommissie die uitspraak dient te doen over een dopingovertreding, kan een negatieve gevolgtrekking maken ten aanzien van een Sporter of andere Persoon die wordt beschuldigd van de dopingovertreding op basis van diens weigering, na hiervoor redelijke tijd op voorhand te zijn opgeroepen, om te verschijnen tijdens de zitting (hetzij persoonlijk of telefonisch, zoals opgedragen door de tuchtcommissie) en de vragen van de tuchtcommissie of de Antidopingorganisatie die de dopingovertreding handhaaft, te beantwoorden. [Opmerking bij artikel 3.2.4 : Negatieve gevolgtrekking in deze omstandigheden werd erkend in talrijke beslissingen van het CAS.] [Opmerking bij artikel 3.2.1 : De Sporter of andere Persoon draagt de bewijslast om aan te tonen, door een afweging van waarschijnlijkheid, dat een afwijking van de Internationale Norm voor Laboratoria redelijkerwijs het Belastende Analyseresultaat kan hebben veroorzaakt.
Indien de Sporter of andere Persoon hierin slaagt, is het aan de Antidopingorganisatie om tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie te bewijzen dat de afwijking het Belastende Analyseresultaat niet heeft veroorzaakt.] ARTIKEL 4 : DE VERBODEN LIJST 4.1 Publicatie en Herziening van de Verboden Lijst Het WADA moet zo vaak als nodig en minstens eenmaal per jaar de Verboden Lijst publiceren als Internationale Norm. De voorgestelde inhoud van de Verboden Lijst en alle herzieningen moeten onmiddellijk schriftelijk worden verstrekt aan alle Ondertekenaars en overheden voor opmerkingen en advies. Iedere jaarlijkse versie van de Verboden Lijst en alle herzieningen moeten door het WADA onverwijld worden verstrekt aan elke Ondertekenaar en overheid en moeten worden gepubliceerd op de website van het WADA, en iedere Ondertekenaar moet de nodige stappen ondernemen om de Verboden Lijst te verspreiden onder zijn leden en organen. De regels van iedere Antidopingorganisatie moeten bepalen dat, tenzij anders aangegeven in de Verboden Lijst of een herziening daarvan, de Verboden Lijst en alle herzieningen drie (3) maanden na de publicatie van de Verboden Lijst door het WADA van kracht worden binnen de regels van de Antidopingorganisatie, zonder dat de Antidopingorganisatie daarvoor verdere stappen dient te ondernemen. [Opmerking bij artikel 4.1 : De Verboden Lijst moet sneller worden herzien en gepubliceerd wanneer dit nodig is. Om een zekere regelmaat te waarborgen wordt echter jaarlijks een nieuwe Verboden Lijst gepubliceerd, ongeacht of er wijzigingen zijn aangebracht. Op de website van het WADA staat steeds de meest recente Verboden Lijst. De Verboden Lijst maakt integraal deel uit van de Internationale Conventie tegen Dopinggebruik in de Sport. Het WADA dient de Directeur-Generaal van de UNESCO van iedere wijziging aan de Verboden Lijst op de hoogte te brengen.] 4.2 Verboden Stoffen en Verboden Methoden die Vermeld zijn op de Verboden Lijst 4.2.1 Verboden Stoffen en Verboden Methoden De Verboden Lijst bevat de Verboden Stoffen en Verboden Methoden die te allen tijde verboden zijn als doping (zowel Binnen als Buiten Wedstrijdverband) omdat ze prestaties tijdens toekomstige Wedstrijden kunnen verbeteren of een maskerende werking kunnen hebben, en de stoffen en methoden die enkel Binnen Wedstrijdverband verboden zijn.
De Verboden Lijst kan door het WADA voor een specifieke sport worden uitgebreid. Verboden Stoffen en Verboden Methoden kunnen op de Verboden Lijst worden vermeld met hun algemene categorie (bijvoorbeeld anabolica) of door het specifiek noemen van een bepaalde stof of methode. [Opmerking bij artikel 4.2.1 : Er is slechts één Verboden Lijst. Tot de stoffen die te allen tijde verboden zijn, behoren de maskerende middelen en de stoffen die, wanneer ze tijdens de training worden Gebruikt, op lange termijn een prestatieverbeterend effect kunnen hebben, zoals anabolica. Alle stoffen en methoden op de Verboden Lijst zijn verboden Binnen Wedstrijdverband. Het Gebruik (artikel 2.2) Buiten Wedstrijdverband van een stof die alleen Binnen Wedstrijdverband verboden is, vormt geen dopingovertreding, tenzij een Monstername Binnen Wedstrijdverband een Belastend Analyseresultaat oplevert voor de Stof of de Afbraakproducten ervan (artikel 2.1).
Er is slechts één document dat de « Verboden Lijst » heet. Het WADA kan aan de Verboden Lijst bijkomende stoffen of methoden toevoegen voor bepaalde sporten (bijvoorbeeld bètablokkers voor de schietsport), maar deze toevoegingen worden ook vermeld op de unieke Verboden Lijst.Individuele sporten mogen geen uitzondering vragen op de basislijst van Verboden Stoffen (bijvoorbeeld anabolica van de Verboden Lijst voor « denksporten » halen). Het vertrekpunt van deze beslissing is dat er bepaalde basisdopingmiddelen zijn die iedereen die zichzelf Sporter noemt, niet behoort te gebruiken.] 4.2.2 Specifieke stoffen Voor de toepassing van artikel 10 (Sancties tegen Individuen), worden alle Verboden Stoffen beschouwd als « Specifieke Stoffen », met uitzondering van stoffen uit de klasse van de anabolica en hormonen en de stimulerende middelen en hormoonantagonisten en modulatoren die aldus op de Verboden Lijst worden vermeld. Verboden Methoden worden niet beschouwd als Specifieke Stoffen. 4.2.3 Nieuwe Klassen van Verboden Stoffen.
Wanneer het WADA de Verboden Lijst uitbreidt door toevoeging van een nieuwe klasse van Verboden Stoffen conform artikel 4.1, dan zal het Uitvoerend Comité van het WADA bepalen of alle of een aantal van de Verboden Stoffen van de nieuwe klasse van Verboden Stoffen moeten worden beschouwd als Specifieke Stoffen volgens artikel 4.2.2. [Opmerking bij artikel 4.2.2 : Bij de opstelling van de Code hebben de belanghebbenden een uitvoerig debat gevoerd over het juiste evenwicht tussen strikte sancties die meer eenvormigheid in de toepassing van de regels brengen, en flexibelere sancties die meer rekening houden met de omstandigheden van elk individueel geval. Dit evenwicht werd verder becommentarieerd in verscheidene uitspraken van het CAS waarvoor een interpretatie van de Code vereist was. Nu de Code reeds drie jaar bestaat, is er tussen de belanghebbenden op dit punt een duidelijke consensus ontstaan. Zij menen dat, hoewel bij een dopingovertreding conform artikels 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of de Markers daarvan) en 2.2 (Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode ) steeds moet worden uitgegaan van het principe van de risicoaansprakelijkheid, de Code meer flexibiliteit moet bieden met betrekking tot de sancties wanneer een Sporter of andere Persoon duidelijk kan aantonen dat hij of zij niet het opzet had de sportprestaties te verbeteren. De wijziging van artikel 4.2 en de daarmee verband houdende wijzigingen van artikel 10 voorzien in deze bijkomende flexibiliteit in het geval van overtredingen met betrekking tot een groot aantal Verboden Stoffen. De regels van artikel 10.5 (Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode op Grond van Uitzonderlijke Omstandigheden) zouden de enige basis blijven voor de opheffing of vermindering van een sanctie met betrekking tot anabole steroïden en hormonen, en de stimulerende middelen en hormoonantagonisten en modulatoren vermeld op de Verboden Lijst, of Verboden Methoden.] 4.3 Criteria om Stoffen en Methoden aan de Verboden Lijst Toe te Voegen Het WADA moet de volgende criteria in overweging nemen bij zijn beslissing om een stof of een methode aan de Verboden Lijst toe te voegen. 4.3.1 Toevoeging van een stof of methode aan de Verboden Lijst kan worden overwogen indien het WADA van oordeel is dat de stof of de methode aan twee van de drie volgende criteria beantwoordt : 4.3.1.1. Medisch of ander wetenschappelijk bewijs, farmacologisch effect of ervaring wijst uit dat de stof of de methode, alleen of in combinatie met andere stoffen of methoden, sportprestaties kan verbeteren of verbetert; 4.3.1.2. Medisch of ander wetenschappelijk bewijs, farmacologische effecten of ervaring wijzen uit dat het Gebruik van de stof of de methode een feitelijk of potentieel gezondheidsrisico inhoudt voor de Sporter; 4.3.1.1 4.3.1.2 [Opmerking bij artikel 4.3.1.1 : Dit artikel suggereert dat sommige stoffen niet verboden zijn wanneer ze alleen worden gebruikt, maar wel wanneer ze in combinatie met bepaalde andere stoffen worden gebruikt.
Een stof die aan de Verboden Lijst wordt toegevoegd omdat zij uitsluitend in combinatie met een andere stof de prestaties kan verbeteren, moet aldus worden vermeld en is slechts verboden indien het gecombineerde gebruik van beide stoffen kan worden aangetoond.] 4.3.1.3 Het WADA is van mening dat het Gebruik van de stof of de methode indruist tegen de geest van de sport zoals die wordt omschreven in de Inleiding van de Code; 4.3.2 Een stof of methode wordt ook toegevoegd aan de Verboden Lijst indien het WADA aan de hand van medisch of ander wetenschappelijk bewijs, farmacologische effecten of ervaring heeft vastgesteld dat de stof of de methode het gebruik van andere Verboden Stoffen of Verboden Methoden zou kunnen maskeren. [Opmerking bij artikel 4.3.2 : Een stof komt in aanmerking voor vermelding op de Verboden Lijst, wanneer zij een maskerend middel is of aan twee van de volgende drie criteria beantwoordt : (1) zij verbetert de sportprestaties of zou die kunnen verbeteren; (2) zij houdt een reëel of potentieel gezondheidsrisico in; of (3) zij is in strijd met de geest van de sport. Geen van deze drie criteria afzonderlijk vormt een voldoende basis om een stof aan de Verboden Lijst toe te voegen. Als het prestatieverbeterende potentieel als enige criterium zou volstaan, zouden bijvoorbeeld fysieke en mentale training, rood vlees, koolhydraatrijk voedsel en training op grote hoogte verboden zijn. Onder gezondheidsrisico's valt ook roken. Als een stof of methode aan alle drie de criteria moet voldoen, levert dat ook niet de gewenste resultaten op.
Zo moet het Gebruik van genetische transfertechnologie om de sportprestaties sterk te verbeteren, worden verboden omdat het in strijd is met de geest van de sport, ook al is het niet schadelijk. Op dezelfde manier is het potentieel schadelijke misbruik van bepaalde stoffen zonder therapeutische rechtvaardiging op basis van de verkeerde veronderstelling dat zij de sportprestaties zouden verbeteren, stellig in strijd met de geest van de sport, ongeacht of de verwachtingen inzake verbeterde prestaties realistisch zijn of niet. Als onderdeel van de procedure worden alle Ondertekenaars, overheden en andere betrokken Personen jaarlijks uitgenodigd om hun opmerkingen met betrekking tot de inhoud van de Verboden Lijst mee te delen aan het WADA.] 4.3.3 De beslissing van het WADA om Verboden Stoffen en Verboden Methoden aan de Verboden Lijst toe te voegen en de classificatie van de stoffen op de Verboden Lijst in categorieën, zijn bindend en kunnen niet worden betwist door een Sporter of een andere Persoon op basis van het argument dat de stof of methode geen maskerend middel was, de sportprestaties niet kon verbeteren, niet schadelijk was voor de gezondheid, of niet in strijd was met de geest van de sport. [Opmerking bij artikel 4.3.3 : De vraag of een stof in een bepaald geval voldoet aan de criteria in Artikel 4.3 (Criteria om Stoffen en Methoden aan de Verboden Lijst toe te voegen) kan niet als verdediging worden aangevoerd bij een overtreding van de antidopingregels. Er kan bijvoorbeeld niet worden aangevoerd dat de gevonden Verboden Stof geen prestatieverbeterend effect zou hebben gehad in die bepaalde sport. Er is sprake van doping wanneer een stof die op de Verboden Lijst staat, wordt teruggevonden in een Monster van een Sporter. Op dezelfde manier kan ook niet worden aangevoerd dat een stof die bij de anabolica is ingedeeld, niet tot deze categorie behoort.] 4.4 Therapeutisch Gebruik Het WADA heeft een Internationale Norm aangenomen voor de toekenning van een dispensatie voor therapeutisch gebruik.
Elke Internationale Federatie moet garanderen dat er voor Sporters op internationaal niveau en alle andere Sporters die deelnemen aan een Internationaal Evenement een procedure bestaat waarmee Sporters met gedocumenteerde medische aandoeningen waarvoor het gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode nodig is, een verzoek kunnen indienen voor dispensatie voor therapeutisch gebruik. Sporters die vermeld staan als lid van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van hun Internationale Federatie kunnen enkel een dispensatie voor therapeutisch gebruik verkrijgen in overeenstemming met de regels van hun Internationale Federatie. Iedere Internationale Federatie moet een lijst publiceren van de Internationale Evenementen waarvoor een dispensatie voor therapeutisch gebruik van de Internationale Federatie vereist is. Iedere Nationale Antidopingorganisatie moet ervoor zorgen dat er voor alle Sporters die onder haar bevoegdheid vallen en die niet tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Internationale Federatie behoren, een procedure bestaat waarmee Sporters met gedocumenteerde medische aandoeningen waarvoor het Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode vereist is, een verzoek tot dispensatie voor therapeutisch gebruik kunnen indienen. Een dergelijk verzoek wordt beoordeeld volgens de Internationale Norm voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik. Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties moeten het verlenen van een dispensatie voor therapeutisch gebruik onmiddellijk melden aan het WADA via ADAMS, tenzij het gaat om Sporters op nationaal niveau die niet behoren tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van de Nationale Antidopingorganisatie.
Op eigen initiatief kan het WADA op ieder moment de toekenning herzien van een dispensatie voor therapeutisch gebruik aan eender welke Sporter van Internationaal Niveau of van nationaal niveau die is opgenomen in zijn of haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van de Nationale Antidopingorganisatie. Bovendien kan het WADA op verzoek van een dergelijke Sporter aan wie een dispensatie voor therapeutisch gebruik is geweigerd, deze weigering herbekijken. Indien het WADA besluit dat de toekenning of weigering van een dispensatie voor therapeutisch gebruik niet beantwoordt aan de Internationale Norm voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, kan het WADA de beslissing herroepen.
Indien, in tegenstelling tot de vereisten van dit artikel, een Internationale Federatie geen procedure voorziet waarmee Sporters een dispensatie voor therapeutisch gebruik kunnen aanvragen, kan een Sporter van Internationaal Niveau aan het WADA vragen om de aanvraag te herzien alsof zij was geweigerd.
Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan (artikel 2.1), het Gebruik of de Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode (artikel 2.2), het Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden (artikel 2.6) of de Toediening of Poging tot Toediening van een Verboden Stof of Verboden Methode (artikel 2.8) conform de bepalingen van een geldende dispensatie voor therapeutisch gebruik die is toegestaan in overeenstemming met de Internationale Norm voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, worden niet beschouwd als een dopingovertreding. 4.5 Toezichtprogramma In overleg met de Ondertekenaars en de overheden dient het WADA een toezichtprogramma in te stellen voor stoffen die niet op de Verboden Lijst staan, maar die het WADA wenst op te volgen om bepaalde patronen van misbruik in de sport op te sporen. Vóór iedere Dopingcontrole zal het WADA de stoffen bekendmaken die zullen worden opgevolgd.
Laboratoria zullen regelmatig het totale aantal gevallen van vastgesteld Gebruik of opgespoorde aanwezigheid van die stoffen per sporttak meedelen aan het WADA, en daarbij vermelden of de Monsters Binnen of Buiten Wedstrijdverband werden afgenomen. Dergelijke rapporten zullen geen bijkomende informatie bevatten over specifieke Monsters. Het WADA stelt minstens eenmaal per jaar de verzamelde statistische gegevens per sport met betrekking tot de bijkomende stoffen ter beschikking van de Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties. Het WADA neemt de nodige maatregelen om de strikte anonimiteit van de individuele Sporters met betrekking tot dergelijke rapporten te waarborgen. Het gemelde Gebruik of de gevonden aanwezigheid van een opgevolgde stof is geen dopingovertreding.
ARTIKEL 5 : DOPINGCONTROLE 5.1 Planning van de Dopingcontroles Binnen de bevoegdheidsbeperkingen voor Dopingcontroles Binnen Wedstrijdverband zoals vermeld in artikel 15.1, is elke Nationale Antidopingorganisatie bevoegd om Dopingcontroles uit te voeren bij alle Sporters die aanwezig zijn in het land van die Nationale Antidopingorganisatie, of de nationaliteit bezitten van of verblijven, een licentie hebben of lid zijn van een sportorganisatie in dat land.
Iedere Internationale Federatie is bevoegd om Dopingcontroles uit te voeren bij alle Sporters die lid zijn van haar aangesloten Nationale Federaties of die aan hun Evenementen deelnemen. Iedere Sporter moet voldoen aan elk verzoek tot Dopingcontrole door eender welke Antidopingorganisatie met bevoegdheid voor Dopingcontrole. In samenwerking met andere Antidopingorganisaties die Dopingcontroles uitvoeren bij dezelfde Sporters, en in overeenstemming met de Internationale Norm voor Dopingcontroles, moet elke Antidopingorganisatie : 5.1.1 Een effectief aantal controles Binnen Wedstrijdverband en Buiten Wedstrijdverband plannen en uitvoeren bij Sporters waarvoor zij bevoegd zijn, met inbegrip van, maar niet beperkt tot de Sporters van hun respectieve Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingcontrole. Iedere Internationale Federatie moet een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole samenstellen voor de Sporters van Internationaal Niveau in haar sport, en iedere Nationale Antidopingorganisatie moet een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole samenstellen voor Sporters die aanwezig zijn in het land van die Nationale Antidopingorganisatie, of de nationaliteit bezitten van of verblijven, een licentie hebben of lid zijn van een sportorganisatie in dat land.
Overeenkomstig artikel 14.3, moet elke Sporter van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole voldoen aan de vereisten i.v.m. verblijfsgegevens zoals bepaald in de Internationale Norm voor Dopingcontrole. 5.1.2 Ervoor zorgen dat alle Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband Onaangekondigd plaatsvinden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden. 5.1.3 Doelgerichte Dopingcontroles als een prioriteit beschouwen. 5.1.4 Dopingcontroles uitvoeren bij Sporters die een Uitsluitingsperiode of Voorlopige Schorsing uitzitten. 5.2 Normen voor Dopingcontroles Antidopingorganisaties die bevoegd zijn om Dopingcontroles uit te voeren, moeten dat doen in overeenstemming met de Internationale Norm voor Dopingcontroles. 5.3 Voormalige Sporters die Opnieuw aan Wedstrijden Deelnemen Iedere Antidopingorganisatie dient regels op te stellen inzake vereisten voor het recht op deelname voor Sporters die niet zijn Uitgesloten van Deelname en zich terugtrekken uit de sport terwijl ze deel uitmaken van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole en nadien de sport opnieuw actief willen gaan beoefenen. [Opmerking bij artikel 5.1.3 : Doelgerichte Dopingcontroles worden apart vernoemd omdat willekeurige Dopingcontroles, of zelfs gewogen willekeurige Dopingcontroles, niet garanderen dat alle gewenste Sporters zullen worden gecontroleerd (bijvoorbeeld : Sporters van wereldklasse, Sporters van wie de prestaties in korte tijd zeer sterk zijn verbeterd, Sporters met dezelfde coach als andere Sporters die positief zijn bevonden, enz.). Doelgerichte Dopingcontroles mogen uiteraard niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor legitieme Dopingcontrole. De Code benadrukt dat Sporters niet mogen verwachten dat ze alleen op willekeurige basis zullen worden gecontroleerd. Op dezelfde manier vereist hij ook geen redelijke verdenking of waarschijnlijke oorzaak voor Doelgerichte Dopingcontroles.] ARTIKEL 6 : ANALYSIS OF SAMPLES De Monsters worden geanalyseerd in overeenstemming met de volgende principes : 6.1 Gebruik van Erkende Laboratoria Voor de toepassing van artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan) mogen de Monsters uitsluitend worden geanalyseerd in laboratoria die door het WADA zijn geaccrediteerd, of op een andere door het WADA goedgekeurde manier. De keuze van het door het WADA geaccrediteerde laboratorium (of een ander laboratorium of een andere testprocedure waarvoor het WADA zijn goedkeuring heeft verleend) voor de analyse van een Monster, wordt exclusief bepaald door de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer. [Opmerking bij artikel 6.1 : Inbreuken op artikel 2/1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan) kunnen enkel worden vastgesteld door middel van een Monsteranalyse uitgevoerd door een laboratorium dat door het WADA werd goedgekeurd of een ander, specifiek door het WADA erkend laboratorium. Inbreuken tegen andere artikels kunnen vastgesteld worden door middel van analyseresultaten van andere laboratoria voor zover de resultaten betrouwbaar zijn.] 6.2 Doel van Monstername en Monsteranalyse De Monsters worden geanalyseerd om Verboden Stoffen en Verboden Methoden op te sporen die op de Verboden Lijst voorkomen, evenals andere stoffen waarvoor het WADA opdracht heeft gegeven conform artikel 4.5 (Toezichtprogramma), of om een Antidopingorganisatie te helpen bij het bepalen van relevante parameters in de urine of het bloed van een Sporter of van andere matrices, inclusief DNA- of genetische profilering, voor antidopingdoeleinden. [Opmerking bij artikel 6.2 : Relevante profielinformatie zou bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt om Doelgerichte Dopingcontroles uit te voeren, of ter ondersteuning van een procedure tegen een dopingovertreding conform artikel 2.2 (Gebruik of Poging tot gebruik van een Verboden Stof), of beide.] 6.3 Onderzoek op Monsters Geen enkel Monster mag worden gebruikt voor andere dan de in artikel 6.2 beschreven doeleinden zonder de schriftelijke toestemming van de Sporter. Van Monsters die worden gebruikt voor andere dan de in artikel 6.2 beschreven doeleinden, moet elke vorm van identificatie worden verwijderd zodat zij niet meer aan een bepaalde Sporter kunnen worden gekoppeld. 6.4 Normen voor de Analyse van Monsters en Rapportering De laboratoria dienen de bij Dopingcontrole afgenomen Monsters te analyseren en verslag uit te brengen over de resultaten conform de Internationale Norm voor Laboratoria. 6.5 Tweede analyse van Monsters Een Monster kan op ieder moment opnieuw worden geanalyseerd voor de toepassing van artikel 6.2 op verzoek van de Antidopingorganisatie die het Monster afnam of op verzoek van het WADA. De omstandigheden en voorwaarden voor een tweede controle van Monsters dienen conform de vereisten van de Internationale Norm voor Laboratoria te zijn. [Opmerking bij artikel 6.5 : Hoewel dit artikel nieuw is, hebben Antidopingorganisaties altijd de bevoegdheid gehad om Monsters opnieuw te analyseren. De Internationale Norm voor Laboratoria of een nieuw technisch document dat deel gaat uitmaken van de Internationale Norm zal het protocol voor een dergelijke tweede analyse uniformeren.] ARTIKEL 7 : RESULTATENBEHEER Elke Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer moet een procedure voorzien voor het beheer van potentiële dopingovertredingen vóór de hoorzitting. Deze procedure moet aan de volgende principes beantwoorden : 7.1 Eerste Beoordeling Betreffende Belastende Analyseresultaten Na de ontvangst van een Monster A met een Belastend Analyseresultaat dient de Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer een beoordeling uit te voeren om te bepalen of : (a) er een toepasselijke dispensatie voor therapeutisch gebruik is verleend of zal worden verleend zoals voorzien in de Internationale Norm voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, of (b) er sprake blijkt te zijn van een afwijking van de Internationale Norm voor Dopingcontroles of de Internationale Norm voor Laboratoria die aan de oorzaak ligt van het Belastende Analyseresultaat. 7.2 Kennisgeving na Eerste Beoordeling Betreffende Belastende Analyseresultaten Indien de eerste beoordeling van een Belastend Analyseresultaat op basis van artikel 7.1 niet uitwijst dat er sprake is van een dispensatie voor therapeutisch gebruik of een recht daarop zoals voorzien in de Internationale Norm voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, of een afwijking die aan de oorzaak ligt van het Belastende Analyseresultaat, dient de Antidopingorganisatie de Sporter volgens de modaliteiten van haar reglement, onmiddellijk op de hoogte te brengen van : (a) het Belastende Analyseresultaat; (b) de overtreden antidopingregel; (c) het recht van de Sporter om onmiddellijk de analyse van Monster B te vragen of, indien dit verzoek uitblijft, dat hij kan worden geacht af te zien van de analyse van Monster B; (d) de voorziene datum, tijdstip en plaats van de analyse van Monster B indien de Sporter of de Antidopingorganisatie beslist die analyse aan te vragen; (e) de mogelijkheid voor de Sporter en/of de vertegenwoordiger van de Sporter om aanwezig te zijn bij de opening van Monster B en de analyse ervan binnen de periode voorzien in de Internationale Norm voor Laboratoria indien die analyse werd aangevraagd; en (f) het recht van de Sporter om kopieën op te vragen van het laboratoriumdossier betreffende Monsters A en B, dat de informatie bevat die is vereist door de Internationale Norm voor Laboratoria. De Antidopingorganisatie dient ook de andere Antidopingorganisaties vermeld in artikel 14.1.2 op de hoogte te brengen. Indien de Antidopingorganisatie beslist het Belastende Analyseresultaat niet als een dopingovertreding te beschouwen, dient zij daarvan de Sporter en de Antidopingorganisaties zoals vermeld in artikel 14.1.2 op de hoogte te brengen. [Opmerking bij artikel 7 : Verscheidene Ondertekenaars hebben een eigen benadering ontwikkeld met betrekking tot het resultatenbeheer.
Hoewel de verschillende benaderingen niet volledig uniform zijn, blijken vele ervan eerlijke en efficiënte systemen voor resultatenbeheer te zijn. De Code vervangt geen van de systemen voor resultatenbeheer van de Ondertekenaars. Dit artikel beschrijft echter wel basisprincipes waaraan elke Ondertekenaar zich moet houden om de fundamentele eerlijkheid van het resultatenbeheerproces te garanderen.
De specifieke antidopingregels van elke Ondertekenaar moeten in overeenstemming zijn met deze basisprincipes.] 7.3 Beoordeling van Atypische Resultaten Zoals voorzien in de Internationale Normen, dienen laboratoria in sommige omstandigheden de aanwezigheid van Verboden Stoffen, die ook door het lichaam kunnen worden geproduceerd, te rapporteren als Atypische Resultaten die het voorwerp zijn van verder onderzoek. Na de ontvangst van een Atypisch Resultaat in Monster A dient de Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer een beoordeling uit te voeren om te bepalen of : (a) er een toepasselijke dispensatie voor therapeutisch gebruik werd verleend, of (b) er sprake blijkt te zijn van een afwijking van de Internationale Norm voor Dopingcontroles of de Internationale Norm voor Laboratoria die het Atypische Resultaat heeft veroorzaakt. Indien die beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een toepasselijke dispensatie voor therapeutisch gebruik of een afwijking die het Atypische Resultaat heeft veroorzaakt, dient de Antidopingorganisatie het vereiste onderzoek te verrichten. Nadat het onderzoek is afgerond, dient aan de Sporter en de andere Antidopingorganisaties vermeld in artikel 14.1.2 meegedeeld te worden of het Atypische Resultaat al dan niet als Belastend Analyseresultaat zal worden beschouwd. De Sporter zal worden op de hoogte gebracht zoals voorzien in artikel 7.2. 7.3.1 De Antidopingorganisatie mag het Atypische Resultaat niet bekendmaken zolang zij haar onderzoek niet heeft afgerond en beslist heeft of zij het Atypische Resultaat als een Belastend Analyseresultaat zal beschouwen, tenzij in een van de volgende omstandigheden : (a) Indien de Antidopingorganisatie beslist dat Monster B moet worden geanalyseerd vooraleer haar onderzoek werd afgerond volgens artikel 7.3, kan de Antidopingorganisatie de analyse van Monster B uitvoeren na de Sporter hiervan te hebben geïnformeerd met vermelding van een beschrijving van het Atypische Resultaat en de informatie vermeld in artikel 7.2 (b)-(f). (b) Indien de Antidopingorganisatie een verzoek krijgt, hetzij van een Organisatie van een Belangrijk Evenement kort voor een van haar Internationale Evenementen, hetzij van een sportorganisatie die verantwoordelijk is voor het halen van een nakende deadline voor de selectie van teamleden voor een Internationaal Evenement, om bekend te maken of een Sporter die vermeld staat op een lijst van de Organisatie van een Belangrijk Evenement of van de sportorganisatie een lopend Atypisch Resultaat heeft, dient de Antidopingorganisatie een dergelijke Sporter aldus bekend te maken na vooraf de Sporter op de hoogte te hebben gebracht van het Atypische Resultaat. 7.4 Beoordeling van Andere Dopingovertredingen die Niet Onder Artikels 7.1-7.3 Vallen De Antidopingorganisatie of een ander door die organisatie opgericht controleorgaan, moet instaan voor het eventuele vervolgonderzoek naar een mogelijke dopingovertreding dat vereist zou zijn op basis van het toepasselijke antidopingbeleid en -reglement die zijn opgesteld conform de Code of dat de Antidopingorganisatie anderszins aangewezen acht. Zodra de Antidopingorganisatie ervan overtuigd is dat er een dopingovertreding is begaan, stelt zij de Sporter of eender welke andere Persoon aan wie sancties worden opgelegd, op de wijze die is bepaald in haar regels, in kennis van de overtreden antidopingregel en van de grondslag van de overtreding. Andere Antidopingorganisaties dienen op de hoogte te worden gebracht zoals voorzien in artikel 14.1.2. [Opmerking bij artikel 7.3.1(b) : In de omstandigheid vermeld in artikel 7.3.1(b) is het aan de Organisatie van een Belangrijk Evenement of aan de sportorganisatie om te beslissen al dan niet actie te ondernemen in overeenstemming met haar of zijn regels.] [Opmerking bij artikel 7.4 : Een Internationale Federatie zou een Sporter bijvoorbeeld logischerwijs in kennis stellen via de nationale sportfederatie van de Sporter.] 7.5 Principes die van Toepassing zijn op Voorlopige Schorsingen 7.5.1 Verplichte Voorlopige Schorsing na een Belastend Analyseresultaat in Monster A Ondertekenaars dienen regels vast te leggen voor toepassing op eender welk Evenement waarvan de Ondertekenaar het bestuursorgaan is, of voor eender welke teamselectieprocedure waarvoor de Ondertekenaar verantwoordelijk is of waarvoor de Ondertekenaar de betreffende Internationale Federatie is of bevoegd is voor het resultatenbeheer met betrekking tot de vermeende dopingovertreding, die voorzien dat, wanneer een Belastend Analyseresultaat van Monster A verkregen wordt voor een Verboden Stof, met uitzondering van Specifieke Stoffen, er onmiddellijk een Voorlopige Schorsing wordt opgelegd na de beoordeling en de kennisgeving bedoeld in artikels 7.1 en 7.2. [Opmerking bij artikel 7.5 : Voordat een Voorlopige Schorsing eenzijdig kan worden opgelegd door een Antidopingorganisatie, moet het interne onderzoek dat in de Code is voorzien, eerst zijn afgerond.
Bovendien moet een Ondertekenaar die een Voorlopige Schorsing oplegt, de Sporter de mogelijkheid bieden tot een Voorlopige Hoorzitting vóór of meteen na de oplegging van de Voorlopige Schorsing, of op een versnelde definitieve hoorzitting conform artikel 8 meteen na de oplegging van de Voorlopige Schorsing. De Sporter heeft het recht beroep aan te tekenen conform artikel 13.2.
In het zeldzame geval dat de analyse van Monster B niet overeenstemt met de resultaten van Monster A, krijgt een Sporter die voorlopig geschorst was, indien de omstandigheden dat toelaten, de toestemming om deel te nemen aan de volgende Wedstrijden tijdens het Evenement. Op dezelfde manier kan een Sporter, afhankelijk van de toepasselijke regels van de Internationale Federatie van een Teamsport, indien het team nog in de Wedstrijd is, deelnemen aan toekomstige Wedstrijden.
De duur van een Voorlopige Schorsing wordt afgetrokken van de eventuele Uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de Sporter wordt opgelegd, zoals voorzien in artikel 10.9.3.] Er mag echter slechts een Voorlopige Schorsing worden opgelegd indien de Sporter het volgende is geboden : ofwel (a) een mogelijkheid tot Voorlopige Hoorzitting hetzij vóór het opleggen van de Voorlopige Schorsing of binnen een redelijke termijn na het opleggen van de Voorlopige Schorsing; ofwel (b) een mogelijkheid tot versnelde hoorzitting conform artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting) binnen een redelijke termijn na het opleggen van de Voorlopige Schorsing. 7.5.2 Mogelijke Voorlopige Schorsing op basis van een Belastend Analyseresultaat van Monster A voor Specifieke Stoffen of andere dopingovertredingen Een Ondertekenaar kan regels vastleggen voor toepassing op eender welk Evenement waarvan de Ondertekenaar het bestuursorgaan is, of voor eender welke teamselectieprocedure waarvoor de Ondertekenaar verantwoordelijk is of waarvoor de Ondertekenaar de toepasselijke Internationale Federatie is of bevoegd is voor het resultatenbeheer met betrekking tot de vermeende dopingovertreding, die de mogelijkheid voorzien om een Voorlopige Schorsing op te leggen voor dopingovertredingen, met uitzondering van een Belastend Analyseresultaat, of na de beoordeling en de kennisgeving bedoeld in artikels 7.1 en 7.2 voor Specifieke Stoffen, maar vóór de analyse van Monster B van de Sporter of vóór de definitieve hoorzitting zoals omschreven in artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting).
Er mag echter slechts een Voorlopige Schorsing worden opgelegd indien de Sporter of andere Persoon het volgende is geboden : ofwel (a) een mogelijkheid tot Voorlopige Hoorzitting hetzij vóór het opleggen van de Voorlopige Schorsing of binnen een redelijke termijn na het opleggen van de Voorlopige Schorsing; ofwel (b) een mogelijkheid tot versnelde hoorzitting conform artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting) binnen een redelijke termijn na het opleggen van de Voorlopige Schorsing.
Indien op basis van een Belastend Analyseresultaat in Monster A een Voorlopige Schorsing is opgelegd, en een daaropvolgende analyse van Monster B (indien aangevraagd door de Sporter of de Antidopingorganisatie) de analyse van Monster A niet bevestigt, mag er aan de Sporter verder geen Voorlopige Schorsing worden opgelegd op basis van een overtreding van artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakstoffen of Markers daarvan). Ingeval de Sporter (of zijn team, zoals de regels van de toepasselijke Internationale Federatie kunnen bepalen) uitgesloten is uit een Wedstrijd wegens een overtreding van artikel 2.1 en de daaropvolgende analyse van Monster B het analyseresultaat van Monster A niet bevestigt, en indien, zonder dat dit de Wedstrijd verder beïnvloedt, het alsnog mogelijk is de Sporter of het team opnieuw te laten deelnemen, dan kunnen zij verder deelnemen aan de Wedstrijd. 7.6 Terugtrekking uit de Sport Indien een Sporter of andere Persoon zich terugtrekt in de loop van het resultatenbeheerproces, behoudt de Antidopingorganisatie die het resultatenbeheerproces uitvoert, de bevoegdheid om het resultatenbeheerproces af te ronden. Indien een Sporter of andere Persoon zich terugtrekt vooraleer eender welk resultatenbeheerproces begonnen is, heeft de Antidopingorganisatie die bevoegd zou zijn geweest voor het resultatenbeheer m.b.t. de Sporter of andere Persoon op het moment dat de Sporter of andere Persoon een dopingovertreding beging, de bevoegdheid om het resultatenbeheer uit te voeren. [Opmerking bij artikel 7.6 : Het gedrag van een Sporter of andere Persoon vooraleer de Sporter of andere Persoon tot de bevoegdheid van eender welke Antidopingorganisatie behoorde, kan geen dopingovertreding vormen maar kan een gegronde basis zijn om de Sporter of andere Persoon te weigeren als lid van een sportorganisatie.] ARTIKEL 8 : RECHT OP EEN EERLIJKE HOORZITTING 8.1 Eerlijke Hoorzittingen Iedere Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer dient een verhoorprocedure te plannen voor iedere Persoon die geacht wordt de antidopingregels te hebben overtreden.
Tijdens een dergelijke verhoorprocedure wordt nagegaan of er een dopingovertreding heeft plaatsgevonden en zo ja, welke nodige Consequenties hieraan moeten worden verbonden. De verhoorprocedure dient te beantwoorden aan de volgende principes : ? een tijdige hoorzitting; ? een eerlijke en onpartijdige tuchtcommissie; ? het recht om vertegenwoordigd te worden door een raadsman die de Persoon zelf dient te vergoeden; ? het recht om eerlijk en tijdig te worden geïnformeerd over de vermeende dopingovertreding; ? het recht om te reageren op de vermeende dopingovertreding en de daaruit voortvloeiende Consequenties; ? het recht van elke partij om bewijzen aan te voeren, inclusief het recht om getuigen op te roepen en te ondervragen (afhankelijk van de beslissing van de tuchtcommissie om telefonische of schriftelijke getuigenissen te aanvaarden); ? het recht van de Persoon op een tolk tijdens de hoorzitting, waarbij de tuchtcommissie de identiteit en de verantwoordelijkheid voor de kostprijs van de tolk bepaalt; en ? een tijdige, schriftelijke en gemotiveerde beslissing, die in het bijzonder een verklaring bevat van de reden(en) voor eender welke Uitsluitingsperiode. [Opmerking bij artikel 8.1 : Dit artikel bevat basisprincipes die moeten garanderen dat Personen die ervan worden beschuldigd dopingovertredingen te hebben begaan, een eerlijke hoorzitting krijgen. Dit artikel is niet bedoeld als vervanging van de eigen regels die elke Ondertekenaar heeft met betrekking tot hoorzittingen, maar eerder om te garanderen dat elke Ondertekenaar een hoorzitting organiseert die met deze principes overeenstemt.] 8.2 Hoorzittingen in het kader van Evenementen De hoorzittingen die in het kader van Evenementen worden georganiseerd, kunnen volgens een versnelde procedure verlopen indien dit wordt toegestaan door de reglementen van de betrokken Antidopingorganisatie en de tuchtcommissie. 8.3 Afstand van Hoorzitting Het recht op een hoorzitting kan worden afgestaan. Dit kan uitdrukkelijk gebeuren, of doordat de Sporter of andere Persoon nalaat om binnen de in de regels van de Antidopingorganisatie bepaalde periode te reageren op de beschuldiging van een Antidopingorganisatie dat er een dopingovertreding heeft plaatsgevonden. Wanneer er geen hoorzitting plaatsvindt, moet de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer aan de Personen die in artikel 13.2.3 worden opgesomd, een gemotiveerde beslissing meedelen waarin de genomen maatregel wordt uitgelegd. [Opmerking bij artikel 8.2 : Een hoorzitting kan bijvoorbeeld versneld worden gehouden aan de vooravond van een belangrijk Evenement, indien bekend moet zijn of de dopingovertreding al dan niet is begaan om te bepalen of de Sporter mag deelnemen aan het Evenement, of tijdens een Evenement, indien de uitslag van een zaak een invloed heeft op de geldigheid van de resultaten van de Sporter of op zijn of haar verdere deelname aan het Evenement.] ARTIKEL 9 : AUTOMATISCHE DISKWALIFICATIE VAN INDIVIDUELE RESULTATEN Een dopingovertreding bij Individuele Sporten na een Dopingcontrole Binnen Wedstrijdverband leidt automatisch tot Diskwalificatie van het in die Wedstrijd behaalde resultaat met alle daaruit voortvloeiende Consequenties, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. [Opmerking bij artikel 9 : Wanneer een Sporter een gouden medaille wint met een Verboden Stof in zijn of haar lichaam, is dat onfair tegenover de andere Sporters in die Wedstrijd, ongeacht of de goudenmedaillewinnaar op één of andere manier schuldig is. Alleen een « cleane » Sporter zou voordeel mogen halen uit zijn of haar wedstrijdresultaten. Voor Teamsporten, zie artikel 11 (Consequenties voor Teams). In sporten die geen Teamsporten zijn maar waarin prijzen worden uitgereikt aan teams, komt er een Diskwalificatie of een andere disciplinaire maatregel tegen een team wanneer één of meer leden van het team de antidopingregels hebben overtreden zoals voorzien in de geldende regels van de Internationale Federatie.] ARTIKEL 10 : SANCTIES TEGEN INDIVIDUEN 10.1 Diskwalificatie van Resultaten tijdens het Evenement waarin een Dopingovertreding Plaatsvindt Een dopingovertreding tijdens of in verband met een Evenement kan, indien het bestuursorgaan van het Evenement hiertoe beslist, leiden tot de Diskwalificatie van alle individuele resultaten die de Sporter tijdens dat Evenement behaalde, met alle Consequenties van dien zoals het verlies van alle medailles, punten en prijzen, behalve zoals bepaald in artikel 10.1.1. 10.1.1 Indien de Sporter aantoont dat hem of haar Geen Schuld of Nalatigheid treft voor de overtreding, worden de individuele resultaten van de Sporter in de andere Wedstrijden niet Gediskwalificeerd, tenzij de resultaten van de Sporter in andere Wedstrijden dan de Wedstrijd waarin de dopingovertreding plaatsvond, waarschijnlijk zouden zijn beïnvloed door de dopingovertreding van de Sporter. [Opmerking bij artikel 10.1 : Terwijl artikel 9 (Automatische Diskwalificatie van Individuele Resultaten) het resultaat van één enkele Wedstrijd waarin de Sporter positief wordt bevonden, Diskwalificeert (bv. de honderd meter rugslag), kan dit artikel leiden tot de Diskwalificatie van alle resultaten in alle wedstrijden tijdens het Evenement (bv. de FINA Wereldkampioenschappen). Factoren die meespelen bij de beslissing om andere resultaten tijdens een Evenement al dan niet te Diskwalificeren, zijn bijvoorbeeld de ernst van de dopingovertreding van de Sporter en de vraag of de Sporter negatief werd bevonden in andere Wedstrijden.] 10.2 Uitsluiting wegens Aanwezigheid, Gebruik of Poging tot Gebruik, of Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden Tenzij is voldaan aan de voorwaarden om de Uitsluitingsperiode op te heffen of te verkorten zoals voorzien in artikels 10.4 en 10.5, of aan de voorwaarden om de Uitsluitingsperiode te verlengen zoals voorzien in artikel 10.6, bedraagt de Uitsluitingsperiode die wordt opgelegd wegens een overtreding van artikels 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers daarvan), 2.2 (Gebruik of Poging tot Gebruik van Verboden Stoffen of Verboden Methoden) en 2.6 (Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methoden) : Eerste overtreding : Twee (2) jaar Uitsluiting. [Opmerking bij artikel 10.2 : Het harmoniseren van de sancties is tot nu toe één van de meest besproken aspecten van de strijd tegen doping geweest. Harmonisering houdt in dat dezelfde regels en criteria worden toegepast om de unieke feiten van elk geval te beoordelen. De argumenten tegen de harmonisatie van sancties zijn gebaseerd op de verschillen tussen de sporten, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden : in sommige sporten zijn de Sporters professionals die een vrij groot inkomen verdienen met de sport en in andere sporten zijn de Sporters echte liefhebbers; in die sporttakken waarin de carrière van een Sporter van korte duur is (bijvoorbeeld artistiek turnen) heeft een Diskwalificatie van twee jaar een veel grotere impact op de Sporter dan in een sporttak waarin een carrière traditioneel veel langer duurt (bijvoorbeeld paardensport en schietsport); in Individuele Sporten kan de Sporter veel beter in vorm blijven terwijl hij afzonderlijk traint tijdens zijn Uitsluiting dan in andere sporttakken waarbij het belangrijker is om te trainen als lid van een team. Een belangrijk argument voor harmonisatie is dat het simpelweg niet rechtvaardig is dat twee Sporters uit hetzelfde land, die positief worden bevonden voor dezelfde Verboden Stof onder gelijkaardige omstandigheden, verschillende sancties opgelegd zouden krijgen, enkel en alleen omdat ze verschillende sporten beoefenen.
Daarnaast wordt flexibiliteit bij het opleggen van sancties vaak gezien als een onaanvaardbare mogelijkheid voor bepaalde sportorganisaties om minder streng te zijn voor dopinggebruikers. Het gebrek aan harmonisatie van de sancties is ook vaak aanleiding geweest voor gerechtelijke conflicten tussen Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties.] 10.3 Uitsluiting voor Andere Dopingovertredingen In de gevallen van dopingovertreding die niet vallen onder artikel 10.2 bedraagt de Uitsluitingsperiode : 10.3.1 Voor overtredingen van artikel 2.3 (Weigeren of Nalaten om een Monster Af te Staan) of artikel 2.5 (Fraude bij Dopingcontrole) bedraagt de Uitsluitingsperiode twee (2) jaar, tenzij aan de voorwaarden van artikel 10.5 of de voorwaarden van artikel 10.6 voldaan is. 10.3.2 Voor overtredingen van artikels 2.7 (Handel of Poging tot Handel) of 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening van een Verboden Stof of Verboden Methode ), varieert de opgelegde Uitsluitingsperiode van minimaal vier (4) jaar tot levenslange Uitsluiting, tenzij aan de voorwaarden van artikel 10.5 voldaan is. Een dopingovertreding waarbij een Minderjarige betrokken is, wordt als een bijzonder ernstige overtreding beschouwd en leidt, indien zij is gepleegd door Begeleidend Personeel van de Sporter en betrekking heeft op andere stoffen dan de Specifieke Stoffen vermeld in artikel 4.2.2, tot levenslange Uitsluiting voor het Begeleidend Personeel van de Sporter.
Daarnaast moeten belangrijke overtredingen van artikels 2.7 of 2.8 die ook in strijd kunnen zijn met wetten en regels buiten de sportwereld, worden gerapporteerd aan de bevoegde bestuurlijke, professionele of juridische overheden. [Opmerking bij artikel 10.3.2 : Personen die betrokken zijn bij het toedienen van doping aan Sporters of bij het verdoezelen van doping, moeten zwaarder worden gestraft dan de Sporters die positief worden bevonden. Aangezien de bevoegdheid van sportorganisaties meestal beperkt is tot Uitsluiting van accreditaties, lidmaatschappen en andere sportgerelateerde verworvenheden, is het aangeven van het Begeleidend Personeel van een Sporter bij de bevoegde overheden een essentieel afschrikmiddel tegen dopinggebruik.] 10.3.3 Voor overtredingen van artikel 2.4 (Aangifteverzuimen m.b.t.
Verblijfsgegevens en/of Gemiste Controles) bedraagt de Uitsluitingsperiode minimum een (1) jaar en maximum twee (2) jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de Sporter. [Opmerking bij artikel 10.3.3 : De sanctie volgens artikel 10.3.3 dient twee jaar te bedragen indien alle drie de aangifteverzuimen of gemiste controles onrechtvaardigbaar zijn. In andere gevallen dient de sanctie tussen een en twee jaar te bedragen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.] 10.4 Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode voor Specifieke Stoffen in Specifieke Omstandigheden Indien een Sporter of andere Persoon kan aantonen hoe een Specifieke Stof zijn of haar lichaam is binnengekomen of in zijn of haar Bezit is gekomen, en dat die Specifieke Stof niet bedoeld was om de sportprestaties van de Sporter te verbeteren of het Gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren, wordt de Uitsluitingsperiode zoals bepaald in artikel 10.2 vervangen door het volgende : Eerste overtreding : Minimaal een berisping en geen Uitsluitingsperiode voor toekomstige Evenementen, en maximaal twee (2) jaar Uitsluiting.
Om een opheffing of een vermindering te rechtvaardigen, moet de Sporter of andere Persoon zijn of haar verklaring staven met bewijsmateriaal waaruit tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie blijkt dat er geen sprake was van een intentie om de sportprestatie te verbeteren of het Gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren. De schuldgraad van de Sporter of andere Persoon geldt als criterium om te beslissen tot een eventuele vermindering van de Uitsluitingsperiode. [Opmerking bij artikel 10.4 : Specifieke Stoffen zijn niet noodzakelijk minder sterke middelen wanneer ze voor sportdoping worden gebruikt dan andere Verboden Stoffen (bv. een stimulantium dat niet als Specifieke Stof vermeld staat, zou voor een Sporter tijdens een wedstrijd heel efficiënt kunnen zijn); daarom zou een Sporter die niet aan de criteria van dit artikel voldoet een Uitsluiting van twee jaar krijgen en zou hij of zij tot vier jaar Uitsluiting kunnen krijgen op basis van artikel 10.6. Specifieke Stoffen kunnen echter met meer waarschijnlijkheid dan andere Verboden Stoffen vatbaar zijn voor een geloofwaardige verklaring die niet dopinggerelateerd is.
Dit artikel is enkel van toepassing wanneer de tuchtcommissie door de objectieve omstandigheden van het geval voldoende overtuigd is dat de Sporter bij het innemen of Bezitten van de Verboden Stof niet de intentie had zijn of haar sportprestatie te verbeteren. Voorbeelden van het soort objectieve omstandigheden die, wanneer zij zich gezamenlijk voordoen, een tuchtcommissie voldoende zouden kunnen overtuigen van de afwezigheid van enige intentie om de sportprestaties te verbeteren, zijn : het feit dat de aard van de Specifieke Stof of het tijdstip van inname de Sporter geen voordeel zou hebben opgeleverd; het feit dat de Sporter de Specifieke Stof openlijk gebruikte of het Gebruik zelf meedeelde; en een met de gebruiksperiode samenvallend medisch dossier waaruit blijkt dat de Specifieke Stof werd voorgeschreven om een niet-sportgerelateerde reden. Men kan stellen dat, hoe groter het potentiële prestatieverbeterende voordeel is, des te zwaarder de bewijslast op de Sporter weegt om aan te tonen dat hij of zij niet de intentie had de sportprestatie te verbeteren.
Terwijl de afwezigheid van een prestatieverbeterende intentie moet worden bewezen tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie, mag de Sporter aantonen hoe de Specifieke Stof het lichaam is binnengekomen door een afweging van waarschijnlijkheid.
Bij de beoordeling van de schuldgraad van een Sporter of andere Persoon, moeten de in overweging genomen omstandigheden specifiek en relevant zijn als verklaring voor het feit dat de Sporter of andere Persoon is afgeweken van het verwachte standaardgedrag. Zo wordt, bijvoorbeeld, het feit dat een Sporter gedurende de Uitsluitingsperiode grote sommen geld zou mislopen, of dat de Sporter zijn of haar carrière slechts gedurende korte tijd zou kunnen verderzetten, of het tijdstip in de sportkalender niet beschouwd als relevante overwegingen om een Uitsluitingsperiode te verkorten op basis van dit artikel. Er wordt van uitgegaan dat de Uitsluitingsperiode enkel in zeer uitzonderlijke gevallen volledig kan worden opgeheven.] 10.5 Opheffing of Vermindering van de Uitsluitingsperiode op Grond van Uitzonderlijke Omstandigheden 10.5.1 Geen Schuld of Nalatigheid Indien een Sporter of andere Persoon in een individueel geval aantoont dat hem of haar Geen Schuld of Nalatigheid treft, wordt de anderszins geldende Uitsluitingsperiode opgeheven. Indien een Verboden Stof of de Markers of Afbraakproducten ervan worden aangetroffen in een Monster van een Sporter in overtreding van artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof), moet de Sporter ook aantonen hoe de Verboden Stof zijn of haar lichaam is binnengekomen vooraleer de Uitsluitingsperiode kan worden opgeheven. Indien dit artikel wordt toegepast en de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode wordt opgeheven, wordt de dopingovertreding niet als een overtreding beschouwd wanneer de Uitsluitingsperiode moet worden bepaald bij meervoudige overtredingen op grond van artikel 10.7. [Opmerking bij artikels 10.5.1 en 10.5.2 : De Code voorziet een mogelijke vermindering of opheffing van de Uitsluitingsperiode in het uitzonderlijke geval dat de Sporter kan aantonen dat hem of haar Geen Schuld of Nalatigheid, of Geen Significante Schuld of Nalatigheid treft in verband met de overtreding. Deze benadering is in overeenstemming met de basisprincipes van de mensenrechten en zorgt voor een evenwicht tussen de Antidopingorganisaties die de uitzondering strenger willen beperken of zelfs helemaal willen afschaffen, en de organisaties die een schorsing van twee jaar op basis van een groot aantal andere factoren zouden willen verkorten, zelfs wanneer de Sporter schuld bekent. Deze artikels zijn enkel van toepassing op de oplegging van sancties; ze hebben geen invloed op de vaststelling of er zich al dan niet een dopingovertreding heeft voorgedaan. Artikel 10.5.2 kan worden toegepast op eender welke dopingovertreding, ook al zal het bijzonder moeilijk zijn om te voldoen aan de criteria voor een vermindering wanneer het gaat om overtredingen waarbij kennis een element van de overtreding is.
Artikels 10.5.1 en 10.5.2 zijn enkel bedoeld om van invloed te zijn in heel uitzonderlijke gevallen en niet op de grote meerderheid van de gevallen.
Ter illustratie bij de toepassing van artikel 10.5.1, zou Geen Schuld of Nalatigheid bijvoorbeeld tot een volledige opheffing van de sanctie kunnen leiden wanneer een Sporter zou kunnen bewijzen dat hij of zij, ondanks alle genomen voorzorgen, door een tegenstrever werd gesaboteerd. Omgekeerd zou een sanctie in de volgende omstandigheden niet volledig kunnen worden opgeheven op basis van Geen Schuld of Nalatigheid : (a) een positieve Dopingcontrole door de inname van verkeerd gelabelde of verontreinigde vitamine- of voedingssupplementen (Sporters zijn verantwoordelijk voor wat ze innemen (artikel 2.1.1) en zijn gewaarschuwd voor de mogelijke verontreiniging van voedingssupplementen); (b) de toediening van een Verboden Stof door de persoonlijke arts of trainer van de Sporter, zonder dat de Sporter daarvan op de hoogte was (Sporters zijn verantwoordelijk voor de keuze van hun medisch personeel en moeten hun medisch personeel meedelen dat ze geen Verboden Stoffen toegediend mogen krijgen); en (c) sabotage van voeding of drank van een Sporter door een echtgenoot/echtgenote, coach of andere Persoon die tot de entourage van de Sporter behoort (Sporters zijn verantwoordelijk voor wat ze innemen en voor het gedrag van de Personen die ze toegang verlenen tot hun voeding en drank).
Afhankelijk van de unieke omstandigheden van elk individueel geval, kan eender welk bovenvermeld voorbeeld echter aanleiding geven tot een verminderde sanctie op basis van Geen Significante Schuld of Nalatigheid. (Een vermindering kan bijvoorbeeld aangewezen zijn in voorbeeld (a) wanneer een Sporter duidelijk aantoont dat de oorzaak van de positieve uitslag een verontreiniging was in een courant vitaminecomplex dat is aangeschaft via een bron die geen banden heeft met Verboden Stoffen en dat hij of zij ervoor zorgde geen andere voedingssupplementen in te nemen.) Bij de beoordeling van de schuld van een Sporter of andere Persoon volgens artikels 10.5.1 en 10.5.2, moet het in overweging genomen bewijs specifiek en relevant zijn als verklaring voor het feit dat de Sporter of andere Persoon is afgeweken van het verwachte standaardgedrag. Zo wordt, bijvoorbeeld, het feit dat een Sporter gedurende de Uitsluitingsperiode grote sommen geld zou mislopen, of dat de Sporter zijn of haar carrière slechts gedurende korte tijd zou kunnen verderzetten, of het tijdstip in de sportkalender niet beschouwd als relevante overwegingen om een Uitsluitingsperiode te verkorten op basis van dit artikel.
Hoewel Minderjarigen in wezen geen speciale behandeling krijgen bij de bepaling van de toepasselijke sanctie, moeten jonge leeftijd en gebrek aan ervaring stellig beschouwd worden als relevante factoren bij de bepaling van de schuld van de Sporter of andere Persoon volgens artikel 10.5.2, evenals artikels 10.3.3, 10.4 en 10.5.1.
Artikel 10.5.2 mag niet worden toegepast in de gevallen waar artikels 10.3.3 of 10.4 van toepassing zijn, aangezien die artikels al rekening houden met de schuldgraad van de Sporter of andere Persoon t.b.v. de bepaling van de toepasselijke Uitsluitingsperiode.] 10.5.2 Geen Ernstige Schuld of Nalatigheid Indien een Sporter of andere Persoon in een individueel geval kan aantonen dat hem of haar geen Significante Schuld of Nalatigheid treft, kan de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode worden verminderd, maar de verminderde Uitsluitingsperiode mag in geen geval worden verminderd tot minder dan de helft van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode. Indien de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode levenslang is, mag de volgens dit artikel verkorte periode nooit minder dan acht (8) jaar bedragen. Indien een Verboden Stof of de Markers of Afbraakproducten ervan worden aangetroffen in een Monster van een Sporter in overtreding van artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakstoffen of Markers ervan), moet de Sporter ook aantonen hoe de Verboden Stof zijn of haar lichaam is binnengekomen vooraleer de Uitsluitingsperiode kan worden verminderd. 10.5.3 Substantiële Hulp bij het Ontdekken of Vaststellen van Dopingovertredingen Een Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer met betrekking tot een dopingovertreding kan, voorafgaand aan een beslissing in laatste instantie conform artikel 13 of voor het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, een deel van de Uitsluitingsperiode opschorten in individuele gevallen waarin de Sporter of een andere Persoon de Antidopingorganisatie, een gerechtelijke instantie of een professioneel tuchtorgaan Substantiële Hulp heeft geboden die ertoe leidt dat de Antidopingorganisatie een dopingovertreding door een andere Persoon ontdekt of vaststelt, of waardoor een gerechtelijk orgaan of tuchtorgaan een strafbaar feit of een overtreding van de beroepsregels ontdekt of vaststelt. Na een beslissing in laatste instantie conform artikel 13 of het verstrijken van de periode waarin beroep kan worden aangetekend, kan de Antidopingorganisatie alleen een deel van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode opschorten met de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke Internationale Federatie. In hoeverre de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode kan worden opgeschort, hangt af van de ernst van de dopingovertreding die de Sporter of andere Persoon heeft begaan, en van het belang van de Substantiële Hulp die de Sporter of andere Persoon heeft geboden in de strijd tegen doping in de sport. Niet meer dan driekwart van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode kan worden opgeschort.
Indien de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode levenslang is, mag de volgens dit artikel niet-opgeschorte periode nooit minder dan acht (8) jaar bedragen. Indien de Antidopingorganisatie eender welk deel van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode opschort op basis van dit artikel, dient de Antidopingorganisatie een schriftelijke rechtvaardiging voor haar beslissing te bezorgen aan iedere Antidopingorganisatie die het recht heeft om tegen de beslissing beroep aan te tekenen. Wanneer de Antidopingorganisatie vervolgens eender welk deel van de opgeschorte Uitsluitingsperiode opnieuw invoert omdat de Sporter of andere Persoon er niet in geslaagd is de verwachte Substantiële Hulp te bieden, kan de Sporter of andere Persoon tegen de herinvoering in beroep gaan conform artikel 13.2. [Opmerking bij artikel 10.5.3 : De medewerking van Sporters, Begeleidend Personeel van Sporters en andere Personen die hun fouten erkennen en bereid zijn andere dopingovertredingen te onthullen, is belangrijk voor een cleane sport.
Relevante factoren bij de evaluatie van het belang van de Substantiële Hulp zijn bijvoorbeeld het aantal betrokken personen, de status van deze personen in de sport, of er sprake is van beraming van Handel (artikel 2.7) of Toediening (artikel 2.8), en of de overtreding een stof of methode betrof die via Dopingcontrole niet direct opspoorbaar is. De maximale opschorting van de Uitsluitingsperiode mag slechts worden toegepast in zeer uitzonderlijke gevallen. Een bijkomende factor waarmee moet worden rekening gehouden in verband met de ernst van de dopingovertreding, is het prestatieverbeterende effect waarvan de Persoon die de Substantiële Hulp levert, mogelijk nog geniet. Men kan stellen dat, hoe vroeger in het resultatenbeheerproces de Substantiële Hulp wordt geleverd, des te meer het percentage van de opschorting van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode kan bedragen.
Indien de Sporter of andere Persoon waarvan wordt aangenomen dat hij of zij een dopingovertreding heeft begaan, aanspraak maakt op de opschorting van de Uitsluitingsperiode op basis van dit artikel nadat de Sporter of andere Persoon afstand heeft gedaan van een hoorzitting conform artikel 8.3 (Afstand van Hoorzitting), dient de Antidopingorganisatie te bepalen of het aangewezen is een deel van de Uitsluitingsperiode op te schorten op basis van dit artikel. Indien de Sporter of andere Persoon aanspraak maakt op de opschorting van de Uitsluitingsperiode vooraleer een hoorzitting conform artikel 8 over een dopingovertreding werd afgerond, dient de tuchtcommissie te bepalen of het aangewezen is een deel van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode op te schorten op basis van dit artikel, en dit tegelijkertijd met de beslissing van de tuchtcommissie of de Sporter of andere Persoon een dopingovertreding heeft begaan. Indien een deel van de Uitsluitingsperiode wordt opgeschort, dient de beslissing te vermelden op welke basis er werd besloten dat de verstrekte informatie geloofwaardig was en belangrijk voor het ontdekken of bewijzen van de dopingovertreding of andere inbreuk. Indien de Sporter of een andere Persoon aanspraak maakt op een opschorting van de Uitsluitingsperiode na een eindbeslissing waaruit een dopingovertreding blijkt en waartegen geen beroep conform artikel 13 mogelijk is, maar de Sporter of andere Persoon zich nog steeds in een Uitsluitingsperiode bevindt, kan de Sporter of andere Persoon aan de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk was voor het resultatenbeheer met betrekking tot de dopingovertreding, vragen om een opschorting van de Uitsluitingsperiode op basis van dit artikel te overwegen. Voor een dergelijke opschorting van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode is de goedkeuring van het WADA en de toepasselijke Internationale Federatie vereist. Indien niet is voldaan aan één van de voorwaarden voor de opschorting van een Uitsluitingsperiode, dient de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode opnieuw in te voeren. Tegen beslissingen van de Antidopingorganisaties conform dit artikel kan beroep worden aangetekend in overeenstemming met artikel 13.2.
Alleen in dit geval laat de Code een opschorting toe van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode.] 10.5.4 Bekentenis van een Dopingovertreding bij Afwezigheid van Ander Bewijs Wanneer een Sporter of een andere Persoon vrijwillig een dopingovertreding bekent vooraleer hem of haar een Monstername wordt aangekondigd die een dopingovertreding zou kunnen aantonen (of, wanneer het een andere dopingovertreding betreft dan die van artikel 2.1, vooraleer hij of zij de eerste kennisgeving van de toegegeven overtreding ontvangt conform artikel 7) en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan de Uitsluitingsperiode worden verminderd, maar nooit tot minder dan de helft van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode. 10.5.5 Wanneer een Sporter of andere Persoon Aanspraak Maakt op Vermindering van de Sanctie op Basis van Meer dan Een Bepaling van dit Artikel Vooraleer enige vermindering of schorsing op basis van artikels 10.5.2, 10.5.3 of 10.5.4 wordt toegepast, dient de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode te worden bepaald in overeenstemming met artikels 10.2, 10.3, 10.4 en 10.6. Indien de Sporter of andere Persoon aanspraak maakt op een vermindering of opschorting van de Uitsluitingsperiode op basis van twee of meer van de artikels 10.5.2, 10.5.3 of 10.5.4, kan de Uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, maar niet tot minder dan een vierde van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode. [Opmerking bij artikel 10.5.4 : Dit artikel dient te worden toegepast wanneer een Sporter of andere Persoon uit eigen beweging een dopingovertreding bekent in omstandigheden waarbij geen enkele Antidopingorganisatie zich van enige dopingovertreding bewust is. Het is dus niet bedoeld voor situaties waarbij de bekentenis plaatsheeft nadat de Sporter of andere Persoon denkt dat hij of zij zal worden betrapt.] [Opmerking bij artikel 10.5.5 : De aangewezen sanctie wordt bepaald in vier opeenvolgende stappen. Eerst bepaalt de tuchtcommissie welke basissanctie (artikel 10.2, 10.3, 10.4 of 10.6) van toepassing is op de dopingovertreding in kwestie. In een tweede stap bepaalt de tuchtcommissie of er grond voor schorsing, opheffing of vermindering van de sanctie bestaat (artikels 10.5.1 tot 10.5.4). Hierbij dient echter vermeld dat niet alle gronden voor schorsing, opheffing of vermindering kunnen worden gecombineerd met de bepalingen inzake basissancties. Zo is artikel 10.5.2 bijvoorbeeld niet van toepassing in gevallen waar artikels 10.3.3 of 10.4 van toepassing zijn, aangezien de tuchtcommissie conform artikels 10.3.3 en 10.4 reeds de Uitsluitingsperiode zal hebben bepaald op basis van de schuldgraad van de Sporter of andere Persoon. In een derde stap bepaalt de tuchtcommissie conform artikel 10.5.5 of de Sporter of andere persoon recht heeft op opheffing, vermindering of schorsing op basis van meer dan een bepaling van artikel 10.5. Ten slotte beslist de tuchtcommissie over de aanvang van de Uitsluitingsperiode conform artikel 10.9.
Hierna volgen vier voorbeelden die de juiste volgorde van de analyse illustreren : Voorbeeld 1 : Feiten : Bij een Belastend Analyseresultaat is er sprake van aanwezigheid van een anabool steroïde; de Sporter bekent onmiddellijk de beweerde dopingovertreding; de Sporter toont aan dat hem of haar Geen Significante Schuld treft (artikel 10.5.2); en de Sporter levert Substantiële Hulp (artikel 10.5.3).
Toepassing van artikel 10 : 1. Conform artikel 10.2 zou de basissanctie twee jaar bedragen. (Er zou geen sprake zijn van Verzwarende Omstandigheden (artikel 10.6) omdat de Sporter de overtreding onmiddellijk bekende. Artikel 10.4 zou niet van toepassing zijn omdat een steroïde geen Specifieke Stof is.) 2. Op basis van Geen Significante Schuld alleen, zou de sanctie maximaal met de helft van twee jaar kunnen worden verminderd.Op basis van Substantiële Hulp alleen, zou de sanctie maximaal met driekwart van twee jaar kunnen worden verminderd. 3. Conform artikel 10.5.5 kan, bij de overweging van een vermindering wegens Geen Significante Schuld en Substantiële Hulp samen, de sanctie maximaal met driekwart van twee jaar worden verminderd. Bijgevolg zou de minimale sanctie zes maanden Uitsluiting bedragen. 4. Conform artikel 10.9.2, aangezien de Sporter onmiddellijk de dopingovertreding bekende, zou de Uitsluitingsperiode al op de datum van de Monstername kunnen aanvangen, maar de Sporter zou in elk geval minstens de helft van de Uitsluitingsperiode (minimum drie maanden) vanaf de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak moeten uitzitten.
Voorbeeld 2 : Feiten : Bij een Belastend Analyseresultaat is er sprake van aanwezigheid van een anabool steroïde; er zijn verzwarende omstandigheden en de Sporter kan niet bewijzen dat hij of zij de dopingovertreding onbewust beging; de Sporter bekent de vermeende dopingovertreding niet onmiddellijk; maar de Sporter verstrekt wel Substantiële Hulp (artikel 10.5.3).
Toepassing van artikel 10 : 1. De basissanctie zou twee tot vier jaar Uitsluiting bedragen zoals bepaald in artikel 10.6. 2. Op basis van Substantiële Hulp zou de sanctie maximaal met driekwart van de maximumsanctie van vier jaar kunnen worden verminderd. 3. Artikel 10.5.5 is niet van toepassing. 4. Conform artikel 10.9.2 zou de Uitsluitingsperiode kunnen aanvangen op de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak.
Voorbeeld 3 : Feiten : Bij een Belastend Analyseresultaat is er sprake van een Specifieke Stof; de Sporter toont aan hoe de Specifieke Stof zijn of haar lichaam is binnengekomen en dat hij of zij daarmee niet de intentie had de sportprestatie te verbeteren; de Sporter toont aan dat hem of haar heel weinig schuld treft; en de Sporter verstrekt Substantiële Hulp (artikel 10.5.3).
Toepassing van artikel 10 : 1. Aangezien er bij het Belastende Analyseresultaat sprake was van een Specifieke Stof en de Sporter de andere voorwaarden van artikel 10.4 heeft vervuld, zou de basissanctie in het bereik tussen een berisping en twee jaar Uitsluiting vallen. Door een sanctie in dat bereik op te leggen zou de tuchtcommissie de schuld van de Sporter beoordelen. (In dit voorbeeld nemen we ter illustratie aan dat de commissie anders een Uitsluitingsperiode van acht maanden zou opleggen.) 2. Op basis van Substantiële Hulp zou de sanctie maximaal met driekwart van de acht maanden kunnen worden verminderd.(Niet minder dan twee maanden.) Geen Significante Schuld (artikel 10.2) zou niet van toepassing zijn aangezien de schuldgraad van de Sporter al werd beschouwd bij de bepaling van de Uitsluitingsperiode van acht maanden in stap 1. 3. Artikel 10.5.5 is niet van toepassing. 4. Conform artikel 10.9.2, aangezien de Sporter onmiddellijk de dopingovertreding bekende, zou de Uitsluitingsperiode al op de datum van de Monstername kunnen aanvangen, maar de Sporter zou in elk geval minstens de helft van de Uitsluitingsperiode vanaf de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak moeten uitzitten. (Minimum een maand.) Voorbeeld 4 : Feiten : Een Sporter die nog nooit een Belastend Analyseresultaat heeft gehad of met een dopingovertreding werd geconfronteerd, bekent spontaan dat hij of zij opzettelijk meerdere Verboden Stoffen heeft gebruikt om zijn of haar prestatie te verbeteren. De Sporter verstrekt ook Substantiële Hulp (artikel 10.5.3).
Toepassing van artikel 10 : 1. Hoewel het opzettelijke Gebruik van meerdere Verboden Stoffen om de prestatie te verbeteren normaal gesproken een mogelijke grond voor verzwarende omstandigheden zou zijn (artikel 10.6), betekent de spontane bekentenis van de Sporter dat artikel 10.6 niet van toepassing zou zijn. Het feit dat het Gebruik van Verboden Stoffen door de Sporter gebeurde met de intentie de prestatie te verbeteren, zou ook de toepassing van artikel 10.4 uitsluiten ongeacht of de Gebruikte Verboden Stoffen Specifieke Stoffen zijn. Bijgevolg zou artikel 10.2 van toepassing zijn en de basisperiode van de opgelegde Uitsluiting twee jaar bedragen. 2. Op basis van de spontane bekentenissen van de Sporter (artikel 10.5.4) alleen, zou de Uitsluitingsperiode maximaal met de helft van de twee jaar kunnen worden verminderd. Op basis van de Substantiële Hulp vanwege de Sporter (artikel 10.5.3) alleen, zou de Uitsluitingsperiode maximaal met driekwart van de twee jaar kunnen worden verminderd. 3. Conform artikel 10.5.5 kan, rekening houdend met de spontane bekentenis en Substantiële Hulp samen, de sanctie maximaal met driekwart van de twee jaar worden verminderd. (De Uitsluitingsperiode zou minimaal zes maanden bedragen.) 4. Indien de tuchtcommissie met artikel 10.5.4 rekening zou houden om tot een Uitsluitingsperiode van minimum zes maanden te komen bij stap 3, zou de Uitsluitingsperiode aanvangen op de datum waarop de tuchtcommissie de sanctie oplegde. Daarentegen, indien de tuchtcommissie geen rekening hield met artikel 10.5.4 bij de vermindering van de Uitsluitingsperiode in stap 3, zou conform artikel 10.9.2 de Uitsluitingsperiode al kunnen aanvangen op de datum waarop de dopingovertreding werd begaan, op voorwaarde dat minstens de helft van die periode (minimum drie maanden) zou moeten worden uitgezeten na de datum van de tuchtrechtelijke beslissing.] 10.6 Verzwarende Omstandigheden die de Uitsluitingsperiode Kunnen Verlengen Wanneer een Antidopingorganisatie in een individueel geval waar er sprake is van een andere dopingovertreding dan de overtredingen vermeld in artikels 2.7 (Handel of Poging tot Handel) en 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) vaststelt dat er verzwarende omstandigheden zijn die de oplegging van een langere Uitsluitingsperiode dan de standaardsanctie rechtvaardigen, dient de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode te worden verlengd met maximum vier (4) jaar tenzij de Sporter of andere Persoon tot volle tevredenheid van de tuchtcommissie kan bewijzen dat hij of zij de dopingovertreding niet opzettelijk heeft begaan.
Een Sporter of andere Persoon kan de toepassing van dit artikel voorkomen, indien hij de beweerde dopingovertreding onmiddellijk bekent na door een Antidopingorganisatie met de overtreding te zijn geconfronteerd. [Opmerking bij artikel 10.6 : Voorbeelden van verzwarende omstandigheden die de oplegging van een langere Uitsluitingsperiode dan de standaardsanctie kunnen rechtvaardigen, zijn : de Sporter of andere Persoon beging de dopingovertreding als onderdeel van een plan of beraming van doping, hetzij individueel of door samenspanning of gezamenlijk opzet om een dopingovertreding te begaan; de Sporter of andere Persoon Gebruikte of Bezat herhaaldelijk meerdere Verboden Stoffen of Verboden Methoden of Gebruikte of Bezat herhaaldelijk een Verboden Stof of Verboden Methode; een normaal persoon zou waarschijnlijk tot na de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode voordeel halen uit de prestatieverbeterende effecten van de dopingovertreding(en); de Sporter of Persoon deed aan bedrieglijk of obstructief gedrag om te vermijden dat de dopingovertreding werd ontdekt of dat erover uitspraak werd gedaan.
Voor alle duidelijkheid : de voorbeelden van verzwarende omstandigheden die in deze opmerking bij artikel 10.6 worden beschreven, zijn niet exclusief en andere verzwarende omstandigheden kunnen ook de oplegging van een langere Uitsluitingsperiode rechtvaardigen. Overtredingen conform artikel 2.7 (Handel of Poging tot Handel) en 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) vallen niet onder de toepassing van artikel 10.6 omdat de sancties voor deze overtredingen (van vier jaar tot levenslange Uitsluiting) reeds voldoende ruimte laten om rekening te kunnen houden met eventuele verzwarende omstandigheden.] 10.7 Meervoudige Overtredingen 10.7.1 Tweede Dopingovertreding Voor de eerste dopingovertreding van een Sporter of andere Persoon wordt de Uitsluitingsperiode vastgelegd in artikels 10.2 en 10.3 (vatbaar voor opheffing, vermindering of opschorting volgens artikels 10.4 of 10.5, of voor verlenging volgens artikel 10.6). Voor een tweede dopingovertreding geldt een Uitsluitingsperiode in overeenstemming met onderstaande tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld [Opmerking bij artikel 10.7.1 : Men gebruikt de tabel door de eerste dopingovertreding van de Sporter of andere Persoon in de linkerkolom terug te vinden, waarna men in de tabel naar rechts gaat tot aan de kolom die de tweede overtreding weergeeft. Een voorbeeld : veronderstel dat een Sporter de standaarduitsluitingsperiode opgelegd krijgt voor een eerste overtreding op basis van artikel 10.2 en vervolgens een tweede overtreding begaat waarvoor hij een verminderde sanctie voor een Specifieke Stof krijgt op basis van artikel 10.4. De tabel wordt gebruikt om de Uitsluitingsperiode voor de tweede overtreding te bepalen. In dit voorbeeld wordt de tabel toegepast door in de linkerkolom te beginnen en naar de vierde rij af te dalen, nl. « St » van standaardsanctie, en vervolgens naar rechts te gaan naar de eerste kolom, nl. « VSS » van verminderde sanctie voor een Specifieke Stof, wat resulteert in een bereik van 2-4 jaar voor de Uitsluitingsperiode voor de tweede overtreding. De schuldgraad van de Sporter of andere Persoon geldt als criterium om binnen het toepasselijke bereik de Uitsluitingsperiode te bepalen.] Definities met betrekking tot de tabel voor de tweede dopingovertreding : VSS (Verminderde sanctie voor een Specifieke Stof conform artikel 10.4) : De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform artikel 10.4 omdat er sprake was van een Specifieke Stof en de andere voorwaarden van artikel 10.4 zijn vervuld.
AGC (Aangifteverzuim en/of Gemiste Controles) : De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft conform artikel 10.3.3 (Aangifteverzuimen en Gemiste Controles).
GSS (Verminderde sanctie in geval van Geen Significante Schuld of Nalatigheid) : De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform artikel 10.5.2 omdat de Sporter aantoonde dat er sprake was van Geen Significante Schuld of Nalatigheid conform artikel 10.5.2.
St (Standaardsanctie conform artikel 10.2 of 10.3.1) : De overtreding van een antidopingregel werd bestraft of zou moeten worden bestraft met een standaardsanctie van twee (2) jaar conform Artikel 10.2 of 10.3.1.
VS (Verzwaarde sanctie) : De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een verzwaarde sanctie conform artikel 10.6 omdat de Antidopingorganisatie aantoonde dat aan de voorwaarden van artikel 10.6 was voldaan.
HT (Handel of Poging tot Handel en Toediening of Poging tot Toediening) : De dopingovertreding werd of zou moeten worden bestraft met een sanctie conform artikel 10.3.2. [Opmerking bij artikel 10.7.1 Definitie VSS : Zie artikel 25.4 met betrekking tot de toepassing van artikel 10.7.1 op dopingovertredingen die dateren van voor de Code.] 10.7.2 Toepassing van artikels 10.5.3 en 10.5.4 op Tweede Dopingovertreding Wanneer een Sporter of andere Persoon die een tweede dopingovertreding begaat, beweert aanspraak te maken op gedeeltelijke opschorting of verkorting van de Uitsluitingsperiode conform artikel 10.5.3 of 10.5.4, dient de tuchtcommissie eerst de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode te bepalen binnen het bereik aangegeven door de tabel volgens artikel 10.7.1, en vervolgens de gepaste opschorting of verkorting van de Uitsluitingsperiode toe te passen. De resterende Uitsluitingsperiode, na toepassing van eventuele opschorting of verkorting op basis van artikels 10.5.3 en 10.5.4, moet minstens een vierde van de anderszins toepasselijke Uitsluitingsperiode bedragen. 10.7.3 Derde Dopingovertreding Een derde dopingovertreding heeft altijd levenslange Uitsluiting tot gevolg, behalve wanneer de derde overtreding de voorwaarden voor opheffing of vermindering van de Uitsluitingsperiode conform artikel 10.4 vervult of er sprake is van een overtreding van artikel 2.4 (Aangifteverzuimen en/of Gemiste Controles). In deze speciale gevallen bedraagt de Uitsluitingsperiode acht (8) jaar tot levenslang. 10.7.4 Bijkomende Regels voor Bepaalde Potentieel Meervoudige Overtredingen ? Om te worden bestraft op basis van artikel 10.7, kan een dopingovertreding slechts als een tweede overtreding worden beschouwd, indien de Antidopingorganisatie kan aantonen dat de Sporter of andere Persoon de tweede dopingovertreding beging nadat de Sporter of andere Persoon op de hoogte was gebracht conform artikel 7 (Resultatenbeheer), of nadat de Antidopingorganisatie redelijke Inspanningen had gedaan om hem of haar op de hoogte te brengen van de eerste dopingovertreding; indien de Antidopingorganisatie dit niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengere sanctie staat; het voorkomen van meervoudige overtredingen kan echter als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd (artikel 10.6). ? Indien een Antidopingorganisatie, na de uitspraak in een eerste dopingovertreding, feiten ontdekt met betrekking tot een dopingovertreding door de Sporter of andere Persoon die zich hebben voorgedaan vóór de kennisgeving met betrekking tot de eerste overtreding, legt de Antidopingorganisatie een bijkomende sanctie op, op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd indien tegelijkertijd uitspraak was gedaan over beide overtredingen. Zoals voorzien in artikel 10.8 zullen de resultaten van alle Wedstrijden sinds de eerdere dopingovertreding worden Gediskwalificeerd. Om te vermijden dat er verzwarende omstandigheden (artikel 10.6) worden gevonden op grond van de vroeger gepleegde maar later ontdekte overtreding, moet de Sporter of andere Persoon vrijwillig en tijdig de eerdere dopingovertreding bekennen na de kennisgeving van de overtreding waarvan hij of zij eerst wordt beschuldigd. Dezelfde regel geldt ook wanneer de Antidopingorganisatie feiten ontdekt met betrekking tot nog een vroegere overtreding na de uitspraak in een tweede dopingovertreding. [Opmerking bij artikel 10.7.4 : Veronderstel dat een Sporter op 1 januari 2008 een dopingovertreding begaat, die de Antidopingorganisatie pas op 1 december 2008 ontdekt. Intussen begaat de Sporter nog een dopingovertreding op 1 maart 2008 en de Sporter wordt hiervan in kennis gesteld door de Antidopingorganisatie op 30 maart 2008. Op 30 juni 2008 besluit een tuchtcommissie dat de Sporter op 1 maart 2008 een dopingovertreding beging. Op basis van de later ontdekte overtreding van 1 januari 2008 zullen verzwarende omstandigheden kunnen worden ingeroepen, omdat de Sporter niet vrijwillig en tijdig de overtreding bekende nadat hij de kennisgeving van de latere overtreding had ontvangen op 30 maart 2008.] 10.7.5 Meervoudig Dopingovertredingen Binnen een Periode van Acht Jaar Voor de toepassing van artikel 10.7 moeten alle dopingovertredingen plaatsvinden binnen dezelfde periode van acht jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te worden. 10.8 Diskwalificatie van Resultaten in Wedstrijden Na een Monstername of Dopingovertreding Naast de automatische Diskwalificatie van de resultaten in de Wedstrijd waarin het positieve Monster werd aangetroffen zoals bedoeld in artikel 9 (Automatische Diskwalificatie van Individuele Resultaten), worden alle andere Wedstrijdresultaten vanaf de datum waarop er een positief Monster werd aangetroffen (zowel Binnen als Buiten Wedstrijdverband) of waarop een andere dopingovertreding plaatsvond, tot en met de aanvang van een periode van Voorlopige Schorsing of Uitsluiting, Gediskwalificeerd, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist, met alle Consequenties die hieraan zijn verbonden zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. 10.8.1 Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op wedstrijddeelname na een vastgestelde dopingovertreding, moet de Sporter eerst al het conform dit artikel verbeurde prijzengeld terugbetalen. 10.8.2 Bestemming van Verbeurd Prijzengeld Tenzij de regels van de Internationale Federatie bepalen dat verbeurd prijzengeld aan andere Sporters moet worden toegekend, moet het in de eerste plaats dienen om de invorderingskosten te vergoeden van de Antidopingorganisatie die de nodige stappen ondernam om het prijzengeld terug te vorderen, en vervolgens om de kosten te vergoeden van de Antidopingorganisatie die in dat geval instond voor het resultatenbeheer, waarna het eventuele restant wordt toegekend conform de regels van de Internationale Federatie. [Opmerking bij artikel 10.8.2 : Niets in de Code belet cleane Sporters of andere Personen die schade hebben ondervonden door het optreden van een Persoon die een dopingovertreding heeft begaan om eender welke anderszins geldende rechten te laten gelden om schadevergoeding van deze Persoon te eisen.] 10.9 Aanvang van de Uitsluitingsperiode Behalve in de hierna vermelde gevallen gaat de Uitsluitingsperiode in op de dag waarop tijdens een hoorzitting een Uitsluiting wordt opgelegd of, indien afstand werd gedaan van een hoorzitting, op de datum waarop de Uitsluiting werd aanvaard of anderszins werd opgelegd.
Elke periode van Voorlopige Schorsing (hetzij opgelegd, hetzij vrijwillig aanvaard) moet worden afgetrokken van de totale periode van Uitsluiting die wordt opgelegd. 10.9.1 Vertragingen die Niet te Wijten zijn aan de Sporter of andere Persoon Indien de tuchtprocedure of andere aspecten van de Dopingcontrole aanzienlijke vertraging oplopen die niet aan de Sporter of andere Persoon te wijten is, kan het orgaan dat de sanctie oplegt de Uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan en wel ten vroegste op de datum van de Monstername, of de laatste datum waarop een andere dopingovertreding plaatsvond. 10.9.2 Tijdige Bekentenis Wanneer de Sporter of andere Persoon onmiddellijk (d.w.z. voor wat de Sporter betreft, in ieder geval vooraleer de Sporter opnieuw aan een wedstrijd deelneemt) de dopingovertreding bekent nadat de Antidopingorganisatie hem of haar met de dopingovertreding heeft geconfronteerd, kan de Uitsluitingsperiode ten vroegste aanvangen op de datum van de Monstername of de laatste datum waarop een andere dopingovertreding plaatsvond. In elk geval moet, wanneer dit artikel wordt toegepast, de Sporter of andere Persoon minstens de helft van de Uitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop de Sporter of andere Persoon de opgelegde sanctie heeft aanvaard, datum van de tuchtrechtelijke uitspraak van die sanctie of de datum waarop de sanctie anderszins wordt opgelegd. [Opmerking bij artikel 10.9.2 : Dit artikel geldt niet wanneer de Uitsluitingsperiode al werd verkort op basis van artikel 10.5.4 (Bekentenis van een Dopingovertreding bij Afwezigheid van Ander Bewijs).] 10.9.3 Wanneer een Voorlopige Schorsing wordt opgelegd en door de Sporter wordt opgevolgd, wordt deze periode van Voorlopige Schorsing afgetrokken van een eventuele Uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de Sporter wordt opgelegd. 10.9.4 Indien een Sporter vrijwillig en schriftelijk een Voorlopige Schorsing aanvaardt van een Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer, en vervolgens afziet van wedstrijddeelname, wordt die periode van vrijwillige Voorlopige Schorsing afgetrokken van een eventuele Uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de Sporter wordt opgelegd. Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een Voorlopige Schorsing door de Sporter dient onmiddellijk te worden bezorgd aan alle partijen die recht hebben op kennisgeving van een potentiële dopingovertreding conform artikel 14.1. 10.9.5 De periode vóór de datum van inwerkingtreding van een Voorlopige Schorsing of een vrijwillige Voorlopige Schorsing wordt nooit in mindering gebracht van een Uitsluitingsperiode, ongeacht of de Sporter ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aan Wedstrijden of door zijn team werd geschorst. [Opmerking bij artikel 10.9.4 : De vrijwillige aanvaarding van een Voorlopige Schorsing door een Sporter vormt geen bekentenis van de Sporter en mag op geen enkele manier worden aangewend voor belastende gevolgtrekkingen tegen de Sporter.] [Opmerking bij artikel 10.9 : De tekst van artikel 10.9 werd aangepast om duidelijk te maken dat een vertraging die niet aan de Sporter te wijten is, een tijdige bekentenis door de Sporter en een Voorlopige Schorsing de enige redenen kunnen zijn om de Uitsluitingsperiode te laten ingaan vóór de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak. Deze wijziging zet uiteenlopende interpretaties en toepassingen van de vorige tekst recht.] 10.10 Status Tijdens Uitsluiting 10.10.1 Verbod op Deelname Tijdens de Uitsluiting Geen enkele Sporter of andere Persoon die Uitgesloten werd verklaard, mag tijdens de periode van Uitsluiting in eender welke hoedanigheid deelnemen aan een Wedstrijd of activiteit (behalve erkende antidopingcursussen of rehabilitatieprogramma's) die wordt erkend of georganiseerd door een Ondertekenaar, een lidorganisatie van een Ondertekenaar, of een club of andere lidorganisatie van een lidorganisatie van een Ondertekenaar, of aan Wedstrijden die worden erkend of georganiseerd door eender welke professionele liga of internationale of nationale organisatie van Evenementen.
Een Sporter of andere Persoon aan wie een Uitsluitingsperiode van meer dan vier (4) jaar is opgelegd, mag na vier (4) jaar van de Uitsluitingsperiode te hebben uitgezeten, deelnemen aan lokale sportevenementen in een andere sport dan die waarin de Sporter of andere Persoon de dopingovertreding heeft begaan, maar alleen als het lokale sportevenement niet op een dusdanig niveau is dat het die Sporter of andere Persoon anders rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen kwalificeren voor deelname aan (of het verzamelen van punten voor) een nationaal kampioenschap of een Internationaal Evenement.
Een Sporter of andere Persoon die een Uitsluitingsperiode uitzit, blijft onderworpen aan Dopingcontrole. [Opmerking bij artikel 10.10.1 : Voorbeeld : een uitgesloten Sporter mag niet deelnemen aan een trainingsstage, exhibitie of training die wordt georganiseerd door zijn of haar Nationale Federatie of door een club die lid is van die Nationale Federatie. Een uitgesloten Sporter die deelneemt aan een niet-Ondertekenende professionele liga (bv. de National Hockey League, de National Basketball Association, enz.), Evenementen die georganiseerd worden door een niet-Ondertekenende organisatie van Internationale Evenementen of een niet-Ondertekenende organisatie van nationale evenementen, is daardoor automatisch onderworpen aan de consequenties die in artikel 10.10.2 worden vermeld. Sancties in de ene sport worden ook erkend door andere sporten (zie artikel 15.4 Wederzijdse Erkenning).] 10.10.2 Overtreding van het Verbod op Deelname Tijdens de Uitsluiting Wanneer een Sporter of andere Persoon die Uitgesloten is verklaard, het verbod op deelname tijdens de Uitsluiting, zoals voorzien in artikel 10.10.1, overtreedt, worden de resultaten van die deelname Gediskwalificeerd en begint de oorspronkelijk opgelegde Uitsluitingsperiode opnieuw te lopen vanaf de datum van de overtreding. De nieuwe Uitsluitingsperiode kan verkort worden conform artikel 10.5.2 indien de Sporter of andere Persoon aantoont dat hem of haar Geen Significante Schuld of Nalatigheid treft voor de overtreding van het verbod op deelname. De Antidopingorganisatie wier resultatenbeheer tot de oplegging van de oorspronkelijke Uitsluitingsperiode heeft geleid, dient te bepalen of de Sporter of andere Persoon het verbod op deelname heeft overtreden, en of een vermindering conform artikel 10.5.2 aangewezen is. [Opmerking bij artikel 10.10.2 : Indien de Sporter of andere Persoon er wordt van beschuldigd het verbod op deelname te hebben overtreden tijdens een Uitsluitingsperiode, moet de Antidopingorganisatie die instond voor het resultatenbeheer m.b.t. de dopingovertreding die tijdens de Uitsluitingsperiode plaatsvond, bepalen of de Sporter of andere Persoon het verbod heeft overtreden en, zo ja, of de Sporter of andere Persoon heeft aangetoond dat er grond is voor een verkorting van de herbegonnen Uitsluitingsperiode conform artikel 10.5.2. Tegen beslissingen van de Antidopingorganisaties conform dit artikel kan beroep worden aangetekend in overeenstemming met artikel 13.2.
Wanneer Begeleidend Personeel van een Sporter of een andere Persoon substantiële hulp biedt aan een Sporter bij de overtreding van het verbod op deelname tijdens de Uitsluiting, kan een Antidopingorganisatie die bevoegd is voor dergelijk Begeleidend Personeel van een Sporter of een ander Persoon volgens haar eigen tuchtregels gepaste sancties opleggen voor dergelijke hulp.] 10.10.3 Inhouding van Financiële Steun tijdens de Uitsluiting Bij elke dopingovertreding waarvoor geen verkorte sanctie wegens Specifieke Stoffen geldt zoals bedoeld in artikel 10.4, wordt bovendien de sportgerelateerde financiële steun of andere sportgerelateerde voordelen die een dergelijke Persoon zou ontvangen, geheel of gedeeltelijk ingehouden door de Ondertekenaars, de lidorganisaties van de Ondertekenaars en de overheden. 10.11 Rehabilitatiecontrole Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op wedstrijddeelname na een bepaalde Uitsluitingsperiode moet een Sporter tijdens eender welke periode van Voorlopige Schorsing of Uitsluiting beschikbaar blijven voor Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband door eender welke Antidopingorganisatie met Controlebevoegdheid en moet hij of zij, wanneer daarnaar wordt gevraagd, actuele en nauwkeurige verblijfsgegevens verstrekken. Indien een Sporter aan wie een periode van Uitsluiting is opgelegd, zich terugtrekt uit de sport en wordt verwijderd uit de doelgroepen voor Dopingcontrole Buiten Wedstrijdverband maar later toch weer aan de sport wil gaan deelnemen, kan de Sporter pas weer deelnamegerechtigd worden wanneer hij of zij de relevante Antidopingorganisaties daarvan op de hoogte heeft gebracht en zich beschikbaar heeft gesteld voor Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband gedurende een periode die gelijk is aan de nog resterende periode van Uitsluiting op het moment dat de Sporter zich terugtrok. 10.12 Oplegging van Financiële Sancties Antidopingorganisaties kunnen in hun eigen regels financiële sancties voor dopingovertredingen voorzien. Een financiële sanctie kan echter geen reden zijn om een Uitsluitingsperiode te verkorten of een andere sanctie te beperken die anders van toepassing zou zijn op grond van de Code. [Opmerking bij artikel 10.12 : Indien een tuchtcommissie bijvoorbeeld in een zaak zou oordelen dat de combinatie van een sanctie op basis van de Code en een financiële sanctie op basis van de regels van een Antidopingorganisatie een te strenge straf zou vormen, kan de financiële sanctie van de Antidopingorganisatie wegvallen, niet de andere sancties op basis van de Code (bv. Uitsluiting en Diskwalificatie van de resultaten).] ARTIKEL 11 : CONSEQUENTIES VOOR TEAMS 11.1 Controles van Teamsporten Wanneer meer dan een teamlid in een Teamsport in kennis is gesteld van een dopingovertreding zoals bedoeld in artikel 7 in verband met een Evenement, dient het bestuursorgaan van het Evenement de gepaste Doelgerichte Controles uit te voeren onder het team tijdens de Periode van het Evenement. 11.2 Consequenties voor Teamsporten Indien bij twee of meer teamleden in een Teamsport wordt vastgesteld dat zij een dopingovertreding hebben begaan tijdens de Periode van een Evenement, dient het bestuursorgaan van het Evenement het team een gepaste sanctie op te leggen (bv. puntenverlies, Diskwalificatie uit een Wedstrijd of Evenement, of een andere sanctie), bovenop de Consequenties die worden opgelegd aan de individuele Sporters die de dopingovertreding begingen. 11.3 Bestuursorgaan van het Evenement Kan Strengere Consequenties voor Teamsporten Opleggen Het bestuursorgaan van een Evenement mag zelf regels voor het Evenement opstellen die strengere Consequenties voor Teamsporten opleggen dan die van artikel 11.2 voor toepassing op het Evenement. [Opmerking bij artikel 11.3 : Het Internationaal Olympisch Comité zou bijvoorbeeld regels kunnen opstellen waarbij een team kan worden Gediskwalificeerd uit de Olympische Spelen op basis van een kleiner aantal dopingovertredingen tijdens de periode van de Olympische Spelen.] ARTIKEL 12 : SANCTIES TEGEN SPORTORGANEN Niets in de Code belet eender welke Ondertekenaar of overheid die de Code aanvaardt, om zijn eigen regels toe te passen voor de oplegging van sancties aan een ander sportorgaan waarvoor de Ondertekenaar of de overheid bevoegd is.
ARTIKEL 13 : BEROEP 13.1 Uitspraken Waartegen Beroep kan worden Aangetekend Tegen beslissingen die werden genomen op basis van de Code of regels die werden opgesteld in overeenstemming met de Code, kan beroep worden aangetekend zoals hieronder wordt uiteengezet in artikels 13.2 tot 13.4 of zoals anders bepaald in de Code. Dergelijke beslissingen blijven geldig zolang de beroepsprocedure loopt, tenzij het beroepsorgaan daar anders over beslist. Voordat een beroepsprocedure wordt gestart, moeten alle mogelijkheden van herbeoordeling van een uitspraak die voorzien zijn in de regels van de Antidopingorganisatie worden uitgeput, op voorwaarde dat een dergelijke herbeoordeling gebeurt in overeenstemming met de principes die verder worden uiteengezet in artikel 13.2.2. (behalve de gevallen voorzien in artikel 13.1.1). [Opmerking bij artikel 12 : Dit artikel maakt duidelijk dat de Code eventuele bestaande disciplinaire rechten tussen organisaties op geen enkele wijze beperkt.] 13.1.1 WADA Niet Verplicht om Interne Verhaalmogelijkheden Uit te Putten Wanneer het WADA op grond van artikel 13 het recht heeft om in beroep te gaan en er geen enkele andere partij beroep heeft aangetekend tegen een eindbeslissing in het kader van een procedure van een Antidopingorganisatie, kan het WADA tegen een dergelijke beslissing rechtstreeks bij het CAS beroep aantekenen zonder eerst alle verhaalmogelijkheden in de procedure van de Antidopingorganisatie uit te putten. 13.2 Beroep tegen Beslissingen met Betrekking tot Dopingovertredingen, Consequenties en Voorlopige Schorsingen Tegen een besluit dat een dopingovertreding heeft plaatsgevonden, een besluit tot het opleggen van Consequenties voor een dopingovertreding, of een besluit dat er geen antidopingregels zijn overtreden; een besluit dat een procedure voor een dopingovertreding niet kan doorgaan om procedurele redenen (inclusief bv. verjaring); een besluit conform artikel 10.10.2 (Overtreding van het Verbod op Deelname tijdens Uitsluiting); een besluit dat een Antidopingorganisatie onbevoegd is om uitspraak te doen over een vermeende dopingovertreding of de Consequenties daarvan; een besluit van een Antidopingorganisatie om een Belastend Analyseresultaat of een Atypisch Resultaat niet als een dopingovertreding te beschouwen, of een besluit om niet verder in te gaan op een dopingovertreding na een onderzoek conform artikel 7.4; en een besluit om een Voorlopige Schorsing op te leggen als gevolg van een Voorwaardelijke Hoorzitting of in strijd met artikel 7.5, kan alleen beroep worden aangetekend op de wijze die is bepaald in dit artikel 13.2. [Opmerking bij artikel 13.1.1 : Wanneer er vóór de eindfase (bv. in een eerste hoorzitting) van een procedure van een Antidopingorganisatie een uitspraak is gedaan en geen enkele partij ervoor opteert om hiertegen beroep aan te tekenen bij het hogere niveau binnen de Antidopingorganisatie (bv. de Bestuursraad), kan het WADA de overige stappen van de interne procedure van de Antidopingorganisatie overslaan en rechtstreeks bij het CAS beroep aantekenen.] 13.2.1 Beroep met Betrekking tot Sporters van Internationaal Niveau In zaken die verband houden met deelname aan een Internationaal Evenement of in zaken waarbij Sporters van Internationaal Niveau zijn betrokken, mag tegen de beslissing uitsluitend beroep worden aangetekend bij het CAS volgens de voorwaarden die van toepassing zijn op dit hof. 13.2.2 Beroep met Betrekking tot Sporters van Nationaal Niveau In zaken waarbij Sporters van nationaal niveau zijn betrokken, zoals die worden gedefinieerd door elke Nationale Antidopingorganisatie, die niet het recht hebben om beroep aan te tekenen op basis van artikel 13.2.1, mag tegen de beslissing beroep worden aangetekend bij een onafhankelijk en onpartijdig orgaan in overeenstemming met de regels die zijn bepaald door de Nationale Antidopingorganisatie. De regels voor dergelijke beroepsprocedures moeten de volgende principes eerbiedigen : ? een tijdige hoorzitting; ? een eerlijke, onpartijdige en onafhankelijke tuchtcommissie; ? het recht om te worden vertegenwoordigd door een raadsman op eigen kosten van de Persoon; en ? een tijdige, schriftelijke en gemotiveerde uitspraak. [Opmerking bij artikel 13.2.1 : De uitspraken van het CAS zijn onherroepelijk en bindend, met uitzondering van herzieningen die worden vereist door de wet die van toepassing is op het nietig verklaren of opleggen van arbitrale uitspraken.] [Opmerking bij artikel 13.2.2 : Een Antidopingorganisatie kan ervoor opteren dit artikel zo te interpreteren dat haar Sporters van nationaal niveau het recht hebben rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het CAS.] 13.2.3 Personen die het Recht hebben Beroep aan te tekenen In zaken zoals bedoeld in artikel 13.2.1 hebben de volgende partijen het recht om beroep aan te tekenen bij het CAS : (a) de Sporter of andere Persoon die het voorwerp is van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend; (b) de andere partij in de zaak waarin de uitspraak is gedaan; (c) de betrokken Internationale Federatie; (d) de Nationale Antidopingorganisatie van het land waar de Persoon zijn of haar verblijfplaats heeft of van de landen waarvan de Persoon de nationaliteit of een licentie bezit; (e) het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité, al naargelang, wanneer de uitspraak van invloed kan zijn op de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen, met inbegrip van uitspraken die van invloed zijn op deelname aan de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen; en (f) het WADA. In zaken zoals bedoeld in artikel 13.2.2 bepalen de regels van de Nationale Antidopingorganisatie welke partijen het recht hebben in beroep te gaan bij het beroepsorgaan op nationaal niveau, met dien verstande dat daartoe minstens behoren : (a) de Sporter of andere Persoon die het voorwerp is van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend; (b) de andere partij in de zaak waarin de uitspraak is gedaan; (c) de betrokken Internationale Federatie; (d) de Nationale Antidopingorganisatie van het land waar de Persoon zijn of haar verblijfplaats heeft; en (e) het WADA. In zaken zoals bedoeld in artikel 13.2.2 hebben het WADA en de Internationale Federatie eveneens het recht om beroep aan te tekenen bij het CAS tegen de uitspraak van het beroepsorgaan op nationaal niveau. Elke partij die beroep aantekent, heeft recht op assistentie van het CAS om alle relevante informatie te ontvangen van de Antidopingorganisatie tegen wier uitspraak beroep wordt aangetekend. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld indien het CAS dit gelast.
De uiterste datum waarbinnen het WADA beroep kan aantekenen of kan tussenkomen, is gelijk aan de laatste van de volgende twee data : (a) Eenentwintig (21) dagen na de laatste dag waarop eender welke andere partij beroep kon hebben aangetekend, of (b) Eenentwintig (21) dagen na ontvangst door het WADA van het volledige dossier met betrekking tot de uitspraak. Ongeacht alle andere bepalingen van deze Code is de enige Persoon die beroep kan aantekenen tegen een Voorlopige Schorsing de Sporter of andere Persoon aan wie de Voorlopige Schorsing wordt opgelegd. 13.3 Verzuim van een Antidopingorganisatie om Tijdig Uitspraak te Doen Wanneer een Antidopingorganisatie in een specifieke zaak niet binnen een redelijke termijn die door het WADA wordt bepaald, beslist of er een dopingovertreding is begaan, kan het WADA ervoor opteren om rechtsreeks beroep aan te tekenen bij het CAS, alsof de Antidopingorganisatie had beslist dat er geen dopingovertreding was begaan. Indien de tuchtcommissie van het CAS beslist dat er een dopingovertreding is begaan en dat het WADA terecht opteerde om rechtstreeks in beroep te gaan bij het CAS, worden de kosten en advocatenhonoraria van het WADA als gevolg van deze beroepsprocedure aan het WADA terugbetaald door de Antidopingorganisatie. [Opmerking bij artikel 13.3 : Vanwege de verschillende omstandigheden van elk onderzoek naar een dopingovertreding en het resultatenbeheerproces, is het niet mogelijk een vast tijdsbestek vast te leggen waarbinnen de Antidopingorganisatie uitspraak moet doen vooraleer het WADA mag tussenkomen door rechtstreeks bij het CAS in beroep te gaan. Vooraleer tot een dergelijke actie over te gaan, zal het WADA echter overleg plegen met de Antidopingorganisatie en haar de gelegenheid geven te verklaren waarom ze nog geen uitspraak heeft gedaan. Niets in dit artikel belet een Internationale Federatie om ook regels te voorzien waardoor zij bevoegd wordt voor zaken waarin het resultatenbeheer door één van haar Nationale Federaties een onaanvaardbare vertraging heeft opgelopen.] 13.4 Beroep tegen het Verlenen of Weigeren van Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik Tegen beslissingen van het WADA om de toekenning of weigering van een dispensatie voor therapeutisch gebruik te herroepen, kan uitsluitend bij het CAS beroep worden aangetekend door de Sporter of door de Antidopingorganisatie wier beslissing werd herroepen. Tegen beslissingen van andere Antidopingorganisaties dan het WADA die dispensaties voor therapeutisch gebruik weigeren, die niet worden herroepen door het WADA, kan door Sporters van Internationaal Niveau beroep worden aangetekend bij het CAS en door andere Sporters bij het beroepsorgaan op nationaal niveau dat is bepaald in artikel 13.2.2.
Als het beroepsorgaan op nationaal niveau de beslissing om dispensatie voor therapeutisch gebruik te weigeren herroept, kan het WADA tegen die beslissing in beroep gaan bij het CAS. Wanneer een Antidopingorganisatie nalaat om binnen een redelijke termijn te beslissen over een naar behoren ingediende aanvraag voor dispensatie voor therapeutisch gebruik, kan het uitblijven van een beslissing van de Antidopingorganisatie worden beschouwd als een weigering in het kader van de beroepsmogelijkheden die worden voorzien in dit artikel. 13.5 Beroep tegen Uitspraken in het kader van Deel Drie en Deel Vier van de Code Tegen een rapport van het WADA aangaande een geval van niet-naleving op grond van artikel 23.4.5 of tegen eender welke Consequenties die worden opgelegd conform Deel Drie (Rollen en Verantwoordelijkheden) van de Code, kan de entiteit waarop het WADA-rapport betrekking heeft of waaraan Consequenties worden opgelegd conform Deel Drie van de Code, uitsluitend bij het CAS beroep aantekenen in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn op dit hof. 13.6 Beroep tegen Besluiten tot Schorsing of Intrekking van Laboratoriumaccreditatie Tegen beslissingen van het WADA om de WADA-accreditatie van een laboratorium te schorsen of in te trekken, kan uitsluitend door het betreffende laboratorium beroep worden aangetekend. Dit kan alleen bij het CAS. ARTIKEL 14 : VERTROUWELIJKHEID EN RAPPORTAGE De principes inzake coördinatie van dopingresultaten, openbare transparantie, verantwoordelijkheid en respect voor de privacybelangen van individuen die ervan worden verdacht de antidopingregels te hebben overtreden zijn : 14.1 Informatie Betreffende Belastende Analyseresultaten, Atypische Resultaten en Andere Potentiële Dopingovertredingen 14.1.1 Kennisgeving aan Sporters en andere Personen Een Sporter wiens Monster een Belastend Analyseresultaat heeft opgeleverd na de eerste beoordeling conform artikel 7.1 of 7.3, of een Sporter of andere Persoon, van wie beweerd wordt dat hij of zij een dopingovertreding heeft begaan na de eerste beoordeling conform artikel 7.4, moet daarvan in kennis worden gesteld door de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer zoals voorzien in artikel 7 (Resultatenbeheer). [Opmerking bij artikel 13 : De bedoeling van de Code is dopingzaken op te lossen door eerlijke en transparante interne procedures met een definitieve beroepsmogelijkheid. Dopinggerelateerde uitspraken van Antidopingorganisaties worden transparant gemaakt in artikel 14.
Bepaalde Personen en organisaties, waaronder het WADA, hebben de mogelijkheid tegen dergelijke besluiten in beroep te gaan. Merk op dat de definitie van belanghebbende Personen en organisaties die krachtens artikel 13 het recht hebben om beroep aan te tekenen, geen betrekking heeft op Sporters of hun federaties, die er voordeel bij zouden kunnen hebben indien een andere wedstrijddeelnemer wordt gediskwalificeerd.] 14.1.2 Kennisgeving aan Nationale Antidopingorganisaties, Internationale Federaties en het WADA Dezelfde Antidopingorganisatie dient ook de Nationale Antidopingorganisatie van de Sporter, de Internationale Federatie en het WADA op de hoogte te brengen, en dit uiterlijk na afloop van de procedure die in artikel 7.1 tot 7.4 wordt beschreven. 14.1.3 Inhoud van de Kennisgeving De kennisgeving moet de volgende gegevens bevatten : de naam van de Sporter, het land, de sport en de discipline binnen de sport, het competitieniveau van de Sporter, of de Dopingcontrole werd uitgevoerd Binnen Wedstrijdverband of Buiten Wedstrijdverband, de datum van de Monstername en het analyseresultaat dat door het laboratorium werd meegedeeld. 14.1.4 Statusverslagen Dezelfde Personen en Antidopingorganisaties moeten regelmatig op de hoogte worden gehouden van de status en de bevindingen van eender welke beoordeling of de stappen die werden ondernomen in uitvoering van artikel 7 (Resultatenbeheer), 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting) of 13 (Beroep), en er moet hen onverwijld een schriftelijke en gemotiveerde verklaring of beslissing worden meegedeeld waarin de reden voor de beslissing in de zaak wordt toegelicht. 14.1.5 Vertrouwelijkheid De ontvangende organisaties mogen deze informatie niet bekendmaken aan andere Personen dan degenen die de informatie nodig hebben (waaronder het aangewezen personeel van het toepasselijke Nationaal Olympisch Comité, Nationale Federatie, en team bij Teamsporten), tot de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer de zaak publiekelijk bekend heeft gemaakt of niet publiekelijk bekend heeft gemaakt, volgens de voorschriften in artikel 14.2. [Opmerking bij artikel 14.1.5 : Iedere Antidopingorganisatie dient in haar eigen antidopingregels procedures te voorzien voor de bescherming van vertrouwelijke informatie en voor onderzoek naar en bestraffing van ongeoorloofde verspreiding van vertrouwelijke informatie door eender welk personeelslid of vertegenwoordiger van de Antidopingorganisatie.] 14.2 Publiekelijke Bekendmaking 14.2.1 Een Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer mag de identiteit van eender welke Sporter of andere Persoon waarvan de Antidopingorganisatie beweert dat hij of zij een dopingovertreding heeft begaan, niet publiekelijk bekendmaken vooraleer zij de Sporter of andere Persoon conform artikel 7.2, 7.3 of 7.4, en de toepasselijke Antidopingorganisaties conform artikel 14.1.2 op de hoogte heeft gesteld. 14.2.2 Maximaal twintig (20) dagen nadat in overeenstemming met artikel 8 in een hoorzitting is komen vast te staan dat er een dopingovertreding heeft plaatsgevonden, of als de betrokkene van een dergelijke hoorzitting afstand heeft gedaan, of als tegen de beschuldiging van een dopingovertreding niet tijdig beroep is aangetekend, moet de Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer de beschikking van de dopingzaak publiekelijk bekendmaken, met vermelding van de sport, de overtreden antidopingregel, de naam van de Sporter of andere Persoon die de overtreding beging, de gebruikte Verboden Stof of Verboden Methode en de opgelegde Consequenties. Dezelfde Antidopingorganisatie moet ook binnen de twintig (20) dagen publiekelijk verslag uitbrengen over uitspraken in beroep met betrekking tot dopingovertredingen. De Antidopingorganisatie moet binnen de bekendmakingstermijn ook alle hoorzittings- en beroepsbeslissingen aan het WADA meedelen. 14.2.3 In alle gevallen waarin het vaststaat, na een hoorzitting of beroep, dat de Sporter of andere Persoon de dopingovertreding niet heeft begaan, mag de beslissing enkel publiekelijk worden bekendgemaakt met de toestemming van de Sporter of andere Persoon die het voorwerp van de beslissing uitmaakt. De Antidopingorganisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer moet redelijke inspanningen doen om die toestemming te verkrijgen en, indien de toestemming wordt verkregen, de beslissing publiekelijk bekendmaken in haar totaliteit of in een vorm die zodanig is opgesteld dat de Sporter of andere Persoon ermee akkoord kan gaan. 14.2.4 Voor de toepassing van artikel 14.2 moet de vereiste informatie minstens op de website van de Antidopingorganisatie worden geplaatst en dit gedurende minstens één (1) jaar. 14.2.5 Geen enkele Antidopingorganisatie of door het WADA geaccrediteerd laboratorium, of geen enkele official daarvan, mag in het openbaar verklaringen afleggen over de specifieke feiten van een hangende zaak (in tegenstelling tot algemene informatie over de procedure en wetenschappelijke aangelegenheden), tenzij als reactie op publieke verklaringen die aan de Sporter, een andere Persoon of zijn of haar vertegenwoordigers worden toegeschreven. 14.3 Verblijfgegevens van de Sporter Zoals ook voorzien in de Internationale Norm voor Dopingcontroles, moeten Sporters die door hun Internationale Federatie of Nationale Antidopingorganisatie werden aangeduid voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole, accurate, actuele verblijfsgegevens verstrekken. De Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties moeten de identificatie van de Sporters en het verzamelen van hun actuele verblijfsgegevens coördineren en deze voorleggen aan het WADA. Deze informatie is ter beschikking, via ADAMS indien redelijkerwijze mogelijk, van andere Antidopingorganisaties die bevoegd zijn om de Sporter te controleren zoals voorzien in artikel 15. Deze informatie wordt te allen tijde strikt vertrouwelijk behandeld en mag alleen worden gebruikt voor het plannen, coördineren en uitvoeren van Dopingcontroles en moet worden vernietigd als zij niet langer relevant is voor deze doeleinden. 14.4 Statistische Rapportage Antidopingorganisaties moeten minstens eenmaal per jaar een algemeen statistisch verslag openbaar publiceren over hun activiteiten op het vlak van Dopingcontrole. Zij moeten een exemplaar daarvan ter beschikking stellen van het WADA. Antidopingorganisaties mogen ook verslagen publiceren waarin de naam van iedere gecontroleerde Sporter en de datum van iedere Dopingcontrole voorkomen. 14.5 Coördinatiecentrum voor Informatie m.b.t. Dopingcontrole Het WADA zal optreden als centraal coördinatiecentrum voor het beheer van gegevens en resultaten van Dopingcontroles voor Sporters van Internationaal Niveau en Sporters van nationaal niveau die deel uitmaken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van hun Nationale Antidopingorganisatie. Om het coördineren van de planning van de dopingcontroles te vergemakkelijken en onnodige dubbele Dopingcontroles door de verschillende Antidopingorganisaties te voorkomen, moet elke Antidopingorganisatie aan het WADA-coördinatiecentrum alle Dopingcontroles Binnen en Buiten Wedstrijdverband voor deze Sporters rapporteren, en dit zo snel mogelijk nadat de dopingcontroles werden uitgevoerd. Deze informatie moet worden ter beschikking gesteld van de Sporter, de Nationale Federatie van de Sporter, het Nationaal Olympisch Comité of het Nationaal Paralympisch Comité, de Nationale Antidopingorganisatie, de Internationale Federatie en het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité.
Om zijn rol van coördinatiecentrum voor gegevens van Dopingcontroles te kunnen uitvoeren, heeft het WADA ADAMS ontwikkeld, een beheersinstrument voor gegevensbanken dat beantwoordt aan de nieuwe beginselen van informationele privacy. Het WADA heeft ADAMS meer bepaald ontwikkeld om te beantwoorden aan de statuten en normen van informationele privacy die van toepassing zijn op het WADA en andere organisaties die ADAMS gebruiken. Persoonlijke informatie over een Sporter, Begeleidend Personeel van een Sporter of andere personen die bij antidopingactiviteiten betrokken zijn, worden strikt vertrouwelijk en in overeenstemming met de Internationale Norm voor de bescherming van de privacy beheerd door het WADA, dat wordt gecontroleerd door de Canadese privacy-autoriteiten. Het WADA moet minstens eenmaal per jaar statistische verslagen met een samenvatting van de ontvangen informatie publiceren, waarbij het te allen tijde ervoor zorgt dat de privacy van de Sporters ten volle wordt gerespecteerd, en stelt zich beschikbaar voor besprekingen met nationale en regionale autoriteiten inzake informationele privacy. 14.6 Informationele Privacy Antidopingorganisaties kunnen bij het nakomen van door de Code opgelegde verplichtingen persoonlijke informatie m.b.t. Sporters en derden verzamelen, opslaan, verwerken of openbaar maken. Iedere Antidopingorganisatie moet ervoor zorgen dat zij bij het verwerken van dergelijke informatie de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming en -geheimhouding naleeft, evenals de Internationale Norm voor de bescherming van de privacy, die het WADA dient aan te nemen om te garanderen dat Sporters en niet-sporters volledig worden geïnformeerd over en, indien nodig, akkoord gaan met de verwerking van hun persoonlijke gegevens in verband met antidopingactiviteiten die plaatsvinden in het kader van de Code.
ARTIKEL 15 : VERDUIDELIJKING VAN VERANTWOORDELIJKHEDEN IN DOPINGCONTROLE 15.1 Dopingcontrole tijdens een Evenement Monstername voor Dopingcontrole vindt plaats en moet plaatsvinden op zowel Internationale Evenementen als Nationale Evenementen. Behalve in de hieronder vermelde gevallen, zou er echter een enkele organisatie verantwoordelijk moeten zijn voor het organiseren en coördineren van Dopingcontroles in de Periode van het Evenement. Tijdens Internationale Evenementen moet het afnemen van Monsters voor Dopingcontrole georganiseerd en gecoördineerd worden door de internationale organisatie die het bestuursorgaan is van het Evenement (bv. het Internationaal Olympisch Comité voor de Olympische Spelen, de Internationale Federatie voor een Wereldkampioenschap en de Pan-American Sports Organisation voor de Pan American Games). Bij Nationale Evenementen moet het afnemen van Monsters voor Dopingcontrole worden georganiseerd en gecoördineerd door de aangestelde Nationale Antidopingorganisatie van dat land. [Opmerking bij artikel 15 : De strijd tegen doping kan slechts doeltreffend zijn als er veel Antidopingorganisaties zijn die krachtige programma's uitvoeren, zowel op internationaal als op nationaal niveau. In plaats van de verantwoordelijkheden van de ene groep te beperken ten gunste van de exclusieve bevoegdheid van de andere, pakt de Code potentiële problemen in verband met overlappende verantwoordelijkheden aan door ten eerste een veel grotere mate van algehele harmonisatie te creëren en ten tweede regels op te stellen voor hiërarchie en samenwerking op bepaalde gebieden.] 15.1.1 Een Antidopingorganisatie die niet verantwoordelijk is voor de organisatie en coördinatie van Dopingcontroles tijdens een Evenement maar toch bijkomende Dopingcontroles bij Sporters op een Evenement in de Periode van het Evenement wil uitvoeren, moet vooraf overleggen met het bestuursorgaan van het Evenement om toelating te krijgen voor de uitvoering en de coördinatie van eender welke Dopingcontrole. Wanneer de Antidopingorganisatie niet akkoord gaat met het antwoord van het bestuursorgaan van het Evenement, kan de Antidopingorganisatie aan het WADA de toelating vragen om bijkomende Dopingcontroles uit te voeren en te bepalen hoe dergelijke bijkomende Dopingcontroles moeten worden gecoördineerd. Het WADA mag enkel goedkeuring geven voor dergelijke bijkomende Dopingcontroles na het bestuursorgaan van het Evenement te hebben geconsulteerd en geïnformeerd. [Opmerking bij artikel 15.1.1 : Alvorens een Nationale Antidopingorganisatie goedkeuring te geven om Dopingcontroles te organiseren en uit te voeren op een Internationaal Evenement, moet het WADA overleggen met de internationale organisatie die het bestuursorgaan is van het Evenement. Alvorens een Internationale Federatie goedkeuring te geven om Dopingcontroles te organiseren en uit te voeren op een Nationaal Evenement, moet het WADA overleggen met de Nationale Antidopingorganisatie van het land waar het Evenement plaatsvindt. De Antidopingorganisatie die de « Dopingcontroles organiseert en coördineert » kan desgewenst overeenkomsten aangaan met andere organisaties waaraan ze de verantwoordelijkheid voor de Monstername of andere aspecten van het Dopingcontroleproces delegeert.] 15.2 Dopingcontrole Buiten Wedstrijdverband Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband worden en moeten worden georganiseerd en gecoördineerd door internationale en nationale organisaties. Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband kunnen worden georganiseerd en gecoördineerd door : (a) het WADA; (b) het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité in verband met de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen; (c) de Internationale Federatie van de Sporter;of (d) eender welke andere Antidopingorganisatie die bevoegd is om de Sporter te onderwerpen aan Dopingcontrole zoals voorzien in artikel 5.1 (Planning van de Dopingcontroles). Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband moeten worden gecoördineerd via ADAMS, voor zover redelijkerwijze mogelijk, om de efficiëntie van de gezamenlijke Dopingcontroles te vergroten en om onnodige herhaling van Dopingcontroles bij individuele Sporters te vermijden. [Opmerking bij artikel 15.2 : Er kan een uitgebreidere bevoegdheid voor het uitvoeren van Dopingcontroles worden toegekend door middel van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen Ondertekenaars en overheden.] 15.3 Resultatenbeheer, Hoorzittingen en Sancties Met uitzondering van hetgeen hieronder in artikel 15.3.1 wordt bepaald, vallen resultatenbeheer en hoorzittingen onder de verantwoordelijkheid en de procedureregels van de Antidopingorganisatie die de Monstername heeft georganiseerd en gecoördineerd (of, als er geen sprake is van een Monstername, de organisatie die de overtreding heeft vastgesteld). Indien deze Antidopingorganisatie niet over de bevoegdheid beschikt om de resultaten te beheren, is de toepasselijke Internationale Federatie automatisch bevoegd voor het beheer van de resultaten. Ongeacht welke organisatie het beheer van de resultaten of de hoorzittingen organiseert, moeten de principes van artikel 7 en 8 worden gerespecteerd en moeten de regels worden gevolgd die zijn opgenomen in de Inleiding bij Deel 1 en die zonder wezenlijke veranderingen moeten worden overgenomen. [Opmerking bij artikel 15.3 : In sommige gevallen kunnen de procedureregels van de Antidopingorganisatie die de Monstername heeft georganiseerd en gecoördineerd, bepalen dat de resultaten zullen worden beheerd door een andere organisatie (bijvoorbeeld de Nationale Federatie van de Sporter). In dat geval is het de verantwoordelijkheid van de Antidopingorganisatie om te bevestigen dat de regels van de andere organisatie in overeenstemming zijn met de Code.
Er werd geopteerd voor de Internationale Federatie van de Sporter of andere Persoon als bevoegdheid in laatste instantie voor het resultatenbeheer om te voorkomen dat geen enkele Antidopingorganisatie de bevoegdheid voor de uitvoering van het resultatenbeheer zou hebben.
Een Internationale Federatie kan uiteraard zelf in haar antidopingregels bepalen dat de Nationale Federatie van de Sporter of andere Persoon het resultatenmanagement moet uitvoeren.] 15.3.1 Het resultatenbeheer en het houden van hoorzittingen voor dopingovertredingen die blijken uit een Dopingcontrole van, of zijn ontdekt door, een Nationale Antidopingorganisatie en betrekking hebben op een Sporter die geen staatsburger, inwoner, licentiehouder of lid van een sportorganisatie van dat land is, moet plaatsvinden zoals voorzien in de regels van de toepasselijke Internationale Federatie.
Het resultatenbeheer en het houden van hoorzittingen als gevolg van een Dopingcontrole door het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité of een Organisatie van een Belangrijk Evenement moet worden overgedragen aan de toepasselijke Internationale Federatie, voor zover het gaat om zwaardere sancties dan Diskwalificatie uit het Evenement of de resultaten van het Evenement. [Opmerking bij artikel 15.3.1 : Er bestaat geen absolute regel voor het resultatenbeheer en het houden van hoorzittingen in de gevallen waarin een Nationale Antidopingorganisatie een controle uitvoert op een buitenlandse Sporter van nationaal niveau over wie zij slechts gezag heeft op grond van diens aanwezigheid in het land van de Nationale Antidopingorganisatie. Volgens dit artikel is het aan de Internationale Federatie om in overeenstemming met haar eigen regels te bepalen of de zaak bijvoorbeeld moet worden overgedragen aan de Nationale Antidopingorganisatie van de Sporter, verder behandeld moet worden door de Antidopingorganisatie die het Monster heeft afgenomen, of overgenomen moet worden door de Internationale Federatie.] 15.4 Wederzijds Erkenning 15.4.1 Onverminderd het recht op beroep zoals voorzien in artikel 13, moeten de Dopingcontroles, dispensaties voor therapeutisch gebruik en resultaten van hoorzittingen of andere definitieve uitspraken van een Ondertekenaar die in overeenstemming zijn met de Code en onder de bevoegdheid van de betreffende Ondertekenaar vallen, worden erkend en gerespecteerd door alle andere Ondertekenaars. [Opmerking bij artikel 15.4.1 : Er is in het verleden enige verwarring ontstaan rond de interpretatie van dit artikel met betrekking tot dispensaties voor therapeutisch gebruik. Tenzij anders bepaald in de regels van een Internationale Federatie of een overeenkomst met een Internationale Federatie, zijn Nationale Antidopingorganisaties niet « bevoegd » om dispensaties voor therapeutisch gebruik toe te kennen aan Sporters van Internationaal Niveau.] 15.4.2 De Ondertekenaars dienen dezelfde handelingen te erkennen van andere organen die de Code niet hebben geaccepteerd, indien de regels van die organen anderszins in overeenstemming zijn met de Code. [Opmerking bij artikel 15.4.2 : Wanneer de beslissing van een orgaan dat de Code niet heeft geaccepteerd in bepaalde opzichten overeenstemt met de Code en in andere opzichten niet, moeten de Ondertekenaars trachten om de beslissing toe te passen in overeenstemming met de principes van de Code. Wanneer een niet-Ondertekenaar bijvoorbeeld via een procedure die overeenstemt met de Code heeft aangetoond dat een Sporter een dopingovertreding heeft begaan op basis van de aanwezigheid van een Verboden Stof in zijn of haar lichaam, maar de opgelegde Uitsluitingsperiode korter is dan de in de Code voorziene periode, moeten alle Ondertekenaars de vaststelling van de dopingovertreding erkennen, en dient de Nationale Antidopingorganisatie van de Sporter een hoorzitting te organiseren conform artikel 8 om te bepalen of de langere Uitsluitingsperiode die in de Code is voorzien, moet worden opgelegd.] ARTIKEL 16 : DOPINGCONTROLE BIJ DIEREN DIE DEELNEMEN AAN SPORTWEDSTRIJDEN 16.1 In elke sport waarbij dieren deelnemen aan Wedstrijden, moet de Internationale Federatie voor die sport antidopingregels voor de dieren die deelnemen aan die sport opstellen en invoeren. De antidopingregels moeten een lijst van Verboden Stoffen, geschikte Dopingcontroleprocedures en een lijst van erkende laboratoria voor de analyse van Monsters bevatten. 16.2 Wat betreft het vaststellen van dopingovertredingen, het resultatenbeheer, eerlijke hoorzittingen, Consequenties en beroep met betrekking tot dieren die deelnemen aan sport, moet de Internationale Federatie voor de betreffende sport regels opstellen en invoeren die in het algemeen in overeenstemming zijn met artikels 1, 2, 3, 9, 10, 11, 13 en 17 van de Code.
ARTIKEL 17 : STATUUT VAN BEPERKINGEN Er mag slechts een actie worden ingesteld tegen een Sporter of andere Persoon voor een dopingovertreding die in de Code is opgenomen op voorwaarde dat een dergelijke actie wordt ingesteld binnen de acht (8) jaar na de vermeende datum waarop de overtreding is gepleegd.
DEEL TWEE : SCHOLING EN ONDERZOEK ARTIKEL 18 : SCHOLING 18.1 Basisprincipe en Hoofddoel Het basisprincipe van voorlichtings- en scholingsprogramma's voor dopingvrije sport is te vermijden dat de geest van de sport, zoals die wordt beschreven in de Inleiding bij de Code, wordt ondermijnd door doping. Het hoofddoel van deze programma's is preventie. De doelstelling moet zijn Sporters ervan te weerhouden om Verboden Stoffen en Verboden Methoden opzettelijk of onopzettelijk te Gebruiken.
Alle Ondertekenaars moeten binnen hun mogelijkheden en verantwoordelijkheidsgebied en in onderlinge samenwerking voorlichtings- en scholingsprogramma's voor dopingvrije sport plannen, uitvoeren, evalueren en superviseren. 18.2 Programma en Activiteiten De programma's moeten de Sporters en andere Personen minstens over de volgende thema's actuele en accurate informatie verschaffen : [Opmerking bij artikel 18.2 : De voorlichtings- en scholingsprogramma's over dopingvrije sport mogen zich niet beperken tot Sporters van Nationaal of Internationaal niveau, maar moeten zich richten tot alle Personen, inclusief jongeren, die aan sport doen onder het gezag van eender welke Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code aanvaardt (zie definitie van Sporter.) Deze programma's moeten zich ook richten tot het Begeleidend Personeel van Sporters.
Deze principes zijn in overeenstemming met de UNESCO-Conventie inzake opleiding en vorming.] ? Stoffen en methoden die op de Verboden Lijst voorkomen ? Dopingovertredingen ? Gevolgen van doping, waaronder sancties, gevolgen voor de gezondheid en sociale gevolgen ? Dopingcontroleprocedures ? Rechten en verantwoordelijkheden van Sporters en Begeleidend Personeel van Sporters ? Dispensaties voor therapeutisch gebruik ? Omgaan met de risico's van voedingssupplementen ? Beschadiging van de geest van de sport door doping De programma's moeten de geest van de sport bevorderen en aldus een klimaat creëren dat tot een dopingvrije sport leidt en een positieve en blijvende invloed heeft op de keuzes die Sporters en andere Personen maken.
Deze programma's moeten zich richten tot jonge mensen, rekening houdend met hun ontwikkelingsstadium, in scholen en sportclubs, tot ouders, volwassen sporters, sportofficials, coaches, medisch personeel en de media. (De media dienen deze informatie ook mee te ondersteunen en te verspreiden.) Het Begeleidend Personeel van Sporters moet Sporters opleiden en advies verlenen met betrekking tot het antidopingbeleid en -reglement dat op basis van de Code werd goedgekeurd.
Alle Ondertekenaars moeten de actieve deelname van Sporters en het Begeleidend Personeel van Sporters aan scholingsprogramma's voor een dopingvrije sport promoten en aanmoedigen. 18.3 Professionele Gedragscodes Alle Ondertekenaars moeten onderling en met de overheden samenwerken om de relevante en bevoegde beroepsorganisaties en -instellingen aan te zetten om passende Gedragscodes, goede praktijken en ethische codes inzake doping in sportbeoefening op te stellen en te implementeren, en ook sancties te voorzien in overeenstemming met de Code. 18.4 Coördinatie en Samenwerking Het WADA zal optreden als centraal coördinatiecentrum voor voorlichtings- en scholingsinstrumenten en/of -programma's die ontwikkeld zijn door het WADA of Antidopingorganisaties.
Alle Ondertekenaars en Sporters en andere Personen moeten onderling en met de overheden samenwerken om hun inspanningen op het vlak van voorlichting en scholing rond dopingbestrijding te coördineren, om zo ervaringen uit te wisselen en de doeltreffendheid van de programma's voor dopingpreventie in de sport te garanderen.
ARTIKEL 19 : ONDERZOEK 19.1 Doel van Antidopingonderzoek Antidopingonderzoek draagt bij tot de ontwikkeling en implementatie van efficiënte programma's in het kader van Dopingcontrole en tot de voorlichting en scholing in verband met dopingvrije sport.
Alle Ondertekenaars moeten in samenwerking met elkaar en met overheden dergelijk onderzoek aanmoedigen en bevorderen, en alle nodige maatregelen treffen om te verzekeren dat de resultaten van dergelijk onderzoek worden gebruikt ter bevordering van de doelen die met de principes van de Code overeenstemmen. 19.2 Soorten Onderzoek Relevant antidopingonderzoek kan bijvoorbeeld bestaan uit sociologische, gedragskundige, juridische en ethische studies, naast medisch, analytisch en fysiologisch onderzoek. Er zijn studies nodig voor het creëren en evalueren van de doeltreffendheid van wetenschappelijk gefundeerde fysiologische en psychologische opleidingsprogramma's die in overeenstemming zijn met de principes van de Code en die de integriteit van de mens respecteren, evenals studies naar het Gebruik van nieuwe stoffen of methoden die voortspruiten uit wetenschappelijke ontwikkelingen. 19.3 Coördinatie van Onderzoek en Delen van Resultaten De coördinatie van antidopingonderzoek via het WADA wordt aangemoedigd. Afhankelijk van de intellectuele eigendomsrechten zouden exemplaren van de resultaten van antidopingonderzoek aan het WADA moeten worden verstrekt, en indien dat aangewezen is, zouden deze resultaten ook aan relevante Ondertekenaars en Sporters en andere Personen moeten worden meegedeeld. 19.4 Onderzoekspraktijken Bij het antidopingonderzoek moeten internationaal erkende ethische praktijken in acht worden genomen. 19.5 Onderzoek waarbij Verboden Stoffen en Verboden Methoden Worden Gebruikt De toediening van Verboden Stoffen of Verboden Methoden aan Sporters voor onderzoeksdoeleinden moet worden vermeden. 19.6 Misbruik van Resultaten Er moeten afdoende voorzorgsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat de resultaten van antidopingonderzoek worden misbruikt en toegepast voor doping.
DEEL DRIE : ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN Alle Ondertekenaars moeten handelen in een geest van partnerschap en samenwerking om het succes van de strijd tegen doping in de sport en het respect voor de Code te verzekeren. [Opmerking : De verantwoordelijkheden van de Ondertekenaars en Sporters of andere Personen komen aan bod in verschillende artikels van de Code, en de verantwoordelijkheden die in dit deel worden opgesomd, vormen een aanvulling op die verantwoordelijkheden.] ARTIKEL 20 : BIJKOMENDE ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE ONDERTEKENAARS 20.1 Rollen en Verantwoordelijkheden van het Internationaal Olympisch Comité 20.1.1 Voor de Olympische Spelen een antidopingbeleid en -reglement goedkeuren en toepassen die in overeenstemming zijn met de Code. 20.1.2 Als voorwaarde voor erkenning door het Internationaal Olympisch Comité eisen dat de Internationale Federaties binnen de Olympische Beweging de Code naleven. 20.1.3 Alle of bepaalde Olympische fondsen onthouden aan sportorganisaties die de Code niet naleven. 20.1.4 De nodige maatregelen nemen om de niet-naleving van de Code te ontmoedigen, zoals is beschreven in artikel 23.5. 20.1.5 Het Onafhankelijk Observatieprogramma autoriseren en mogelijk maken. 20.1.6 Van alle Sporters en alle Begeleidend Personeel van Sporters die als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel aan de Olympische Spelen deelnemen, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.1.7 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.1.8 Uitsluitend kandidaturen voor de Olympische Spelen aanvaarden van landen waarvan de overheid de UNESCO-Conventie heeft geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of ertoe is toegetreden, en waarvan het Nationaal Olympisch Comité, het Nationaal Paralympisch Comité en de Nationale Antidopingorganisatie de Code naleven. 20.1.9 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.1.10 Samenwerken met belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.2 Rollen en Verantwoordelijkheden van het Internationaal Paralympisch Comité 20.2.1 Voor de Paralympische Spelen een antidopingbeleid en -reglement goedkeuren en toepassen die in overeenstemming zijn met de Code. 20.2.2 Als voorwaarde voor erkenning door het Internationaal Paralympisch Comité eisen dat de Nationale Paralympische Comités binnen de Paralympische Beweging de Code naleven. 20.2.3 Alle of bepaalde Paralympische fondsen onthouden aan sportorganisaties die de Code niet naleven. 20.2.4 De nodige maatregelen nemen om de niet-naleving van de Code te ontmoedigen, zoals is beschreven in artikel 23.5. 20.2.5 Het Onafhankelijk Observatieprogramma autoriseren en mogelijk maken. 20.2.6 Van alle Sporters en alle Begeleidend Personeel van Sporters die als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel aan de Paralympische Spelen deelnemen, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.2.7 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.2.8 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.2.9 Samenwerken met belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.3 Rollen en Verantwoordelijkheden van de Internationale Federaties 20.3.1 Een antidopingbeleid en -reglement goedkeuren en toepassen die in overeenstemming zijn met de Code. 20.3.2 Als voorwaarde voor lidmaatschap eisen dat het beleid, het reglement en de programma's van de Nationale Federaties in overeenstemming zijn met de Code. 20.3.3 Van alle Sporters en alle Begeleidend Personeel van Sporters die als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel deelnemen aan een Wedstrijd of activiteit die door de Internationale Federatie of een van haar lidorganisaties geautoriseerd of georganiseerd wordt, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.3.4 Van Sporters die geen vaste leden zijn van de Internationale Federatie of één van de Nationale Federaties die er lid van zijn, eisen dat ze zich beschikbaar houden voor Monstername en dat ze nauwkeurige en actuele verblijfsgegevens verstrekken als lid van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van de Internationale Federatie, in overeenstemming met de deelnamevoorwaarden die door de Internationale Federatie of eventueel door de Organisatie van een Belangrijk Evenement werden vastgelegd. [Opmerking bij artikel 20.3.4 : Dit geldt bijvoorbeeld voor Sporters van profliga's.] 20.3.5 Van elk van haar Nationale Federaties eisen dat ze regels opstellen die van alle Sporters en alle Begeleidend Personeel van Sporters die als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel deelnemen aan een Wedstrijd of activiteit die door een Nationale Federatie of een van haar lidorganisaties wordt geautoriseerd of georganiseerd, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.3.6 De nodige maatregelen nemen om de niet-naleving van de Code te ontmoedigen, zoals is beschreven in artikel 23.5. 20.3.7 Het Onafhankelijk Observatieprogramma voor Internationale Evenementen autoriseren en mogelijk maken. 20.3.8 Alle of bepaalde fondsen onthouden aan hun aangesloten Nationale Federaties die de Code niet naleven. 20.3.9 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.3.10 Na 1 januari 2010 al het mogelijke doen om Wereldkampioenschappen enkel toe te wijzen aan landen waarvan de regering de UNESCO-Conventie heeft geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of ertoe is toegetreden, en waarvan het Nationaal Olympisch Comité, het Nationaal Paralympisch Comité en de Nationale Antidopingorganisatie de Code naleven. 20.3.11 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.3.12 Samenwerken met belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.4 Rollen en Verantwoordelijkheden van Nationale Olympische Comités en Nationale Paralympische Comités 20.4.1 Ervoor zorgen dat hun antidopingbeleid en -reglement in overeenstemming zijn met de Code. 20.4.2 Als voorwaarde voor lidmaatschap of erkenning eisen dat het antidopingbeleid en -reglement van de Nationale Federaties in overeenstemming zijn met de geldende bepalingen van de Code. 20.4.3 Van Sporters die geen vaste leden zijn van een Nationale Federatie eisen dat ze zich beschikbaar houden voor Monstername en dat ze nauwkeurige en actuele verblijfsgegevens verstrekken als lid van de Nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole in de loop van het jaar dat voorafgaat aan de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen, als voorwaarde voor deelname aan de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen. 20.4.4 Samenwerken met hun Nationale Antidopingorganisatie. 20.4.5 Van elk van haar Nationale Federaties eisen dat ze regels opstellen die van alle Begeleidend Personeel van Sporters dat als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel deelneemt aan een Wedstrijd of activiteit die door een Nationale Federatie of een van haar lidorganisaties wordt geautoriseerd of georganiseerd, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.4.6 Alle of bepaalde fondsen onthouden aan eender welke Sporter of Begeleidend Personeel van Sporters die de antidopingregels heeft overtreden, gedurende eender welke periode van zijn of haar Uitsluiting. 20.4.7 Alle of bepaalde fondsen onthouden aan hun aangesloten of erkende Nationale Federaties die de Code niet naleven. 20.4.8 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.4.9 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.4.10 Samenwerken met belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.5 Rollen en Verantwoordelijkheden van Nationale Antidopingorganisaties 20.5.1 Een antidopingbeleid en -reglement goedkeuren en toepassen dat in overeenstemming is met de Code. 20.5.2 Samenwerken met andere belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.5.3 Wederzijdse Dopingcontroles tussen Nationale Antidopingorganisaties aanmoedigen. 20.5.4 Antidopingonderzoek stimuleren. 20.5.5 Wanneer fondsen worden verleend, alle of bepaalde van deze fondsen onthouden aan eender welke Sporter of Begeleidend Personeel van Sporters die de antidopingregels heeft overtreden, gedurende eender welke periode van zijn of haar Uitsluiting. 20.5.6 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.5.7 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.6 Rollen en Verantwoordelijkheden van Organisaties van Belangrijke Evenementen 20.6.1 Een antidopingbeleid en -reglement voor hun Evenementen goedkeuren en toepassen die in overeenstemming zijn met de Code. 20.6.2 De nodige maatregelen nemen om de niet-naleving van de Code te ontmoedigen, zoals is beschreven in artikel 23.5. 20.6.3 Het Onafhankelijk Observatieprogramma autoriseren en mogelijk maken. 20.6.4 Van alle Sporters en alle Begeleidend Personeel van Sporters die als coach, trainer, manager, teamlid, official, medisch of paramedisch personeel aan het Evenement deelnemen, als voorwaarde voor een dergelijke deelname eisen dat ze ermee instemmen zich te onderwerpen aan de antidopingregels in overeenstemming met de Code. 20.6.5 Elke potentiële dopingovertreding die onder hun bevoegdheid valt, streng vervolgen en in elk geval van doping de mogelijke betrokkenheid van Begeleidend Personeel van Sporters of andere Personen onderzoeken. 20.6.6 Na 1 januari 2010 al het mogelijke doen om Evenementen enkel toe te wijzen aan landen waarvan de regering de UNESCO-Conventie heeft geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of ertoe is toegetreden, en waarvan het Nationaal Olympisch Comité, het Nationaal Paralympisch Comité en de Nationale Antidopingorganisatie de Code naleven. 20.6.7 Scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.6.8 Samenwerken met belangrijke nationale organisaties en diensten, en met andere Antidopingorganisaties. 20.7 Rollen en Verantwoordelijkheden van het WADA 20.7.1 Beleidslijnen en procedures goedkeuren en toepassen die in overeenstemming zijn met de Code. 20.7.2 Toezicht houden op de naleving van de Code door de Ondertekenaars. 20.7.3 Internationale Normen goedkeuren die van toepassing zijn op de invoering van de Code. 20.7.4 Laboratoria accrediteren en heraccrediteren om Monsteranalyse uit te voeren of om aan anderen de toestemming te geven om Monsteranalyse uit te voeren. 20.7.5 Modellen van beste praktijken opstellen en goedkeuren. 20.7.6 Antidopingonderzoek stimuleren, verrichten, uitbesteden, financieren en coördineren, en scholing met betrekking tot dopingbestrijding stimuleren. 20.7.7 Een doeltreffend Onafhankelijk Observatieprogramma opstellen en uitvoeren. 20.7.8 Dopingcontroles uitvoeren met de goedkeuring van andere Antidopingorganisaties en samenwerken met belangrijke nationale en internationale organisaties en diensten en andere Antidopingorganisaties, met inbegrip van maar niet beperkt tot, het mogelijk maken van onderzoekingen en navorsingen.
ARTIKEL 21 : BIJKOMENDE ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN SPORTERS EN ANDERE PERSONEN 21.1 Rollen en Verantwoordelijkheden van Sporters 21.1.1 Bekend zijn met en zich houden aan alle antidopingbeleidslijnen en antidopingregels die werden goedgekeurd in overeenstemming met de Code. 21.1.2 Beschikbaar zijn voor Monstername. 21.1.3 De verantwoordelijkheid nemen, waar het gaat om het voorkomen van doping, voor wat ze innemen en gebruiken. 21.1.4 Medisch personeel informeren over hun verplichting om geen Verboden Stoffen en Verboden Methoden te gebruiken, en de verantwoordelijkheid op zich nemen om ervoor te zorgen dat een eventuele medische behandeling die zij ondergaan, niet in strijd is met de antidopingbeleidslijnen en antidopingregels die conform de Code werden goedgekeurd. 21.2 Rollen en Verantwoordelijkheden van Begeleidend Personeel van Sporters 21.2.1 Bekend zijn met en zich houden aan alle antidopingbeleidslijnen en antidopingregels die werden goedgekeurd in overeenstemming met de Code en die van toepassing zijn op henzelf of op de Sporters die zij begeleiden. 21.2.2 Meewerken aan het Controleprogramma voor Sporters. 21.2.3 Hun invloed op de waarden en het gedrag van de Sporters aanwenden om een afwijzende houding tegenover doping te bevorderen.
ARTIKEL 22 : BETROKKENHEID VAN OVERHEDEN Het engagement van elke regering tegenover de Code wordt bekrachtigd door de ondertekening van de Verklaring van Kopenhagen tegen Dopinggebruik in de Sport van 3 maart 2003, en door het feit dat zij de UNESCO-Conventie ratificeert, aanvaardt, goedkeurt en ertoe toetreedt. De volgende artikels verduidelijken de verwachtingen tegenover de Ondertekenaars. 22.1 Elke overheid dient alle nodige initiatieven en maatregelen te nemen om de UNESCO-Conventie na te leven. 22.2 Elke overheid dient al haar openbare diensten en organen aan te moedigen om met Antidopingorganisaties informatie uit te wisselen die nuttig kan zijn in de strijd tegen doping, wanneer dit niet op een andere wijze wettelijk verboden is. 22.3 Elke overheid dient arbitrage als de beste manier te beschouwen om geschillen in verband met doping te beslechten. 22.4 Elke andere betrokkenheid van de overheid in de strijd tegen doping dient in overeenstemming te worden gebracht met de Code. 22.5 De overheden zouden aan de verwachtingen van dit artikel moeten beantwoorden tegen 1 januari 2010. 22.6 Wanneer een overheid op 1 januari 2010 de UNESCO-Conventie niet heeft geratificeerd, aanvaard, goedgekeurd of ertoe is toegetreden of na die datum de UNESCO-Conventie niet naleeft, kan dit leiden tot uitsluiting voor de kandidatuur van Evenementen, zoals bepaald in artikel 20.1.8 (Internationaal Olympisch Comité), 20.3.10 (Internationale Federatie), en 20.6.6 (Organisaties van Belangrijke Evenementen), en tot bijkomende consequenties zoals : verlies van mandaten en functies binnen het WADA; uitsluiting of niet-aanvaarding van eender welke kandidatuur om eender welk Internationaal Evenement te organiseren in een land, afgelasting van Internationale Evenementen; symbolische consequenties en andere consequenties in overeenstemming met het Olympische Charter. [Opmerking bij artikel 22 : De meeste regeringen kunnen geen partij zijn in, of onderworpen zijn aan, particuliere niet-overheidsinstrumenten zoals de Code. Om die reden wordt aan regeringen niet gevraagd om Ondertekenaars van de Code te worden, maar wel om de Verklaring van Kopenhagen te ondertekenen en de UNESCO-Conventie te ratificeren, te aanvaarden, goed te keuren of ertoe toe te treden. Hoewel de goedkeuringsmechanismen kunnen verschillen, is de inspanning om doping te bestrijden door het gecoördineerde en geharmoniseerde programma dat tot uitdrukking komt in de Code, echter zeker een gezamenlijke inspanning van de sportbeweging en overheden.] DEEL VIER : AANVAARDING, NALEVING, WIJZIGING EN INTERPRETATIE ARTIKEL 23 : AANVAARDING, NALEVING EN WIJZIGING 23.1 Aanvaarding van de Code 23.1.1 De volgende entiteiten zijn Ondertekenaars die de Code aanvaarden : het WADA, het Internationaal Olympisch Comité, Internationale Federaties, het Internationaal Paralympisch Comité, Nationale Olympische Comités, Nationale Paralympische Comités, Organisaties van Belangrijke Evenementen en Nationale Antidopingorganisaties. Deze entiteiten aanvaarden de Code door een verklaring van aanvaarding te ondertekenen na goedkeuring door elk van hun respectieve bestuursorganen. 23.1.2 Andere sportorganisaties die niet onder de controle vallen van een Ondertekenaar, kunnen op voorstel van het WADA eveneens de Code aanvaarden. 23.1.3 Het WADA publiceert een lijst van alle organisaties die de Code hebben aanvaard. [Opmerking bij artikel 23.1.1 : Elke Ondertekenaar die de Code aanvaardt, tekent afzonderlijk een identiek exemplaar van de algemene standaardverklaring van aanvaarding en bezorgt deze aan het WADA. De aanvaarding vindt plaats zoals is bepaald door de statuten van elke organisatie. Bij een Internationale Federatie wordt dit bijvoorbeeld gedaan door het Congres en bij het WADA door het Stichtingsbestuur.] [Opmerking bij artikel 23.1.2 : Profliga's die momenteel niet onder de bevoegdheid van een overheid of Internationale Federatie vallen, worden aangemoedigd om de Code te aanvaarden.] 23.2 Invoering van de Code 23.2.1 De Ondertekenaars moeten de geldende bepalingen van de Code toepassen via hun beleid, statuten, regels of reglementen, in overeenstemming met hun bevoegdheid en binnen hun eigen verantwoordelijkheidssfeer. 23.2.2 De volgende artikels (en de bijbehorende Opmerkingen) die van toepassing zijn op alle antidopingactiviteiten van een Antidopingorganisatie, moeten door de Ondertekenaars zonder substantiële wijzigingen worden geïmplementeerd (uitgezonderd niet-substantiële taalkundige aanpassingen om te verwijzen naar de naam, de sport, afdelingsnummers, enz. van de organisatie) : ? Artikel 1 (Definitie van Doping) ? Artikel 2 (Dopingovertredingen) ? Artikel 3 (Bewijs van Doping) ? Artikel 4.2.2 (Specifieke Stoffen) ? Artikel 4.3.3 (Vaststelling van de Verboden Lijst door het WADA) ? Artikel 7.6 (Terugtrekking uit de Sport) ? Artikel 9 (Automatische Diskwalificatie van Individuele Resultaten) ? Artikel 10 (Sancties tegen Individuen) ? Artikel 11 (Consequenties voor Teams) ? Artikel 13 (Beroep) met uitzondering van 13.2.2 en 13.5 ? Artikel 15.4 (Wederzijdse Erkenning) ? Artikel 17 (Statuut van Beperkingen) ? Artikel 24 (Interpretatie van de Code) ? Bijlage 1 - Definities Er mogen aan de regels van een Ondertekenaar geen bijkomende bepalingen worden toegevoegd die de impact van de in dit artikel opgesomde artikels wijzigen. [Opmerking bij artikel 23.2.2 : Niets in de Code belet een Antidopingorganisatie echter om eigen specifieke tuchtregels op te stellen en toe te passen voor bepaald gedrag van Begeleidend Personeel van Sporters dat verband houdt met doping maar op zich geen dopingovertreding op basis van de Code vormt. Een Nationale of Internationale Federatie kan bijvoorbeeld weigeren om een coach een nieuwe vergunning uit te reiken, wanneer verscheidene Sporters een dopingovertreding hebben begaan terwijl ze met die coach samenwerkten.] 23.2.3 Bij de toepassing van de Code worden de Ondertekenaars aangemoedigd om gebruik te maken van de modellen van beste praktijken die door het WADA worden aanbevolen. 23.3 Naleving van de Code 23.3.1 Zolang de Ondertekenaars de Code niet hebben aanvaard en geïmplementeerd conform artikel 23.1 en 23.2, wordt er niet van uitgegaan dat zij de Code naleven. Van zodra zij hun aanvaarding intrekken, wordt er niet langer van uit gegaan dat zij de Code naleven. 23.4 Toezicht op de Naleving van de Code en van de UNESCO-Conventie 23.4.1 Op de naleving van de Code wordt toezicht gehouden door het WADA of op een andere wijze die is goedgekeurd door het WADA. Op de naleving van de verbintenissen die in de UNESCO-Conventie zijn opgenomen, zal worden toegezien zoals bepaald door de Conferentie van Partijen bij de UNESCO-Conventie, na overleg met de ondertekenende staten en het WADA. Het WADA dient de overheden te adviseren over de implementatie van de Code door de Ondertekenaars en de Ondertekenaars te adviseren over de ratificatie, de aanvaarding en de goedkeuring van of de toetreding tot de UNESCO-Conventie door overheden. 23.4.2 Om het toezicht mogelijk te maken moet elke Ondertekenaar om de twee jaar verslag uitbrengen aan het WADA over de naleving van de Code en eventueel verklaren waarom de Code niet is nageleefd. 23.4.3 Wanneer een Ondertekenaar de door het WADA vereiste informatie over de naleving niet verstrekt in toepassing van artikel 23.4.2, of wanneer een Ondertekenaar dergelijke informatie niet aan het WADA verstrekt zoals opgelegd in andere artikels van de Code, kan dit als een niet-naleving van de Code worden beschouwd. 23.4.4 Alle nalevingsrapporten van het WADA worden door de Stichtingsraad van het WADA goedgekeurd. Het WADA zal met een Ondertekenaar in dialoog treden vooraleer het die Ondertekenaar rapporteert wegens niet-naleving. Ieder WADA-rapport dat de niet-naleving van een Ondertekenaar concludeert, moet worden goedgekeurd door de Stichtingsraad van het WADA op een vergadering die wordt gehouden nadat de Ondertekenaar de gelegenheid heeft gekregen zijn schriftelijke argumentatie aan de Stichtingsraad voor te leggen.
Tegen het besluit van de Stichtingsraad van het WADA inzake de niet-naleving van een Ondertekenaar kan worden beroep aangetekend conform artikel 13.5. 23.4.5 Het WADA moet verslag uitbrengen over de naleving van de Code aan het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, de Internationale Federaties en Organisaties van Belangrijke Evenementen. Deze rapporten zullen ook openbaar worden gemaakt. 23.4.6 Het WADA neemt de verklaringen voor de niet-naleving in overweging en kan in uitzonderlijke situaties het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, Internationale Federaties en Organisaties van Belangrijke Evenementen aanbevelen de niet-naleving tijdelijk door de vingers te zien. 23.5 Bijkomende Consequenties van de Niet-naleving van de Code door een Ondertekenaar De niet-naleving van de Code door eender welke Ondertekenaar kan, naast de uitsluiting van kandidaturen voor Evenementen zoals bepaald in artikel 20.1.8 (Internationaal Olympisch Comité), 20.3.10 (Internationale Federaties) en 20.6.6 (Organisaties van Belangrijke Evenementen), tot bijkomende consequenties leiden, zoals : verlies van mandaten en functies binnen het WADA; uitsluiting of niet-aanvaarding van eender welke kandidatuur om eender welk Internationaal Evenement te organiseren in een land; afgelasting van Internationale Evenementen; symbolische consequenties en andere consequenties in overeenstemming met het Olympische Charter.
Tegen de oplegging van dergelijke consequenties kan door de betrokken Ondertekenaar beroep worden aangetekend bij het CAS conform artikel 13.5. [Opmerking bij artikel 23.4.6 : Het WADA erkent dat er tussen de Ondertekenaars en overheden aanzienlijke verschillen zullen ontstaan in de ervaring met dopingbestrijding, de middelen en het wettelijke kader waarbinnen de antidopingactiviteiten worden uitgevoerd. Het WADA zal rekening houden met deze verschillen wanneer het onderzoekt of een organisatie de Code naleeft.] 23.6 Wijziging van de Code 23.6.1 Het WADA is verantwoordelijk voor het toezicht op de ontwikkeling en verbetering van de Code. De Sporters en alle Ondertekenaars en overheden worden verzocht om aan dit proces deel te nemen. 23.6.2 Het WADA neemt het initiatief tot wijzigingsvoorstellen van de Code en zorgt voor een inspraakprocedure om aanbevelingen te ontvangen en erop te reageren en om Sporters, Ondertekenaars en overheden de mogelijkheid te geven om de voorgestelde aanpassingen te bekijken en erop te reageren. 23.6.3 Wijzigingen van de Code moeten, na het nodige overleg, worden goedgekeurd met een tweederde meerderheid van de Stichtingsraad van het WADA, waarbij tegelijk een meerderheid van de stemmende leden uit de publieke sector en de Olympische Beweging vereist is. Aanpassingen moeten, tenzij anders bepaald, drie (3) maanden na een dergelijke goedkeuring in werking treden. 23.6.4 De Ondertekenaars moeten hun regels in overeenstemming brengen met de Code 2009, ten laatste op 1 januari 2009 voor inwerkingtreding op 1 januari 2009. De Ondertekenaars moeten elke latere toepasselijke wijziging van de Code binnen een (1) jaar na de goedkeuring door de Stichtingsraad van het WADA invoeren. 23.7 Intrekking van Aanvaarding van de Code Ondertekenaars kunnen hun aanvaarding van de Code intrekken nadat zij het WADA zes maanden op voorhand schriftelijk hun intentie om de aanvaarding in te trekken hebben meegedeeld.
ARTIKEL 24 : INTERPRETATIE VAN DE CODE 24.1 De officiële tekst van de Code wordt bijgehouden door het WADA en wordt gepubliceerd in het Engels en in het Frans. Indien er tegenstrijdigheden zijn tussen de Engelse en de Franse versie, heeft de Engelse versie voorrang. 24.2 De opmerkingen bij verschillende bepalingen van de Code moeten bijdragen tot een goede interpretatie van de Code. 24.3 De Code moet worden geïnterpreteerd als een onafhankelijke en autonome tekst, en dient niet te worden gerelateerd aan bestaande wetten of statuten van de Ondertekenaars of overheden. 24.4 De titels die gemakshalve voor de verschillende Delen en Artikels van de Code worden gebruikt, mogen niet als een substantieel onderdeel van de Code worden beschouwd. Zij hebben geen enkele invloed op de strekking van de bepalingen waarnaar ze verwijzen. 24.5 De Code is niet met terugwerkende kracht van toepassing op zaken die al liepen vóór de datum waarop de Code is aanvaard door een Ondertekenaar en toegepast in diens reglement. Dopingovertredingen die dateren van vóór de Code blijven echter gelden als « Eerste overtredingen » of « Tweede overtredingen » bij het bepalen van de sancties in overeenstemming met artikel 10 voor latere overtredingen na de invoering van de Code. 24.6 Het Doel, Toepassingsgebied en Organisatie van het Wereldantidopingprogramma en de Code en BIJLAGE I - DEFINITIES maken integraal deel uit van de Code.
ARTIKEL 25 : OVERGANGSBEPALINGEN 25.1 Algemene Toepassing van de Code 2009 De Code 2009 treedt integraal in werking vanaf 1 januari 2009 (de « Datum van Inwerkingtreding »). 25.2 Geen terugwerkende kracht tenzij het « Lex Mitior »-principe van toepassing is Iedere zaak in verband met een dopingovertreding die nog hangende is op de Datum van Inwerkingtreding en iedere zaak in verband met een dopingovertreding die wordt ingeleid na de Datum van Inwerkingtreding en gebaseerd is op een dopingovertreding die plaatsvond vóór de Datum van Inwerkingtreding, wordt behandeld op basis van de materiële antidopingregels die van kracht waren op het ogenblik waarop de vermeende dopingovertreding zich voordeed, tenzij de behandelende tuchtcommissie oordeelt dat het « lex mitior »-principe van toepassing is gezien de omstandigheden van de zaak. 25.3 Toepassing op Uitspraken die de Code 2009 voorafgaan In zaken waar voor de Datum van Inwerkingtreding een definitieve uitspraak met vaststelling van een dopingovertreding is gedaan, maar de Sporter of andere Persoon nog een Uitsluitingsperiode uitzit op de Datum van Inwerkingtreding, kan de Sporter of andere Persoon bij de Antidopingorganisatie die instond voor het resultatenbeheer m.b.t. de dopingovertreding een verzoek indienen om de Uitsluitingsperiode te verkorten in het licht van de Code 2009. Een dergelijk verzoek moet plaatsvinden voor het einde van de Uitsluitingsperiode. Tegen de beslissing van de Antidopingorganisatie kan beroep worden aangetekend op basis van artikel 13.2. De Code 2009 kan niet worden toegepast in dopingzaken waarin een definitieve uitspraak met vaststelling van een dopingovertreding is gedaan en waarvan de Uitsluitingsperiode reeds is afgelopen. 25.4 Toepassing op Specifieke Overtredingen die Dateren van Voor de Code Voor de toepassing van artikel 10.7.1 wordt een dopingovertreding die dateert van vóór de Code, beschouwd als een Verminderde Sanctie (VSS) indien de overtreding betrekking had op een stof die als een Specifieke Stof wordt erkend in de Code 2009 en indien de opgelegde Uitsluitingsperiode minder dan twee (2) jaar bedraagt. 25.5 Bijkomende Wijzigingen aan de Code Alle bijkomende Wijzigingen aan de Code treden in werking zoals voorzien in artikel 23.6. [Opmerking bij artikel 25.4 : Afgezien van het geval beschreven in artikel 25.3, waar een definitieve uitspraak met vaststelling van een dopingovertreding is gedaan vóór de invoering van de Code, of na de invoering van de Code maar vóór de Code 2009, en de opgelegde Uitsluitingsperiode volledig is afgelopen, mag de Code 2009 niet worden gebruikt om de vroegere overtreding te herclassificeren.] BIJLAGE I : DEFINITIES DEFINITIES ADAMS : Het Anti-Doping Administration and Management System is een internetprogramma voor gegevensbeheer dat gebruikt wordt om gegevens in te brengen, op te slaan, te delen en te rapporteren en bedoeld is om belanghebbenden en het WADA te ondersteunen bij hun antidopingwerkzaamheden in combinatie met de wetgeving inzake gegevensbescherming.
Belastend Analyseresultaat : Een rapport van een laboratorium of een ander door het WADA erkend orgaan dat, conform de Internationale Norm voor Laboratoria en verwante Technische Documenten, in een Monster de aanwezigheid van een Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) of een bewijs voor het gebruik van een Verboden Methode vaststelt.
Antidopingorganisatie : Een Ondertekenaar die verantwoordelijk is voor het aannemen van regels voor het op gang brengen, implementeren of uitvoeren van eender welk deel van het proces van de Dopingcontrole.
Hiertoe behoren bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere Organisaties van Belangrijke Evenementen die Dopingcontroles uitvoeren tijdens hun Evenementen, het WADA, Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties.
Sporter : Iedere Persoon die deelneemt aan sport op internationaal niveau (zoals bepaald door iedere Internationale Federatie), nationaal niveau (zoals bepaald door iedere Nationale Antidopingorganisatie, inclusief maar niet beperkt tot de Personen in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole), en iedere andere deelnemer aan een sportwedstrijd, die anderszins onder de rechtsbevoegdheid valt van eender welke Ondertekenaar of andere sportorganisatie die de Code aanvaardt. Alle bepalingen van de Code, inclusief, bijvoorbeeld, Dopingcontrole en dispensaties voor therapeutisch gebruik moeten worden toegepast op wedstrijddeelnemers van internationaal en nationaal niveau. Bepaalde Nationale Antidopingorganisaties kunnen ervoor kiezen om wedstrijddeelnemers op recreatief niveau of masters-niveau die nog geen wedstrijddeelnemers van nationaal niveau zijn of die dit kunnen worden, te testen en de antidopingregels op hen toe te passen. Nationale Antidopingorganisaties zijn echter niet verplicht om alle aspecten van de Code op dergelijke Personen toe te passen. Het is mogelijk specifieke nationale regels op te stellen voor Dopingcontrole van wedstrijddeelnemers van niet-internationaal of niet-nationaal niveau zonder in strijd te zijn met de Code. Zo kan een land er bijvoorbeeld voor kiezen om wedstrijddeelnemers op recreatief niveau te testen, zonder dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te eisen. Op dezelfde manier zou een Organisatie van Belangrijke Evenementen die een Evenement uitsluitend voor wedstrijddeelnemers van masters-niveau organiseert, ervoor kunnen opteren de deelnemers te testen, zonder vooraf dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te eisen. Voor de toepassing van artikel 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) en met betrekking tot antidopingvoorlichting en -scholing, is elke Persoon die deelneemt aan sport onder het gezag van eender welke Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code heeft geaccepteerd, een Sporter. [Commentaar bij Sporter : Deze definitie maakt duidelijk dat alle sporters op internationaal en nationaal niveau onder de antidopingregels van de Code vallen, waarbij de precieze definities van sport op internationaal en nationaal niveau dienen te worden bepaald in de antidopingregels van respectievelijk de Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties. Op nationaal niveau zijn de antidopingregels die op grond van de Code zijn ingevoerd, minimaal van toepassing op alle personen die deel uitmaken van nationale teams en alle personen die gekwalificeerd zijn om deel te nemen aan eender welk nationaal kampioenschap in eender welke sport.
Dat betekent echter niet dat alle dergelijke Sporters moeten worden opgenomen in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Nationale Antidopingorganisatie. De definitie biedt elke Nationale Antidopingorganisatie ook de mogelijkheid om desgewenst haar antidopingprogramma uit te breiden naar wedstrijddeelnemers op lagere competitieniveaus, naast de Sporters van nationaal niveau.
Wedstrijddeelnemers op alle competitieniveaus moeten kunnen profiteren van antidopingvoorlichting en -scholing.] Begeleidend Personeel van Sporters : Iedere coach, trainer, manager, agent, teammedewerker, official, medisch of paramedisch personeel, ouder of eender welke andere Persoon die een Sporter, die deelneemt aan of zich voorbereidt voor een Sportwedstrijd, behandelt, assisteert of ermee samenwerkt.
Poging : Opzettelijk gedrag vertonen dat een substantiële stap vormt in de richting van gedrag dat bedoeld is om uit te monden in het overtreden van een antidopingregel. Er is echter geen sprake van een dopingovertreding enkel op basis van een Poging tot het plegen van een overtreding indien de Persoon afziet van de Poging voordat deze is ontdekt door een derde die niet bij de Poging betrokken is.
Atypisch Resultaat : Een rapport van een laboratorium of een ander door het WADA erkend orgaan dat verder onderzoek vereist, zoals bepaald door de Internationale Norm voor Laboratoria of verwante Technische Documenten en dat voorafgaat aan de vaststelling van een Belastend Analyseresultaat.
CAS : Court of Arbitration for Sport (Arbitragehof voor de Sport).
Code : De Wereldantidopingcode.
Wedstrijd : Een enkele race, match, spel of afzonderlijke atletiekproef. Bijvoorbeeld, een basketbalmatch of de finale van de Olympische 100 meter sprint in atletiek. Voor etapperaces en andere atletiekproeven waarbij dagelijks of periodiek prijzen worden uitgereikt, wordt het onderscheid tussen een Wedstrijd en een Evenement bepaald door de regels van de betreffende Internationale Federatie.
Consequenties van Dopingovertredingen : Een dopingovertreding van een Sporter of andere Persoon kan resulteren in een of meer van de volgende maatregelen : (a) Diskwalificatie betekent dat de resultaten van de Sporter in een bepaalde Wedstrijd of tijdens een bepaald Evenement ongeldig worden verklaard, met alle Consequenties van dien, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen; (b) Uitsluiting betekent dat de Sporter of andere Persoon gedurende een bepaalde periode aan geen enkele Wedstrijd of andere activiteit mag deelnemen en geen fondsen mag ontvangen, zoals bepaald in artikel 10.9; en (c) Voorlopige Schorsing betekent dat de Sporter of andere Persoon tijdelijk aan geen enkele Wedstrijd mag deelnemen die voorafgaat aan de definitieve uitspraak in een hoorzitting die wordt gehouden op grond van artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting).
Diskwalificatie : Zie Consequenties van Dopingovertredingen hierboven.
Dopingcontrole : Alle stappen en processen vanaf de planning van de dopingcontrole tot en met het uiteindelijke aantekenen van eender welk beroep, met inbegrip van alle stappen en processen daartussen, zoals het verstrekken van verblijfsinformatie, Monstername en Bverwerking, laboratoriumanalyse, dispensaties voor therapeutisch gebruik, resultatenbeheer en hoorzittingen.
Evenement : Een reeks individuele Wedstrijden die samen worden uitgevoerd onder één bestuursorgaan (bijvoorbeeld de Olympische Spelen, de FINA Wereldkampioenschappen of de Panamerican Games).
Periode van het Evenement : De tijd tussen het begin en het einde van het Evenement, zoals bepaald door het bestuursorgaan van het Evenement.
Binnen Wedstrijdverband : Tenzij anders bepaald in de regels van een Internationale Federatie of andere relevante Antidopingorganisatie, betekent « Binnen Wedstrijdverband » de periode die aanvangt twaalf uur voor een Wedstrijd waarin een Sporter zoals gepland zal deelnemen, tot en met het einde van die Wedstrijd en de procedure van de Monstername die aan die Wedstrijd verbonden is.
Onafhankelijk Observatieprogramma : Een team van toezichthouders, onder de supervisie van het WADA, dat toezicht houdt op, en ondersteuning kan bieden bij het verloop van Dopingcontroles tijdens bepaalde Evenementen en verslag uitbrengt van zijn bevindingen.
Uitsluiting : Zie Consequenties van Dopingovertredingen hierboven.
Individuele Sport : Eender welke sport die geen Teamsport is.
Internationaal Evenement : Een Evenement waar het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, een Internationale Federatie, een Organisatie van een Belangrijk Evenement of een andere internationale sportorganisatie het bestuursorgaan voor het Evenement is of de technische officials voor het Evenement aanstelt.
Sporter van Internationaal Niveau : Sporters die werden aangeduid door een of meer Internationale Federaties om deel uit te maken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole voor een Internationale Federatie.
Internationale Norm : Een norm die werd aangenomen door het WADA ter ondersteuning van de Code. De naleving van een Internationale Norm (in tegenstelling tot een andere bestaande norm, praktijk of procedure) volstaat om te concluderen dat de procedures die in de Internationale Norm worden beschreven, op een correcte manier zijn uitgevoerd.
Internationale Normen dienen alle Technische Documenten te bevatten die ingevolge de Internationale Norm worden opgesteld.
Organisaties van Belangrijke Evenementen : De continentale associaties van Nationale Olympische Comités en andere internationale organisaties voor meerdere sporten, die optreden als bestuursorgaan voor eender welk continentaal, regionaal of ander Internationaal Evenement.
Marker : Een verbinding, groep verbindingen of biologische parameter(s) die wijst op het Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode.
Afbraakproduct : Elke stof die ontstaat door een biologisch omzettingsproces.
Minderjarige : Een natuurlijke Persoon die nog niet de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, zoals bepaald door de toepasselijke wetten van zijn of haar land van verblijf.
Nationale Antidopingorganisatie : De entiteit(en) waaraan elk land de belangrijkste bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft toegewezen om antidopingregels op te stellen en te implementeren, de afname van Monsters te coördineren, de controleresultaten te beheren en hoorzittingen te houden, en dit alles op nationaal niveau. Het kan ook gaan om een entiteit die door meerdere landen wordt aangeduid als regionale Antidopingorganisatie voor die landen. Indien de bevoegde overheden daar geen organisatie voor hebben aangewezen, is dit het Nationaal Olympisch Comité van het land of een daardoor aangewezen instantie.
Nationaal Evenement : Een sportevenement waaraan Sporters van internationaal en van nationaal niveau deelnemen en dat geen Internationaal Evenement is.
Nationaal Olympisch Comité : De organisatie die wordt erkend door het Internationaal Olympisch Comité. De term Nationaal Olympisch Comité omvat ook de Nationale Sportconfederatie in landen waar de Nationale Sportconfederatie verantwoordelijkheden op het gebied van dopingbestrijding heeft die kenmerkend zijn voor een Nationaal Olympisch Comité.
Onaangekondigd : Een Dopingcontrole die plaatsvindt zonder voorafgaande waarschuwing aan de Sporter en waarbij de Sporter continu wordt vergezeld, vanaf het moment van bekendmaking tot en met de afname van het Monster.
Geen Schuld of Nalatigheid : Het bewijs van de Sporter dat hij of zij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij of zij de Verboden Stof of de Verboden Methode had Gebruikt of toegediend had gekregen.
Geen Ernstige Schuld of Nalatigheid : Het bewijs van de Sporter dat er, gezien binnen het geheel van omstandigheden en rekening houdend met de criteria voor Geen Schuld of Nalatigheid, geen significant verband was tussen zijn of haar schuld of nalatigheid en de dopingovertreding.
Buiten Wedstrijdverband : Elke Dopingcontrole die niet Binnen Wedstrijdverband plaatsvindt.
Deelnemer : Elke Sporter of het Begeleidend Personeel van Sporters.
Persoon : Een natuurlijke Persoon of een organisatie of een andere entiteit.
Bezit : Het daadwerkelijke, fysische Bezit of het constructieve Bezit (dat alleen kan worden vastgesteld als de Persoon exclusieve controle heeft over de Verboden Stof of Verboden Methode of de ruimte waar een Verboden Stof of Verboden Methode zich bevindt) met het voorbehoud dat als de Persoon geen exclusieve controle heeft over de Verboden Stof of Verboden Methode of de ruimte waar een Verboden Stof of Verboden Methode zich bevindt, constructief Bezit alleen kan worden vastgesteld als de Persoon op de hoogte was van de aanwezigheid van de Verboden Stof of Verboden Methode en de intentie had er controle over uit te oefenen. Er kan echter geen sprake zijn van een dopingovertreding met Bezit als enige basis als de Persoon, vooraleer hij of zij op eender welke manier op de hoogte is gebracht dat hij of zij een dopingovertreding heeft begaan, concrete actie heeft ondernomen waaruit blijkt dat de Persoon nooit de intentie van het Bezit heeft gehad en heeft afgezien van het Bezit door dit uitdrukkelijk aan een Antidopingorganisatie te verklaren. Ongeacht eender welke strijdige bepaling in deze definitie, staat de aankoop (ook via elektronische of andere weg) van een Verboden Stof of Verboden Methode gelijk met Bezit door de Persoon die de aankoop doet. [Commentaar bij Bezit : Onder deze definitie vormen steroïden die in de auto van een Sporter worden aangetroffen, een overtreding tenzij de Sporter aantoont dat de auto door iemand anders werd gebruikt; in dat geval moet de Antidopingorganisatie aantonen dat de Sporter, hoewel hij of zij geen exclusieve controle had over de auto, op de hoogte was van de steroïden en de intentie had controle te hebben over de steroïden. Zo geldt bijvoorbeeld ook dat, als de steroïden worden aangetroffen in een medicijnkast waarover zowel een Sporter als zijn of haar echtgeno(o)t(e) controle hebben, de Antidopingorganisatie moet kunnen bewijzen dat de Sporter wist dat de steroïden in de kast lagen en dat de Sporter van plan was controle over de steroïden uit te oefenen.] Verboden Lijst : De Lijst waarop de Verboden Stoffen en Verboden Methoden staan vermeld.
Verboden Methode : Elke methode die aldus wordt omschreven in de Verboden Lijst.
Verboden Stof : Elk middel dat aldus wordt omschreven in de Verboden Lijst.
Voorlopige Hoorzitting : In de zin van artikel 7.5, een versnelde, verkorte hoorzitting die plaatsvindt vóór een hoorzitting op grond van artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting), en die bedoeld is om de Sporter te informeren en de gelegenheid te geven om schriftelijk of mondeling te worden gehoord.
Voorlopige Schorsing : Zie Consequenties van Dopingovertredingen hierboven.
Openbaar Bekendmaken of Openbaar Rapporteren : Informatie verspreiden onder of bekendmaken aan het grote publiek of andere Personen dan de Personen die recht hebben op eerdere kennisgeving in overeenstemming met artikel 14.
Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole : De door elke Internationale Federatie en Nationale Antidopingorganisatie afzonderlijk samengestelde groep van Sporters op topniveau die zowel Binnen Wedstrijdverband als Buiten Wedstrijdverband moeten worden gecontroleerd in het kader van de planning van de dopingcontrole door de betreffende Internationale Federatie of Nationale Antidopingorganisatie. Iedere Internationale Federatie dient een lijst bekend te maken waarop de Sporters van haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole vermeld staan, hetzij met naam, hetzij aan de hand van duidelijk gedefinieerde, specifieke criteria.
Monster of Specimen : Elk biologische materiaal dat wordt afgenomen ten behoeve van Dopingcontrole. [Commentaar bij Monster of Specimen : In het verleden is er soms beweerd dat het nemen van Bloedstalen in strijd is met de overtuiging van bepaalde religieuze of culturele groepen. Er is beslist dat er geen grond is voor een dergelijke bewering.] Ondertekenaars : De entiteiten die de Code ondertekenen en akkoord gaan met de naleving van de Code, waaronder het Internationaal Olympisch Comité, Internationale Federaties, het Internationaal Paralympisch Comité, Nationale Olympische Comités, Nationale Paralympische Comités, Organisaties van Belangrijke Evenementen, Nationale Antidopingorganisaties en het WADA. Substantiële Hulp : Voor de doeleinden van artikel 10.5.3 moet een Persoon die Substantiële Hulp levert : (1) alle informatie waarover hij of zij beschikt met betrekking tot dopingovertredingen volledig onthullen aan de hand van een schriftelijke, ondertekende verklaring, en (2) zijn of haar volledige medewerking verlenen aan het onderzoek en de uitspraak in eender welke zaak die verband houdt met die informatie, inclusief, bijvoorbeeld, het afleggen van een getuigenis op een hoorzitting indien een Antidopingorganisatie of tuchtcommissie daarom vraagt. Bovendien moet de verstrekte informatie geloofwaardig zijn en betrekking hebben op een belangrijk deel van eender welke ingeleide zaak of, indien er nog geen zaak werd ingeleid, moet de informatie een toereikende basis vormen om een zaak te openen.
Fraude : Veranderingen aanbrengen met een ongeoorloofd doel of op een ongeoorloofde manier; een ongeoorloofde invloed uitoefenen; op een ongeoorloofde manier tussenkomen; obstructie voeren, misleiden of eender welke andere frauduleuze handelingen stellen om resultaten te veranderen of te verhinderen dat de normale procedures kunnen worden gevolgd; of valse informatie aan een Antidopingorganisatie verstrekken.
Doelgerichte Dopingcontroles : Selectie van Sporters voor Dopingcontroles waarbij specifieke Sporters of groepen van Sporters worden geselecteerd op niet-willekeurige basis om te worden gecontroleerd op een bepaald moment.
Teamsport : Een sport waarin het vervangen van spelers is toegestaan tijdens een Wedstrijd.
Test : De onderdelen van het proces van Dopingcontrole waarbij de dopingcontrole wordt gepland, Monsters worden afgenomen, Monsters worden verwerkt en Monsters naar een laboratorium worden getransporteerd.
Handel : Het verkopen, verstrekken, vervoeren, versturen, leveren of verspreiden van een Verboden Stof of Verboden Methode (hetzij fysisch, hetzij via elektronische weg of anderszins) door een Sporter, Begeleidend Personeel van Sporters of eender welke andere Persoon die onder het gezag van een Antidopingorganisatie valt, aan eender welke derde partij; deze definitie slaat evenwel niet op de handelingen van « bona fide » medisch personeel met betrekking tot een Verboden Stof die wordt gebruikt voor reële en legitieme therapeutische doeleinden of om een andere aanvaardbare reden, en evenmin op handelingen met betrekking tot Verboden Stoffen die niet verboden zijn tijdens Dopingcontroles Buiten Wedstrijdverband, tenzij de omstandigheden in hun geheel erop wijzen dat dergelijke Verboden Stoffen niet bedoeld zijn voor reële en legitieme therapeutische doeleinden.
UNESCO-Conventie : De Internationale Conventie tegen Doping in de Sport, goedgekeurd tijdens de 33e zitting van de Algemene Vergadering van de UNESCO op 19 oktober 2005, met inbegrip van eender welke en alle aanpassingen die worden aangenomen door de Staten die Partij zijn bij de Conventie en de Conferentie van Partijen bij de Internationale Conventie tegen Doping in de Sport.
Gebruik : Het op eender welke wijze gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren of consumeren van eender welke Verboden Stof of Verboden Methode.
WADA : Het Wereldantidopingagentschap.
World Anti-Doping Agency - De Wereldantidopingcode INTERNATIONALE STANDAARD VOOR DOPINGTESTS Januari 2009 Internationale Standaard voor Dopingtests.
De Internationale Standaard voor Dopingtests werd voor het eerst goedgekeurd in 2003 en trad in werking in 2004. De bijlage bevat herzieningen van de Internationale Standaard voor Dopingtests die door het Bestuurscomité van het Wereldantidopingagentschap werden goedgekeurd op 10 mei 2008.
De herziene Internationale Standaard voor Dopingtests wordt van kracht op 1 januari 2009.
Gepubliceerd op 16 mei 2008 door : World Anti-Doping Agency Stock Exchange Tower 800 Place Victoria (Suite 1700) PO Box 120 Montreal, Quebec, Canada H4Z 1B7 URL : www.wada-ama.org Tel. : +1 514 904 9232 Fax : +1 514 904 8650 E-mail : code@wada-ama.org PREAMBULE De Internationale Standaard voor Dopingtests van de Wereldantidopingcode is een verplichte Internationale Standaard (Niveau 2) die als onderdeel van het Wereldantidopingprogramma werd ontwikkeld.
Versie 3.0 van de Internationale Standaard voor Dopingtests van 2003 werd door het Bestuurscomité van het WADA goedgekeurd op 7 juni 2003.
In overeenstemming met de herzieningen aan de Wereldantidopingcode van 2003 werd een overlegprocedure opgestart met de Ondertekenaars om de Internationale Standaard voor Dopingtests te herzien. Versie 1.0 van de herziene Internationale Standaard voor Dopingtests werd in augustus 2006 aan de Ondertekenaars en overheden bezorgd om ze te beoordelen en er commentaar op te geven. Versies 2.0 (2007), 3.0 (2007) en 4.0 (2008) werden eveneens opgesteld op basis van de commentaren en voorstellen van de Ondertekenaars en overheden tijdens het overleg.De Internationale Standaard voor Dopingtests (januari 2009) werd goedgekeurd door het Bestuurscomité van het WADA in mei 2008.
De officiële tekst van de Internationale Standaard voor Dopingtests wordt bijgehouden door het WADA en wordt gepubliceerd in het Engels en in het Frans. Indien er tegenstrijdigheden zijn tussen de Engelse en de Franse versie, heeft de Engelse versie voorrang.
INHOUD DEEL EEN : INLEIDING, CODEBEPALINGEN EN DEFINITIES 1.0Inleiding en Werkingsgebied 2.0Code bepalingen 3.0Termen en Definities, en Interpretatie 3.1Gedefinieerde Termen uit de Code van 2009 3.2Gedefinieerde Termen die eigen zijn aan de Internationale Standaard voor Dopingtests 3.3Interpretatie van de Internationale Standaard voor Dopingtests DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR DOPINGtests 4.0Planning 4.1Doelstelling 4.2Algemeen 4.3Vereisten betreffende de Planning van de Spreiding van Dopingtests 4.4Vereisten voor de Selectie van Sporters voor Dopingtest 5.0Kennisgeving aan Sporters 5.1Doelstelling 5.2Algemeen 5.3Vereisten voorafgaand aan de Kennisgeving aan Sporters 5.4Vereisten voor de Kennisgeving aan Sporters 6.0Voorbereiding van de Monsternemings procedure 6.1Doelstelling 6.2Algemeen 6.3Vereisten voor de Voorbereiding van de Monsternemingsprocedure 7.0Uitvoering van de Monsternemingsprocedure 7.1Doelstelling 7.2Algemeen 7.3Vereisten voorafgaand aan de Monsternemingsprocedur 7.4Vereisten voor de Monsternemingsprocedure 8.0Veiligheid/Administratie na de Dopingtest 8.1Doelstelling 8.2Algemeen 8.3Vereisten voor de Veiligheid/Administratie na de Dopingtest 9.0Vervoer van Monsters en Documenten 9.1Doelstelling 9.2Algemeen 9.3Vereisten voor het Vervoer en de Opslag van Monsters en Documenten 10.0 Eigendomsrecht van Monsters 11.0 Vereisten met betrekking tot de Verblijfsgegevens van Sporters 11.1 Doelstelling/Algemene Principes 11.2 Vereisten voor de Samenstelling van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtests 11.3 Vereisten voor de Aangifte van de Verblijfsgegevens 11.4 Beschikbaarheid voor Dopingtest 11.5 Teamsporten 11.6 Resultatenbeheer 11.7 Verantwoordelijkheid van de Antidopingorganisaties met betrekking tot de Verblijfsgegevens DEEL DRIE : BIJLAGEN Bijlage A - Een mogelijk Verzuim tot Naleving Onderzoeken Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een Handicap Bijlage C - Wijzigingen voor Minderjarige Sporters Bijlage D - Afname van Urinemonsters Bijlage E - Afname van Bloedmonsters Bijlage F - Urinemonsters - Ontoereikend Volume Bijlage G - Urinemonsters die niet voldoen aan de Vereiste van een voor Analyse Geschikte Dichtheid Bijlage H - Vereisten aan het Personeel dat bevoegd is voor Monsterneming DEEL EEN : INLEIDING, CODE BEPALINGEN EN DEFINITIES 1.0 Inleiding en Werkingsgebied De belangrijkste doelstelling van de Internationale Standaard voor Dopingtests is het plannen van effectieve Dopingtests, zowel Binnen als Buiten Wedstrijdverband, en het bewaren van de integriteit en identiteit van de genomen Monsters, vanaf het moment dat de Sporter op de hoogte is gebracht van de dopingtest tot het moment waarop de Monsters naar het laboratorium worden vervoerd voor analyse.
De Internationale Standaard voor Dopingtests omvat standaarden voor de planning van de spreiding van de dopingtests, de kennisgeving aan Sporters, de voorbereiding voor en de uitvoering van de Monsterneming, de veiligheid en de administratie na de dopingtest, en het vervoer van de Monsters.
Bovendien voorziet sectie 11.0 van de Internationale Standaard voor Dopingtests verplichte standaarden die moeten worden uitgevoerd door IF's en NADO's (alsook erkend en toegepast door andere Antidopingorganisaties ) aangaande de vereisten betreffende de verblijfsgegevens die van toepassing zijn op Sporters in hun respectieve Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingtest. Indien drie keer niet aan dergelijke vereisten wordt voldaan gedurende een periode van 18 maanden wordt dit als een overtreding van de antidopingregels beschouwd volgens artikel 2.4 van de Code.
De Internationale Standaard voor Dopingtests, met inbegrip van alle bijlagen, is verplicht voor alle Ondertekenaars van de Code.
Het Wereldantidopingprogramma omvat alle elementen die nodig zijn om een optimale harmonisatie en beste praktijk te waarborgen in de nationale en internationale antidopingprogramma's. De belangrijkste elementen zijn : de Code (Niveau 1), de Internationale Standaarden (Niveau 2) en Beste Praktijkvoorbeelden (Niveau 3).
In de inleiding op de Code worden de doelstelling en de toepassing van de Internationale Standaarden als volgt samengevat : « Internationale Standaarden voor verschillende technische en operationele gebieden binnen het antidopingprogramma zullen worden ontwikkeld in overleg met de Ondertekenaars en overheden en worden goedgekeurd door het WADA. Het doel van de Internationale Standaarden is de harmonisatie tussen Antidopingorganisaties die verantwoordelijk zijn voor specifieke technische en operationele onderdelen van de antidopingprogramma's. Handelen in overeenstemming met de Internationale Standaarden is verplicht om te voldoen aan de Code. De Internationale Standaarden kunnen van tijd tot tijd worden herzien door het Bestuurscomité van het WADA na redelijk overleg met de Ondertekenaars en overheden. Tenzij anders aangegeven in de Code worden alle Internationale Standaarden en alle herzieningen van kracht op de datum die is opgegeven in de Internationale Standaard of herziening. » Definities die in de Code worden beschreven zijn cursief weergegeven.
Bijkomende definities die specifiek zijn voor de Internationale Standaard voor Dopingtests zijn onderlijnd. 2.0 Codebepalingen De volgende artikels in de Code van 2009 hebben rechtstreeks betrekking op de Internationale Standaard voor Dopingtests : Codeartikel 2 Overtredingen van de Antidopingregels 2.3 Weigeren of verzuimen een Monster af te staan zonder geldige reden na een kennisgeving volgens de geldende antidopingregels, of het anderszins omzeilen van de Monster neming. [Opmerking bij artikel 2.3 : Weigeren of verzuimen mee te werken aan de Monsterneming na een kennisgeving was verboden in vrijwel alle antidopingregels die dateren van vóór de Code. Dit artikel voegt aan de gangbare regels die dateren van voor de Code het « anderszins omzeilen van de Monsterneming » toe als verboden gedrag. Zo zou het bijvoorbeeld een overtreding van de antidopingregels zijn wanneer kan worden aangetoond dat een Sporter zich heeft verstopt voor een Dopingtestofficial om de kennisgeving of de Dopingtest te omzeilen.
Een overtreding op grond van « weigeren of verzuimen mee te werken aan de Monsterneming » kan gebaseerd zijn op zowel opzettelijk als nalatig gedrag van de Sporter, terwijl het « omzeilen » van de Monsterneming duidt op opzettelijk gedrag van de Sporter.] 2.4 Overtreding van de geldende vereisten met betrekking tot de beschikbaarheid van de Sporter voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband, inclusief het verzuimen om de vereiste verblijfsgegevens mee te delen en het niet ondergaan van Dopingtests op basis van regels die beantwoorden aan de Internationale Standaard voor Dopingtests. Elke combinatie van drie gemiste tests en/of verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken binnen een periode van achttien maanden zoals bepaald door Antidopingorganisaties die rechtsbevoegdheid hebben over de Sporter, wordt beschouwd als een overtreding van de antidopingregels. [Opmerking bij artikel 2.4 : Afzonderlijke verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken en gemiste tests die worden vastgesteld volgens de regels van de Internationale Federatie van de Sporter of iedere andere Antidopingorganisatie die bevoegd is om verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken en gemiste tests vast te stellen overeenkomstig de Internationale Norm voor Dopingtests, worden in toepassing van dit artikel met elkaar gecombineerd. In passende omstandigheden kunnen gemiste tests of verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken ook een overtreding zijn van de antidopingregels op grond van artikel 2.3 of artikel 2.5.] 2.5 Fraude of Poging tot Fraude met eender welk onderdeel van de Dopingtest [Opmerking bij artikel 2.5 : Dit artikel verbiedt gedrag dat de Dopingtestprocedure hindert, maar verder niet onder de definitie van Verboden Methoden zou vallen. Bijvoorbeeld, het veranderen van identificatienummers op een Dopingtestformulier tijdens de Dopingtest, het breken van het B-flesje tijdens de analyse van het B-monster of het verstrekken van valse informatie aan een Antidopingorganisatie.] 2.8 Toediening of Poging tot toediening aan een Sporter Binnen Wedstrijdverband van een Verboden Methode of Verboden Stof, of toediening of Poging tot toediening aan een Sporter Buiten Wedstrijdverband van een Verboden Methode of een Verboden Stof die verboden is Buiten Wedstrijdverband, of het meewerken, aanmoedigen, helpen, bijstaan, verbergen of eender welke andere vorm van medeplichtigheid in het kader van een overtreding van de antidopingregels of eender welke Poging tot overtreding van de antidopingregels. [Opmerking bij artikel 2 : Een Sporter of andere Persoon die samenwerkt of omgaat met het Begeleidend Personeel van een Sporter dat een Uitsluitingsperiode uitzit, begaat volgens de Code geen overtreding van de antidopingregels. Sportorganisaties kunnen echter eigen regels goedkeuren die dergelijk gedrag verbieden.] Codeartikel 3 Bewijs van Doping 3.2.2 Afwijkingen van een andere Internationale Standaard of antidopingregel of een ander antidopingbeleid die niet tot een Afwijkend Analyseresultaat of een andere overtreding van de antidopingregels hebben geleid, maken dergelijke resultaten niet ongeldig. Indien de Sporter of andere Persoon aantoont dat een afwijking van een andere Internationale Standaard of antidopingregel of een ander antidopingbeleid redelijkerwijs het Afwijkende Analyseresultaat of een andere overtreding van de antidopingregels kan hebben veroorzaakt, dient de Antidopingorganisatie aan te tonen dat die afwijking niet de oorzaak is van het Afwijkende Analyseresultaat of de feitelijke basis vormt voor de overtreding van de antidopingregels.
Codeartikel 5 Dopingtests 5.1 Planning voor de Spreiding van Dopingtests. Binnen de bevoegdheidsbeperkingen voor Dopingtests Binnen Wedstrijdverband in artikel 15.1 is elke Nationale Antidopingorganisatie bevoegd om Dopingtests uit te voeren bij alle Sporters die aanwezig zijn in het land van die Nationale Antidopingorganisatie, of die staatsburgers of inwoners van dat land zijn of een licentie hebben of lid zijn van een sportorganisatie in dat land. Iedere Internationale Federatie is bevoegd om Dopingtests uit te voeren bij alle Sporters die lid zijn van hun Nationale Federaties of die aan hun Evenementen deelnemen.
Iedere Sporter moet gehoor geven aan een oproep tot Dopingtest van een Antidopingorganisatie die de bevoegdheid heeft om Dopingtests uit te voeren. In coördinatie met andere Antidopingorganisaties die Dopingtests uitvoeren bij dezelfde Sporters, en in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Dopingtests, moet elke Antidopingorganisatie : 5.1.1 Een effectief aantal tests Binnen Wedstrijdverband en Buiten Wedstrijdverband plannen en uitvoeren bij Sporters waarvoor zij bevoegd zijn, met inbegrip van, maar niet beperkt tot de Sporters uit hun respectieve Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingtest. Iedere Internationale Federatie moet een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtests samenstellen voor de Sporters van Internationaal Niveau in haar sport, en iedere Nationale Antidopingorganisatie moet een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest samenstellen voor Sporters die aanwezig zijn in het land van die Nationale Antidopingorganisatie, of die staatsburgers of inwoners van dat land zijn of een licentie hebben of lid zijn van een sportorganisatie in dat land. Overeenkomstig artikel 14.3, is elke Sporter van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest onderworpen aan de vereisten in verband met de verblijfsgegevens die beschreven staan in de Internationale Standaard voor Dopingtests. 5.1.2 Alle Dopingtests Buiten Wedstrijdverband vinden Onaangekondigd plaats, behalve in uitzonderlijke omstandigheden. 5.1.3 Doelgerichte Dopingtests als een prioriteit beschouwen. 5.1.4 Dopingtests uitvoeren bij Sporters die een Uitsluitingsperiode of Voorlopige Schorsing uitzitten. [Opmerking bij artikel 5.1.3 : Doelgerichte Dopingtests worden apart vernoemd omdat willekeurige Dopingtests, of zelfs gewogen willekeurige Dopingtests, niet garanderen dat alle geschikte Sporters zullen worden getest (bijvoorbeeld : Sporters van wereldklasse, Sporters wiens prestaties in korte tijd zeer sterk zijn verbeterd, Sporters met dezelfde coach als andere Sporters die positief zijn bevonden, enz.).
Doelgerichte Dopingtests mogen uiteraard niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de legitieme Dopingtest. De Code benadrukt dat Sporters het recht niet hebben te verwachten dat ze enkel op willekeurige basis zullen worden getest. Evenzo vereist ze geen redelijke verdenking of waarschijnlijke oorzaak voor Doelgerichte Dopingtests.] 5.2 Standaarden voor Dopingtests Antidopingorganisaties die bevoegd zijn om Dopingtests uit te voeren, moeten dat doen in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Dopingtests. 5.3 Voormalige Sporters die Opnieuw aan Wedstrijden Deelnemen Iedere Antidopingorganisatie dient regels op te stellen inzake vereisten voor het recht op deelname voor Sporters die niet zijn Uitgesloten van Deelname en zich terugtrekken uit de sport terwijl ze deel uitmaken van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest en die nadien de sport opnieuw actief willen gaan beoefenen.
Codeartikel 7 Resultatenbeheer 7.1 Eerste Beoordeling met betrekking tot Afwijkende Analyseresultaten Na ontvangst van een Atypisch Resultaat in het A-Monster dient de Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer een beoordeling uit te voeren om te bepalen of : (a) er een toepasselijke toestemming wegens therapeutische noodzaak is verleend of zal worden verleend zoals voorzien in de Internationale Standaard voor Toestemming wegens therapeutische noodzaak, of (b) er sprake blijkt te zijn van een afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests of de Internationale Standaard voor Laboratoria die aan de oorzaak ligt van het Afwijkende Analyseresultaat. 7.2 Kennisgeving Na de Eerste Beoordeling met Betrekking tot Afwijkende Analyseresultaten Indien de eerste beoordeling van een Afwijkend Analyseresultaat op basis van artikel 7.1 niet uitwijst dat er sprake is van een toestemming wegens therapeutische noodzaak of een recht daarop zoals voorzien in de Internationale Standaard voor Toestemming wegens therapeutische noodzaak, of een afwijking die aan de oorzaak ligt van het Afwijkende Analyseresultaat, dient de Antidopingorganisatie de Sporter volgens de modaliteiten van haar reglement, onmiddellijk op de hoogte te brengen van : (a) het Afwijkende Analyseresultaat ; (b) de overtreden antidopingregel; (c) het recht van de Sporter om onmiddellijk de analyse van het B-Monster te vragen of, indien dit verzoek uitblijft, dat de sporter afziet van het recht tot analyse van het B-monster ; (d) de voorziene datum, tijd en plaats van de analyse van het B-Monster indien de Sporter of de Antidopingorganisatie beslist die analyse aan te vragen; (e) de mogelijkheid voor de Sporter en/of de vertegenwoordiger van de Sporter om aanwezig te zijn bij de opening van het B-Monster en de analyse ervan binnen de periode voorzien in de Internationale Standaard voor Laboratoria indien die analyse werd aangevraagd; en (f) het recht van de Sporter om kopieën te vragen van het laboratoriumdossier betreffende de A- en B-Monsters, dat de informatie bevat die is vereist door de Internationale Standaard voor Laboratoria. De Antidopingorganisatie dient ook de andere Antidopingorganisaties die worden vermeld in artikel 14.1.2 op de hoogte te brengen. Indien de Antidopingorganisatie beslist het Afwijkende Analyseresultaat niet als een overtreding van de antidopingregels te beschouwen, dient zij de Sporter en de Antidopingorganisaties die in artikel 14.1.2 worden vermeld daarvan op de hoogte te brengen. 7.3 Beoordeling van Atypische Resultaten Zoals bepaald in de Internationale Standaarden dienen laboratoria in sommige omstandigheden de aanwezigheid van Verboden Stoffen die ook door het lichaam kunnen worden geproduceerd te rapporteren als Atypische Resultaten die het voorwerp zijn van verder onderzoek. Na de ontvangst van een Atypisch Resultaat in het A-Monster dient de Antidopingorganisatie die instaat voor het resultatenbeheer een beoordeling uit te voeren om te bepalen of : (a) er een toepasselijke toestemming wegens therapeutische noodzaak werd verleend, of (b) er sprake blijkt te zijn van een afwijking van de Internationale Standaard voor Dopingtests of de Internationale Standaard voor Laboratoria die het Atypische Resultaat heeft veroorzaakt. Indien die beoordeling niet uitwijst dat er sprake is van een toepasselijke toestemming wegens therapeutische noodzaak of een afwijking die het Atypische Resultaat heeft veroorzaakt, dient de Antidopingorganisatie het vereiste onderzoek te verrichten. Nadat het onderzoek is afgerond, dient aan de Sporter en de andere Antidopingorganisaties in artikel 14.1.2 meegedeeld te worden of het Atypische Resultaat al dan niet als een Afwijkend Analyseresultaat zal worden beschouwd. De Sporter zal op de hoogte worden gebracht overeenkomstig artikel 7.2. 7.3.1 De Antidopingorganisatie mag het Atypische Resultaat niet bekendmaken zolang zij haar onderzoek niet heeft afgerond en beslist heeft of zij het Atypische Resultaat als een Afwijkend Analyseresultaat zal beschouwen, tenzij in een van de volgende omstandigheden : (a) Indien de Antidopingorganisatie beslist dat het B-Monster moet worden geanalyseerd vooraleer haar onderzoek overeenkomstig artikel 7.3 wordt afgerond, kan de Antidopingorganisatie de analyse van het B-Monster uitvoeren na de Sporter hiervan in kennis te hebben gesteld met vermelding van een beschrijving van het Atypische Resultaat en de informatie die wordt beschreven in artikel 7.2 (b)-(f). (b) Indien de Antidopingorganisatie een verzoek krijgt, hetzij van een Organisatie van een Belangrijk Evenement kort voor een van haar Internationale Evenementen, hetzij van een sportorganisatie die verantwoordelijk is voor het halen van een nakende deadline voor de selectie van teamleden voor een Internationaal Evenement, om bekend te maken of een Sporter die vermeld staat op een lijst van de Organisatie van een Belangrijk Evenement of van de sportorganisatie een lopend Atypisch Resultaat heeft, dient de Antidopingorganisatie een dergelijke Sporter bekend te maken na eerst de Sporter op de hoogte te hebben gebracht van het Atypische Resultaat. [Opmerking bij artikel 7.3.1(b) : In de omstandigheid die wordt vermeld in artikel 7.3.1(b) is het aan de Organisatie van een Belangrijk Evenement of aan de sportorganisatie om te beslissen al dan niet actie te ondernemen in overeenstemming met haar reglement.] 7.4 Beoordeling van Andere Overtredingen van de Antidopingregels die Niet onder Artikels 7.1-7.3 Vallen De Antidopingorganisatie of een ander door die organisatie opgericht testorgaan moet instaan voor het eventuele vervolgonderzoek naar een mogelijke overtreding van de antidopingregels dat vereist kan zijn op basis van het toepasselijke antidopingbeleid en -reglement die zijn opgesteld conform de Code of die de Antidopingorganisatie in andere opzichten aangewezen acht. Zodra de Antidopingorganisatie ervan overtuigd is dat er een overtreding is begaan tegen de antidopingregels dient zij de Sporter of eender welke andere Persoon aan wie sancties worden opgelegd in kennis te stellen van de overtreden antidopingregel en van de grondslag van de overtreding op de wijze die is bepaald in haar regels. Andere Antidopingorganisaties dienen op de hoogte te worden gebracht overeenkomstig artikel 14.1.2. 7.6 Terugtrekking uit de Sport Indien een Sporter of andere Persoon zich terugtrekt terwijl een procedure voor resultatenbeheer lopende is, behoudt de Antidopingorganisatie die de procedure voor resultatenbeheer uitvoert, de bevoegdheid om de procedure voor het resultatenbeheer af te ronden.
Indien een Sporter of andere Persoon zich terugtrekt nog voor een procedure voor resultatenbeheer is opgestart, heeft de Antidopingorganisatie die bevoegd zou zijn geweest voor het resultatenbeheer met betrekking tot de Sporter of andere Persoon op het moment dat de Sporter of andere Persoon een overtreding tegen de antidopingregels beging, de bevoegdheid om het resultatenbeheer uit te voeren. [Opmerking bij artikel 7.6 : Het gedrag dat een Sporter of andere Persoon vertoonde nog vóór hij of zij onder de bevoegdheid van een Antidopingorganisatie viel, zou geen overtreding van de antidopingregels zijn, maar kan een gegronde basis vormen om de Sporter of andere Persoon het lidmaatschap van een sportorganisatie te weigeren.] Codeartikel 10 Sancties tegen Individuen 10.3.3 Voor overtredingen van artikel 2.4 (Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken en/of Gemiste Tests) bedraagt de Uitsluitingsperiode minimum een (1) jaar en maximum twee (2) jaar, afhankelijk van de schuldgraad van de Sporter. [Opmerking bij artikel 10.3.3 : De sanctie volgens artikel 10.3.3 bedraagt twee jaar indien elk van de drie verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken of gemiste tests onverdedigbaar zijn.
In andere gevallen wordt de sanctie op één tot twee jaar vastgesteld, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.] 10.11 Rehabilitatietest Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op wedstrijddeelname na een bepaalde Uitsluitingsperiode moet een Sporter tijdens een periode van Voorlopige Schorsing of Uitsluiting beschikbaar blijven voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband door een Antidopingorganisatie met Testbevoegdheid en moet hij of zij, indien daarom wordt verzocht, actuele en nauwkeurige verblijfsgegevens verstrekken. Indien een Sporter aan wie een periode van Uitsluiting is opgelegd, zich terugtrekt uit de sport en wordt verwijderd uit de doelgroepen voor Dopingtest Buiten Wedstrijdverband maar later toch weer aan de sport wil gaan deelnemen, kan de Sporter pas weer deelnamegerechtigd worden wanneer hij of zij de relevante Antidopingorganisaties daarvan op de hoogte heeft gebracht en zich beschikbaar heeft gesteld voor Dopingtest Buiten Wedstrijdverband gedurende een periode die gelijk is aan de nog resterende periode van Uitsluiting op het moment dat de Sporter zich terugtrok.
Codeartikel 14 Vertrouwelijkheid en Rapportage 14.3 Informatie over de verblijfsgegevens van de sporter. Zoals bovendien bepaald in de Internationale Standaard voor Dopingtests moeten Sporters die door hun Internationale Federatie of Nationale Antidopingorganisatie werden aangeduid voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, nauwkeurige, actuele verblijfsgegevens verstrekken. De Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties moeten de identificatie van de Sporters en het verzamelen van hun actuele verblijfsgegevens coördineren en deze voorleggen aan het WADA. Deze informatie zal, indien redelijkerwijze mogelijk, via ADAMS ter beschikking staan van andere Antidopingorganisaties die bevoegd zijn om de Sporter te testen zoals voorzien in artikel 15. Deze informatie moet te allen tijde strikt vertrouwelijk behandeld worden en mag enkel worden gebruikt voor het plannen, coördineren en uitvoeren van Dopingtests en moet worden vernietigd wanneer ze niet langer relevant is voor deze doeleinden. 14.5 Coördinatiecentrum (clearinghouse) voor Informatie m.b.t.
Dopingtest Het WADA treedt op als centraal coördinatiecentrum voor gegevens en resultaten van Dopingtests voor Sporters op Internationaal Niveau en Sporters op nationaal niveau die deel uitmaken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van hun Nationale Antidopingorganisatie. Om de gecoördineerde planning voor de spreiding van dopingtests te vergemakkelijken en te vermijden dat er onnodige dubbele Dopingtests worden uitgevoerd door de verschillende Antidopingorganisaties, moet elke Antidopingorganisatie aan het WADA -coördinatiecentrum verslag uitbrengen van alle Dopingtests Binnen en Buiten Wedstrijdverband bij deze Sporters, en dit zo snel mogelijk nadat de dopingtests werden uitgevoerd. Deze informatie zal ter beschikking worden gesteld van de Sporter, de Nationale Federatie van de Sporter, het Nationaal Olympisch Comité of het Nationaal Paralympisch Comité, de Nationale Antidopingorganisatie, de Internationale Federatie en het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité.
Om zijn rol van coördinatiecentrum voor gegevens van Dopingtests te kunnen uitvoeren, heeft het WADA ADAMS ontwikkeld, een instrument voor het beheer van gegevensbanken dat beantwoordt aan de opkomende beginselen betreffende de bescherming van persoonsgegevens. Het WADA heeft ADAMS meer bepaald ontwikkeld om te beantwoorden aan de statuten en normen aangaande de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing zijn op het WADA en op andere organisaties die gebruik maken van ADAMS. Persoonlijke informatie over een Sporter, het Begeleidend Personeel van Sporters of andere personen die bij antidopingactiviteiten betrokken zijn, dient strikt vertrouwelijk en in overeenstemming met de Internationale Standaard voor de bescherming van de privacy te worden beheerd door het WADA, dat wordt getest door de Canadese privacyautoriteiten. Het WADA moet minstens eenmaal per jaar statistische verslagen met een samenvatting van de gekregen informatie publiceren, waarbij het te allen tijde ervoor zorgt dat de privacy van de Sporters ten volle wordt gerespecteerd, en moet zich beschikbaar stellen voor besprekingen met nationale en regionale autoriteiten voor de bescherming van persoonsgegevens. 14.6 Bescherming van Persoonsgegevens Antidopingorganisaties kunnen bij het nakomen van door de Code opgelegde verplichtingen persoonlijke informatie over Sporters en derden verzamelen, opslaan, verwerken of openbaar maken. Iedere Antidopingorganisatie moet ervoor zorgen dat zij bij het verwerken van dergelijke informatie de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming en Bgeheimhouding naleeft, evenals de Internationale Standaard voor de bescherming van de privacy, die het WADA dient aan te nemen om te garanderen dat Sporters en niet-sporters volledig worden geïnformeerd over en, indien nodig, akkoord gaan met de verwerking van hun persoonlijke gegevens in verband met antidopingactiviteiten die plaatsvinden in het kader van de Code.
Codeartikel 15 Verklaring van Verantwoordelijkheden met betrekking tot de Dopingtest 15.1 Dopingtests tijdens een Evenement Monsters voor Dopingtest (moeten) worden genomen tijdens zowel Internationale Evenementen als Nationale Evenementen. Behalve in de hieronder vermelde gevallen zou er echter één enkele organisatie verantwoordelijk moeten zijn voor het organiseren en coördineren van Dopingtests in de Periode van het Evenement. Tijdens Internationale Evenementen moet het nemen van Monsters voor Dopingtest georganiseerd en gecoördineerd worden door de internationale organisatie die het bestuursorgaan is van het Evenement (bv. het Internationaal Olympisch Comité voor de Olympische Spelen, de Internationale Federatie voor een Wereldkampioenschap en de Pan-American Sports Organization voor de Pan American Games). Bij Nationale Evenementen moet het nemen van Monsters voor Dopingtest worden georganiseerd en gecoördineerd door de aangestelde Nationale Antidopingorganisatie van dat land. 15.1.1 Een Antidopingorganisatie die niet verantwoordelijk is voor de organisatie en coördinatie van Dopingtests tijdens een Evenement maar toch bijkomende Dopingtests wil uitvoeren bij één of meerdere Sporters op het Evenement tijdens de Periode van het Evenement, moet vooraf overleggen met het bestuursorgaan van het Evenement om de toelating te krijgen voor de uitvoering en de coördinatie van bijkomende Dopingtests. Wanneer de Antidopingorganisatie niet akkoord gaat met het antwoord van het bestuursorgaan van het Evenement, kan ze aan het WADA de toelating vragen om bijkomende Dopingtests uit te voeren en te bepalen hoe dergelijke bijkomende Dopingtests moeten worden gecoördineerd. Het WADA mag dergelijke bijkomende Dopingtests enkel goedkeuren na het bestuursorgaan van het Evenement te hebben geconsulteerd en geïnformeerd. [Opmerking bij artikel 15.1.1 : Alvorens een Nationale Antidopingorganisatie de goedkeuring te geven om Dopingtests te organiseren en uit te voeren op een Internationaal Evenement, moet het WADA overleggen met de internationale organisatie die het bestuursorgaan is van het Evenement. Alvorens een Internationale Federatie goedkeuring te geven om Dopingtests te organiseren en uit te voeren op een Nationaal Evenement, moet het WADA overleggen met de Nationale Antidopingorganisatie van het land waar het Evenement plaatsvindt. De Antidopingorganisatie die de « Dopingtests organiseert en coördineert » kan desgewenst overeenkomsten aangaan met andere organisaties waaraan ze de verantwoordelijkheid voor de Monsterneming of andere aspecten van de Dopingtestprocedure delegeert.] 15.2 Dopingtest Buiten Wedstrijdverband Dopingtests Buiten Wedstrijdverband moeten worden georganiseerd en gecoördineerd door zowel internationale als nationale organisaties.
Dopingtests Buiten Wedstrijdverband kunnen worden georganiseerd en gecoördineerd door : (a) het WADA ; (b) het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité in verband met de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen; (c) de Internationale Federatie van de Sporter ; of (d) eender welke andere Antidopingorganisatie die bevoegd is om de Sporter te onderwerpen aan Dopingtests zoals voorzien in artikel 5.1 (Planning voor de Spreiding van de Dopingtests). Dopingtests Buiten Wedstrijdverband moeten worden gecoördineerd via ADAMS, voor zover redelijkerwijze mogelijk, om de efficiëntie van de gezamenlijke Dopingtests te maximaliseren en om een onnodige herhaling van Dopingtests bij individuele Sporters te vermijden. [Opmerking bij artikel 15.2 : Er kan extra bevoegdheid voor het uitvoeren van Dopingtests worden toegekend door middel van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Ondertekenaars en de overheden.] 15.4.1 Wederzijdse Erkenning.
Onverminderd het beroepsrecht dat is voorzien in artikel 13, moeten de Dopingtests, toestemming wegens therapeutische noodzaak en de resultaten van hoorzittingen of andere definitieve uitspraken van een Ondertekenaar die in overeenstemming zijn met de Wereldantidopingcode van 2007, Versie 1.0 46, en die onder de bevoegdheid van die Ondertekenaar vallen, worden erkend en gerespecteerd door alle andere Ondertekenaars. [Opmerking bij artikel 15.4.1 : In het verleden is er wat verwarring ontstaan in verband met de interpretatie van dit artikel met betrekking tot toestemming wegens therapeutische noodzaak. Tenzij anders bepaald door de regels van een Internationale Federatie of een overeenkomst met een Internationale Federatie, zijn Nationale Antidopingorganisaties niet "bevoegd" om toestemming wegens therapeutische noodzaak te verlenen aan Sporters op Internationaal Niveau.] 15.4.2 Ondertekenaars dienen dezelfde handelingen te erkennen van andere organen die de Code niet hebben goedgekeurd, indien de regels van die organen in andere opzichten in overeenstemming zijn met de Code. [Opmerking bij artikel 15.4.2 : Wanneer de beslissing van een orgaan dat de Code niet heeft goedgekeurd in bepaalde opzichten overeenstemt met de Code en in andere opzichten niet, moeten de Ondertekenaars trachten om de beslissing toe te passen in overeenstemming met de principes van de Code. Wanneer een niet-ondertekenaar bijvoorbeeld via een procedure die strookt met de Code heeft aangetoond dat een Sporter een overtreding van de antidopingregels heeft begaan op basis van de aanwezigheid van een Verboden Stof in zijn of haar lichaam, maar de opgelegde Uitsluitingsperiode korter is dan de in de Code voorziene periode, moeten alle Ondertekenaars de vaststelling van de overtreding van de antidopingregels erkennen, en dient de Nationale Antidopingorganisatie van de Sporter een hoorzitting te organiseren conform artikel 8 om te bepalen of de langere Uitsluitingsperiode die in de Code is voorzien, moet worden opgelegd.] 3.0 Termen en Definities, en Interpretatie 3.1 Gedefinieerde Termen uit de Code van 2009 ADAMS : Het Anti-Doping Administration and Management System is een internetprogramma voor het beheer van gegevensbanken dat gebruikt wordt om gegevens in te voeren, op te slaan, te delen en te rapporteren en dat bedoeld is om belanghebbenden en het WADA te ondersteunen bij hun antidopingwerkzaamheden in combinatie met de wetgeving inzake gegevensbescherming.
Afwijkend Analyseresultaat : Een rapport van een laboratorium of een ander door het WADA erkend Dopingtestorgaan dat, conform de Internationale Standaard voor Laboratoria en verwante Technische Documenten, in een Monster de aanwezigheid van een Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) of een bewijs voor het Gebruik van een Verboden Methode vaststelt.
Antidopingorganisatie (ADO) : Een Ondertekenaar die verantwoordelijk is voor de goedkeuring van regels voor het op gang brengen, implementeren of uitvoeren van elk deel van de Dopingtest procedure.
Hiertoe behoren bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere Organisaties van Belangrijke Evenementen die Dopingtests uitvoeren tijdens hun Evenementen, het WADA, Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties.
Sporter : Iedere Persoon die deelneemt aan sport op internationaal niveau (zoals bepaald door iedere Internationale Federatie), nationaal niveau (zoals bepaald door iedere Nationale Antidopingorganisatie, inclusief maar niet beperkt tot de Personen in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ), en iedere andere deelnemer aan een sportwedstrijd die voor het overige onder de rechtsbevoegdheid valt van een Ondertekenaar of een andere sportorganisatie die de Code aanvaardt. Alle bepalingen van de Code, inclusief, bijvoorbeeld, Dopingtests en toestemming wegens therapeutische noodzaak moeten worden toegepast op wedstrijddeelnemers op internationaal en nationaal niveau. Bepaalde Nationale Antidopingorganisaties kunnen ervoor kiezen om antidopingregels te testen en toe te passen op wedstrijddeelnemers op recreatief niveau of masters-niveau die nog geen wedstrijddeelnemers van nationaal niveau zijn of dit kunnen worden.
Nationale Antidopingorganisaties zijn echter niet verplicht om alle aspecten van de Code op dergelijke Personen toe te passen. Het is mogelijk specifieke nationale regels op te stellen voor de Dopingtest van wedstrijddeelnemers op niet-internationaal of niet-nationaal niveau zonder in strijd te zijn met de Code. Zo kan een land er bijvoorbeeld voor kiezen om wedstrijddeelnemers op recreatief niveau te controleren, zonder toestemming wegens therapeutische noodzaak of verblijfsgegevens te verlangen. Op dezelfde manier zou een Organisatie van een Belangrijk Evenement die een Evenement organiseert dat uitsluitend bedoeld is voor wedstrijddeelnemers van masters-niveau ervoor kunnen opteren de deelnemers te controleren zonder vooraf toestemming wegens therapeutische noodzaak of verblijfsgegevens te verlangen. Voor de toepassing van artikel 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) en voor de doeleinden van antidopingvoorlichting en -scholing is elke Persoon die deelneemt aan sport onder het gezag van een Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code accepteert, een Sporter. [Opmerking : Deze definitie maakt duidelijk dat alle sporters op internationaal en nationaal niveau onder de antidopingregels van de Code vallen, waarbij de precieze definities van sport op internationaal en nationaal niveau dienen te worden uiteengezet in de antidopingregels van respectievelijk de Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties. Op nationaal niveau zijn de antidopingregels die op grond van de Code zijn goedgekeurd minimaal van toepassing op alle personen die deel uitmaken van nationale teams en alle personen die gekwalificeerd zijn om deel te nemen aan een nationaal kampioenschap in eender welke sport. Dat betekent echter niet dat alle dergelijke Sporters moeten worden opgenomen in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van een Nationale Antidopingorganisatie. De definitie biedt elke Nationale Antidopingorganisatie ook de mogelijkheid om desgewenst haar antidopingprogramma uit te breiden naar wedstrijddeelnemers op lagere competitieniveaus, naast de Sporters op nationaal niveau.
Wedstrijddeelnemers op alle competitieniveaus moeten kunnen profiteren van antidopingvoorlichting en -scholing.] Atypisch Resultaat : Een rapport van een laboratorium of een ander door het WADA erkend orgaan dat verder onderzoek vereist zoals bepaald door de Internationale Standaard voor Laboratoria of verwante Technische Documenten, voorafgaand aan de vaststelling van een Afwijkend Analyseresultaat.
Code : De Wereldantidopingcode.
Wedstrijd : Een enkele race, match, spel of afzonderlijke atletiekproef. Bijvoorbeeld, een basketbalmatch of de finale van de Olympische 100 meter sprint in atletiek. Voor etapperaces en andere atletiekproeven waarbij dagelijks of periodiek prijzen worden uitgereikt, wordt het onderscheid tussen een Wedstrijd en een Evenement bepaald door de regels van de betrokken Internationale Federatie.
Consequenties van Overtredingen van Antidopingregels : Een overtreding van een antidopingregel door een Sporter of andere Persoon kan resulteren in één of meerdere van de volgende maatregelen : (a) Diskwalificatie betekent dat de resultaten van de Sporter in een bepaalde Wedstrijd of tijdens een bepaald Evenement ongeldig worden verklaard, met alle Consequenties van dien, zoals het verlies van eventuele medailles, punten en prijzen; (b) Uitsluiting betekent dat de Sporter of andere Persoon gedurende een bepaalde periode aan geen enkele Wedstrijd of andere activiteit mag deelnemen en geen fondsen mag ontvangen, zoals bepaald in artikel 10.9; en (c) Voorlopige Schorsing betekent dat de Sporter of andere Persoon tijdelijk aan geen enkele Wedstrijd mag deelnemen die voorafgaat aan de definitieve uitspraak in een hoorzitting die wordt gehouden op grond van artikel 8 (Recht op een Eerlijke Hoorzitting).
Dopingcontrole : Alle stappen en procedures vanaf de planning voor de spreiding van de dopingtests tot en met het uiteindelijke aantekenen van eender welk beroep, met inbegrip van alle stappen en procedures daartussen, zoals het verstrekken van verblijfsinformatie, de Monster neming en -verwerking, de laboratoriumanalyse, toestemming wegens therapeutische noodzaak, het resultatenbeheer en hoorzittingen.
Evenement : Een reeks individuele Wedstrijden die samen worden georganiseerd onder één bestuursorgaan (bijvoorbeeld de Olympische Spelen van de Olympiade en de Winterspelen, de FINA Wereldkampioenschappen of de Pan American Games).
Binnen Wedstrijdverband : Tenzij anders bepaald in de regels van een Internationale Federatie of andere relevante Antidopingorganisatie betekent « Binnen Wedstrijdverband » de periode die aanvangt twaalf uur vóór een Wedstrijd waarin een Sporter zoals gepland zal deelnemen tot en met het einde van die Wedstrijd en de Monster neming die aan een dergelijke Wedstrijd verbonden is.
Onafhankelijk Observatieprogramma : Een team van toezichthouders, onder de supervisie van het WADA, dat toezicht houdt op, en ondersteuning kan bieden bij het verloop van de Dopingtest procedure tijdens bepaalde Evenementen en verslag uitbrengt van zijn bevindingen.
Uitsluiting : Zie Consequenties van Overtredingen van Antidopingregels hierboven.
Internationaal Evenement : Een Evenement waar het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, een Internationale Federatie, een Organisatie van een Belangrijk Evenement of een andere internationale sportorganisatie het bestuursorgaan voor het Evenement is of de technische officials voor het Evenement aanstelt.
Sporter op Internationaal Niveau : Sporters die werden aangeduid door één of meerdere Internationale Federaties om deel uit te maken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest voor een Internationale Federatie.
Internationale Standaard : Een standaard die werd aangenomen door het WADA ter ondersteuning van de Code. De naleving van een Internationale Standaard (in tegenstelling tot een andere bestaande standaard, praktijk of procedure) volstaat om te concluderen dat de procedures die in de Internationale Standaard worden beschreven op een correcte manier zijn uitgevoerd. Internationale Standaarden dienen alle Technische Documenten te bevatten die ingevolge de Internationale Standaard worden opgesteld.
Minderjarige : Een natuurlijke Persoon die nog niet de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, zoals bepaald door de toepasselijke wetten van zijn of haar land van verblijf.
Nationale Antidopingorganisatie : De entiteit(en) waaraan elk land de belangrijkste bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft toegewezen om antidopingregels op te stellen en te implementeren, de Monster neming te coördineren, de testresultaten te beheren en hoorzittingen te houden, en dit alles op nationaal niveau. Het kan ook gaan om een entiteit die door meerdere landen wordt aangeduid als regionale Antidopingorganisatie voor die landen. Indien de bevoegde overheid/overheden daar geen organisatie voor heeft/hebben aangewezen, is dit het Nationaal Olympisch Comité van het land of een daardoor aangewezen instantie.
Nationaal Olympisch Comité (NOC) : De organisatie die wordt erkend door het Internationaal Olympisch Comité. De term Nationaal Olympisch Comité omvat ook de Nationale Sportconfederatie in landen waar de Nationale Sportconfederatie verantwoordelijkheden heeft op het gebied van dopingbestrijding die kenmerkend zijn voor een Nationaal Olympisch Comité.
Onaangekondigd : Een Dopingtest die plaatsvindt zonder voorafgaande waarschuwing aan de Sporter en waarbij de Sporter continu wordt vergezeld vanaf het moment van de kennisgeving tot en met het afstaan van het Monster.
Buiten Wedstrijdverband : Elke Dopingtest die niet Binnen Wedstrijdverband plaatsvindt.
Verboden Lijst : De Lijst waarop de Verboden Stoffen en Verboden Methoden staan vermeld.
Voorlopige Schorsing : Zie Consequenties hierboven.
Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest : De door elke Internationale Federatie en Nationale Antidopingorganisatie afzonderlijk samengestelde groep van Sporters op topniveau die zowel Binnen Wedstrijdverband als Buiten Wedstrijdverband moeten worden gecontroleerd in het kader van de planning voor de spreiding van de dopingtests door de betrokken Internationale Federatie of Organisatie.
Iedere Internationale Federatie dient een lijst bekend te maken waarop de Sporters van haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest vermeld staan, hetzij met naam, hetzij aan de hand van duidelijk gedefinieerde, specifieke criteria.
Monster of Specimen : Elk biologisch materiaal dat wordt genomen voor Dopingtest. [Opmerking : In het verleden is er soms beweerd dat het nemen van Bloedmonsters in strijd is met de overtuiging van bepaalde religieuze of culturele groepen. Er is beslist dat er geen grond is voor een dergelijke bewering.] Ondertekenaars : De entiteiten die de Code ondertekenen en instemmen met de naleving van de Code, waaronder het Internationaal Olympisch Comité, Internationale Federaties, het Internationaal Paralympisch Comité, Nationale Olympische Comités, Nationale Paralympische Comités, Organisaties van Belangrijke Evenementen, Nationale Antidopingorganisaties en het WADA. Fraude : Veranderingen aanbrengen met een ongeoorloofd doel of op een ongeoorloofde manier; een ongeoorloofde invloed uitoefenen; op een ongeoorloofde manier hinderen; obstructie voeren, misleiden of eender welke andere frauduleuze handeling stellen om de resultaten te veranderen of te verhinderen dat de normale procedures kunnen worden gevolgd; of valse informatie verstrekken aan een Antidopingorganisatie.
Doelgerichte Dopingtests : Selectie van Sporters voor Dopingtests waarbij specifieke Sporters of groepen van Sporters worden geselecteerd op niet-willekeurige basis om op een precies tijdstip te worden Gecontroleerd.
Teamsport : Een sport waarin het vervangen van spelers is toegestaan tijdens een Wedstrijd.
Test : De onderdelen van de Dopingtest procedure waarbij de spreiding van de tests wordt gepland, Monsters worden genomen, Monsters worden gehanteerd en Monsters naar een laboratorium worden getransporteerd.
WADA : Het Wereldantidopingagentschap. 3.2 Gedefinieerde Termen die eigen zijn aan de Internationale Standaard voor Dopingtests Bloedafnameofficial (BAO) : Een official die bevoegd is en gemachtigd is door de ADO om bij een Sporter een bloedmonster te nemen.
Beheersketen : De opeenvolging van individuen of organisaties die verantwoordelijk zijn voor een Monster vanaf het moment dat het Monster wordt afgestaan tot het moment waarop het Monster ter analyse is ontvangen.
Chaperon : Een official die opgeleid is en gemachtigd is door de ADO om specifieke taken uit te oefenen waaronder één of meerdere van de volgende taken : de Sporter die gekozen is voor een Monster neming op de hoogte brengen; de Sporter vergezellen en observeren tot hij of zij bij het Dopingteststation aankomt en/of getuige zijn van het afstaan van het Monster en dit verifiëren voor zover hij of zij daarvoor opgeleid is.
Controlearts (DCO) : Een official die opgeleid is en gemachtigd is door de ADO met gedelegeerde verantwoordelijkheid voor het beheer ter plaatse van een Monster nemingsprocedure.
Dopingcontrolestation : De locatie waar de Monster nemingsprocedure zal plaatsvinden.
Verzuim van Naleving : Een term die wordt gebruikt om overtredingen van de antidopingregels onder artikelen 2.3, 2.5 en 2.8 van de Code te beschrijven.
Aangifteverzuim : Het verzuim van de Sporter (of van een derde partij aan wie de Sporter deze taak heeft gedelegeerd, in overeenstemming met clausule 11.3.6 of clausule 11.5.4) om juiste en volledige Verblijfsgegevens te Verstrekken in overeenstemming met clausule 11.3 of clausule 11.5.6.
Internationale Federatie (IF) : Een internationale niet-gouvernementele organisatie die één of meerdere sporten op wereldniveau bestuurt.
Gemiste Dopingtest : Het verzuim van een Sporter om zich beschikbaar te stellen voor Dopingtest op de plaats en het tijdstip die bepaald zijn in het tijdsbestek van 60 minuten dat is vastgelegd in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens voor de dag in kwestie, in overeenstemming met clausule 11.4 of clausule 11.5.6.
Nationale Federatie : Een nationale niet-gouvernementele organisatie die één of meerdere sporten op nationaal niveau beheert.
Willekeurige Selectie : Een Selectie van Sporters voor een Dopingtest die geen Doelgerichte Dopingtest is. Een Willekeurige Selectie kan volledig willekeurig zijn (waarbij geen vooraf bepaalde criteria in overweging worden genomen en Sporters willekeurig geselecteerd worden uit een lijst of een groep met namen van Sporters ); of gewogen zijn (waarbij de Sporters gerangschikt worden volgens vooraf bepaalde criteria om de kans op selectie te vergroten of te verkleinen).
Verantwoordelijke ADO : De Antidopingorganisatie die de verantwoordelijkheid draagt voor een bepaald aspect van de verblijfsgegevens, zoals bepaald in clausule 11.5.
Materiaal voor de Monsterneming : Verpakkingen of apparaten die worden gebruikt om rechtstreeks een Monster te nemen of te bewaren op elk moment van de Monster neming. Het Materiaal voor de Monster neming moet minstens bestaan uit : ? Voor het nemen van urinemonsters : - opvangbekers om het Monster op te vangen van zodra dit het lichaam van de Sporter verlaat; - Afsluitbare en verzegelde flesjes en deksels om het Monster veilig te bewaren; - Een kit voor een gedeeltelijke Monster neming; ? Voor het nemen van bloedmonsters : - Naalden voor de Monster neming; - Bloedbuisjes met afsluitbare en verzegelbare recipiënten waar het Monster in geplaatst wordt.
Personeel dat Bevoegd is voor Monsterneming : Een collectieve term voor gekwalificeerde officials die gemachtigd zijn door de ADO om tijdens de Monster neming taken te helpen uitvoeren of deze zelf uit te voeren.
Monsternemingsprocedure : Alle opeenvolgende activiteiten waarbij de Sporter rechtstreeks betrokken is vanaf het moment waarop de Sporter op de hoogte wordt gebracht tot hij of zij het Dopingteststation verlaat nadat hij of zij zijn of haar Monster(s) heeft afgestaan.
Voor Analyse Geschikte Dichtheid : De dichtheid gemeten op 1,005 of hoger met een refractometer, of 1,010 of hoger met teststaafjes.
Voor Analyse Geschikt Urinevolume : Een minimum van 90 ml voor de analyse van de volledige of gedeeltelijke lijst van verboden stoffen.
Teamactiviteit : Zoals bepaald in clausule 11.5.3.
Planning voor de Spreiding van de Dopingtests : Zoals bepaald in clausule 4.2.1.
Rapport van een Mislukte Poging : Een gedetailleerd rapport van een mislukte poging tot Dopingtest, zoals meer gedetailleerd beschreven in clausule 11.6.3(a).
Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken : Een Aangifteverzuim of een Gemiste Dopingtest.
Aangifte van de Verblijfsgegevens : Informatie die door of in naam van een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest wordt verstrekt en die de verblijfsgegevens van de Sporter tijdens het volgende kwartaal beschrijft, in overeenstemming met clausule 11.3 (of optioneel, in het geval van een Teamsport, in overeenstemming met clausule 11.5). 3.3 Interpretatie van de Internationale Standaard voor Dopingtests 3.3.1 Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen in dit document naar clausules verwijzingen naar clausules van deze Internationale Standaard voor Dopingtests. 3.3.2 De commentaren bij verschillende bepalingen van de Internationale Standaard voor Dopingtests zijn opgenomen om bij te dragen tot het begrip en de interpretatie van de Internationale Standaard.
DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR DOPINGTESTS 4.0 Planning 4.1 Doelstelling De doelstelling is Plannen te ontwikkelen voor de Spreiding van de Dopingtests die specifiek zijn voor elke betrokken sport (in het geval van een IF) of het betrokken land (in het geval van een NADO ). De gemeenschappelijke doelstelling in elk van de gevallen is de planning en uitvoering van een efficiënte spreiding van de Monster nemingen, zowel Binnen- als Buiten Wedstrijdverband, in elk land en in elke sport of sportdiscipline (zoals toepasselijk), met als resultaat de efficiënte opsporing, afschrikking en preventie van doping in die sport of discipline en in dat land. 4.2 Algemeen 4.2.1 Elke ADO die rechtsbevoegdheid heeft om Dopingtests uit te voeren moet een plan ontwikkelen voor de efficiënte en effectieve verdeling van haar middelen voor Dopingtest onder de verschillende sporten die onder haar bevoegdheid vallen (in het geval van een NADO ), onder de verschillende landen die onder haar bevoegdheid vallen (in het geval van een IF) en onder de verschillende sportdisciplines die onder haar bevoegdheid vallen (in het geval van een IF en een NADO ).
Naar een dergelijk plan dat regelmatig moet worden getest, geëvalueerd, gewijzigd en geüpdatet, indien nodig, wordt in de Internationale Standaard verwezen als de "Planning voor de Spreiding van de Dopingtests". [4.2 Opmerking : Elke andere ADO die (zoals een NADO) de bevoegdheid heeft om Dopingtests uit te voeren in een aanzienlijk aantal verschillende en anders niet-gerelateerde sporten (bijvoorbeeld een Organisator van een Belangrijk Evenement) moet onder deze Internationale Standaard op dezelfde manier behandeld worden als een NADO met betrekking tot de planning voor de spreiding van de dopingtests en de verdeling van de Dopingtestmiddelen tussen die verschillende sporten. (Zie clausules 4.3.1, 4.3.6 en 4.4.4).] 4.2.2 De planning begint met het verzamelen van informatie (bijvoorbeeld in relatie tot het aantal betrokken Sporters in een bepaald(e) sport/discipline/land, alsook de basisstructuur van het seizoen voor de betrokken sport/discipline, met inbegrip van de gewone competitie- en trainingsschema's voor elke sport/discipline); het evalueren van mogelijke risico's op doping en mogelijke dopingtrends voor elk(e) sport/discipline/land; en het ontwikkelen van een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests die op de meest efficiënte en effectieve manier gebruik maakt van de beschikbare middelen om deze risico's te bestrijden. 4.2.3 De belangrijkste activiteiten zijn dan ook het verzamelen van informatie, monitoring en opvolging alsook risicobeoordeling en het ontwikkelen, monitoren, evalueren, wijzigen en updaten van de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests. 4.2.4 De ADO moet ervoor zorgen dat het Begeleidend Personeel van de Sporter en/of andere personen die zich in een belangenconflict bevinden niet betrokken zijn bij de planning voor de spreiding van de dopingtests voor hun Sporters of tijdens de selectieprocedure van de Sporters voor de Dopingtest. 4.3 Vereisten betreffende de planning voor de spreiding van de dopingtests 4.3.1 De Planning voor de Spreiding van de Dopingtests moet gebaseerd zijn op een weldoordachte evaluatie van de risico's op doping en de mogelijke dopingtrends voor de betrokken sport/discipline/natie.
Indien het om een IF gaat, moet deze niet alleen een risicobeoordeling voor elke discipline binnen haar sport uitvoeren, maar moet ze eveneens de sterkte van het nationale antidopingprogramma binnen elke natie onder haar bevoegdheid in overweging nemen, om ervoor te zorgen dat de Dopingtest middelen op correcte wijze gecoördineerd en efficiënt gebruikt worden. Indien het om een NADO gaat, kan deze, behalve haar eigen risicobeoordelingen voor elke sport/discipline onder haar bevoegdheid, eveneens rekening houden met de relatieve risico's op doping tussen de verschillende sporten onder haar rechtsbevoegdheid alsook met alle vereisten en prioriteiten betreffende het nationale antidopingbeleid die ze kan volgen tussen de verschillende sporten. [4.3.1 Opmerking : Naar verluidt en zoals verwacht zullen de verschillende NADO's verschillende vereisten en prioriteiten hebben met betrekking tot hun nationaal beleid. Een NADO kan bijvoorbeeld geldige redenen hebben om prioriteit te geven aan (sommige of alle) Olympische sporten terwijl een andere NADO geldige redenen kan hebben, door de verschillende karakteristieken van dat sportland, om (bijvoorbeeld) voorrang te geven aan bepaalde profsporten. Deze verplichtingen in het nationale beleid zijn een relevante overweging in de NADO's planning voor de spreiding van de dopingtests, naast de beoordeling van de NADO van de relatieve risico's op doping in de verschillende sporten die binnen haar rechtsbevoegdheid worden beoefend. Een NADO kan bijgevolg bijvoorbeeld beslissen om in haar Planning voor de Spreiding van de Dopingtests gedurende een bepaalde periode : 1) geen Dopingtests toe te kennen aan één of meerdere sporten binnen haar rechtsbevoegdheid; en/of (2) in haar Planning voor de Spreiding van de Dopingtests toe te wijzen aan een bepaalde sport maar geen Sporters van die sport in haar nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest op te nemen om de vereisten inzake verblijfsgegevens van sectie 11 van deze Internationale Standaard na te leven. (Zie onderstaande clausule 4.4.4(b)). Dergelijke beslissingen moeten regelmatig opnieuw beoordeeld worden : Zie clausule 4.3.11.] 4.3.2 De ADO moet, minstens, mogelijke risico's op doping en mogelijke dopingtrends voor elke sport en/of discipline evalueren op basis van : a) De fysieke vereisten van de sport en/of discipline en het mogelijk prestatiebevorderende effect dat de doping kan teweegbrengen;b) Beschikbare statistieken betreffende dopinganalyses;c) Beschikbaar onderzoek naar dopingtrends;d) De geschiedenis van doping in de sport en/of discipline;e) Trainingsperiodes en de Wedstrijd kalender;en f) Informatie die ze ontvangen heeft over mogelijke dopingpraktijken. 4.3.3 De ADO moet een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests ontwikkelen en documenteren op basis van de informatie waarnaar verwezen wordt in clausule 4.3.2; het aantal Sporters die betrokken zijn bij de sport/discipline; de Wedstrijd kalender; de antidopingactiviteiten van andere ADO 's die verantwoordelijk zijn voor Dopingtest in de sport/discipline; de resultaten van de beoordeling van vorige planningen voor de spreiding van de dopingtests; (in het geval van IF's) de kracht van het nationale antidopingprogramma van natie tot natie; en (in het geval van NADO 's) de vereisten van het nationale antidopingbeleid waarnaar verwezen wordt in clausule 4.3.1. 4.3.4 De ADO moet het aantal Monster nemingen toekennen waarover ze beschikt voor elke sport/discipline/natie (zoals van toepassing), met inbegrip van urine- en bloedtests en Dopingtests Binnen en Buiten Wedstrijdverband. Bij de toekenning van de middelen tussen urine- en bloedtests en tussen Dopingtests Binnen en Buiten Wedstrijdverband moet rekening worden gehouden met de relatieve risico's op doping tijdens dergelijke periodes voor elke sport/discipline die geëvalueerd wordt. 4.3.5 Elke IF dient de relatieve verdiensten van Dopingtests Binnen en Buiten Wedstrijdverband in haar sport en in de verschillende disciplines binnen die sport te evalueren. Bij sporten en/of disciplines waarbij een groot risico bestaat op doping Buiten Wedstrijdverband dienen Dopingtests Buiten Wedstrijdverband als prioriteit te worden beschouwd en een groot deel van de Dopingtests Buiten Wedstrijdverband te worden gehouden. Er moeten echter ook nog een groot aantal Dopingtests Binnen Wedstrijdverband plaatsvinden. Bij sporten en/of disciplines waarbij een laag risico bestaat op doping Buiten Wedstrijdverband dienen Dopingtests Binnen Wedstrijdverband als prioriteit te worden beschouwd en een groot deel van de Dopingtests Binnen Wedstrijdverband te worden gehouden. Er moeten echter ook nog een groot aantal Dopingtests Buiten Wedstrijdverband plaatsvinden. 4.3.6 Elke NADO moet eerst bepalen hoe ze de Monster nemingen waarover ze beschikt zal verdelen over de verschillende sporten onder haar bevoegdheid, op basis van een analyse van de relatieve risico's op doping tussen die sporten alsook de vereisten van het nationale antidopingbeleid waarnaar verwezen wordt in clausule 4.3.1. Nadat ze op deze manier de « prioritaire » sporten heeft bepaald waaraan haar Dopingtest middelen moeten worden toegekend, dient de NADO zelf de relatieve verdiensten van Dopingtests Buiten en Binnen Wedstrijdverband in die "prioritaire" sporten te beoordelen. In die sporten en/of disciplines waarvan de NADO oordeelt dat er een hoog risico op doping bestaat tijdens de periode Buiten Wedstrijdverband moet de NADO ervoor zorgen dat de Dopingtests Buiten Wedstrijdverband prioritair worden behandeld en dat een aanzienlijk deel van de jaarlijkse Dopingtests Buiten Wedstrijdverband worden uitgevoerd. Er moeten echter ook nog een groot aantal Dopingtests Binnen Wedstrijdverband plaatsvinden. Bij sporten en/of disciplines waarvan de NADO oordeelt dat er een laag risico bestaat op doping Buiten Wedstrijdverband dienen Dopingtests Binnen Wedstrijdverband als prioriteit te worden beschouwd en een groot deel van de Dopingtests Binnen Wedstrijdverband plaats te vinden. Er dienen echter ook nog een groot aantal Dopingtests Buiten Wedstrijdverband plaats te vinden. 4.3.7 Om een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests op te stellen die op een gecoördineerde manier rekening houdt met de Dopingtest activiteiten van andere betrokken ADO 's : a) Moeten de ADO's de Dopingtest activiteiten coördineren om dubbele tests te vermijden.Moeten er op voorhand duidelijke afspraken gemaakt worden over de rol en verantwoordelijkheid voor Dopingtests tijdens Evenementen in overeenstemming met Code artikel 15.1. b) Moeten de ADO's, zonder onnodig uitstel, informatie uitwisselen over hun Dopingtests met andere betrokken ADO's, bij voorkeur via ADAMS of een andere centrale databank met een gelijkaardige functionaliteit en beveiliging, in overeenstemming met Code artikel 14.5. 4.3.8 Als onderdeel van de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests dient de ADO het type test toe te kennen aan elke sport/discipline/natie, zoals relevant, met inbegrip van de afname van urine- en bloedmonsters, op basis van een analyse van de risico's op doping voor de betrokken sport/discipline, zoals toegelicht in clausule 4.3.4. 4.3.9 De ADO moet ervoor zorgen dat de timing van de Dopingtests gepland is zodat dopingpraktijken maximaal afgeschrikt en opgespoord worden. 4.3.10 Behalve in uitzonderlijke en verantwoorde omstandigheden dienen alle Dopingtests Onaangekondigd te gebeuren : a) Voor Dopingtests Binnen Wedstrijdverband kan de selectie op behaalde plaats in de uitslag op voorhand gekend zijn.De willekeurige selectie van de Sporter /behaalde plaats mag niet bekend gemaakt worden aan de Sporter tot hij of zij op de hoogte is gebracht. b) Alle Dopingtests Buiten Wedstrijdverband moeten Onaangekondigd plaatsvinden, behalve in uitzonderlijke en verantwoorde omstandigheden. 4.3.11 De ADO dient haar Planning voor de Spreiding van de Dopingtests te documenteren en een systeem op te stellen waarbij deze Planning voor de Spreiding van de Dopingtests wordt beoordeeld en, indien nodig, regelmatig wordt geüpdatet om nieuwe informatie toe te voegen en rekening te houden met Monster nemingen door andere ADO's.
Dergelijke gegevens moeten worden gebruikt om te helpen bepalen of er aan de planning wijzigingen moeten worden aangebracht. 4.4 Vereisten voor de selectie van Sporters voor Dopingtest 4.4.1 Bij de uitvoering van de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests moet de ADO Sporters selecteren voor de Monster neming met behulp van Doelgerichte Tests en Willekeurige Selectiemethoden. 4.4.2 De ADO's moeten ervoor zorgen dat een aanzienlijk deel van de Dopingtests die worden uitgevoerd ingevolge de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests bestaat uit Doelgerichte Tests op basis van de intelligente beoordeling van de risico's op doping en het meest efficiënte gebruik van de middelen om zo een optimale afschrikking en opsporing te verzekeren. De factoren die relevant zijn om te bepalen wie onderworpen moet worden aan Doelgerichte Tests zullen verschillen tussen de verschillende sporten, maar kunnen (zonder beperking) sommige of elk van de volgende factoren omvatten : a) Abnormale biologische parameters (bloedparameters, steroïdprofielen, enz);b) Verwondingen : c) Terugtrekking uit of afwezigheid op de verwachte Wedstrijd ;d) Zich terugtrekken uit de sport of weer beginnen sporten na terugtrekking;e) Gedrag dat op dopinggebruik wijst;f) Plots veel betere prestaties;g) Herhaald verzuim om de Verblijfsgegevens te Verstrekken;h) Aangiften van de Verblijfsgegevens die kunnen wijzen op een mogelijk groter risico op dopinggebruik, zoals de verhuis naar een afgelegen locatie;i) De geschiedenis van de sportprestaties van de Sporter ;j) De leeftijd van de Sporter, bijvoorbeeld naderend einde van sportieve carrière, verandering van 'junior' naar 'senior' niveau;k) Testgeschiedenis van de Sporter ;l) Rehabilitatie van de Sporter na een periode van Uitsluiting ;m) Financiële stimuli voor een verbeterde prestatie, zoals prijzengeld of mogelijkheden tot sponsoring;n) Omgang van de Sporter met een derde partij zoals een coach of dokter die in het verleden betrokken was bij doping;en o) Betrouwbare informatie van een derde partij. 4.4.3 Dopingtests die geen Doelgerichte Tests zijn moeten worden bepaald door een Willekeurige Selectie die moet plaatsvinden met behulp van een gedocumenteerd systeem voor een dergelijke selectie.
Een gewogen Willekeurige Selectie moet worden uitgevoerd volgens duidelijke criteria en kan rekening houden met de in clausule 4.4.2 (zoals toepasselijk) opgesomde factoren om ervoor te zorgen dat een groter percentage van 'Risicosporters ' wordt geselecteerd. 4.4.4 Zoals bepaald in clausule 11.2 : a. Behalve het ontwikkelen van een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests die eigen is aan haar sport, moet een IF criteria bepalen voor de opname van bepaalde Sporters uit haar sport in een internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest op wie de vereisten met betrekking tot verblijfsgegevens van sectie 11 van deze Internationale Standaard van toepassing zullen zijn.Om elke twijfel weg te nemen moet de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests van de IF echter alle betrokken Sporters omvatten en niet enkel de Sporters die in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest zijn opgenomen, en moet de IF dienovereenkomstig Sporters selecteren voor Dopingtest (met inbegrip van Dopingtest Buiten Wedstrijdverband ) die niet opgenomen zijn in haar internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. Een passend aandeel van de tests Buiten Wedstrijdverband dat is vermeld in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests moet echter worden uitgevoerd op Sporters die behoren tot de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. b. Behalve het ontwikkelen van een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests die haar Dopingtest middelen toekent onder sommige of al de sporten binnen haar bevoegdheid, moet een NADO ook criteria bepalen voor de opname van bepaalde Sporters van enkele of al die sporten in een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest op wie de vereisten met betrekking tot de verblijfsgegevens van sectie 11 van deze Internationale Standaard van toepassing zullen zijn.Om elke twijfel weg te nemen moet de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests van de NADO echter alle betrokken Sporters van de sporten in kwestie omvatten en niet enkel de Sporters die in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest zijn opgenomen, en moet de NADO dienovereenkomstig Sporters selecteren voor Dopingtest (met inbegrip van Dopingtest Buiten Wedstrijdverband ) die niet opgenomen zijn in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. Indien Sporters van een bepaalde sport zijn opgenomen in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest moet een passend aandeel van de tests Buiten Wedstrijdverband die aan die sport zijn toegekend in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests van de NADO echter worden uitgevoerd op die Sporters. [4.4.4 Opmerking : Zoals hieronder uitgelegd in sectie 11 van deze Internationale Standaard bestaat de belangrijkste doelstelling van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest erin die Sporters van de betrokken sport(en) te identificeren die onderhevig moeten worden gemaakt aan de vereisten inzake verblijfsgegevens van sectie 11 van deze Internationale Standaard. Die beslissing zal vooral afhangen van een evaluatie van het risico op doping Buiten Wedstrijdverband in de sport(en) of discipline(s) in kwestie : hoe groter het risico, hoe groter de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest moet zijn; hoe kleiner het risico, hoe kleiner de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest kan zijn. Dienovereenkomstig kan het aantal Sporters in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest enorm verschillen van sport tot sport. Overeenkomstig clausule 11.2, echter, zijn er bepaalde minimumvereisten voor het 'bevolken' van de Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingtest, en conform clausule 4.4.4 moet een gepast aantal tests Buiten Wedstrijdverband dat is bepaald in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests uitgevoerd worden op Sporters in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest.
In het geval van een NADO zijn de relevante sporten voor de toepassing van clausule 4.4.4(b) die sporten binnen haar bevoegdheid die ze beslist te behandelen als 'prioritaire' sporten voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband op basis van de vereisten en prioriteiten van het nationale beleid waarnaar in clausule 4.3.1 verwezen wordt alsook de risicobeoordeling en andere factoren waarnaar in clausule 4.3.3 wordt verwezen. Op basis van deze factoren kan een NADO beslissen om geen Sporters van (een) bepaalde sport(en) op te nemen in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. Die beslissing moet regelmatig worden herbekeken in overeenstemming met clausule 4.3.11.
Indien de NADO echter beslist Sporters van een bepaalde sport op te nemen in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest moet een passend aantal van de tests Buiten Wedstrijdverband die aan die sport zijn toegekend in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests worden uitgevoerd op die Sporters.] 4.4.5 Wanneer de ADO een DCO de bevoegdheid geeft om Sporters te selecteren voor Monster neming, moet de ADO selectiecriteria bezorgen aan de DCO in overeenstemming met de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests. 4.4.6 Na de selectie van een Sporter voor Monster neming en voorafgaand aan de kennisgeving aan de Sporter moet de ADO en/of DCO ervoor zorgen dat de beslissingen betreffende de selectie van Sporters enkel worden bekendgemaakt aan diegenen die daarvan op de hoogte moeten zijn, zodat de Sporter op de hoogte gebracht en Onaangekondigd gecontroleerd kan worden. 5.0 Kennisgeving aan Sporters 5.1 Doelstelling De doelstelling is ervoor te zorgen dat redelijke pogingen gedaan worden om de Sporter te lokaliseren, dat de geselecteerde Sporter op de hoogte wordt gebracht overeenkomstig clausule 5.4.1, dat de rechten van de Sporter worden gehandhaafd, dat er geen kansen worden gecreëerd om het Monster dat moet worden afgestaan te manipuleren, en dat de kennisgeving wordt gedocumenteerd. [5.1 Opmerking : Het WADA zal richtlijnen opstellen om de ADO's te helpen bepalen wat in de specifieke context van sectie 11 (Verblijfsgegevens) wordt verstaan onder redelijke pogingen om een Sporter te lokaliseren.] 5.2 Algemeen De kennisgeving aan Sporters begint op het moment dat de ADO met de kennisgeving aan de geselecteerde Sporter begint en eindigt op het moment dat de Sporter aan het Dopingteststation aankomt of wanneer het mogelijke verzuim van naleving van de Sporter onder de aandacht wordt gebracht van de ADO. De belangrijkste activiteiten zijn : DCO's, Begeleiders en ander Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming aanstellen;
De Sporter lokaliseren en zijn/haar identiteit bevestigen;
De Sporter op de hoogte brengen van het feit dat hij/zij geselecteerd is om een Monster af te staan en hem of haar inlichten over zijn/haar rechten en plichten;
In het geval van een Onaangekondigde Monsterneming, de Sporter voortdurend begeleiden vanaf het moment van de kennisgeving tot de aankomst bij het opgegeven Dopingteststation; en De kennisgeving of poging tot kennisgeving documenteren. 5.3 Vereisten voorafgaand aan de kennisgeving aan Sporters 5.3.1 Behalve in uitzonderlijke gevallen moet de methode voor de kennisgeving van de Monster neming de Onaangekondigde methode zijn. 5.3.2 Om de Monster nemingsprocedures uit te voeren of te begeleiden dient de ADO Personeel aan te stellen dat Bevoegd is voor Monster neming en aan wie ze volmacht verleent. Deze mensen zijn opgeleid voor de hen toegewezen taken, zijn niet betrokken bij een belangenconflict wat betreft de resultaten van de Monster neming en zijn niet Minderjarig. 5.3.3 Het Personeel dat bevoegd is voor Monster neming dient over officiële volmachtdocumenten te beschikken die door de ADO verstrekt en gecontroleerd worden. In het geval van DCO's moeten die documenten hen bij naam vermelden. De DCO's dienen eveneens een bijkomend identificatiebewijs bij zich te hebben met daarop hun naam en foto (bijvoorbeeld een identiteitskaart van de ADO, een rijbewijs, een ziekteverzekeringskaart, een paspoort of een gelijkaardig geldig identificatiebewijs) alsook de vervaldatum van het bewijs. [5.3.3 Opmerking : Begeleiders moeten geen documenten bij zich hebben die hen aan de hand van hun naam of foto identificeren. Zij moeten enkel de officiële volmachtdocumenten voorleggen die ze van de ADO hebben gekregen, zoals een Opdrachtbevel of een Volmacht.] 5.3.4 De ADO moet criteria vastleggen om de identiteit te valideren van een Sporter die is geselecteerd om een Monster af te staan. Zo wordt ervoor gezorgd dat de geselecteerde Sporter de Sporter is die op de hoogte werd gebracht. De methode van identificatie van de Sporter dient op de dopingtestdocumenten te worden vermeld. 5.3.5 De ADO, DCO of Begeleider, zoals van toepassing, dient de locatie te bepalen van de geselecteerde Sporter en de methode en het tijdstip van de kennisgeving te plannen, en moet daarbij rekening houden met de specifieke omstandigheden van de sport/Wedstrijd /opleiding/enz. van de situatie in kwestie. 5.3.6 De ADO moet een systeem ontwikkelen voor de gedetailleerde registratie van de poging(en) tot kennisgeving aan de Sporter en de/het resulta(a)t(en). 5.3.7 De Sporter dient als eerste op de hoogte te worden gebracht van het feit dat hij of zij geselecteerd is voor een Monster neming behalve wanneer voorafgaand contact met een derde partij vereist is zoals bepaald in clausule 5.3.8. 5.3.8 De ADO /DCO/Begeleider, zoals van toepassing, dient te overwegen of een derde partij op de hoogte moet worden gesteld vóór de kennisgeving aan de Sporter wanneer de Sporter Minderjarig is (zoals voorzien in Bijlage C - Wijzigingen voor Sporters die Minderjarig zijn), of indien dit vereist is door de handicap van een Sporter (zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap), of in situaties waarin een tolk vereist en beschikbaar is voor de kennisgeving. [5.3.8 Opmerking : In het geval van Dopingtest Buiten Wedstrijdverband is het toegestaan om derde partijen op de hoogte te brengen van de Dopingtest die zal worden uitgevoerd, indien nodig om het Personeel dat Bevoegd is voor Monsterneming te helpen om de te controleren Sporter(s) te identificeren en die Sporter(s) op de hoogte te brengen van het feit dat hij of zij een Monster moet afstaan. Het is echter niet vereist om een derde partij op de hoogte te brengen (bijvoorbeeld een teamdokter) van de Dopingtest indien dergelijke bijstand niet nodig is.] 5.4 Vereisten voor de kennisgeving aan Sporters 5.4.1 Wanneer het eerste contact wordt gelegd, moet de ADO, DCO of Begeleider, zoals toepasselijk, ervoor zorgen dat de Sporter en/of een derde partij (indien vereist volgens clausule 5.3.8) op de hoogte wordt gebracht van : a) het feit dat de Sporter een Monster neming moet ondergaan;b) de bevoegdheid waaronder de Monster neming moet gebeuren;c) het soort Monster neming en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan vóór de Monster neming;d) de rechten van de Sporter, waaronder het recht om : i.een vertegenwoordiger te hebben en indien beschikbaar, een tolk; ii. bijkomende informatie te vragen over de Monster nemingsprocedure; iii. wegens geldige redenen uitstel te vragen voor de aanmelding aan het Dopingteststation; en iv. wijzigingen te vragen zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap. e) de plichten van de Sporter, waaronder de plicht om : i.te allen tijde in het directe gezichtsveld van de DCO/Begeleider te blijven vanaf het moment van de kennisgeving door de DCO/Begeleider tot de voltooiing van de Monster nemingsprocedure; ii. om een identificatiebewijs voor te leggen in overeenstemming met clausule 5.3.4; iii. te voldoen aan de Monster nemingsprocedures (en de Sporter moet geïnformeerd worden over de mogelijke gevolgen van een Verzuim van Naleving); en iv. zich onmiddellijk aan te melden voor een test, tenzij er geldige redenen zijn voor uitstel, zoals bepaald in overeenstemming met clausule 5.4.4. f) de locatie van het Dopingteststation.g) het feit dat indien de Sporter voedsel of dranken wenst te consumeren vóór hij of zij een Monster afstaat, hij of zij dit op zijn/haar eigen risico doet, en in elk geval buitensporige rehydratatie moet vermijden, het feit in acht nemend dat een Monster moet worden afgestaan met een Voor Analyse Geschikte Dichtheid.h) het feit dat het Monster dat de Sporter moet afstaan aan het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming de eerste urine moet zijn die de Sporter sinds de kennisgeving heeft uitgescheiden.Hij of zij mag bijvoorbeeld niet urineren in de douche of ergens anders vooraleer hij of zij een Monster heeft afgestaan aan het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming. 5.4.2 Wanneer contact is opgenomen, moet de DCO/Begeleider : a) vanaf dit tijdstip tot het moment waarop de Sporter na afloop van zijn of haar Monster nemingsprocedure het Dopingteststation verlaat te allen tijde direct toezicht houden op de Sporter. b) zich identificeren tegenover de Sporter aan de hand van de documenten waarnaar in clausule 5.3.3 verwezen wordt. c) de identiteit van de Sporter bevestigen aan de hand van de in clausule 5.3.4 vastgelegde criteria. De bevestiging van de identiteit van de Sporter op elke andere manier, of het er niet in slagen de identiteit van de Sporter te bevestigen moet gedocumenteerd worden en gemeld worden aan de ADO. d) In gevallen waarin de identiteit van de Sporter niet bevestigd kan worden aan de hand van de in clausule 5.4.3 bepaalde criteria, dient de ADO te beslissen of het gepast is dit op te volgen in overeenstemming met Bijlage A - Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken. 5.4.3 De Begeleider/CDO moet de Sporter daarna het juiste formulier laten ondertekenen dat aantoont dat hij of zij de kennisgeving erkent en aanvaardt. Indien de Sporter weigert te tekenen dat hij of zij op de hoogte werd gebracht, of de kennisgeving omzeilt, moet de Begeleider/DCO, indien mogelijk, de Sporter informeren over de gevolgen van een weigering of verzuim tot naleving, en dient de Begeleider (indien niet de DCO) onmiddellijk alle betrokken feiten aan de DCO te melden. Indien mogelijk, dient de DCO de Monster neming voort te zetten. De DCO dient de feiten in een gedetailleerd rapport te documenteren en de omstandigheden aan de ADO te melden. De ADO zal de stappen ondernemen die beschreven staan in Bijlage A - Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken. 5.4.4 De DCO/Begeleider kan naar eigen goeddunken rekening houden met een redelijke vereiste van een derde partij of een verzoek van de Sporter om de toelating te krijgen de aanmelding bij het Dopingteststation uit te stellen, na de kennisgeving te hebben erkend en aanvaard, en/of het Dopingteststation kort na aankomst te verlaten, en kan een dergelijke toestemming verlenen indien de Sporter tijdens het uitstel onder constante begeleiding en direct toezicht blijft en indien het verzoek betrekking heeft op één van de volgende activiteiten : Voor Dopingtests Binnen Wedstrijdverband : a) Deelname aan een overwinningsceremonie;b) Vervullen van mediaverplichtingen;c) Deelname aan verdere Wedstrijden ;d) Uitvoeren van een 'warm-down';e) Krijgen van de nodige medische verzorging;f) Opsporen van een vertegenwoordiger en/of tolk;g) Verkrijgen van foto-identificatie;of h) Andere uitzonderlijke omstandigheden die gerechtvaardigd kunnen zijn en die moeten worden gedocumenteerd. Voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband : a) Opsporen van een vertegenwoordiger;b) Afwerken van een trainingsessie;c) Krijgen van de nodige medische verzorging;d) Verkrijgen van foto-identificatie;e) Andere uitzonderlijke omstandigheden die gerechtvaardigd kunnen zijn en die moeten worden gedocumenteerd. 5.4.5 De DCO of ander bevoegd Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming dient elke reden voor uitstel in de aanmelding bij het Dopingteststation en/of elke reden voor het verlaten van het Dopingteststation waarvoor verder onderzoek door de ADO nodig kan zijn, te documenteren. Elk verzuim van de Sporter om onder permanent toezicht te blijven moet eveneens geregistreerd worden. 5.4.6 Een DCO/Begeleider dient een verzoek tot uitstel van een Sporter te weigeren indien de Sporter niet onder permanent toezicht kan blijven. 5.4.7 Indien de Sporter de aanmelding bij het Dopingteststation uitstelt voor andere dan de in clausule 5.4.4 vermelde redenen, maar vóór het vertrek van de DCO aankomt, dient de DCO te beslissen of hij of zij dit als een mogelijk Verzuim tot Naleving behandelt. Indien enigszins mogelijk dient de DCO de Monster neming voort te zetten en de details van het uitstel in de aanmelding van de Sporter bij het Dopingteststation te documenteren. 5.4.8 Wanneer het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming iets opmerkt terwijl het de Sporter onder toezicht houdt dat de test zou kunnen compromitteren, dient de DCO de omstandigheden hiervan te melden en te documenteren. Indien de DCO dit gepast acht, volgt hij of zij de vereisten van « Bijlage A - Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken » op, en/of overweegt hij of zij of het gepast is een bijkomend Monster te nemen bij de Sporter. 6.0 Voorbereiding van de Monsternemingsprocedure 6.1 Doelstelling Zich voorbereiden op de Monster nemingsprocedure op een manier die garandeert dat de procedure op een efficiënte en effectieve manier kan uitgevoerd worden. 6.2 Algemeen De voorbereiding voor de Monster nemingsprocedure begint met de ontwikkeling van een systeem om relevante informatie te verkrijgen voor een efficiënt verloop van de procedure en eindigt wanneer bevestigd is dat het Materiaal voor de Monster neming voldoet aan de vastgelegde criteria.
De belangrijkste activiteiten zijn : a) een systeem ontwikkelen voor het verzamelen van gegevens met betrekking tot de Monster nemingsprocedure;b) criteria vastleggen met betrekking tot diegenen die tijdens een Monster nemingsprocedure aanwezig mogen zijn; c) ervoor zorgen dat het Dopingteststation aan de in clausule 6.3.2 bepaalde minimumcriteria voldoet; d) ervoor zorgen dat het Materiaal dat door de ADO voor de Monster neming wordt gebruikt voldoet aan de in clausule 6.3.4 bepaalde minimumcriteria. 6.3 Vereisten voor de voorbereiding van de Monsternemingsprocedure 6.3.1 De ADO dient een systeem te ontwikkelen om alle informatie te verkrijgen die nodig is om ervoor te zorgen dat de Monster nemingsprocedure op een efficiënte manier kan worden uitgevoerd, met inbegrip van speciale vereisten om te voldoen aan de noden van Sporters met een handicap (zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap) alsook de noden van Sporters die Minderjarig zijn (zoals voorzien in Bijlage C - Wijzigingen voor Sporters die Minderjarig zijn). 6.3.2 De DCO dient gebruik te maken van een Dopingteststation dat, op zijn minst, de privacy van de Sporter garandeert en dat, indien mogelijk, enkel voor de duur van de Monster nemingsprocedure als Dopingteststation wordt gebruikt. De DCO dient elke belangrijke afwijking van deze criteria te registreren. 6.3.3 De ADO moet criteria bepalen voor wie, behalve het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming, de toelating kan hebben om tijdens de Monster nemingsprocedure aanwezig te zijn. De criteria dienen minstens het volgende te omvatten : a) het recht van een Sporter om zich tijdens de Monster nemingsprocedure te laten vergezellen door een vertegenwoordiger en/of tolk, behalve wanneer de Sporter een urinemonster uitscheidt;b) het recht van een Minderjarige Sporter (zoals voorzien in Bijlage C - Wijzigingen voor Sporters die Minderjarig zijn), en het recht van de DCO/Begeleider die als getuige optreedt om een vertegenwoordiger toezicht te laten houden op de DCO/Begeleider die als getuige optreedt wanneer de Minderjarige Sporter een urinemonster uitscheidt, maar zonder dat de vertegenwoordiger het uitscheiden van het Monster rechtstreeks observeert, tenzij de Minderjarige Sporter daarom vraagt;c) het recht van een Sporter met een handicap om vergezeld te worden van een vertegenwoordiger zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap;d) een Onafhankelijke Waarnemer van het WADA indien van toepassing onder het Onafhankelijk Observatieprogramma.De Onafhankelijke Waarnemer van het WADA zal de uitscheiding van een urinemonster niet rechtstreeks observeren. 6.3.4 De ADO zal enkel gebruik maken van Materiaal voor de Monster neming dat, op zijn minst, aan de volgende criteria beantwoordt. Het zal : a) een uniek nummeringsysteem omvatten voor alle flesjes, houders, buisjes of andere zaken die gebruikt worden om het Monster te verzegelen;b) een afsluitsysteem hebben waar niet mee geknoeid kan worden;c) verzekeren dat de identiteit van de Sporter niet van het materiaal zelf kan worden afgeleid en d) dat al het materiaal proper en verzegeld is vóór het door de Sporter wordt gebruikt. 6.3.5 De ADO dient een systeem te ontwikkelen voor de registratie van de Beheersketen van de documenten betreffende de Monsters en de Monster neming, waaronder de bevestiging dat de documenten betreffende zowel de Monsters als de Monster neming aangekomen zijn op hun voorziene bestemmingen. [6.3.5 Opmerking : Informatie over hoe een Monster is opgeslagen vooraleer het het Dopingteststation verlaat, kan worden geregistreerd (bijvoorbeeld) in een rapport na de voltooiing van de opdracht.
Wanneer het Monster het Dopingteststation verlaat moet elke overdracht van de bewaring van het Monster van de ene persoon op de andere, bijvoorbeeld van de DCO naar de koerier of van de DCO naar het laboratorium, geregistreerd worden tot het Monster zijn voorziene bestemming heeft bereikt.] 7.0 Uitvoering van de Monsternemingsprocedure 7.1 Doelstelling De Monster nemingsprocedure uitvoeren op een manier die de integriteit, veiligheid en identiteit van het Monster waarborgt en de privacy van de Sporter respecteert. 7.2 Algemeen De Monster nemingsprocedure begint met de bepaling van de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Monster nemingsprocedure en eindigt van zodra de documenten met betrekking tot de Monster neming volledig zijn.
De belangrijkste activiteiten zijn : a) de voorbereiding van de Monster neming;b) de afname en beveiliging van het Monster ;en c) de documentatie van de Monster neming. 7.3 Vereisten voorafgaand aan de Monsterneming 7.3.1 De ADO zal verantwoordelijk zijn voor de algemene uitvoering van de Monster nemingsprocedure, waarbij specifieke taken worden gedelegeerd aan de DCO. 7.3.2 De DCO dient ervoor te zorgen dat de Sporter op de hoogte is gebracht van zijn/haar rechten en plichten zoals bepaald in clausule 5.4.1. 7.3.3 De DCO dient de Sporter de mogelijkheid tot hydrateren te geven.
De Sporter moet buitensporige rehydratatie vermijden, het feit in acht nemend dat een Monster moet worden afgestaan met een Voor Analyse Geschikte Dichtheid. 7.3.4 De Sporter mag het Dopingteststation enkel verlaten onder het permanente toezicht van de DCO/Begeleider en met de goedkeuring van de DCO. De DCO dient elk redelijk verzoek van de Sporter om het Dopingteststation te verlaten in overweging te nemen, zoals bepaald in clausules 5.4.5 en 5.4.6, tot de Sporter in staat is om een Monster af te staan. 7.3.5 Indien de DCO de Sporter de toelating geeft om het Dopingteststation te verlaten, dient de DCO de volgende voorwaarden voor vertrek overeen te komen met de Sporter : a) het doel van het verlaten van het Dopingteststation door de Sporter ;en b) het tijdstip waarop hij of zij terugkeert (of terugkeert nadat hij of zij een afgesproken activiteit heeft beëindigd);en c) dat de Sporter te allen tijde onder permanent toezicht moet blijven;en d) dat de Sporter geen urine zal uitscheiden tot hij of zij terug in het Dopingteststation is aangekomen;en moet de DCO het juiste tijdstip waarop de Sporter vertrekt en terugkeert documenteren. 7.4 Vereisten voor de Monsterneming 7.4.1 De DCO dient het Monster bij de Sporter te nemen in overeenstemming met het/de volgende protocol(s) voor elk specifiek type van Monster neming : a) Bijlage D : Afname van urinemonsters ;b) Bijlage E : Afname van bloedmonsters. 7.4.2 Elk gedrag van de Sporter en/of personen die met de Sporter omgaan of elke onregelmatigheid die de Monster neming zouden kunnen compromitteren worden in detail geregistreerd door de DCO. Indien aangewezen, dient de ADO « Bijlage A - Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken » in te stellen. 7.4.3 Indien er twijfels bestaan over de oorsprong of de authenticiteit van het Monster moet de Sporter gevraagd worden een bijkomend Monster af te staan. Indien de Sporter weigert een bijkomend Monster af te staan, dient de DCO in detail de omstandigheden van de weigering te registreren, en moet de ADO « Bijlage A - Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken » instellen. 7.4.4 De DCO dient de Sporter de mogelijkheid te geven elke bezorgdheid die hij of zij heeft over hoe de Monster nemingsprocedure is verlopen te documenteren. 7.4.5 Tijdens de Monster nemingsprocedure dient minstens de volgende informatie te worden geregistreerd : a) Datum, tijdstip en type van kennisgeving (Onaangekondigd, aangekondigd, Binnen of Buiten Wedstrijdverband );b) Tijdstip van aankomst bij het Dopingteststation;c) Datum en tijdstip van het afstaan van het Monster ;d) Naam van de Sporter ;e) Geboortedatum van de Sporter ;f) Geslacht van de Sporter ;g) Thuisadres en telefoonnummer van de Sporter ;h) Sport en discipline van de Sporter ;i) Naam van de coach en dokter van de Sporter ;j) Codenummer van het Monster ;k) Naam en handtekening van de DCO/Begeleider die als getuige optreedt;l) Naam en handtekening van de Bloedafnameofficial (indien van toepassing);m) Vereiste informatie van het labo met betrekking tot het Monster ;n) Ingenomen medicatie en supplementen en details over recente bloedtransfusies (indien van toepassing) binnen het door het labo bepaald tijdsbestek, zoals verklaard door de Sporter ;o) Onregelmatigheden in de procedures;p) Opmerkingen of bezorgdheden van de Sporter met betrekking tot de uitvoering van de Monster nemingsprocedure, indien voorzien;q) Toestemming van de Sporter om de testgegevens in ADAMS te verwerken;r) Al dan niet toestemming van de Sporter om het/de Monster (s) in het kader van onderzoek te gebruiken; s) Naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de Sporter (indien van toepassing), in overeenstemming met clausule 7.4.6; t) Naam en handtekening van de Sporter ;en u) Naam en handtekening van de DCO. 7.4.6 Bij het beëindigen van de Monster nemingsprocedure dienen de Sporter en de DCO de nodige documenten te tekenen om hun tevredenheid te uiten over het feit dat de documenten een accurate weergave zijn van de details van de Monster nemingsprocedure van de Sporter, met inbegrip van door de Sporter vermelde bezorgdheden. De vertegenwoordiger (indien aanwezig) van de Sporter en de Sporter moeten allebei de documenten ondertekenen indien de Sporter Minderjarig is. De andere aanwezige personen die een formele rol speelden tijdens de Monster nemingsprocedure van de Sporter mogen de documenten ondertekenen als getuigen van de procedure. 7.4.7 De DCO dient de Sporter een kopie te bezorgen van de documenten met betrekking tot de Monster nemingsprocedure die getekend zijn door de Sporter. 8.0 Veiligheid/Administratie na de Dopingtest 8.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat alle Monsters die in het Dopingteststation zijn genomen en alle documenten betreffende de Monster neming veilig zijn opgeslagen vóór ze het Dopingteststation verlaten. 8.2 Algemeen De administratie na de dopingtest begint wanneer de Sporter het Dopingteststation heeft verlaten nadat hij of zij zijn of haar Monster(s) heeft afgestaan en eindigt met de voorbereiding van alle genomen Monsters en alle documentatie betreffende de Monster neming voor transport. 8.3 Vereisten voor de veiligheid/administratie na de dopingtest 8.3.1 De ADO dient criteria te bepalen die ervoor zorgen dat elk Monster wordt opgeslagen op een manier die de integriteit, identiteit en veiligheid ervan verzekert vooraleer het uit het Dopingteststation wordt afgevoerd. De DCO moet ervoor zorgen dat elk Monster wordt opgeslagen overeenkomstig deze criteria. 8.3.2 De ADO /DCO moet een systeem ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de documenten voor elk Monster volledig zijn en er op een veilige manier wordt mee omgesprongen. 8.3.3 De ADO dient een systeem te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat, indien nodig, instructies voor het soort analyse dat moet worden uitgevoerd bezorgd worden aan het laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op andere wijze door het WADA is goedgekeurd. 9.0 Vervoer van Monsters en documenten 9.1 Doelstelling a) Ervoor zorgen dat de Monsters en de daaraan gerelateerde documenten in een degelijke staat aankomen op het laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op andere wijze door het WADA is goedgekeurd om de nodige analyses te kunnen uitvoeren, en b) ervoor zorgen dat de documenten betreffende de Monster nemingsprocedure tijdig en op een veilige manier door de DCO naar de ADO gestuurd worden. 9.2 Algemeen Het vervoer begint wanneer de Monsters en de daaraan gerelateerde documenten het Dopingteststation verlaten en eindigt met de bevestigde ontvangst van de Monsters en de documenten betreffende de Monster nemingsprocedure op hun voorziene bestemmingen.
De belangrijkste activiteiten zijn ervoor zorgen dat de Monsters en de daaraan gerelateerde documenten veilig vervoerd worden naar het laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op een andere wijze door het WADA is goedgekeurd, en ervoor zorgen dat de documenten betreffende de Monster nemingsprocedure veilig aan de ADO worden bezorgd. 9.3 Vereisten voor het vervoer en de opslag van Monsters en documenten 9.3.1 De ADO dient een transportsysteem toe te laten dat ervoor zorgt dat de Monsters en de documenten vervoerd worden op een manier die de integriteit, identiteit en veiligheid ervan beschermt. 9.3.2 Monsters dienen altijd te worden vervoerd naar het laboratorium dat is geaccrediteerd door het WADA (of op een andere wijze is goedgekeurd door het WADA ) met de vervoersmethode die door de ADO is toegelaten, van zodra dit uitvoerbaar is na de voltooiing van de Monster nemingsprocedure. De Monsters moeten worden vervoerd op een manier die de kans op degradatie van de Monsters ten gevolge van vertragingen en extreme temperaturen tot een minimum beperkt. [9.3.2 Opmerking : De ADO's moeten de transportvereisten voor bijzondere opdrachten bespreken met het laboratorium dat ze gebruiken voor de analyse van de Monsters, om te bepalen wat nodig is (bijvoorbeeld of de Monsters moeten worden gekoeld of ingevroren) in de specifieke omstandigheden van (een) dergelijke opdracht(en).] 9.3.3 De documenten die de Sporter identificeren mogen niet bij de Monsters of de documenten worden gevoegd die worden verstuurd naar het laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op een andere wijze is goedgekeurd door het WADA. 9.3.4 De DCO dient alle relevante documentatie over de Monster nemingsprocedure naar de ADO te zenden door middel van de door de ADO goedgekeurde vervoersmethode van zodra dit uitvoerbaar is na de voltooiing van de Monster nemingsprocedure. 9.3.5 De Beheersketen moet gecontroleerd worden door de ADO wanneer de ontvangst van hetzij de Monsters met de bijhorende documenten hetzij de documenten in verband met de Monster nemingsprocedure niet bevestigd is op hun voorziene bestemming of de integriteit of identiteit van een Monster gecompromitteerd kan zijn tijdens het vervoer. Op dit ogenblik dient de ADO te overwegen of het Monster ongeldig moet worden verklaard. 9.3.6 De documenten betreffende een Monster nemingsprocedure en/of een overtreding van de antidopingregels moeten worden opgeslagen door de ADO gedurende minstens 8 jaar in overeenstemming met Code artikel 17. 10.0 Eigendomsrecht van Monsters 10.1 De ADO die het initiatief neemt tot de Dopingtest op de Sporter is eigenaar van de Monsters die bij de Sporter worden genomen. 10.2 De ADO die het initiatief neemt voor de Dopingtest op de Sporter kan het eigendomsrecht van de Monsters overdragen aan de ADO die de bevoegdheid heeft voor het beheer van de resultaten met betrekking tot een dergelijke Dopingtest. 11.0 Vereisten met betrekking tot de Verblijfsgegevens van Sporters 11.1 Doelstelling/algemene principes 11.1.1 Het is een erkend en aanvaard feit dat (a) Onaangekondigde Dopingtests Buiten Wedstrijdverband aan de basis liggen van effectieve Dopingtest ; en (b) dat dergelijke Dopingtests inefficiënt en vaak onmogelijk kunnen zijn zonder juiste informatie over de verblijfsgegevens van de Sporter. [11.1.1 Opmerking : Een dergelijke erkenning is het basisprincipe van Codeartikel 2.4 en sectie 11 van de Internationale Standaard voor Dopingtests.] 11.1.2 Daarom dient elke IF en NADO, naast het ontwikkelen van een Planning voor de Spreiding van de Dopingtests in overeenstemming met sectie 4 van deze Internationale Standaard een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van Sporters op te richten die voldoen aan de door de IF/NADO vastgelegde criteria (zoals van toepassing) : zie clausule 11.2 en, in verband met Teamsporten, clausule 11.5. Sporters in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest dienen onderhevig te zijn en moeten voldoen aan de vereisten met betrekking tot de verblijfsgegevens van Sporters die zijn bepaald in sectie 11 : zie Code artikel 14.3. 11.1.3 Een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest moet een driemaandelijkse Aangifte doen van zijn of haar Verblijfsgegevens die juiste en volledige informatie verschaft over de verblijfsgegevens van de Sporter tijdens het komende kwartaal en die meedeelt waar hij of zij tijdens dat kwartaal zal wonen, trainen en aan wedstrijden deelnemen, zodat hij of zij op elk ogenblik tijdens dat kwartaal kan worden gelokaliseerd om een Dopingtest te ondergaan : zie clausule 11.3. Het verzuim om dit te doen resulteert in een Aangifteverzuim en daardoor in een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken voor de toepassing van Code artikel 2.4. 11.1.4 Een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest wordt ook geacht in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens voor elke dag in het komende kwartaal een specifiek tijdsbestek van 60 minuten te specificeren waarin hij of zij beschikbaar zal zijn voor Dopingtest op een specifieke locatie : zie clausule 11.4. Dit is in geen geval een beperking van de verplichting van de Sporter om zich op elk tijdstip en elke plaats beschikbaar te houden voor Dopingtest.
Evenmin is dit een beperking van zijn of haar verplichting om de informatie te verstrekken die in clausule 11.3 wordt gespecificeerd met betrekking tot zijn of haar verblijfsgegevens buiten dat tijdsbestek van 60 minuten. Indien de Sporter echter niet beschikbaar is voor Dopingtest op een dergelijke locatie in het tijdsbestek van 60 minuten dat voor die bepaalde dag in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens is aangegeven en hij of zij zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens niet heeft geüpdatet vóór dat tijdsbestek van 60 minuten om een alternatieve periode/locatie voor die dag te geven, zal dit verzuim resulteren in een Gemiste Dopingtest en daarom beschouwd worden als een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken voor de toepassing van Code artikel 2.4. [11.1.4 Opmerking : Het doel van het tijdsbestek van 60 minuten is een evenwicht te bereiken tussen het feit dat men de Sporter moet lokaliseren voor de Dopingtest en de onuitvoerbaarheid en oneerlijkheid van het feit dat Sporters mogelijk verantwoordelijk kunnen worden geacht voor een Gemiste Dopingtest telkens ze van hun vooraf opgegeven routine afwijken. ADO's die vóór 2008 systemen met betrekking tot verblijfsgegevens toepasten getuigden op verschillende manieren van die spanning. Sommige eisten verblijfsgegevens 24 uur op 24, maar beschouwden het niet als een Gemiste Dopingtest wanneer een Sporter niet was waar hij of zij gezegd had dat hij of zij zou zijn tenzij (a) hij of zij zich nog steeds niet kon aanmelden voor Dopingtest ondanks het feit dat hij of zij op de hoogte werd gebracht per telefoon; of (b) hij of zij de volgende dag nog altijd niet was waar hij of zij gezegd had dat hij of zij zou zijn. Andere ADO's vroegen details over de verblijfsgegevens van de Sporter voor slechts één uur per dag, maar beschouwden de Sporter als volledig aansprakelijk tijdens die periode, wat elke partij zekerheid gaf, maar de mogelijkheid van de ADO om de Sporter buiten dat uur te testen beperkte. Na uitgebreid overleg met belanghebbenden die uitgebreide ervaring hadden op het vlak van verblijfsgegevens, werd het standpunt ingenomen dat de beste manier om de kansen op het vinden van een Sporter op elk ogenblik te maximaliseren, terwijl er in een redelijke en passende matiging van de aansprakelijkheid gedurende 24 uur op 24 voor een Gemiste Test wordt voorzien, was om de beste elementen van elk systeem te combineren, met andere woorden de onthulling van informatie betreffende de verblijfsgegevens 24 uur op 24 te vereisen, terwijl de kans op een Gemiste Dopingtest tot een tijdsbestek van 60 minuten wordt beperkt. (Voor een bespreking van hoe dit in de praktijk in zijn werk zal gaan, verwijzen wij naar de opmerking bij clausule 11.4.1).] 11.1.5 Meer dan één ADO kan rechtsbevoegdheid hebben om een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest (zie Code artikel 15) te testen en bijgevolg (indien een poging om de Sporter te testen mislukt en aan de vereisten van clausule 11.5.3 voldaan is) een Gemiste Dopingtest tegen die Sporter te registreren. Die Gemiste Dopingtest dient door de andere ADO 's in overeenstemming met Code artikel 15.4 te worden erkend. 11.1.6 Een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest dient geacht te worden een overtreding van de antidopingregels te hebben begaan volgens Code artikel 2.4 wanneer hij of zij in het totaal drie maal Verzuimt om Verblijfsgegevens te Verstrekken (dit kan een combinatie zijn van Aangifteverzuimen en/of Gemiste Dopingtests die samengeteld aan drie komen) binnen een periode van 18 (achttien) maanden, ongeacht welke ADO ('s) de betreffende Verzuimen om Verblijfsgevens te Verstrekken heeft/hebben vastgesteld. [11.1.6 Opmerking : Terwijl één enkel Verzuim om de Verblijfsgegevens te verstrekken niet zal uitmonden in een overtreding van de antidopingregels onder Codeartikel 2.4, kan het, wanneer de omstandigheden bijzonder flagrant zijn, leiden tot een overtreding van de antidopingregels onder Codeartikel 2.3 (omzeilen van een Monsterneming) en/of Codeartikel 2.5 (Fraude of Poging tot Fraude met de Dopingtest). Niets in deze Internationale Standaard is bedoeld om een ADO ervan te weerhouden een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken te behandelen als een overtreding van de antidopingregels onder één of beide van die Artikelen indien de omstandigheden dit rechtvaardigen (onverminderd de mogelijkheid om zich daar later op te verlaten als een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken onder Codeartikel 2.4).
Enkel Sporters die aangeduid zijn voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, in overeenstemming met Codeartikel 14.3, zijn onderhevig aan de vereisten inzake verblijfsgegevens die zijn vastgelegd in sectie 11. De andere Sporters zijn niet onderhevig aan deze vereisten. Niets in deze Internationale Standaard weerhoudt een ADO er echter van om verschillende eisen inzake verblijfsgegevens te stellen voor Sporters die niet tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoren. Bijvoorbeeld : a. Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen kan een ADO bepaalde 'risicosporters' onder haar bevoegdheid aanduiden die onderhevig zouden moeten zijn aan striktere vereisten inzake verblijfsgegevens (zoals een uitbreiding van de tijdsbestekken waarin een Sporter verantwoordelijk kan worden geacht voor een gemiste dopingtest indien hij of zij niet beschikbaar is voor Dopingtest, bijvoorbeeld om meer regelmatige trainingperiodes te integreren);en/of b. een ADO kan een groep van Sporters vaststellen (bijvoorbeeld die Sporters die tot een grotere Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoorden die door de ADO werd gehandhaafd vóór de invoering van IST v.4.0) die onderhevig kunnen worden gemaakt aan minder strikte vereisten inzake verblijfsgegevens (bijvoorbeeld de aangifte van de woonplaats en regelmatige trainingen, wedstrijden en andere activiteiten, maar geen specifieke vereiste voor een tijdsbestek van 60 minuten).
Op deze manier kan een waaier (of piramide) aan verschillende doelgroepen voor dopingtest worden opgericht door een ADO, waarbij verschillende vereisten inzake verblijfsgegevens van toepassing zijn op elk van die doelgroepen. Elk verzuim om aan deze vereisten te voldoen kan beschouwd worden als een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken in toepassing van Codeartikel 2.4.
Het verschil wordt duidelijk wanneer het gaat om het combineren van verschillende Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die onder verschillende regels worden vastgesteld. Wanneer een Sporter behoort tot een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, moeten enkel Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen hem of haar worden ingeroepen op basis van regels die in overeenstemming zijn met sectie 11 worden gecombineerd voor de toepassing van Codeartikel 2.4.
Wanneer de Sporter tot een andere doelgroep voor dopingtest behoort, waarop andere vereisten inzake verblijfsgegevens van toepassing zijn, bepalen de regels van de ADO die hem of haar in die doelgroep heeft opgenomen in welke mate de Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen de Sporter zijn uitgeroepen onder andere regels gecombineerd moeten worden met Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die onder de regels van die ADO zijn vastgesteld voor toepassing van Codeartikel 2.4.] 11.1.7 De periode van 18 maanden waarnaar verwezen wordt in clausule 11.1.6 begint te lopen vanaf de datum waarop een Sporter een Verzuim begaat om Verblijfsgegevens te verstrekken. Dit wordt niet beïnvloed door een succesvolle Monster neming die is uitgevoerd bij de Sporter tijdens de periode van 18 maanden, met andere woorden indien drie Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken worden begaan tijdens de periode van 18 maanden is dit een overtreding van de antidopingregels volgens Codeartikel 2.4, onafhankelijk van de Monsters die met succes zijn genomen bij de Sporter tijdens die periode van 18 maanden. Indien een Sporter die één Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft begaan echter geen twee andere dergelijke Verzuimen begaat binnen de 18 maanden na de eerste, « vervalt » op het einde van de periode van 18 maanden het eerste Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken in toepassing van clausule 11.1.6. [11.1.7 Opmerking : Wanneer een Sporter twee Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken begaat, maar geen derde begaat binnen de 18 maanden na de eerste, « vervalt » het eerste Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken en begint een nieuwe periode van 18 maanden te lopen vanaf de datum van het tweede Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken.
Om te bepalen of een Verzuim tot Verstrekken van Verblijfsgegevens plaats heeft gevonden binnen de periode van 18 maanden waarnaar wordt verwezen in clausule 11.1.6 : a. wordt een Aangifteverzuim geacht plaats te hebben gevonden op de eerste dag van het kwartaal waarvoor de Sporter verzuimd heeft om de nodige aangifte te doen, of (in het geval van een volgend Aangifteverzuim in datzelfde kwartaal) op de dag dat de overeenkomstig clausule 11.3.8 bepaalde deadline verstrijkt; en b. wordt een Gemiste Dopingtest geacht plaats te hebben gevonden op de datum waarop zonder succes een poging werd gedaan om een Monster te nemen.] 11.1.8 Overgangsregelingen : a. Deze versie van de Internationale Standaard voor Dopingtests van januari 2009, met inbegrip (zonder beperking) van de bepalingen betreffende de combinatie van Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die door verschillende ADO 's in toepassing van Code artikel 2.4 worden verklaard, is volledig van toepassing op alle Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die dateren van na 1 januari 2009. [11.1.8(a) Opmerking : Niets in deze Standaard belet een ADO van vóór 1 januari 2009 om haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest op te richten in uitvoering van sectie 11, waarbij ze Sporters op de hoogte brengt van het feit dat ze in die doelgroep zijn opgenomen, en Aangiftes van de Verblijfsgegevens van deze Sporters te verzamelen voor het kwartaal dat begint op 1 januari 2009.] b. Indien een Sporter verzuimd heeft om te voldoen aan de vereisten inzake verblijfsgegevens in overeenstemming met de op dat moment geldende regels van de ADO in kwestie tijdens de periode van 18 maanden tot 1 januari 2009, moeten problemen betreffende het feit of dergelijke verzuimen gecombineerd kunnen worden met elkaar en/of met Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die dateren van na 1 januari 2009 in toepassing van Code artikel 2.4, opgelost worden met betrekking tot Code artikel 25.5. [11.1.8(b) Opmerking : Niets in deze Standaard belet een ADO om in haar regels te laten vastleggen dat het overtredingen betreffende verblijfsgegevens die door andere ADO's worden verklaard zal erkennen, zelfs wanneer ze vóór 1 januari 2009 plaatsvonden, indien deze overtredingen openbaar worden gemaakt door de ADO('s) in kwestie.
Bovendien kan een ADO een Sporter waarschuwen dat verzuimen om verblijfsgegevens te verstrekken die begaan zijn na de kennisgeving maar vóór 1 januari 2009 gecombineerd zullen worden met Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die begaan zijn na 1 januari 2009 in toepassing van Codeartikel 2.4.] 11.2 Vereisten voor de samenstelling van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest 11.2.1 Elke IF dient criteria vast te leggen voor Sporters die worden opgenomen in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest voor haar sport, en moet die criteria publiceren, samen met een lijst van de Sporters die aan deze criteria beantwoorden (en dus in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest worden opgenomen) voor de betrokken periode. De toegepaste criteria moeten de beoordeling van de IF van de risico's op doping Buiten Wedstrijdverband in die sport weergeven : zie clausule 4.2 Terwijl dergelijke criteria (en daardoor ook het aantal Sporters in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ) van sport tot sport kunnen verschillen, moet de IF kunnen aantonen dat ze de relevante risico's goed heeft ingeschat en passende criteria heeft aangenomen op basis van die inschatting. [11.2.1 Opmerking : Als algemeen principe wordt verwacht dat een internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest Sporters zal bevatten die regelmatig aan internationale wedstrijden op het hoogste competitieniveau deelnemen (zoals kandidaten voor Olympische, Paralympische of Wereldkampioenschapmedailles), bepaald volgens rankings of andere passende criteria. Overeenkomstig clausule 4.4.4 moet een passend aandeel van de tests Buiten Wedstrijdverband die in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests van de IF zijn vastgelegd, worden uitgevoerd op Sporters in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest.
Met betrekking tot de mogelijkheden voor het samenstellen van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest in een Teamsport, zie clausule 11.5.1.] 11.2.2 Elke NADO dient criteria te bepalen voor Sporters die worden opgenomen in haar nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest voor de sporten die ze in haar Planning voor de Spreiding van Dopingtests heeft opgenomen, en moet die criteria publiceren, samen met een lijst van de Sporters die aan deze criteria beantwoorden (en dus in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest worden opgenomen) voor de betrokken periode. De toegepaste criteria moeten een weerspiegeling zijn van de NADO's inschatting van de risico's op doping Buiten Wedstrijdverband in dergelijke sporten (zie clausule 4.3) alsook de vereisten van het nationale antidopingbeleid waarnaar verwezen wordt in clausule 4.3.1. Terwijl dergelijke criteria van natie tot natie kunnen verschillen, moet een NADO kunnen aantonen dat ze de relevante risico's degelijk heeft ingeschat en dat ze passende criteria heeft goedgekeurd op basis van de resultaten van die inschatting. [11.2.2 Opmerking : Als algemeen principe geldt dat, tenzij er goede redenen voor het tegendeel bestaan, wordt verwacht dat de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest (i) Sporters zal bevatten die onder de bevoegdheid van de NADO vallen en die in een internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest zijn opgenomen; (ii) alsook Sporters die deel uitmaken van nationale teams in Olympische, Paralympische of andere sporten van hoge nationale prioriteit (of die voor dergelijke teams kunnen worden geselecteerd); en (iii) Sporters die onafhankelijk trainen maar prestaties leveren op Olympisch/Paralympisch of Wereldkampioenschapniveau en voor dergelijke evenementen kunnen worden geselecteerd.
Een voorbeeld van een reden waarom een bepaalde Sporter in één van deze categorieën niet opgenomen zou kunnen zijn in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest zou zijn indien een dergelijke opname onverenigbaar was met de vereisten van het nationale antidopingbeleid van de NADO, waarnaar verwezen wordt in clausule 4.3.1.
Indien Sporters van een bepaalde sport zijn opgenomen in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, in overeenstemming met clausule 4.4.4, moet een passend aandeel van de tests Buiten Wedstrijdverband die aan die sport zijn toegekend in de Planning voor de Spreiding van de Dopingtests van de NADO worden uitgevoerd op die Sporters.] 11.2.3 De ADO moet in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest (a) die Sporters onder haar bevoegdheid aan wie periodes van Uitsluiting zijn opgelegd (zie Code artikel 10.11) opnemen alsook (b) die Sporters onder haar bevoegdheid die zich uit de sport teruggetrokken hebben toen ze behoorden tot haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest en die wensen terug te keren om opnieuw actief deel te nemen aan de sport (zie Code artikel 5.4). De ADO kan eveneens die Sporters onder haar bevoegdheid in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest opnemen op wie ze doelgericht Dopingtests wenst uit te voeren. 11.2.4 De ADO dient, voor zover noodzakelijk, op geregelde tijdstippen haar criteria voor de opname van Sporters in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest te herzien en te updaten. Bovendien moet de ADO op geregelde tijdstippen haar gepubliceerde lijst van Sporters in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest herzien om ervoor te zorgen dat elke Sporter op de lijst aan die criteria blijft voldoen.
Sporters die de criteria niet langer vervullen moeten worden verwijderd uit de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest en Sporters die wel aan de criteria voldoen moeten worden toegevoegd aan de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. De ADO moet dergelijke Sporters informeren over de verandering in hun status en moet onverwijld een nieuwe lijst publiceren van Sporters die in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest zijn opgenomen. [11.2.4 Opmerking : Zie clausule 11.5.2 voor een debat over de toepassing van deze clausule 11.2.4 in the context van de Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingtest die met betrekking tot teams zijn samengesteld.] 11.2.5 Een Sporter die is opgenomen in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest blijft onderhevig aan de criteria met betrekking tot de verblijfsgegevens die zijn uiteengezet in sectie 11, tenzij en totdat : a. Hij of zij door de Verantwoordelijke ADO schriftelijk op de hoogte is gebracht van het feit dat hij of zij niet langer is aangeduid voor opname in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ;of b. Hij of zij zich terugtrekt uit de competitie in de betrokken sport in overeenstemming met de geldende regels en zijn of haar IF of NADO of allebei (zoals van toepassing) daarvan schriftelijk op de hoogte brengt. [11.2.5(a) Opmerking : De geldende regels kunnen ook vereisen dat een kennisgeving van de terugtrekking wordt gezonden naar de Nationale Federatie van de Sporter.
Wanneer een Sporter zich terugtrekt uit de sport maar later terugkeert naar die sport wordt zijn of haar periode van terugtrekking/niet-beschikbaarheid voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband niet in rekening genomen bij de berekening van de periode van 18 maanden waarnaar verwezen wordt in Codeartikel 2.4 en clausule 11.1.5. Bijgevolg kunnen Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die door de Sporter worden begaan vóór zijn terugtrekking gecombineerd worden, in toepassing van Codeartikel 2.4, met Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die de Sporter heeft begaan na zijn of haar terugkeer uit de terugtrekking/niet-beschikbaarheid voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband. Bijvoorbeeld, wanneer een Sporter twee Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft begaan in de 12 maanden voorafgaand aan zijn of haar terugtrekking, en hij of zij nog een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken begaat in de eerste zes maanden na zijn of haar terugkeer uit de terugtrekking/niet-beschikbaarheid voor Dopingtests Buiten Wedstrijdverband, is dit een overtreding van de antidopingregels volgens Codeartikel 2.4.] 11.2.6 Ten behoeve van de coördinatie dient de ADO aan andere betrokken ADO 's en het WADA de criteria te bezorgen die de ADO heeft bepaald voor de opname van Sporters in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, alsook de huidige lijsten van de Sporters in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, en indien nodig, updates : zie Code artikel 14.3. 11.3 Vereisten voor de Aangifte van Verblijfsgegevens [11.3 Opmerking : De ADO's worden aangemoedigd om het ADAMS-systeem te gebruiken om de onder sectie 11 vereiste uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.
Zie clausule 11.5.5 voor een bespreking van de toepassing van deze clausule 11.3 in de context van de Teamsporten.] 11.3.1 Op een datum die is bepaald door de Verantwoordelijke ADO en die voorafgaat aan de eerste dag van elk kwartaal (i.e. respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober) moet een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest een Aangifte doen van zijn of haar Verblijfsgegevens bij zijn of haar IF (indien de Sporter opgenomen is in haar internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ) of zijn of haar NADO (indien de Sporter is opgenomen in haar nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ) die op zijn minst de volgende informatie bevat : [11.3.1 Opmerking : Wanneer een Sporter opgenomen is in zowel een internationale als een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, moeten zijn of haar IF en NADO het proberen eens te worden over wie verantwoordelijk zal zijn voor de ontvangst van zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens en de Sporter daarvan op de hoogte brengen. Indien een dergelijk akkoord niet kan worden bereikt, dient het WADA te bepalen of de IF of de NADO verantwoordelijk is. De Sporter moet zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens enkel indienen bij de Verantwoordelijke ADO die deze informatie dan zal delen met de IF/NADO van de Sporter (zoals van toepassing) en met andere ADO's die rechtsbevoegdheid hebben om de Sporter te testen, in overeenstemming met clausule 11.7.3(c). In dergelijke gevallen moet de IF/NADO (zoals toepasselijk) die niet de Verantwoordelijke ADO is de Sporter op de hoogte brengen van het feit dat hij of zij ook tot haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoort, in overeenstemming met clausule 11.7.1(b).] a. een volledig postadres waar correspondentie voor de Sporter kan worden naartoe gestuurd om hem of haar formeel in kennis te stellen. Elke kennisgeving of andere post die naar dat adres wordt opgestuurd wordt geacht door de Sporter te zijn ontvangen vijf werkdagen nadat ze op de post was gedaan; [11.3.1(a) Opmerking : Voor deze doeleinden moet de Sporter een adres specificeren waar hij of zij woont of waarvan hij of zij weet dat de post die daar toekomt onmiddellijk aan hem of haar zal worden bezorgd.
Een ADO wordt aangemoedigd om deze basisbepaling eveneens aan te vullen met andere bepalingen inzake kennisgeving en/of « veronderstelde kennisgeving » in haar regels (bijvoorbeeld door toe te laten om een fax, e-mail, SMS of andere methoden te gebruiken om de kennisgeving te bezorgen; door een bewijs van eigenlijke ontvangst toe te laten ter vervanging van een veronderstelde ontvangst; door toe te laten dat een kennisgeving wordt bezorgd bij de Nationale Federatie van de Sporter indien deze - onafgeleverd - is teruggekeerd van het adres dat door de Sporter werd opgegeven). Dergelijke bepalingen zouden tot doel moeten hebben de deadlines voor resultatenbeheer die in clausule 11.6 zijn vastgelegd in te korten.] b. details over een handicap van de Sporter die een invloed kan hebben op de te volgen procedure tijdens de uitvoering van een Monster nemingsprocedure; c. een specifieke bevestiging van de toestemming van de Sporter om zijn of haar Aangifte van Verblijfsgegevens te delen met andere ADO 's die de bevoegdheid hebben om hem of haar te testen : zie Code artikel 14.6; d. voor elke dag tijdens het volgende kwartaal, het volledige adres van de plaats waar de Sporter zal verblijven (bijvoorbeeld thuis, tijdelijke logies, hotel, enz.); e. voor elke dag tijdens het volgende kwartaal, de naam en adres van elke locatie waar de Sporter zal trainen, werken of een andere regelmatige activiteit (bijvoorbeeld school) zal uitvoeren alsook de gewoonlijke tijdsbestekken voor dergelijke activiteiten;en [11.3.1(e) Opmerking : Deze vereiste geldt enkel voor gewone activiteiten, dit zijn activiteiten die deel uitmaken van de gewone routine van de Sporter. Indien de gewone routine van de Sporter bijvoorbeeld inhoudt dat hij of zij traint in het fitnesscentrum en het zwembad en op de piste en regelmatig fysiosessies doet, moet de Sporter de naam en het adres van het fitnesscentrum, de piste, het zwembad en de fysio vermelden in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens en daarna zijn of haar gewone routine beschrijven, bijvoorbeeld « Maandag : 9-11 fitnesscentrum, 13-17 fitnesscentrum; dinsdag : 9-11 fitnesscentrum, 16-18 fitnesscentrum; woensdag : 9-11 piste, 3-5 fysio; donderdag : 9-12 fitnesscentrum, 16-18 piste; vrijdag : 9-11 zwembad, 3-5 fysio; zaterdag : 9-12 piste, 13-15 zwembad; zondag : 9-11 piste, 13-15 zwembad ».
Indien de Sporter momenteel niet traint, moet hij of zij dit in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens vermelden en elke andere routine die hij of zij in de komende aangifteperiode zal volgen in detail beschrijven, bijvoorbeeld zijn of haar werkroutine of schoolroutine of rehabilitatieroutine of andere routine, en de naam en het adres geven van elke locatie waar die routine plaatsvindt en het tijdsbestek waarbinnen dit gebeurt.] f. het wedstrijdschema van de Sporter voor het volgende kwartaal, met inbegrip van de naam en het adres van elke locatie waar de Sporter volgens de planning aan een wedstrijd zal deelnemen tijdens het kwartaal en de datum/data waarop hij of zij volgens de planning aan een wedstrijd zal deelnemen op die locatie(s). 11.3.2 De Aangifte van de Verblijfsgegevens moet eveneens, voor elke dag tijdens het volgende kwartaal, een specifiek tijdsbestek van 60 minuten omvatten tussen 6 en 23 uur van elke dag waarop de Sporter op een specifieke locatie beschikbaar en toegankelijk zal zijn voor Dopingtest. [11.3.2 Opmerking : De Sporter kan kiezen welke locatie hij of zij voor dit tijdsbestek van 60 minuten opgeeft. Dit kan de plaats zijn waar de Sporter woont, traint of aan wedstrijden deelneemt, of een andere locatie (zoals het werk of de school). Een verzuim om zich voor Dopingtest beschikbaar te houden op de gespecificeerde locatie tijdens de gespecificeerde periode zal beschouwd worden als een schijnbaar Gemiste Dopingtest in overeenstemming met clausule 11.6.3.] 11.3.3 Wanneer de Sporter een Aangifte van de Verblijfsgegevens indient is het zijn of haar verantwoordelijkheid om alle noodzakelijke informatie op een juiste en voldoende gedetailleerde manier te verstrekken zodat een ADO indien zij dit wenst de Sporter kan lokaliseren voor een Dopingtest op om het even welke dag tijdens het kwartaal, met inbegrip van maar niet beperkt tot het tijdsbestek van 60 minuten dat is vastgelegd voor die dag in de Aangifte van de Verblijfsgegevens. [11.3.3 Opmerking : De Verantwoordelijke ADO dient ADAMS (of een andere centrale databank met een gelijkaardige functionaliteit en beveiliging) ter beschikking te stellen van de Sporter of (een) ander(e) elektronisch(e) aangifteformulier(en) of papieren formulier(en) te voorzien dat/die kan/kunnen worden gebruikt voor de Aangifte van de Verblijfsgegevens. Het WADA zal een modelformulier ter beschikking stellen dat kan worden gebruikt of aangepast door de ADO's.
Indien een Sporter niet precies weet waar hij of zij zich op elk moment tijdens het komende kwartaal zal bevinden, moet hij of zij de best mogelijke informatie geven op basis van waar hij of zij zich op de betrokken tijdstippen denkt te zullen bevinden en deze informatie dan updaten indien nodig, in overeenstemming met clausule 11.4.2.
ADO's moeten passende mechanismen voorzien (zoals telefoon, fax, internet, e-mail, SMS) om de aangiften van dergelijke updates mogelijk te maken.
Wanneer de Sporter in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens (hetzij in zijn of haar originele kwartaalaangifte of in een update) een locatie opgeeft, moet de Sporter voldoende informatie geven zodat de DCO de locatie kan vinden, zich toegang kan verschaffen tot de locatie en de Sporter op de locatie kan vinden. Verklaringen zoals « in het Zwarte Woud lopen » volstaan niet en zullen hoogst waarschijnlijk resulteren in een Verzuim om Verblijfsgegevens te verstrekken. Zo zal ook het opgeven van een locatie die de DCO niet kan betreden (zoals een gebouw of gebied met verboden toegang) waarschijnlijk resulteren in een mislukte poging om de Sporter te testen en bijgevolg in een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken.
In dergelijke omstandigheden bestaan er verschillende mogelijkheden : a. Indien de ADO de ontoereikendheid van de informatie kan afleiden uit de Aangifte van de Verblijfsgegevens zelf, moet de ADO een dergelijke ontoereikendheid beschouwen als een schijnbaar Aangifteverzuim, in overeenstemming met clausule 11.6.2. b. Wanneer de ADO de ontoereikendheid van de informatie pas ontdekt wanneer ze de Sporter probeert te testen en hem of haar niet kan lokaliseren : i.indien de ontoereikende informatie betrekking heeft op het tijdsbestek van 60 minuten, moet de ADO de zaak beschouwen als een schijnbaar Gemiste Dopingtest, in overeenstemming met clausule 11.6.3, en/of (indien de omstandigheden dit rechtvaardigen) als een omzeiling van de Monsterneming onder Codeartikel 2.3, en/of als Fraude of een Poging tot Fraude met de Dopingtest onder Codeartikel 2.5; en ii. wanneer de ontoereikende informatie betrekking heeft op de perioden buiten het tijdsbestek van 60 minuten, moet de ADO de zaak beschouwen als een schijnbaar Aangifteverzuim, in overeenstemming met clausule 11.6.4, en/of (indien de omstandigheden dit rechtvaardigen) als een omzeiling van de Monsterneming onder Codeartikel 2.3, en/of als Fraude of een Poging tot Fraude met de Dopingtest onder Codeartikel 2.5.] 11.3.4 Elke Sporter die valse informatie opgeeft in zijn of haar Aangifte van Verblijfsgegevens, hetzij met betrekking tot zijn of haar locatie tijdens het gespecificeerde tijdsbestek van 60 minuten, hetzij met betrekking tot zijn of haar verblijfsgegevens buiten dit tijdsbestek, of in andere opzichten, begaat daarmee een overtreding van de antidopingregels onder Code artikel 2.3 (omzeilen van een Monster neming) en/of Code artikel 2.5 (Fraude of Poging tot Fraude met de Dopingtest ). [11.3.4 Opmerking : Elke beslissing om een incident te beschouwen als een omzeiling van een Monsterneming onder Codeartikel 2.3 en/of als Fraude of een Poging tot Fraude met de Dopingtest onder Codeartikel 2.5 doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de ADO om datzelfde incident als een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken te beschouwen onder Codeartikel 2.4; en vice versa.] 11.3.5 Van een Sporter mag enkel verklaard worden dat hij of zij een Aangifteverzuim heeft begaan wanneer de Verantwoordelijke ADO, volgens de in clausule 11.6.2 vastgelegde procedure voor resultatenbeheer, elk van de volgende zaken kan vaststellen : a. dat de Sporter tijdig op de hoogte werd gebracht (i) dat hij of zij was aangeduid voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, (ii) van de daaruit voortvloeiende vereiste om een Aangifte van de Verblijfsgegevens in te dienen;en (iii) van de gevolgen van elk verzuim om aan die vereiste te voldoen; b. dat de Sporter verzuimde om aan die vereiste te voldoen tegen de geldende deadline; [11.3.5(a) Opmerking : Een Sporter verzuimt om te voldoen aan de vereiste om Aangifte te doen van zijn of haar Verblijfsgegevens in de volgende omstandigheden : i. wanneer hij of zij geen dergelijke aangifte doet;of ii. wanneer hij of zij de aangifte doet (i.e. hetzij de originele kwartaalaangifte hetzij een update) maar niet alle vereiste informatie vermeldt (bijvoorbeeld hij of zij vermeldt de plaats niet waar hij of zij zal wonen voor elke dag van het volgende kwartaal, of voor elke dag die in de update staat vermeld, of hij of zij vergeet een regelmatige activiteit te vermelden die hij of zij tijdens dat kwartaal zal uitvoeren, of tijdens de periode die in de update staat vermeld); of iii. wanneer hij of zij informatie opgeeft (hetzij in de oorspronkelijke kwartaalaangifte of in een update) die onjuist is (bijvoorbeeld een onbestaand adres) of die niet volstaat om de ADO in staat te stellen hem of haar te lokaliseren voor een Dopingtest (bijvoorbeeld "lopen in het Zwarte Woud"). Zoals aangegeven in de commentaar bij clausule 11.3.3, indien de onjuistheid of onvolledigheid betrekking heeft op het tijdsbestek van 60 minuten en pas wordt ontdekt wanneer een poging wordt gedaan om de Sporter te testen tijdens die periode, kan dit als een Gemiste Dopingtest beschouwd worden. In andere omstandigheden moet een dergelijke onjuistheid of onvolledigheid als een Aangifteverzuim worden beschouwd.] c. (in het geval van een tweede of derde Aangifteverzuim in hetzelfde kwartaal) dat hij of zij op de hoogte werd gesteld van het vorige Aangifteverzuim in overeenstemming met clausule 11.6.2(a) en verzuimde om dat Aangifteverzuim recht te zetten tegen de in die kennisgeving aangegeven deadline; en [11.3.5(c) Opmerking : Het doel van deze vereiste is ervoor te zorgen dat de Sporter eerlijk wordt behandeld. In de kennisgeving van het eerste Aangifteverzuim ul die de Verantwoordelijke ADO naar de Sporter stuurt in overeenstemming met clausule 11.6.2(a), moet de Verantwoordelijke ADO de Sporter informeren dat, om een volgend Aangifteverzuim te vermijden, hij of zij de vereiste Aangifte van de Verblijfsgegevens moet indienen tegen de in de kennisgeving bepaalde deadline. Die deadline kan door de ADO worden bepaald, maar mag niet minder dan 24 uur zijn na ontvangst van de kennisgeving en niet later dan het einde van de maand waarin de kennisgeving is ontvangen.] d. dat het verzuim van de Sporter om aan de vereiste te voldoen op zijn minst nalatig was.Voor deze doeleinden zal de Sporter verondersteld worden het verzuim uit nalatigheid te hebben begaan indien wordt bewezen dat hij of zij van de vereiste op de hoogte was gesteld maar verzuimde om eraan te voldoen. Die veronderstelling kan enkel door de Sporter worden weerlegd wanneer die bewijst dat het verzuim niet werd veroorzaakt of niet in de hand werd gewerkt door nalatigheid van zijn of haar kant. [11.3.5(d) Opmerking : Wanneer een overtreding van de antidopingregels volgens Codeartikel 2.4 wordt vastgesteld, zal de mate waarin de Sporter daar schuld aan heeft (bijvoorbeeld door nalatigheid of meer) relevant zijn voor de beoordeling onder Codeartikel 10.3.3 of voor de op te leggen periode van Uitsluiting.] 11.3.6 Een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest kan beslissen om het indienen van enkele of elk van zijn of haar Aangiften van de Verblijfsgegevens die vereist zijn onder clausules 11.3.1 en 11.3.2 (en/of updates van zijn of haar Aangiften van de Verblijfsgegevens onder clausule 11.4.3) te delegeren aan een derde partij, zoals (bijvoorbeeld, en afhankelijk van de regels van de Verantwoordelijke ADO) een coach, een manager of een Nationale Federatie, op voorwaarde dat de derde partij het hiermee eens is. [11.3.6 Opmerking : Zie clausule 11.5.4 voor een bespreking van de toepassing van deze clausule 11.3.6 in de specifieke context van de Teamsporten. Om elke twijfel weg te nemen kan een Sporter in een sport die geen Teamsport is echter ook de indiening van zijn of haar Aangiften van de Verblijfsgegevens aan een derde partij delegeren voor enkele of alle betrokken periodes, op voorwaarde dat de derde partij daarmee akkoord gaat.
De Verantwoordelijke ADO kan eisen dat door elke volgens clausule 11.3.6 overeengekomen delegatie een kennisgeving bij haar moet worden ingediend, ondertekend door zowel de betrokken Sporter als de derde partij aan wie wordt gedelegeerd.] 11.3.7 In alle gevallen, echter, met inbegrip van de Teamsporten : a. blijft elke Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest uiteindelijk op elk ogenblik verantwoordelijk voor het indienen van juiste en volledige Aangiften van de Verblijfsgegevens zoals vereist door clausule 11.3, ongeacht of hij of zij dit nu persoonlijk doet of dit aan een derde partij delegeert (of een combinatie van beide). Dat de Sporter die verantwoordelijkheid aan een derde partij heeft overgelaten en dat die derde partij heeft nagelaten om aan de toepasselijke vereisten te voldoen kan niet als verweer gebruikt worden tegen een beschuldiging van een Aangifteverzuim onder Code artikel 2.4; en b. blijft die Sporter op elk ogenblik persoonlijk verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat hij of zij beschikbaar is voor Dopingtest op de plaats en het tijdstip die in zijn of haar Aangiften van de Verblijfsgegevens zijn aangegeven, ongeacht of hij of zij deze aangifte persoonlijk doet of dit aan een derde partij delegeert (of een combinatie van beide).Dat de Sporter de verantwoordelijkheid voor de aangifte van zijn of haar verblijfsgegevens voor de betrokken periode gedelegeerd had aan een derde partij en dat die derde partij nagelaten had de juiste informatie op te geven of de eerder aangegeven informatie te updaten zodat de verblijfsgegevens in de Aangifte van de Verblijfsgegevens voor de betrokken dag up-to-date en correct zouden zijn, kan niet als verweer gebruikt worden tegen een beschuldiging van een Gemiste Dopingtest onder Codeartikel 2.4. 11.4 Beschikbaarheid voor Dopingtest 11.4.1 Een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest moet specifiek aanwezig en beschikbaar zijn voor Dopingtest op een dag tijdens het betrokken kwartaal voor het tijdsbestek van 60 minuten dat voor die dag in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens staat vermeld, op de locatie die de Sporter voor dat tijdsbestek in een dergelijke aangifte heeft gespecificeerd. [11.4.1 Opmerking : Deze specifieke vereiste doet geen afbreuk aan de basisverplichting van de Sporter om informatie te verschaffen over zijn of haar verblijfsgegevens in het algemeen tijdens het komende kwartaal en om zich op elk tijdstip en op elke plaats tijdens dat kwartaal aan een Dopingtest te onderwerpen.
Om ervoor te zorgen dat de Dopingtest efficiënt is in het afschrikken en opsporen van bedrog, vereist de beste praktijk een planning voor de spreiding van de dopingtests die de timing van de Dopingtests onvoorspelbaar maakt. Om dit te bereiken moet op verschillende tijdstippen van de dag geprobeerd worden Dopingtests uit te voeren. De bedoeling van het tijdsbestek van 60 minuten is dan ook niet om de Dopingtest tot die periode te beperken of een periode van 'verzuim' voor Dopingtests tot stand te brengen, maar eerder : a. om heel duidelijk te maken wanneer een mislukte poging om een Sporter te testen als een Gemiste Dopingtest zal gelden (wat de Sporter helpt om een Gemiste Dopingtest te vermijden en een ADO alsook een hoorzittingspanel helpt om te bepalen of het om een Gemiste Dopingtest gaat);b. om ervoor te zorgen dat de Sporter kan worden gevonden en minstens één keer per dag een Monster kan worden genomen (wat bedrog moet afschrikken of dit op zijn minst veel moeilijker moet maken);c. om de betrouwbaarheid van de rest van de door de Sporter verstrekte verblijfsgegevens te vergroten en de ADO te helpen de Sporter te lokaliseren voor Dopingtest buiten het tijdsbestek van 60 minuten : i.Het tijdsbestek van 60 minuten 'bindt' de Sporter aan een bepaalde locatie gedurende een bepaalde dag. Mede door middel van de informatie die de Sporter moet verstrekken over waar hij of zij op die dag verblijft, traint, aan wedstrijden deelneemt of andere 'regelmatige' activiteiten uitvoert, moet de ADO in staat zijn de Sporter buiten dat tijdsbestek van 60 minuten te lokaliseren voor de Dopingtest, of anders te bepalen of de informatie die met betrekking tot zijn of haar verblijfsgegevens buiten dat tijdsbestek is verstrekt onvolledig en/of onjuist is (dit kan, afhankelijk van de omstandigheden, behandeld worden als een Aangifteverzuim onder Codeartikel 2.4, een omzeiling van de monsterneming onder Codeartikel 2.3 en/of als Fraude onder Codeartikel 2.5). ii. Het is natuurlijk in het belang van de Sporter om zoveel mogelijk informatie over zijn of haar verblijfsgegevens buiten dat tijdsbestek van 60 minuten te geven, zodat ADO's hem of haar buiten dat tijdsbestek van 60 minuten kunnen testen en hij of zij bijgevolg nooit risico loopt om aansprakelijk gesteld te worden voor een Gemiste Dopingtest; en d. om bruikbare antidopinginformatie te verzamelen, bijvoorbeeld wanneer de Sporter regelmatig tijdsbestekken met grote leemtes ertussen opgeeft en/of zijn of haar tijdsbestek en/of locatie in de laatste minuut verandert.Dergelijke informatie kan gebruikt worden als basis voor de Doelgerichte Dopingtest van een dergelijke Sporter.] 11.4.2 Het is de verantwoordelijkheid van de Sporter om ervoor te zorgen (onder andere door updates, indien nodig) dat de verblijfsgegevens die hij of zij in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens verstrekt volstaan om een ADO toe te laten hem of haar voor een Dopingtest te lokaliseren op elke dag tijdens het kwartaal, met inbegrip van maar niet beperkt tot het tijdsbestek van 60 minuten dat voor die dag in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens is opgegeven. Wanneer een verandering in de omstandigheden tot gevolg heeft dat de informatie die eerder werd verstrekt door of in naam van de Sporter (hetzij in de oorspronkelijke Aangifte van de Verblijfsgegevens hetzij in een daaropvolgende update) niet langer juist of volledig is (i.e. niet volstaat om een ADO toe te laten de Sporter te lokaliseren voor een Dopingtest op elke dag tijdens het betrokken kwartaal, met inbegrip van maar niet beperkt tot het tijdsbestek van 60 minuten dat hij of zij voor die dag heeft opgegeven), moet de Sporter zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens updaten zodat de geregistreerde informatie opnieuw juist en volledig is. Hij of zij moet deze update zo vlug mogelijk doen en in elk geval voorafgaand aan het tijdsbestek van 60 minuten dat hij of zij voor die dag in zijn of haar aangifte heeft opgegeven.
Indien hij of zij verzuimt dit te doen, zal dit de volgende gevolgen hebben : a. wanneer, als gevolg van een dergelijk verzuim, de poging van een ADO om de Sporter tijdens het tijdsbestek van 60 minuten te testen mislukt, dient de mislukte poging te worden beschouwd als een schijnbaar Gemiste Dopingtest in overeenstemming met clausule 11.6.3; en b. indien de omstandigheden dit vereisen, kan het verzuim beschouwd worden als een omzeiling van een Monster neming onder Code artikel 2.3, en/of Fraude of een Poging tot Fraude met de Dopingtest onder Code artikel 2.5; en c. de ADO dient in elk geval een Doelgerichte Dopingtest van de Sporter te overwegen. [11.4.2 Opmerking : Het is de verantwoordelijkheid van de ADO om ervoor te zorgen dat ze checkt of de Sporter updates heeft ingediend vóór de poging tot monsterneming bij de Sporter op basis van zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens. Om elke twijfel weg te nemen moet een Sporter die zijn of haar tijdsbestek van 60 minuten voor een bepaalde dag updatet vóór het oorspronkelijke tijdsbestek van 60 minuten zich echter nog altijd aanmelden voor de Dopingtest tijdens het oorspronkelijke tijdsbestek van 60 minuten indien hij of zij voor Dopingtest is gelokaliseerd tijdens het oorspronkelijke tijdsbestek van 60 minuten.
Het tijdsbestek van 60 minuten kan op elk moment worden geüpdatet vóór het begin van dat tijdsbestek. Onder de juiste omstandigheden, echter, kunnen ultieme updates door de Sporter worden beschouwd als een mogelijke overtreding van de antidopingregels of een omzeiling van de Monsterneming onder Codeartikel 2.3 en/of Fraude (of Poging tot Fraude) met de Dopingtest onder Codeartikel 2.5.
Indien de Sporter een update heeft ingediend, maar de geüpdatete informatie onvolledig of onjuist is of niet volstaat om de ADO in staat te stellen de Sporter te lokaliseren kan dit beschouwd worden als een Aangifteverzuim in overeenstemming met clausule 11.3.5(b).] 11.4.3 Over een Sporter mag enkel verklaard worden dat hij of zij een Gemiste Dopingtest heeft begaan wanneer de Verantwoordelijke ADO, volgens de in clausule 11.6.3 vastgelegde procedure voor resultatenbeheer, elk van de volgende zaken kan vaststellen : a. dat wanneer de Sporter op de hoogte werd gebracht dat hij of zij was aangeduid voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, hij of zij geïnformeerd werd over het feit dat hij of zij aansprakelijk zou zijn voor een Gemiste Dopingtest wanneer hij of zij niet beschikbaar was voor Dopingtest tijdens het in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens opgegeven tijdsbestek van 60 minuten op de plaats die voor dat tijdsbestek was opgegeven;b. dat een DCO geprobeerd heeft de Sporter te controleren op een bepaalde dag tijdens het kwartaal in het tijdsbestek van 60 minuten dat voor die dag was opgegeven in de Aangifte van de Verblijfsgegevens van de Sporter, door de locatie te bezoeken die voor dat tijdsbestek was opgegeven; [11.4.3(b) Opmerking : Wanneer de Sporter niet beschikbaar is voor Dopingtest bij het begin van het tijdsbestek van 60 minuten, maar later tijdens dat tijdsbestek van 60 minuten beschikbaar is voor Dopingtest, moet de DCO het Monster nemen en de poging niet als een mislukte dopingtestpoging verwerken, maar alle details van de uitgestelde beschikbaarheid van de Sporter opnemen in zijn of haar rapport over de Monsterneming. Elk dergelijk gedrag moet worden onderzocht door de Verantwoordelijke ADO als een mogelijke overtreding van de antidopingregels, namelijk de omzeiling van de Monsterneming onder Codeartikel 2.3 of Codeartikel 2.5. Dit kan eveneens een Doelgerichte Dopingtest van de Sporter tot gevolg hebben.
Wanneer de Sporter is gelokaliseerd voor de Dopingtest, moet hij of zij bij de DCO blijven tot de Monsterneming beëindigd is, ook al duurt dit langer dan het tijdsbestek van 60 minuten.
Indien een Sporter niet beschikbaar is voor Dopingtest tijdens zijn of haar tijdsbestek van 60 minuten op de locatie die voor dat tijdsbestek op die dag werd vastgelegd, zal hij of zij aansprakelijk zijn voor een Gemiste Dopingtest zelfs al wordt hij of zij later op die dag gelokaliseerd en wordt er met succes een Monster bij hem of haar genomen.] c. dat tijdens dat tijdsbestek van 60 minuten, de DCO gedaan heeft wat redelijkerwijze mogelijk was onder de omstandigheden (gezien de aard van de bepaalde locatie) om te proberen de Sporter te lokaliseren, behalve de Sporter op Voorhand Op de Hoogte Brengen van de test; [11.4.3(c) Opmerking : Eens de DCO aangekomen is op de locatie die werd bepaald voor het tijdsbestek van 60 minuten, en de Sporter niet meteen kan worden gelokaliseerd moet de DCO ter plaatse blijven voor de rest van het tijdsbestek van 60 minuten en moet hij of zij tijdens die resterende tijd doen wat redelijkerwijze mogelijk is onder de omstandigheden om te proberen de Sporter te lokaliseren.] d. dat aan de bepalingen van clausule 11.4.4 (indien van toepassing) is voldaan; en e. dat het verzuim van de Sporter om beschikbaar te zijn voor Dopingtest op de vastgelegde locatie tijdens het tijdsbestek van 60 minuten op zijn minst nalatig was.Voor deze doeleinden zal de Sporter verondersteld worden nalatig te zijn geweest wanneer de zaken uiteengezet in subclausules 11.4.3(a) tot (d) zijn bewezen. Die veronderstelling kan enkel door de Sporter worden weerlegd wanneer die bewijst dat geen nalatigheid van zijn of haar kant ervoor heeft gezorgd of ertoe heeft bijgedragen dat hij of zij (i) niet beschikbaar was voor Dopingtest op een dergelijke locatie tijdens een dergelijk tijdsbestek; en (ii) hij of zij verzuimde om zijn of haar meest recente Aangifte van de Verblijfsgegevens te updaten om kennis te geven van een andere locatie waar hij of zij beschikbaar zou zijn voor Dopingtest tijdens een tijdsbestek van 60 minuten op de betrokken dag. [11.4.3(e) Opmerking : Wanneer een overtreding van de antidopingregels volgens Codeartikel 2.4 wordt vastgesteld, zal de mate waarin de Sporter daar schuld aan heeft (bijvoorbeeld door nalatigheid of meer) relevant zijn voor de beoordeling, onder Codeartikel 10.3.3, of voor de op te leggen periode van Uitsluiting.] 11.4.4 Om ervoor te zorgen dat de Sporter eerlijk wordt behandeld wanneer een mislukte poging is ondernomen om een Sporter te testen tijdens één van de tijdsbestekken van 60 minuten die zijn bepaald in zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens, kan elke volgende poging om die Sporter te testen (door dezelfde of een andere ADO ) enkel als een Gemiste Dopingtest tegen die Sporter in rekening genomen worden indien die volgende poging plaatsvindt nadat de Sporter op de hoogte is gebracht, in overeenstemming met clausule 11.6.3(b), van de oorspronkelijke mislukte poging. 11.5 Teamsporten [11.5 Opmerking : Tijdens de overlegfase in 2007-2008 over herzieningen aan Versie 3.0 van de Internationale Standaard voor Dopingtest van 2007 was een gemeenschappelijk thema in veel van de door Teamsporten gemaakte bijdragen dat een geharmoniseerd systeem betreffende de verblijfsgegevens flexibel genoeg moet zijn om het feit weer te geven dat Teamsporten eerder georganiseerd en beoefend worden op teambasis dan op individuele basis, waarbij de meeste activiteiten om die sport te beoefenen eerder gemeenschappelijk dan individueel worden uitgevoerd. De bedoeling van deze clausule 11.5 is dat kenmerk van Teamsporten weer te geven door toe te laten dat een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest wordt samengesteld met betrekking tot teams.
Het laat ook toe dat verblijfsgegevens met betrekking tot Sporters in dergelijke teams collectief kunnen worden ingediend, waarbij informatie over de gezamenlijke activiteiten van het team wordt aangevuld met individuele verblijfsgegevens voor periodes waarin de Sporters niet bij het team waren. In overeenstemming met de systemen die werden toegepast voor Teamsporten zoals waterpolo en rugby in de periode 2004-2007, blijft de individuele Sporter te allen tijde persoonlijk verantwoordelijk voor de juistheid van die verblijfsgegevens en voor het beschikbaar zijn voor Dopingtest op die plaats en dat tijdstip.] 11.5.1 Een IF of een Teamsport kan haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest bepalen met betrekking tot teams, zodat de Sporters in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest sommige of alle Sporters van bepaalde teams zijn in de betrokken periode. [11.5.1 Opmerking : Een IF kan er bijvoorbeeld op elk ogenblik voor opteren haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest op te stellen met verwijzing naar haar nationale representatieve topteams. In een jaar waarin de Wereldkampioenschappen van die IF plaatsvinden, mag ze beslissen haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest uit te breiden met alle nationale representatieve teams die zich gekwalificeerd hebben om deel te nemen aan de Wereldkampioenschappen. In overeenstemming met clausule 11.7.5 kan de IF de verantwoordelijkheid voor het verzamelen van de verblijfsgegevens van dergelijke Sporters delegeren aan de betrokken Nationale Federaties.
Een NADO die in haar nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest een Teamsport heeft, kan dezelfde benadering volgen.] 11.5.2 In dergelijke omstandigheden, in overeenstemming met clausule 11.2.4 vaardigt de IF regels uit betreffende de veranderingen in samenstelling van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest tijdens de betrokken periode om het feit weer te geven dat het lidmaatschap van een team geregeld kan wijzigen. [11.5.2 Opmerking : In een Teamsport, bijvoorbeeld, waarbij een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest wordt bepaald met betrekking tot nationale representatieve teams, zou de IF lidmaatschap kunnen organiseren met betrekking tot de Sporters die zijn opgenomen in het laatste nationale representatieve team dat werd geselecteerd vóór het betreffende kwartaal. Wanneer een nieuw team wordt geselecteerd tijdens het kwartaal dat in samenstelling verschilt van het vorige team, zullen de regels van de IF bepalen of de veranderingen onmiddellijk worden doorgevoerd (bijvoorbeeld, een Sporter uit het eerste team die niet tot het tweede team behoort, trekt zich onmiddellijk terug uit de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest) of anders bij het begin van het volgende kwartaal (i.e. de Sporter die niet tot het tweede team behoort, blijft in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest tot het einde van het kwartaal).] 11.5.3 In een Teamsport waarbij de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest bepaald wordt met betrekking tot teams, is het waarschijnlijk dat de Sporters in die aangeduide teams de meeste van hun sportactiviteiten (zoals trainen, reizen en tactiek) op collectieve basis zullen uitvoeren. Zo zullen ook de meeste verblijfsgegevens die nodig zijn onder clausule 11.3 dezelfde zijn voor alle Sporters in het team. Bovendien, op momenten waarop een Sporter van een team niet deelneemt aan een geplande teamactiviteit (bijvoorbeeld wegens letsel), is het waarschijnlijk dat hij of zij andere activiteiten zal uitvoeren onder het toezicht van zijn of haar team (bijvoorbeeld een behandeling door een teamdokter). Dergelijke activiteiten in team, hetzij collectief hetzij in andere opzichten, dienen voor de toepassing van deze Internationale Standaard voor Dopingtests te worden beschouwd als een « Teamactiviteit ». 11.5.4 Een Sporter die opgenomen is in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest met verwijzing naar het feit dat hij of zij voor een bepaald team speelt is onderhevig aan dezelfde individuele vereisten met betrekking tot de verblijfsgegevens die in sectie 11 zijn uiteengezet als een Sporter die opgenomen is in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest met verwijzing naar een ander criterium. In overeenstemming met clausules 11.3.6 en 11.3.7 kan de Sporter in de in clausule 11.5.3 beschreven omstandigheden echter de taak om elk of alle van de onder clausules 11.3.1 en 11.3.2 (en/of elke onder clausule 11.4.2 vereiste update van de Aangiften van de Verblijfsgegevens) vereiste Aangiftes van de Verblijfsgegevens te doen aan het team delegeren, om te laten uitvoeren door (bijvoorbeeld afhankelijk van de regels van de Verantwoordelijke ADO) een coach, een manager of een Nationale Federatie. [11.5.4 Opmerking : Om elke twijfel weg te nemen en voor redenen van gemak en efficiëntie kan een Sporter in een Teamsport het opstellen van zijn of haar Aangiften van de Verblijfsgegevens aan zijn of haar team delegeren tijdens perioden van Teamactiviteit alsook in perioden waarin hij of zij niet bij het team is, op voorwaarde dat het team daarmee akkoord gaat. In dergelijke omstandigheden zal de Sporter de informatie betreffende zijn of haar individuele verblijfsgegevens voor de betrokken periode aan het team moeten meedelen als aanvulling op de informatie die hij of zij geeft met betrekking tot de Teamactiviteiten.
In die Teamsporten waarbij een Sporter voor meer dan één team kan spelen en bijgevolg bij meer dan één Teamactiviteit kan betrokken zijn in een bepaalde opgegeven periode, moeten de desbetreffende regels duidelijk voorzien in de verzameling en indiening van de informatie die vereist is onder clausule 11.3. Bijvoorbeeld, wanneer een IF haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest samenstelt met betrekking tot de nationale representatieve teams kunnen de Sporters in deze teams veel van hun tijd doorbrengen bij hun nationale representatieve teams terwijl ze deelnemen aan Internationale Evenementen, maar kunnen ze eveneens een belangrijk deel van hun tijd bij hun clubs doorbrengen terwijl ze deelnemen aan lokale en/of regionale Evenementen. In dergelijke omstandigheden moet de Nationale Federatie de informatie over de Teamactiviteiten van de Sporter voor zijn of haar club verzamelen en bij de Aangifte van de Verblijfsgegevens voegen, samen met de informatie over de Teamactiviteiten van het nationale representatieve team en de individuele verblijfsgegevens van de Sporter voor de betrokken periode.] 11.5.5 In de in clausule 11.5.4 bepaalde omstandigheden kan het team (bijvoorbeeld de Nationale Federatie) de Aangifte van de Verblijfsgegevens opstellen in naam van haar Sporters, waarbij ze de volgende onder clausule 11.3 vereiste informatie verstrekt : a. een volledig postadres voor formele kennisgevingen, in overeenstemming met clausule 11.3.1(a). Indien overeengekomen met de Sporter mag deze kennisgeving ter attentie van het team worden verstuurd. b. de in clausules 11.3.1(b), (c), (d) en (f) omschreven informatie; c. voor elke dag in het volgende kwartaal, het(de) moment(en) van elke dag van elke Teamactiviteit, of dit nu een collectieve activiteit (zoals training) is of een individuele activiteit onder begeleiding van het team (zoals medische behandeling), samen met de plaats en alle andere details die vereist zijn om de Sporter te kunnen lokaliseren tijdens de betrokken periode(s);en [11.5.5(c) Opmerking : Indien de Sporter andere regelmatige activiteiten beoefent naast de Teamactiviteiten (hij of zij is bijvoorbeeld een sportamateur en gaat daarom ook werken of naar school), moeten de locaties en tijdsbestekken van die andere regelmatige activiteiten eveneens worden meegedeeld, overeenkomstig clausule 11.3.1(e).] d. voor elke dag tijdens het volgende kwartaal, een specifiek tijdsbestek van 60 minuten tussen 6 en 23 uur waarop de Sporter beschikbaar en toegankelijk zal zijn voor Dopingtest op een specifieke locatie.Om elke twijfel weg te nemen mag dit tijdsbestek van 60 minuten plaatsvinden tijdens een Teamactiviteit die op de betrokken dag wordt beoefend. 11.5.6 Voor Sporters in Geregistreerde Doelgroepen voor Dopingtest in Teamsporten dient de aansprakelijkheid voor Aangifteverzuimen te worden bepaald overeenkomstig clausule 11.3.5 en de aansprakelijkheid voor Gemiste Dopingtests overeenkomstig clausule 11.4.2. In overeenstemming met clausule 11.3.7 : a. Wanneer het team de vereiste Aangifte van de Verblijfsgegevens niet doet of de Aangifte van de Verblijfsgegevens wel doet maar deze niet alle vereiste informatie bevat zal de Sporter (onderhevig aan de vereisten van clausule 11.3.5) verantwoordelijk worden geacht voor een Aangifteverzuim onder Code artikel 2.4; en b. wanneer een deel van de vereiste informatie verandert nadat een Aangifte van de Verblijfsgegevens is gedaan moet overeenkomstig clausule 11.4.2 een update ingediend worden zodat de Aangifte van de Verblijfsgegevens op elk moment nauwkeurig is. Indien er geen update gemaakt wordt en een poging om de Sporter tijdens het tijdsbestek van 60 minuten te testen bijgevolg mislukt, zal de Sporter (onderhevig aan de vereisten van clausule 11.4.3) aansprakelijk gehouden worden voor een Gemiste Dopingtest onder Code artikel 2.4. [11.5.6 Opmerking : Bijvoorbeeld, wanneer een poging om een Sporter te testen tijdens een tijdsbestek van 60 minuten dat is bepaald binnen een bepaalde periode van Teamactiviteit mislukt door het feit dat een teamofficial de verkeerde informatie met betrekking tot de Teamactiviteit heeft ingediend of verzuimd heeft om de eerder verstrekte informatie te updaten terwijl de details van de Teamactiviteit daarna zijn gewijzigd, kan het team voor een dergelijk verzuim gesanctioneerd worden volgens de voor een dergelijk verzuim van toepassing zijnde regels van de IF, maar blijft de Sporter zelf nog altijd verantwoordelijk (in de veronderstelling dat aan de vereisten van clausule 11.4.3 voldaan is) voor een Gemiste Dopingtest.
Dit moet zo zijn omdat wanneer een Sporter zijn of haar team de schuld kan geven van het feit dat hij of zij niet beschikbaar is voor Dopingtest op een door het team bepaalde locatie, hij of zij de aansprakelijkheid voor zijn of haar verblijf tijdens de Dopingtest zal kunnen vermijden. Het team heeft er natuurlijk evenveel belang bij als de Sporter ervoor te zorgen dat de Aangifte van de Verblijfsgegevens accuraat is en elk Aangifteverzuim van de kant van de Sporter te vermijden.] 11.5.7 Overeenkomstig clausule 11.1.6, kan een ADO, behalve het handhaven van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest in overeenstemming met de voorgaande bepalingen van deze clausule 11.5, in een Teamsport een of meerdere andere doelgroepen voor dopingtest samenstellen voor andere teams/Sporters onder haar bevoegdheid, en kan ze verschillende criteria inzake verblijfsgegevens toepassen op (een) dergelijke groep(en) voor de doeleinden van Code artikel 2.4. [11.5.7 Opmerking : Een goed voorbeeld van een dergelijke bijkomende doelgroep is de doelgroep inzake verblijfsgegevens die door de Football Association in Engeland in de periode 2006-2008 wordt bijgehouden en bestaat uit alle Sporters die voor bepaalde teams speelden. Volgens de benadering van de FA, die door de FIFA en de IF's van bepaalde andere Teamsporten als een bruikbaar model wordt beschouwd, is een team dat is aangeduid voor opname in een dergelijke doelgroep verantwoordelijk voor de periodieke aangifte van de verblijfsgegevens bij de Football Association, waarbij de namen van de Sporters die bij het team geregistreerd zijn worden opgegeven alsook het trainings- en wedstrijdschema voor de komende periode. Met andere woorden, de Football Association wordt op de hoogte gebracht van de collectieve verblijfsgegevens van het team tijdens de Teamactiviteiten waarnaar verwezen wordt in clausule 11.5.3. Indien dan een poging wordt gedaan om een Sporter van dat team te testen tijdens een dergelijke Teamactiviteit en de Sporter in kwestie niet beschikbaar is voor Dopingtest op de bepaalde locatie, wordt een onderzoek geopend naar de mogelijke Gemiste Dopingtest van de Sporter. Indien tijdens het onderzoek wordt bepaald dat de Sporter niet beschikbaar was voor de Dopingtest omdat het team naliet de juiste informatie te bezorgen over de deelname van de Sporter in en/of de locatie van de betreffende Teamactiviteit aan de Football Association, zal eerder het team dan de Sporter onderhevig zijn aan sanctionering. In het andere geval, echter, indien er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn, wordt een Gemiste Dopingtest uitgeroepen tegen de Sporter.
Niets in deze Standaard is bedoeld om ADO's in Teamsporten ervan te weerhouden doelgroepen van dit type bij te houden, terwijl ze gebruik maken van dergelijke criteria inzake verblijfsgegevens. Om elke twijfel weg te nemen, moet dit gebeuren bovenop (en niet in plaats van) het bijhouden van een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest in overeenstemming met de voorgaande bepalingen van deze clausule 11.5 waarop de vereisten van deze sectie 11 volledig van toepassing zijn.] 11.6 Resultatenbeheer 11.6.1 Bijlage A van de Internationale Standaard voor Dopingtests (« Een mogelijk verzuim tot naleving onderzoeken ») is niet van toepassing op de Aangifteverzuimen. De bepalingen van deze clausule 11.6 daarentegen zijn wel van toepassing. 11.6.2 Het resultatenbeheer van een schijnbaar Aangifteverzuim gebeurt als volgt : a. Indien blijkt dat aan alle vereisten in clausule 11.3.5 met betrekking tot Aangifteverzuimen is voldaan, moet de Verantwoordelijke ADO niet later dan 14 (veertien) dagen na de dag waarop het mogelijke Aangifteverzuim is vastgesteld een kennisgeving van het mogelijke Aangifteverzuim sturen naar de betrokken Sporter, met de vraag om binnen de 14 (veertien) dagen na ontvangst van de kennisgeving te antwoorden. In de kennisgeving moet de Verantwoordelijke ADO de Sporter waarschuwen : i. dat tenzij de Sporter de Verantwoordelijke ADO overtuigt dat er geen Aangifteverzuim begaan is, er een (onderhevig aan de rest van de hieronder beschreven resultatenbeheersprocedure) een vermeend Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken zal worden geregistreerd tegen de Sporter ;en ii. over de gevolgen voor de Sporter indien een hoorzittingspanel bij het vermeende Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken blijft. [11.6.2(a)(ii) Opmerking : De kennnisgeving moet de Sporter op de hoogte stellen van andere Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen hem of haar zijn aangevoerd in de periode van 18 maanden die voorafgaat aan dit vermeend Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken.] b. Wanneer de Sporter het schijnbare Aangifteverzuim betwist, moet de Verantwoordelijke ADO opnieuw beoordelen of aan alle vereisten van clausule 11.3.5 is voldaan. De Verantwoordelijke ADO moet de Sporter, niet later dan 14 (veertien) dagen na ontvangst van het antwoord van de Sporter, per brief op de hoogte brengen van het feit of zij volhoudt dat er een Aangifteverzuim begaan is. [11.6.2(b) Opmerking : Elke kennisgeving die aan een Sporter wordt gestuurd conform clausule 11.6.2(b) en die ermee instemt dat er geen Aangifteverzuim heeft plaatsgevonden dient ook verstuurd te worden naar het WADA en de andere partij(en) die beroepsrecht heeft/hebben volgens Codeartikel 13, en kan in beroep worden aangevochten door het WADA en/of dergelijke andere partij(en) in overeenstemming met dit artikel.] c. Indien de Sporter niet heeft gereageerd tegen de gestelde deadline, of indien de Verantwoordelijke ADO volhoudt (niettegenstaande het antwoord van de Sporter ) dat er een Aangifteverzuim heeft plaatsgevonden, moet de Verantwoordelijke ADO een kennisgeving sturen naar de Sporter dat er een vermeend Aangifteverzuim tegen hem of haar zal worden geregistreerd.De Verantwoordelijke ADO moet op hetzelfde moment de Sporter op de hoogte brengen van het feit dat hij of zij recht heeft op een administratieve herziening van die beslissing; d. Wanneer de Sporter daarom verzoekt, moet een dergelijke administratieve herziening uitgevoerd worden door een door de Verantwoordelijke ADO aangestelde persoon die niet betrokken was bij de vorige beoordeling van het vermeende Aangifteverzuim.De herziening mag enkel gebaseerd zijn op geschreven bijdragen en moet bekijken of aan alle criteria van clausule 11.3.5 is voldaan. De herziening moet worden beëindigd binnen de 14 (veertien) dagen na ontvangst van het verzoek van de Sporter en de beslissing moet per brief worden meegedeeld aan de Sporter niet later dan 7 (zeven) dagen nadat de beslissing is genomen; [11.6.2(d) Opmerking : Niets in dit artikel weerhoudt een voldoende uitgeruste ADO ervan een panel van maximum drie personen in te schakelen om een dergelijke administratieve herziening uit te voeren, op voorwaarde dat geen enkele van die personen betrokken was bij de vorige beoordeling van het vermeende Aangifteverzuim.] e. Indien na een dergelijke herziening blijkt dat de voorwaarden van clausule 11.3.5 niet vervuld zijn, wordt het vermeende Aangifteverzuim niet beschouwd als een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken voor welk doel dan ook; en [11.6.2(e) Opmerking : Elke kennisgeving die aan een Sporter wordt gestuurd conform clausule 11.6.3(e) en die ermee instemt dat er geen Aangifteverzuim heeft plaatsgevonden, moet ook verstuurd worden naar het WADA en de andere partij(en) die beroepsrecht heeft/hebben volgens Codeartikel 13, en kan in beroep worden aangevochten door het WADA en/of dergelijke andere partij(en) in overeenstemming met dit artikel.] f. Wanneer de Sporter tegen de relevante deadline niet om een administratieve herziening van het vermeende Aangifteverzuim verzoekt, of indien de administratieve herziening tot de conclusie leidt dat alle criteria van clausule 11.3.5 zijn voldaan, dient de Verantwoordelijke ADO een vermeend Aangifteverzuim tegen de Sporter te registreren en de Sporter en (op vertrouwelijke basis) het WADA en alle andere betrokken ADO 's op de hoogte te brengen van dat vermeend Aangifteverzuim en de datum waarop het heeft plaatsgevonden. [11.6.2(f) Opmerking : Om elke twijfel weg te nemen, wordt de Verantwoordelijke ADO niet belet om andere betrokken ADO's van het vermeend Aangifteverzuim op de hoogte te brengen (op een strikt vertrouwelijke basis) in een vroege fase van het resultatenbeheersproces. De Verantwoordelijke ADO heeft eerder het recht om dit te doen, indien ze dit nodig acht (voor de planning van de dopingtests of andere redenen).
De kennisgeving in clausule 11.6.2(f) moet de Sporter opnieuw op de hoogte stellen van andere Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen hem of haar zijn aangevoerd met betrekking tot de periode van 18 maanden die voorafgaat aan dit vermeende Aangifteverzuim.] 11.6.3 Het resultatenbeheersproces van een schijnbaar Gemiste Dopingtest dient als volgt te verlopen : a. De DCO moet een Rapport van Mislukte Poging indienen bij zijn of haar ADO waarin de details worden uiteengezet van de poging tot Monster neming, zoals de datum van de poging, de bezochte locatie, het precieze tijdstip van aankomst en vertrek op de locatie, de stap(pen) die is/zijn ondernomen om de Sporter proberen te vinden, alsook details over contacten met derde partijen en alle andere relevante details over de poging tot Monster neming. [11.6.3(a) Opmerking : Het WADA zal een modelformulier voor een Rapport van Mislukte Poging ter beschikking stellen dat kan worden gebruikt of aangepast door de ADO's. Wanneer de ADO een andere ADO de opdracht geeft om de test in haar naam uit te voeren kan de opdrachtgevende ADO een deadline vastleggen voor de indiening bij haar van een Rapport van Mislukte Poging.] b. Indien blijkt dat aan alle criteria van clausule 11.4.3 die betrekking hebben op Gemiste Dopingtests is voldaan, moet de Verantwoordelijke ADO (dit is de ADO in wiens naam de test werd geprobeerd) niet later dan 14 (veertien) dagen na de datum van de mislukte poging de Sporter op de hoogte brengen van de mislukte poging en hem of haar om een antwoord verzoeken binnen de 14 (veertien) dagen na ontvangst van de kennisgeving. In de kennisgeving moet de Verantwoordelijke ADO de Sporter waarschuwen : i. dat tenzij de Sporter de Verantwoordelijke ADO overtuigt dat er geen Dopingtest is Gemist er een (onderhevig aan de rest van de hieronder beschreven resultatenbeheersprocedure) vermeende Gemiste Dopingtest zal worden geregistreerd tegen de Sporter ;en ii. voor de gevolgen voor de Sporter indien een hoorzittingspanel de vermeende Gemiste Dopingtest bevestigt. [11.6.3(b)(ii) Opmerking : De kennnisgeving moet de Sporter ook op de hoogte stellen van andere Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen hem of haar zijn aangevoerd in de periode van 18 maanden die voorafgaat aan deze vermeende Gemiste Dopingtest. (Zie ook de opmerking bij clausule 11.6.3(d)).] c. Wanneer de Sporter de schijnbaar Gemiste Dopingtest betwist, moet de Verantwoordelijke ADO opnieuw beoordelen of aan alle vereisten van clausule 11.4.3 is voldaan. De Verantwoordelijke ADO moet de Sporter, niet later dan 14 (veertien) dagen na ontvangst van het antwoord van de Sporter, per brief op de hoogte brengen van het feit of zij volhoudt dat er een Dopingtest gemist is. [11.6.3(c) Opmerking : Het WADA is van plan om richtlijnen uit te vaardigen met betrekking tot de beoordeling van mislukte pogingen, waaronder welke verklaringen al dan niet een schijnbaar Gemiste Dopingtest kunnen rechtvaardigen.
Elke kennisgeving die aan een Sporter wordt gestuurd conform clausule 11.6.3(c) en die ermee instemt dat er geen Dopingtest Gemist is, dient ook verstuurd te worden naar het WADA en de andere partij(en) die beroepsrecht heeft/hebben volgens Codeartikel 13, en kan in beroep worden aangevochten door het WADA en/of dergelijke andere partij(en) in overeenstemming met dit artikel.] d. Indien geen antwoord is ontvangen van de Sporter tegen de gestelde deadline, of indien de Verantwoordelijke ADO volhoudt (niettegenstaande het antwoord van de Sporter ) dat er een Dopingtest Gemist is, moet de Verantwoordelijke ADO een kennisgeving sturen naar de Sporter dat er een vermeende Gemiste Dopingtest tegen hem of haar moet worden geregistreerd.De Verantwoordelijke ADO moet op hetzelfde moment de Sporter op de hoogte brengen van het feit dat hij of zij recht heeft op een administratieve herziening van die vermeende Gemiste Dopingtest; Het Rapport van Mislukte Poging moet op dit moment aan de Sporter worden bezorgd indien dit eerder tijdens de procedure nog niet is gebeurd. [11.6.3(d) Opmerking : De ADO mag dit Rapport van Mislukte Poging eerder aan de Sporter bezorgen indien zij dit wenst (bijvoorbeeld wanneer ze de oorspronkelijke kennisgeving verstuurt overeenkomstig clausule 11.6.3(b)), of ze kan aanvankelijk enkel de voornaamste details van de schijnbaar Gemiste Dopingtest bezorgen, terwijl ze de het volledige Rapport van Mislukte Poging pas op dit moment bezorgt.] e. Indien daarom wordt verzocht, moet een dergelijke administratieve herziening uitgevoerd worden door een door de Verantwoordelijke ADO aangestelde persoon die niet betrokken was bij de vorige beoordeling van de vermeende Gemiste Dopingtest, moet ze gebaseerd worden op schriftelijke bijdragen alleen en dient ze na te gaan of aan alle vereisten van clausule 11.4.3 is voldaan. Indien nodig kan de betrokken DCO verzocht worden om meer informatie te bezorgen aan de aangestelde persoon. De herziening moet worden afgerond binnen de 14 (veertien) dagen na ontvangst van het verzoek van de Sporter en de beslissing dient per brief te worden meegedeeld aan de Sporter niet later dan 7 (zeven) dagen nadat de beslissing is genomen. [11.6.3(e) Opmerking : Niets in dit artikel weerhoudt een voldoende uitgeruste ADO ervan een panel van maximum drie personen in te schakelen om een dergelijke administratieve herziening uit te voeren, op voorwaarde dat geen enkele van die personen betrokken was bij de vorige beoordeling van de vermeende Gemiste Dopingtest.] f. Indien de aangestelde persoon de indruk heeft dat niet is voldaan aan de vereisten van clausule 11.4.3, mag de mislukte poging om de Sporter te testen voor geen enkele reden als een Gemiste Dopingtest beschouwd worden; en [11.6.3(f) Opmerking : Elke kennisgeving die aan een Sporter wordt gestuurd conform clausule 11.6.3(f) en die ermee instemt dat er geen Dopingtest Gemist is, dient ook verstuurd te worden naar het WADA en de andere partij(en) die beroepsrecht heeft/hebben volgens Codeartikel 13, en kan in beroep worden aangevochten door het WADA en/of dergelijke andere partij(en) in overeenstemming met dit artikel.] g. Wanneer de Sporter tegen de betrokken deadline niet om een administratieve herziening van de vermeende Gemiste Dopingtest verzoekt of indien de administratieve herziening tot de conclusie leidt dat alle criteria van clausule 11.4.3 zijn voldaan, moet de Verantwoordelijke ADO een vermeende Gemiste Dopingtest tegen de Sporter registreren en de Sporter en (op vertrouwelijke basis) het WADA en alle andere betrokken ADO 's op de hoogte brengen van die vermeende Gemiste Dopingtest en de datum waarop die heeft plaatsgevonden. [11.6.3(g) Opmerking : Om elke twijfel weg te nemen, wordt de ADO die de poging tot test heeft ondernomen niet belet om andere betrokken ADO's op de hoogte te brengen (op een strikt vertrouwelijke basis) van de vermeende Gemiste Dopingtest in een vroege fase van het resultatenbeheersproces. Zij is eerder gerechtigd om dit te doen, indien ze dit nodig acht (voor de planning van de dopingtests of andere redenen).
De kennisgeving in clausule 11.6.3(g) moet de Sporter opnieuw op de hoogte stellen van andere Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die tegen hem of haar zijn aangevoerd in de periode van 18 maanden die voorafgaat aan deze vermeende Gemiste Dopingtest.
Bij ontvangst van een dergelijke kennisgeving, indien de ADO die de verantwoordelijkheid draagt voor het resultatenbeheer, zoals bepaald in clausule 11.7.5, verschilt van de ADO die de test probeerde uit te voeren, wordt de ADO die de verantwoordelijkheid draagt voor het resultatenbeheer aangemoedigd om het dossier onmiddellijk te herzien om te bepalen of, volgens haar, het bewijs met betrekking tot de Gemiste Dopingtest dat door de ADO die de test probeerde uit te voeren werd aangebracht volstaat om een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken vast te stellen onder Codeartikel 2.4. De ADO die het dossier herziet, moet haar bezorgdheden zo vlug mogelijk aan de ADO die de kennisgeving doet, meedelen, met andere woorden ze mag niet wachten tot een Sporter drie vermoedelijke Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft begaan binnen een periode van 18 maanden alvorens haar bezorgdheid te uiten. Elke beslissing door de ADO die de herziening uitvoert dat een door een andere ADO vastgesteld Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken genegeerd moet worden wegens ontoereikend bewijs moet worden meegedeeld aan de andere ADO en aan het WADA, doet geen afbreuk aan het recht van WADA om in beroep te gaan onder Codeartikel 13, en heeft in elk geval geen invloed op de geldigheid van een ander Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken dat is uitgesproken tegen de Sporter in kwestie.] 11.6.4 Een ADO die een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken met betrekking tot een Sporter uitspreekt of daarvan in kennis wordt gesteld, mag die informatie niet meedelen behalve aan die personen die het moeten weten tenzij en tot is vastgesteld dat een Sporter een overtreding van de antidopingregels heeft begaan onder Code artikel 2.4 op basis van (onder andere) een dergelijk Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken. Dergelijke personen die deze informatie moeten kennen, dienen die informatie eveneens vertrouwelijk te behandelen tot op hetzelfde ogenblik. [11.6.4 Opmerking : Dit mag een ADO niet beletten om een algemeen statistisch rapport te publiceren over haar activiteiten dat algemeen het aantal Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken vermeldt die tijdens een bepaalde periode zijn uitgesproken met betrekking tot Sporters onder haar rechtsbevoegdheid, op voorwaarde dat ze geen informatie publiceert die de identiteit van de betrokken Sporters zou kunnen onthullen. Een ADO mag niet onthullen of een bepaalde Sporter al dan niet vermoedelijk een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft begaan (of dat een bepaalde sport al dan niet Sporters heeft die vermoedelijk Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken hebben begaan).] 11.6.5 De Verantwoordelijke ADO dient een lijst bij te houden van alle vermeende Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken van elke Sporter binnen haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest. Waar een vermoeden bestaat dat een dergelijke Sporter 3 (drie) Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft begaan binnen een periode van 18 maanden : a. Wanneer twee of meerdere van die Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken werden aangevoerd door een ADO die de Sporter in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest had op het moment van de verzuimen, moet die ADO (hetzij de IF hetzij een NADO ) als Verantwoordelijke ADO optreden om een procedure in te leiden tegen de Sporter onder Code artikel 2.4. Indien niet (bijvoorbeeld, wanneer de Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken worden aangevoerd door drie verschillende ADO 's), dan zal de Verantwoordelijke ADO voor deze doeleinden de ADO zijn tot wiens Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest de Sporter behoorde vanaf de datum van het derde Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken. Indien de Sporter vanaf die datum zowel tot de internationale als een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoorde, moet de IF als Verantwoordelijke ADO optreden voor deze doeleinden. [11.6.5(a) Opmerking : De Verantwoordelijke ADO heeft het recht om van elke andere ADO die één van de vermeende Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken heeft geregistreerd, aanvullende informatie te ontvangen over dat vermeend Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken in die mate die de Verantwoordelijke ADO redelijkerwijs kan nodig hebben om de bewijskracht van een dergelijk vermeend Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken te beoordelen en met betrekking daarop een procedure in te leiden onder Codeartikel 2.4. Indien de Verantwoordelijke ADO te goeder trouw beslist dat het bewijs met betrekking tot dergelijke vermeend(e) Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken ontoereikend is om een dergelijke procedure onder Codeartikel 2.4 te ondersteunen, mag ze weigeren om een procedure in te leiden op basis van een dergelijk(e) vermeend(e) Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken. Elke beslissing door een Verantwoordelijke ADO dat een vastgesteld Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken genegeerd moet worden wegens ontoereikend bewijs moet worden meegedeeld aan de andere ADO en aan het WADA, doet geen afbreuk aan het recht van WADA om in beroep te gaan onder Codeartikel 13, en heeft in elk geval geen invloed op de geldigheid van de andere Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die zijn uitgesproken tegen de Sporter in kwestie.] b. Indien de Verantwoordelijke ADO er niet in slaagt een procedure in te leiden tegen een Sporter onder Code artikel 2.4 binnen de 30 (dertig) dagen nadat het WADA in kennis is gesteld van het derde vermeende Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken van de Sporter binnen een periode van 18 maanden, dient te worden verondersteld dat de Verantwoordelijke ADO heeft beslist dat geen overtreding is begaan tegen de antidopingregels, om de in Code artikel 13 (vooral artikel 13.2) beschreven beroepsmogelijkheden in te leiden. [11.6.5(b) Opmerking : In dergelijke omstandigheden moet(en) de ADO('s) die (een) dergelijk(e) Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken aanvoeren, aan het WADA, op haar verzoek, verdere informatie bezorgen over het/de vermeende Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken in de mate die het WADA redelijkerwijs nodig heeft om de bewijskracht van (een) dergelijk(e) vermeend(e) Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken te bepalen en (indien het dit nodig acht) in beroep te gaan in overeenstemming met Codeartikel 13.] 11.6.6 Een Sporter waarvan beweerd wordt dat hij of zij een overtreding van de antidopingregels heeft begaan onder Code artikel 2.4 heeft het recht een dergelijke aantijging te laten vaststellen tijdens een volledige hoorzitting met bewijsstukken in overeenstemming met Code artikel 8. Het hoorzittingspanel is niet gebonden door enige vaststelling die tijdens het resultatenbeheersproces is gemaakt, hetzij met betrekking tot de juistheid van een verklaring die voor een Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken wordt gegeven hetzij in andere opzichten. Het is daarentegen de taak van de ADO die de procedure inleidt om alle vereiste elementen van elk vermeend Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken vast te stellen. [11.6.6 Opmerking : Niets in Clausule 11.6.6 is bedoeld om de ADO ervan te weerhouden een argument dat tijdens de hoorzitting ten voordele van de Sporter wordt aangebracht te wraken op basis van het feit dat het tijdens een vroegere fase van het resultatenbeheersproces kon worden aangebracht, wat niet gebeurd is.
De ADO die een procedure inleidt tegen een Sporter onder Codeartikel 2.4 moet eveneens te goeder trouw overwegen of al dan niet een Voorlopige Schorsing moet worden opgelegd aan de Sporter in afwachting van de afloop van de procedure, in overeenstemming met Codeartikel 7.5.2.
Indien het hoorzittingspanel beslist dat één (of twee) vermeende Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken zijn vastgesteld volgens de vereiste norm, maar het derde vermeende Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken niet, moet worden beslist dat geen overtreding van de antidopingregels van Codeartikel 2.4 heeft plaatsgevonden. Indien de Sporter daarna echter nog één (of twee) Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken begaat binnen een periode van 18 maanden, kan een nieuwe procedure worden ingeleid op basis van een combinatie van de Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken die zijn vastgesteld tot tevredenheid van het hoorzittingspanel tijdens de vorige procedure (in overeenstemming met Codeartikel 3.2.3) en het/de Verzuim(en) om Verblijfsgegevens te Verstrekken die/dat daarna door de Sporter begaan is/zijn.
De vaststelling dat een Sporter een overtreding van de antidopingregels heeft begaan onder Codeartikel 2.4 van de Code heeft de volgende Gevolgen : a. de oplegging van een Uitsluitingsperiode in overeenstemming met Codeartikel 10.3.3 (eerste overtreding) of Codeartikel 10.7 (tweede overtreding); en b. in overeenstemming met Codeartikel 10.8, de Diskwalificatie (tenzij eerlijkheid het anders verlangt) van alle individuele resultaten die door een Sporter zijn behaald vanaf de datum van de overtreding van de antidopingregels tot de datum van aanvang van een Voorlopige Schorsing of Uitsluitingsperiode, met alle gevolgen vandien, zoals het verlies van alle medailles, punten en prijzen. Voor deze doeleinden moet de overtreding van de antidopingregels hebben plaatsgevonden op de datum van het derde Verzuim om Verblijfsgegevens te Verstrekken waarvan het hoorzittingspanel heeft vastgesteld dat het heeft plaatsgevonden.
De invloed van een overtreding van de antidopingregels in Codeartikel 2.4 door een individuele Sporter op de resultaten van het team waarvoor de Sporter optrad tijdens de betrokken periode moet worden bepaald in overeenkomst met Codeartikel 11.] 11.7 Verantwoordelijkheid van de Antidopingorganisaties met betrekking tot de Verblijfsgegevens 11.7.1 De IF is verantwoordelijk voor de volgende zaken : a. het aanduiden van Sporters voor opname in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest en het geregeld herzien van de lijst van aangeduide Sporters, naargelang nodig, in overeenstemming met Code artikel 14.3 en clausule 11.2; b. het op de hoogte brengen van elke Sporter die is aangeduid voor opname in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest, hetzij direct hetzij via de Nationale Federatie of het Olympisch/Paralympisch Comité waaraan de IF de verantwoordelijkheid heeft gedelegeerd om de Sporter in kennis te stellen : i.van het feit dat hij of zij is aangeduid voor opname in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ; ii. van de vereisten met betrekking tot de verblijfsgegevens waaraan hij of zij moet voldoen ten gevolge van een dergelijke opname; en iii. van de mogelijke gevolgen indien hij of zij niet aan die vereisten voldoet; c. het bereiken van een akkoord met de NADO, in overeenstemming met clausule 11.3.1, over wie van hen de verantwoordelijkheid zal opnemen om de Aangiften van Verblijfsgegevens te ontvangen van Sporters die zowel tot de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van de NADO als tot de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van de IF behoren; d. het instellen van een werkbaar systeem voor het verzamelen, onderhouden en uitwisselen van Aangiften van de Verblijfsgegevens dat bij voorkeur gebruik maakt van een online systeem (dat in staat is om te registreren wie informatie inbrengt en wanneer) of op zijn minst van een fax, e-mail en/of SMS-berichten, om ervoor te zorgen dat : i.de door de Sporter gegeven informatie op een veilige en betrouwbare manier wordt opgeslagen (het liefst in ADAMS of een andere centrale databank met een gelijkaardige functionaliteit of beveiliging); ii. de informatie toegankelijk is voor (A) gemachtigde personen die handelen in opdracht van de IF, enkel indien zij deze informatie moeten kennen; (B) het WADA ; en (C) andere ADO 's die de bevoegdheid hebben om Dopingtests uit te voeren bij de Sporter, in overeenstemming met Code artikel 14.3; iii. de informatie te allen tijde strikt vertrouwelijk wordt behandeld, alleen gebruikt wordt door de IF voor de planning, coördinatie en uitvoering van Dopingtests, en wordt vernietigd in overeenstemming met de relevante vereisten inzake vertrouwelijkheid wanneer deze niet langer relevant is; e. het beheren van de resultaten in overeenstemming met clausule 11.6 met betrekking tot : i. elk schijnbaar Aangifteverzuim door een Sporter in de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtests (tenzij de Sporter ook tot een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoort en zijn of haar Aangifte van Verblijfsgegevens bij de NADO indient;in dit geval is het de NADO die het resultatenbeheer uitvoert met betrekking tot elk schijnbaar Aangifteverzuim door die Sporter ); en ii. elke schijnbaar Gemiste Dopingtest met betrekking tot die Sporter, waarbij de mislukte poging om de Sporter te testen ondernomen werd in naam van de IF; en f. het inleiden van een tuchtprocedure tegen een Sporter onder Code artikel 2.4 in de in clausule 11.6.5(a) omschreven omstandigheden. 11.7.2 Ondanks Clausule 11.7.1 : a. kan een IF voorstellen, en kan een NADO toestemmen om enkele of alle verantwoordelijkheden die vermeld staan in sub-clausules 11.7.1(b) tot (e) aan de NADO te delegeren; b. kan een IF enkele of alle verantwoordelijkheden die vermeld staan in clausule 11.7.1 aan de Nationale Federatie van de Sporter delegeren; of c. indien het WADA vaststelt dat de IF zich niet ontlast van enkele of alle verantwoordelijkheden die in clausule 11.7.1 zijn vermeld, kan het WADA enkele of alle verantwoordelijkheden aan om het even welke andere geschikte ADO delegeren. 11.7.3 De NADO is verantwoordelijk voor de volgende zaken : a. het aanduiden van Sporters voor opname in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest en het regelmatig herzien van de lijst van aangeduide Sporters zoals nodig, in overeenstemming met Code artikel 14.3 en clausule 11.2; b. het op de hoogte brengen van elke Sporter die is aangeduid voor opname in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest : i.van het feit dat hij of zij is aangeduid voor opname in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest ; ii. van de vereisten met betrekking tot de verblijfsgegevens waaraan hij of zij moet voldoen ten gevolge van een dergelijke opname; en iii. van de mogelijke gevolgen indien hij of zij niet aan die vereisten voldoet; c. het tot een akkoord komen met de IF, in overeenstemming met clausule 11.3.1, over wie van hen de verantwoordelijkheid zal opnemen om de Aangiften van de Verblijfsgegevens te ontvangen van Sporters die zowel tot de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van de NADO als tot de internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest van de IF behoren; d. het instellen van een werkbaar systeem voor het verzamelen, onderhouden en uitwisselen van Aangiften van de Verblijfsgegevens door Sporters in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest dat bij voorkeur gebruik maakt van een online systeem (dat in staat is om te registreren wie informatie inbrengt en wanneer) of op zijn minst van een fax, e-mail en/of SMS-berichten, om ervoor te zorgen dat : i.de informatie op een veilige en betrouwbare manier wordt opgeslagen (het liefst in ADAMS of een andere centrale databank met een gelijkaardige functionaliteit of beveiliging); ii. de informatie toegankelijk is voor (A) gemachtigde personen die handelen in opdracht van de NADO, enkel indien zij deze informatie moeten kennen; (B) het WADA ; en (C) andere ADO 's die de bevoegdheid hebben om de betrokken Sporter(s) te testen, in overeenstemming met Code artikel 14.3; en iii. de informatie te allen tijde strikt vertrouwelijk wordt behandeld, alleen gebruikt wordt door de NADO voor de planning, coördinatie of uitvoering van Dopingtests, en wordt vernietigd in overeenstemming met de relevante vereisten inzake vertrouwelijkheid wanneer deze niet langer relevant is; e. het beheren van de resultaten in overeenstemming met clausule 11.6 wat betreft : i. elk schijnbaar Aangifteverzuim door de Sporter in de nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtests (tenzij de Sporter ook tot een internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoort en zijn of haar Aangifte van de Verblijfsgegevens bij de IF indient;in dit geval is het de IF die het resultatenbeheer uitvoert met betrekking tot elk schijnbaar Aangifteverzuim door die Sporter ); en ii. elke schijnbaar Gemiste Dopingtest met betrekking tot die Sporter, waarbij de mislukte poging om de Sporter te testen ondernomen werd in naam van de NADO ; en f. het inleiden van een tuchtprocedure tegen een Sporter onder Code artikel 2.4 in de in clausule 11.6.5(a) omschreven omstandigheden. 11.7.4 Ondanks Clausule 11.7.3 : a. kan een NADO enkele of alle verantwoordelijkheden die in clausule 11.7.3 beschreven staan delegeren aan de betrokken Nationale Federatie van de Sporter of een andere geschikte ADO met bevoegdheid over de betrokken Sporter ; b. indien er geen geschikte NADO bestaat, neemt het Nationaal Olympisch Comité de verantwoordelijkheden van de NADO die in clausule 11.7.3 zijn vermeld over; en c. indien het WADA bepaalt dat de in clausule 11.7.3 vastgelegde verantwoordelijkheden niet naar behoren worden uitgeoefend, kan het WADA enkele of elk van die verantwoordelijkheden aan een andere geschikte ADO delegeren. 11.7.5 Behalve de specifieke verantwoordelijkheden die aan haar zijn toegekend in overeenstemming met clausule 11.7.2 of clausule 11.7.4 moet een Nationale Federatie haar uiterste best doen om de Verantwoordelijke ADO bij te staan in het verzamelen van Aangiften van de Verblijfsgegevens van Sporters binnen de rechtsbevoegdheid van die Nationale Federatie, waaronder (zonder beperking) het voorzien van een bijzondere bepaling daartoe in haar regels. 11.7.6 Elke ADO die Test bevoegdheid heeft over een Sporter in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest (zie Code artikel 15) : a. heeft toegang tot de Aangiften van de Verblijfsgegevens van die Sporter, zoals die zijn ingediend bij zijn of haar IF of NADO, om die te gebruiken voor het uitvoeren van dergelijke Tests, in overeenstemming met Code artikel 14.3, op voorwaarde dat : i. ze ervoor zorgt dat dergelijke informatie toegankelijk is voor gemachtigde personen die handelen in naam van de ADO en deze informatie moeten kennen, te allen tijde vertrouwelijk wordt behandeld, enkel gebruikt wordt voor de planning, coördinatie of uitvoering van Tests, en vernietigd wordt in overeenstemming met de relevante vereisten inzake vertrouwelijkheid wanneer ze niet langer relevant is;en ii. ze de nodige aandacht besteedt, in overeenstemming met Codeartikel 15.2, aan de noodzaak om haar activiteiten betreffende het nemen van Monsters af te stemmen op de activiteiten betreffende Monster neming van andere ADO 's om zo de doeltreffendheid van de gecombineerde Test -inspanning te maximaliseren en een onnodige herhaling van tests van individuele Sporters te vermijden; b. moet informatie verstrekken uit de meest recente Aangifte van de Verblijfsgegevens aan de DCO die belast is met de test van de Sporter, en moet de DCO duidelijke instructies geven over hoe hij of zij tewerk moet gaan om de Sporter te proberen lokaliseren, in overeenstemming met clausule 11.4.3(d); c. moet het resultatenbeheer uitvoeren met betrekking tot elke schijnbaar Gemiste Dopingtest die voorvloeit uit haar poging om de Sporter te testen, in overeenstemming met clausule 11.6.3; [11.7.6(c) Opmerking : Wanneer de ADO een test probeert uit te voeren in akkoord met een andere ADO, kan dat akkoord specificeren dat de aanvragende ADO het resultatenbeheer zal uitoefenen met betrekking tot elke schijnbaar Gemiste Dopingtest die uit de poging voortvloeit.] d. moet mislukte pogingen meteen meedelen aan de Verantwoordelijke ADO voor de Sporter in kwestie, in overeenstemming met clausule 11.4.3(h); en e. moet samenwerken, zoals redelijkerwijze gevraagd, met de Verantwoordelijke ADO en/of het WADA bij haar onderzoek van dergelijke Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken en bij haar opvolging van de procedures die ze heeft ingeleid met betrekking tot dergelijke Verzuimen om Verblijfsgegevens te Verstrekken, en ook andere gevraagde informatie bezorgen en de vereiste getuigen en/of documentatie aanvoeren om in disciplinaire of verwante procedures door haar gekende feiten te bewijzen waarop de klacht is gebaseerd. DEEL DRIE : BIJLAGEN Bijlage A - Een mogelijk Verzuim tot Naleving onderzoeken A.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat alle zaken die plaatsvinden vóór, tijdens of na een Monster nemingsprocedure en die tot de vaststelling van een Verzuim tot Naleving kunnen leiden, beoordeeld, gedocumenteerd en opgevolgd worden.
A.2 Toepassingsgebied Het onderzoek naar een mogelijk Verzuim tot Naleving begint wanneer de ADO of een DCO zich bewust wordt van een mogelijk Verzuim tot Naleving en eindigt wanneer de ADO de nodige vervolgmaatregelen neemt op basis van de resultaten van het onderzoek.
A.3 Verantwoordelijkheid A.3.1 Het is de taak van de ADO om ervoor te zorgen dat : a) een onderzoek naar een mogelijk Verzuim tot Naleving wordt opgestart op basis van alle relevante informatie en documentatie.b) de Sporter of andere partij schriftelijk op de hoogte wordt gebracht van het mogelijk Verzuim tot Naleving en de mogelijkheid krijgt om daarop te reageren.c) het beoordelingsproces gedocumenteerd is.d) de uiteindelijke vaststelling ter beschikking wordt gesteld van andere ADO 's in overeenstemming met de Code. A. 3.2 De taak van de DCO bestaat erin : a) de Sporter of andere partij op de hoogte te brengen van de gevolgen van een mogelijk Verzuim tot Naleving.b) de Monster nemingsprocedure bij de Sporter te voltooien indien mogelijk.c) een gedetailleerd schriftelijk rapport te maken over een mogelijk Verzuim tot Naleving. A.3.3 Het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming heeft als taak : a) de Sporter of andere partij op de hoogte te brengen van de gevolgen van een mogelijk Verzuim tot Naleving.b) elk mogelijk Verzuim tot Naleving te melden aan de DCO. A.4 Vereisten A.4.1 Elke mogelijk Verzuim tot Naleving dient te worden gemeld aan de DCO en/of opgevolgd door de ADO van zodra dit uitvoerbaar is.
A.4.2 Indien de ADO vaststelt dat er een mogelijk Verzuim tot Naleving is geweest, moet de Sporter of andere partij onmiddellijk schriftelijk op de hoogte worden gebracht : a) van de mogelijke gevolgen;b) van het feit dat een mogelijk Verzuim tot Naleving zal worden onderzocht door de ADO en dat mogelijke vervolgmaatregelen zullen worden genomen. A.4.3 Elke bijkomende vereiste informatie over het mogelijke Verzuim tot Naleving dient te worden verkregen van de relevante bronnen, waaronder de Sporter of de andere partij, van zodra dit mogelijk en gedocumenteerd is.
A.4.4 De ADO dient een systeem in te stellen om ervoor te zorgen dat de resultaten van haar onderzoek naar het mogelijke Verzuim tot Naleving in acht worden genomen bij maatregelen inzake resultatenbeheer en, indien van toepassing, bij de verdere planning en Doelgerichte Tests.
Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap B.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat, indien mogelijk, rekening wordt gehouden met de speciale behoeften van Sporters met een handicap, voor wat het afstaan van een Monster betreft, zonder de integriteit van de Monster nemingsprocedure in het gedrang te brengen.
B.2 Toepassingsgebied Het bepalen of wijzigingen nodig zijn begint met de bepaling van de situaties waarin de Monster neming betrekking heeft op Sporters met een handicap en eindigt met wijzigingen aan de procedures en het materiaal voor Monster neming, indien nodig en mogelijk.
B.3 Verantwoordelijkheid Het is de taak van de ADO om ervoor te zorgen, indien mogelijk, dat de DCO beschikt over alle informatie en Materiaal voor de Monster neming die nodig zijn voor de uitvoering van een Monster nemingsprocedure bij een Sporter met een handicap.
De DCO is verantwoordelijk voor de Monster neming.
B.4 Vereisten B.4.1 Alle aspecten van kennisgeving en Monster neming voor Sporters met een handicap moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de normale berichtgevings- en Monster nemingsprocedures tenzij wijzigingen nodig zijn wegens de handicap van de Sporter.
B.4.2 Bij de planning en organisatie van de Monster neming dienen de ADO en de DCO rekening te houden met het feit of er Monster nemingen zullen gebeuren bij Sporters met een handicap waarvoor wijzigingen nodig kunnen zijn aan de standaardprocedures voor kennisgeving of Monster neming, zoals het Materiaal voor de Monster neming en de voorzieningen.
B.4.3 De DCO zal bevoegd zijn om wijzigingen aan te brengen naargelang de situatie dit vereist, indien mogelijk en op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen de identiteit, veiligheid en integriteit van het Monster niet in gevaar brengen. Dergelijke wijzigingen moeten allemaal gedocumenteerd worden.
B.4.4 Een Sporter met een intellectuele, fysieke of sensorische handicap kan tijdens de Monster nemingsprocedure worden bijgestaan door de vertegenwoordiger van de Sporter of het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming indien dit is toegestaan door de Sporter en de DCO daarmee akkoord gaat.
B.4.5 De DCO kan beslissen dat alternatief Materiaal voor de Monster neming of alternatieve voorzieningen zullen worden gebruikt om de Sporter in staat te stellen het Monster af te staan, zolang dit de identiteit, veiligheid en integriteit van het Monster niet beïnvloedt.
B.4.6 Sporters die gebruik maken van systemen om urine op te vangen of af te voeren moeten de urine die zich in die systemen bevindt verwijderen vooraleer ze een Urinemonster afstaan voor analyse. Indien mogelijk moet het bestaande systeem om urine op te vangen of af te voeren vervangen worden door een nieuwe, ongebruikte sonde of drainagesysteem.
B.4.7 De DCO zal wijzigingen aan de normale Monster nemingsprocedures voor Sporters met een handicap registreren, met inbegrip van alle toepasselijke wijzigingen die in de voormelde maatregelen zijn gespecificeerd.
Bijlage C - Wijzigingen voor Minderjarige Sporters C.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de behoeften van Minderjarige Sporters voor wat het afstaan van een Monster betreft, zonder de integriteit van de Monster nemingsprocedure in het gedrang te brengen.
C.2 Toepassingsgebied Het bepalen of wijzigingen nodig zijn begint met de definitie van de situaties waarin de Monster neming betrekking heeft op Minderjarige Sporters en eindigt met wijzigingen aan de Monster nemingsprocedures, indien nodig en mogelijk.
C.3 Verantwoordelijkheid Het is de taak van de ADO om ervoor te zorgen, indien mogelijk, dat de DCO beschikt over alle informatie die nodig is voor de uitvoering van een Monster nemingsprocedure bij een Minderjarige Sporter. Dit omvat ook het bevestigen, indien nodig, dat er clausules bestaan voor ouderlijke toestemming wanneer Dopingtests worden georganiseerd tijdens een Evenement.
C.4 Vereisten C.4.1 Alle aspecten van kennisgeving en Monster neming voor Minderjarige Sporters moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de normale berichtgevings- en Monster nemingsprocedures tenzij wijzigingen nodig zijn doordat de Sporter Minderjarig is.
C.4.2 Bij de planning en organisatie van de Monster neming dienen de ADO en de DCO rekening te houden met het feit of er Monster nemingen zullen gebeuren bij Minderjarige Sporters waarvoor wijzigingen kunnen nodig zijn aan de standaardprocedures voor kennisgeving of Monster neming.
C.4.3 De DCO en de ADO hebben de bevoegdheid om indien nodig wijzigingen aan te brengen indien de situatie dit vereist en op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen de identiteit, veiligheid en integriteit van het Monster niet in gevaar brengen.
C.4.4 Minderjarige Sporters kunnen zich laten vergezellen door een vertegenwoordiger tijdens de hele Monster nemingsprocedure. De vertegenwoordiger mag geen getuige zijn van het uitscheiden van een Urinemonster tenzij de Minderjarige dit vraagt. De bedoeling is ervoor te zorgen dat de DCO op een correcte manier toezicht houdt op het afstaan van het Monster. Zelfs wanneer de Minderjarige een vertegenwoordiger afwijst, dienen de ADO, DCO of Begeleider, zoals van toepassing, te overwegen of een derde partij aanwezig moet zijn tijdens de kennisgeving en/of afname van het Monster bij de Sporter.
C.4.5 In het geval van Minderjarige Sporters dient de DCO te bepalen wie, naast het Personeel dat Bevoegd is voor Monsterneming aanwezig kan zijn tijdens de Monster nemingsprocedure, namelijk een vertegenwoordiger van de Minderjarige om toezicht te houden op de Monster nemingsprocedure (en om de DCO te observeren wanneer de Minderjarige het Urinemonster uitscheidt, maar om niet rechtstreeks het uitscheiden van het Urinemonster te observeren tenzij de Minderjarige daarom verzoekt) en de vertegenwoordiger van de DCO/Begeleider om de DCO/Begeleider te observeren wanneer een Minderjarige een Urinemonster uitscheidt, maar zonder dat de vertegenwoordiger rechtstreeks de uitscheiding van het Monster observeert, tenzij de Minderjarige daarom verzoekt.
C.4.6 Indien de Minderjarige de aanwezigheid van een vertegenwoordiger tijdens de Monster nemingsprocedure afwijst, moet dit duidelijk worden gedocumenteerd door de DCO. Dit maakt de test niet ongeldig, maar moet worden geregistreerd. Indien een Minderjarige de aanwezigheid van een vertegenwoordiger afwijst, moet de vertegenwoordiger van de DCO/Begeleider aanwezig zijn.
C.4.7 Indien de Minderjarige tot een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingtest behoort, is de locatie voor alle Tests Buiten Wedstrijdverband bij voorkeur een locatie waar de aanwezigheid van een volwassene waarschijnlijk is, zoals een trainingslocatie.
C.4.8 De ADO dient de juiste stappen te overwegen wanneer geen volwassene aanwezig is tijdens de Dopingtest van een Minderjarige Sporter en moet de Sporter in staat stellen een vertegenwoordiger te lokaliseren om over te kunnen gaan tot de Dopingtest.
Bijlage D - Afname van urinemonsters D.1 Doelstelling Een urinemonster nemen bij een Sporter op een manier die garandeert dat : a) de monsterneming in overeenstemming is met de relevante beginselen van internationaal erkende standaard voorzorgsmaatregelen in een gezondheidscontext zodat de gezondheid en veiligheid van de Sporter en het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming niet in gevaar gebracht worden;b) het Monster voldoet aan de Voor Analyse Geschikte Dichtheid en het Voor Analyse Geschikt Urinevolume.Indien een Monster niet aan deze vereisten voldoet, maakt dit het Monster in geen geval ongeschikt voor analyse. De vaststelling of een Monster geschikt is voor analyse is de beslissing van het betrokken laboratorium, in overleg met de ADO. c) het Monster niet gemanipuleerd, vervangen of verontreinigd is en er op geen enkele andere manier mee geknoeid werd.d) het Monster duidelijk en juist geïdentificeerd is;en e) het Monster veilig is opgeborgen in een verzegelde kit. D.2 Toepassingsgebied Het nemen van een urinemonster begint met ervoor te zorgen dat de Sporter geïnformeerd is over de vereisten inzake de Monster neming en eindigt met het verwijderen van de urine die overblijft op het einde van de Monster neming bij de Sporter.
D.3 Verantwoordelijkheid De DCO heeft als taak ervoor te zorgen dat elk Monster op een correcte manier wordt afgenomen, geïdentificeerd en verzegeld.
Het is de verantwoordelijkheid van de DCO/Begeleider om rechtstreeks getuige te zijn van de uitscheiding van het urinemonster.
D.4 Vereisten D.4.1 De DCO moet ervoor zorgen dat de Sporter op de hoogte is gebracht van de vereisten van de Monster nemingsprocedure, met inbegrip van alle wijzigingen zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap.
D.4.2 De DCO moet ervoor zorgen dat de Sporter een selectie van geschikt materiaal voor de Monster neming krijgt aangeboden. Indien de aard van de handicap van een Sporter vereist dat hij of zij bijkomend of ander materiaal moet gebruiken zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap, moet de DCO dat materiaal inspecteren om ervoor te zorgen dat het de identiteit of integriteit van het Monster niet zal beïnvloeden.
D.4.3 De DCO dient de Sporter op te dragen een opvangbuisje te kiezen.
D.4.4 Wanneer de Sporter een opvangbuisje kiest en voor de selectie van al het andere Materiaal voor de Monster neming waarin het urinemonster direct wordt bewaard, zal de DCO de Sporter opdragen om na te kijken of alle zegels op het gekozen materiaal intact zijn en er niet geknoeid werd met het materiaal. Indien de Sporter niet tevreden is met het gekozen materiaal, mag hij of zij ander materiaal kiezen.
Indien de Sporter over niets van het materiaal dat beschikbaar is voor de afname tevreden is, dient dit geregistreerd te worden door de DCO. Indien de DCO het niet eens is met de Sporter dat niks van het beschikbare materiaal waaruit kan worden gekozen voldoet, dient de DCO de Sporter op te dragen om verder te gaan met de Monster neming.
Indien de DCO het eens is met de Sporter dat al het beschikbare materiaal waaruit kan worden gekozen onbevredigend is, dient de DCO de afname van het urinemonster van de Sporter te beëindigen en moet dit opgetekend worden door de DCO. D.4.5 De Sporter dient de test te behouden over het opvangbuisje en elk afgestaan Monster tot het Monster verzegeld is, tenzij assistentie vereist is wegens de handicap van de Sporter zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap. In uitzonderlijke omstandigheden kan tijdens de Monster nemingsprocedure bijkomende assistentie worden verleend aan elke Sporter door de vertegenwoordiger van de Sporter of het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming indien dit is toegestaan door de Sporter en de DCO daarmee akkoord gaat.
D.4.6 De DCO/Begeleider die getuige is van de uitscheiding van het Monster moet hetzelfde geslacht hebben als de Sporter die het Monster afstaat.
D.4.7 De DCO/Begeleider moet, indien haalbaar, ervoor zorgen dat de Sporter grondig zijn of haar handen wast vóór hij of zij het Monster afstaat.
D.4.8 De DCO/Begeleider en de Sporter dienen zich voor de Monster neming naar een private ruimte te begeven.
D.4.9 De DCO/Begeleider moet ervoor zorgen dat het Monster dat het lichaam van de Sporter verlaat zichtbaar blijft en moet blijvend toezicht houden op het Monster nadat het is afgestaan tot het veilig verzegeld is, en de DCO/Begeleider moet zijn of haar getuigenis optekenen. Om ervoor te zorgen dat de uitscheiding van het Monster duidelijk zichtbaar is, dient de DCO/Begeleider de Sporter op te dragen om alle kledij die een duidelijk zicht op het afstaan van het Monster verhindert te verwijderen of aan te passen. Eens het Monster is afgestaan, moet de DCO/Begeleider er ook voor zorgen dat er geen bijkomend volume wordt uitgescheiden door de sporter op het moment dat hij of zij het Monster afstaat, dat veilig bewaard had kunnen worden in de opvangbeker.
D.4.10 De DCO moet, in het zicht van de Sporter, testren of er een Voor Analyse Geschikt Urinevolume is afgestaan.
D.4.11 Indien het urinevolume niet volstaat, moet de DCO een gedeeltelijke Monster neming uitvoeren zoals beschreven in Bijlage F - Urinemonsters - ontoereikend volume.
D.4.12 De DCO moet de Sporter opdragen om een Monster nemingskit te kiezen dat bestaat uit een A- en een B-flesje in overeenstemming met Clausule C.4.4.
D.4.13 Eens een Monster nemingskit is uitgekozen, moeten de DCO en de Sporter controleren of alle codenummers overeenkomen en of dit codenummer juist is opgetekend door de DCO. Indien de Sporter of de DCO vaststelt dat de nummers niet overeenkomen, moet de DCO de Sporter opdragen een andere kit te kiezen in overeenstemming met clausule C.4.4. De DCO dient dit te registreren.
D.4.14 De Sporter moet het minimale Voor Analyse Geschikte Urinevolume in het B-flesje (tot een minimum van 30ml) gieten, en dan de rest van de urine in het A-flesje (tot een minimum van 60 ml). Indien meer dan het minimale Voor Analyse Geschikte Urinevolume is afgestaan, moet de DCO ervoor zorgen dat de Sporter het A-flesje vult tot de capaciteit die wordt aanbevolen door de fabrikant van het materiaal. Indien er dan nog urine over is, moet de DCO ervoor zorgen dat de Sporter het B-flesje vult tot de capaciteit die door de fabrikant van het materiaal wordt aanbevolen. De DCO moet de Sporter opdragen ervoor te zorgen dat een kleine hoeveelheid urine overblijft in het opvangbuisje, waarbij hij of zij dient uit te leggen dat dit is om de DCO toe te laten de overgebleven urine te testen in overeenstemming met clausule D.4.17.
D.4.15 Urine mag enkel worden weggegooid wanneer zowel het A als het B-flesje maximaal gevuld zijn in overeenstemming met clausule D.4.14 en nadat de overgebleven urine is getest in overeenstemming met clausule D.4.17. Het Voor Analyse Geschikte Urinevolume moet als een absoluut minimum worden beschouwd.
D.4.16 De Sporter moet de flesjes volgens de instructies van de DCO verzegelen. De DCO moet, in het zicht van de Sporter, controleren of de flesjes goed verzegeld zijn.
D.4.17 De DCO moet de overgebleven urine in de opvangbeker controleren om te bepalen of het Monster een Voor Analyse Geschikte Dichtheid heeft. Indien de aflezing ter plaatse door de DCO aantoont dat het Monster geen Voor Analyse Geschikte Dichtheid heeft, moet de DCO Annex G (Urinemonsters die niet voldoen aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid) volgen.
D.4.18 De DCO moet ervoor zorgen dat de Sporter de kans heeft gekregen om te eisen dat alle overgebleven urine die niet ter analyse verstuurd zal worden in het zicht van de Sporter wordt weggegoten.
Bijlage E - Afname van bloedmonsters E.1 Doelstelling Een bloedmonster nemen bij een Sporter op een manier die garandeert dat : a) de gezondheid en veiligheid van de Sporter en van het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming niet in gevaar worden gebracht;b) de kwaliteit en kwantiteit van het Monster voldoen aan de terzake geldende analyserichtlijnen;c) het Monster niet is gemanipuleerd, vervangen of verontreinigd en er op geen enkele andere manier mee is geknoeid;d) het Monster onmiskenbaar en nauwkeurig is geïdentificeerd;en e) het Monster veilig is verzegeld. E.2 Toepassingsgebied De afname van een bloedmonster begint met de vaststelling dat de Sporter op de hoogte is van de eisen die gelden ten aanzien van de Monster neming en eindigt met het op de juiste wijze bewaren van het Monster vooraleer het wordt verzonden om te worden geanalyseerd in een laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op andere wijze door het WADA is goedgekeurd.
E.3 Verantwoordelijkheid E.3.1 De DCO heeft de verantwoordelijkheid zich ervan te verzekeren dat : Elk Monster op de juiste wijze is afgenomen, geïdentificeerd en verzegeld; en Elk Monster op de juiste manier is bewaard en verzonden overeenkomstig de terzake geldende analyserichtlijnen.
E.3.2 De Bloedafnameofficial is verantwoordelijk voor de afname van het bloedmonster, voor het beantwoorden van relevante vragen tijdens het afstaan van het Monster, en voor het op een degelijke manier verwijderen van materiaal dat is gebruikt voor de bloedafname en dat niet nodig is voor de voltooiing van de Monster nemingsprocedure.
E.4 Vereisten E.4.1 Procedures waarbij bloed betrokken is, moeten in overeenstemming zijn met de plaatselijke standaarden en wettelijke vereisten met betrekking tot de voorzorgsmaatregelen in een gezondheidscontext.
E.4.2 Het Materiaal voor de Afname van het Bloedmonster dient te bestaan uit (a) één enkel opvangbuisje om een bloedprofiel aan te maken; of (b) zowel een A- als een B-opvangbuisje voor bloedanalyse; of (c) zoals anders aangegeven door het betrokken laboratorium.
E.4.3 De DCO moet ervoor zorgen dat de Sporter op de hoogte is gebracht van de vereisten van de Monster neming, met inbegrip van alle wijzigingen zoals voorzien in Bijlage B - Wijzigingen voor Sporters met een handicap.
E.4.4 De DCO/Begeleider en de Sporter moeten zich naar de plaats begeven waar het Monster zal worden afgestaan.
E.4.5 De DCO moet ervoor zorgen dat de Sporter minstens 10 minuten voorafgaand aan het afstaan van het Monster comfortabele omstandigheden wordt geboden, waaronder het in een ontspannen positie verkeren.
E.4.6 De DCO moet de Sporter opdragen de Monster nemingskit(s) te kiezen die nodig is/zijn voor de Monster neming en te controleren of er niet geknoeid is met het gekozen materiaal en of de zegels nog intact zijn. Indien de Sporter niet tevreden is met de gekozen kit, mag hij of zij een andere kit kiezen. Indien de Sporter met geen enkele kit tevreden is en er geen andere voorhanden zijn, dient dit te worden geregistreerd door de DCO. Indien de DCO het niet eens is met de Sporter dat geen enkele van de beschikbare kits voldoet, moet de DCO de Sporter opdragen om verder te gaan met de Monster nemingsprocedure.
Indien de DCO het eens is met de Sporter dat geen enkele van de beschikbare kits voldoet, moet de DCO de afname van het bloedmonster bij de Sporter beëindigen en moet dit door de DCO worden geregistreerd.
E.4.7 Wanneer een Monster nemingskit is gekozen, moeten de DCO en de Sporter controleren of alle codenummers overeenkomen en of de DCO dit codenummer juist heeft genoteerd.
Indien de Sporter of de DCO vaststelt dat de nummers niet overeenkomen, moet de DCO de Sporter opdragen een andere kit te kiezen. De DCO dient dit te registreren.
E.4.8 De Bloedafnameofficial moet de huid reinigen met een steriel ontsmettingsdoekje of stokje op een plaats die geen nadelig gevolg zal hebben voor de Sporter of zijn/haar prestatie, en indien nodig een stuwband aanbrengen. De Bloedafnameofficial moet het bloedmonster uit een oppervlakkige ader in het buisje laten lopen. De stuwband, indien deze is aangebracht, moet onmiddellijk na de venapunctie worden verwijderd.
E.4.9 De hoeveelheid bloed die is genomen moet volstaan om aan de betreffende analytische vereisten voor de uit te voeren Monster analyse te voldoen.
E.4.10 Indien de hoeveelheid bloed die tijdens de eerste poging bij de Sporter kan worden genomen niet volstaat, moet de Bloedafnameofficial de procedure herhalen. Er mogen maximaal drie pogingen worden ondernomen. Indien alle pogingen mislukken, moet de Bloedafnameofficial de DCO hiervan op de hoogte brengen. De DCO moet de afname van het bloedmonster beëindigen en de redenen voor de beëindiging van de afname registreren.
E.4.11 De Bloedafnameofficial dient een verband aan te brengen op de plaats(en) van de punctie.
E.4.12 De Bloedafnameofficial moet zich in overeenstemming met de vereiste lokale standaarden voor het omgaan met bloed ontdoen van het materiaal dat is gebruikt voor de bloedafname en dat niet nodig is om de Monster nemingsprocedure te voltooien.
E.4.13 Indien het Monster verdere behandeling ter plaatse vereist, zoals centrifugering of de afscheiding van serum, moet de Sporter blijven om toezicht te houden op het Monster tot het in een veilige, verzegelde kit is bewaard.
E.4.14 De Sporter moet zijn of haar Monster in de Monster nemingskit verzegelen volgens de instructies van de DCO. De DCO moet in het zicht van de Sporter controleren of de verzegeling voldoet.
E.4.15 Het verzegelde Monster moet worden opgeslagen op een manier die de integriteit, identiteit en veiligheid ervan beschermt vooraleer het wordt vervoerd van het Dopingteststation naar het laboratorium dat door het WADA is geaccrediteerd of op een andere wijze door het WADA is goedgekeurd.
Bijlage F - Urinemonsters - Ontoereikend volume F.1 Doelstelling Er voor zorgen dat wanneer geen Voor Analyse Geschikt Urinevolume wordt afgestaan, de juiste procedures worden gevolgd.
F.2 Toepassingsgebied De procedure begint met het op de hoogte brengen van de Sporter van het feit dat het Monster geen Voor Analyse Geschikt Urinevolume bevat en eindigt met het afstaan van een Monster dat wel een toereikend volume bevat.
F.3 Verantwoordelijkheid De DCO is verantwoordelijk om te verklaren of het volume van het Monster ontoereikend is en om (een) bijkomend(e) Monster(s) te nemen om samen een Monster te bekomen dat een toereikend volume heeft.
F.4 Vereisten F.4.1 Indien het genomen Monster van een ontoereikend volume is, dient de DCO de Sporter op de hoogte te brengen van het feit dat een bijkomend Monster moet worden genomen om aan de vereisten van een Voor Analyse Geschikt Urinevolume te voldoen.
F.4.2 De DCO dient de Sporter op te dragen Materiaal te kiezen voor een gedeeltelijke Monster neming in overeenstemming met clausule D.4.4.
F.4.3 De DCO dient de Sporter daarna op te dragen het materiaal in kwestie te openen, het ontoereikende Monster in het flesje de houder te gieten en deze te verzegelen zoals aangegeven door de DCO. De DCO moet, in het zicht van de Sporter, controleren of de verpakking goed verzegeld is.
F.4.4 De DCO en de Sporter dienen te controleren of het codenummer op het materiaal en het volume en de identiteit van het ontoereikende Monster nauwkeurig door de DCO zijn geregistreerd. Hetzij de Sporter hetzij de DCO dient de test te behouden over het verzegelde gedeeltelijke Monster.
F.4.5 Terwijl de Sporter wacht om een bijkomend Monster af te staan, moet hij of zij onder permanent toezicht blijven en de gelegenheid krijgen om te hydrateren.
F.4.6 Wanneer de Sporter in staat is een bijkomend Monster af te staan, moeten de procedures voor de Monster neming worden herhaald, zoals voorgeschreven in Bijlage D - Afname van urinemonsters, tot een toereikend urinevolume is afgestaan wanneer het oorspronkelijke en het/de bijkomende Monster(s) worden samengevoegd.
F.4.7 Wanneer de DCO voldaan is over het feit dat de vereisten voor een Voor Analyse Geschikt Urinevolume zijn vervuld, moeten de DCO en de Sporter de integriteit van het/de zegel(s) op de verpakking(en) van het gedeeltelijke Monster controleren waarin het/de eerder voorziene ontoereikende Monster(s) wordt/worden bewaard. Elke onregelmatigheid inzake de integriteit van het/de zegel(s) zal worden geregistreerd door de DCO en worden onderzocht overeenkomstig Bijlage A - Een Mogelijk Verzuim tot Naleving Onderzoeken.
F.4.8 De DCO dient de Sporter daarna de opdracht geven het/de zegel(s) te verbreken en de Monsters bij elkaar te voegen, terwijl hij of zij ervoor moet zorgen dat de bijkomende Monsters na elkaar worden toegevoegd aan het eerste volledige Monster dat werd afgenomen tot, op zijn minst, aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikt Urinevolume is voldaan.
F.4.9 De DCO en de Sporter moeten daarna verdergaan met clausule D.4.12 of clausule D.4.14, zoals van toepassing.
F.4.10 De DCO moet de overblijvende urine controleren om ervoor te zorgen dat deze voldoet aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid.
F.4.11 Urine mag enkel worden weggegooid wanneer zowel het A- als het B-flesje maximaal gevuld zijn in overeenstemming met clausule D.4.1.4.
Het Voor Analyse Geschikte Urinevolume moet als een absoluut minimum worden beschouwd.
Bijlage G - Urinemonsters die niet voldoen aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid G.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat wanneer het urinemonster niet voldoet aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid de juiste procedures worden gevolgd.
G.2 Toepassingsgebied De procedure begint met de DCO die de Sporter op de hoogte brengt van het feit dat een bijkomend Monster nodig is en eindigt met de Monster neming die beantwoordt aan de vereisten van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid of, indien nodig, passende vervolgmaatregelen door de ADO. G.3 Verantwoordelijkheid De ADO is verantwoordelijk voor het opstellen van procedures om ervoor te zorgen dat een geschikt Monster wordt genomen. Indien het oorspronkelijke Monster dat is genomen niet voldoet aan de vereiste voor een Voor Analyse Geschikte Dichtheid, is de DCO verantwoordelijk voor het nemen van bijkomende Monsters tot een geschikt Monster is verkregen.
G.4 Vereisten G.4.1 De DCO moet vaststellen dat de vereisten voor een Voor Analyse Geschikte Dichtheid niet zijn voldaan.
G.4.2 De DCO moet de Sporter op de hoogte brengen van het feit dat hij of zij een bijkomend Monster moet afstaan.
G.4.3 Terwijl de Sporter wacht om bijkomende Monsters af te staan, moet hij of zij onder permanent toezicht blijven.
G.4.4 De Sporter moet worden aangeraden niet buitensporig te hydrateren, aangezien dit de productie van een geschikt Monster kan hinderen.
G.4.5 Wanneer de Sporter een bijkomend Monster kan afstaan, moet de DCO de procedures voor de Monster neming herhalen zoals voorgeschreven in Bijlage D - Afname van urinemonsters.
G.4.6 De DCO moet bijkomende Monsters blijven nemen tot aan de vereiste voor een Voor Analyse Geschikte Dichtheid is voldaan, of tot de DCO bepaalt dat er uitzonderlijke omstandigheden gelden, wat betekent dat het voor logistieke redenen onmogelijk is om de Monster nemingsprocedure voort te zetten. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden moeten dienovereenkomstig worden opgetekend door de DCO. [G.4.6 Opmerking : Het is de verantwoordelijkheid van de Sporter om een Monster af te staan met een Voor Analyse Geschikte Dichtheid.
Indien zijn of haar eerste Monster te veel verdund is, mag hij of zij niet verder hydrateren en moet hij of zij bijgevolg zo lang mogelijk vermijden van te drinken tot een Monster met een Voor Analyse Geschikte Dichtheid is afgestaan. De DCO moet zolang als nodig is wachten om een dergelijk Monster te nemen. De ADO kan richtlijnen opstellen die door de DCO moeten worden gevolgd om te bepalen of er uitzonderlijke omstandigheden bestaan die een voortzetting van de Monsternemingsprocedure onmogelijk maken.] G.4.7 De DCO moet optekenen dat de genomen Monsters van één enkele Sporter afkomstig zijn alsook de volgorde waarin de Monsters zijn afgestaan.
G.4.8 De DCO moet de Monster nemingsprocedure daarna voortzetten in overeenstemming met clausule D.4.16.
G.4.9 Indien is vastgesteld dat geen enkel van de Monsters van de Sporter voldoet aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid en de DCO uit logistieke overwegingen bepaalt dat de Monster nemingsprocedure onmogelijk kan worden voortgezet, kan de DCO de Monster nemingsprocedure beëindigen. In dergelijke omstandigheden en indien aangewezen, kan de ADO een mogelijke overtreding van de antidopingregels onderzoeken.
G.4.10 De DCO moet alle genomen Monsters ter analyse naar het laboratorium sturen, ongeacht het feit of ze voldoen aan de vereiste van een Voor Analyse Geschikte Dichtheid.
G.4.11 Het laboratorium moet, in overleg met de ADO, bepalen welke Monsters moeten worden geanalyseerd.
Bijlage H - Vereisten aan het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming H.1 Doelstelling Ervoor zorgen dat het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming niet in een belangenconflict verwikkeld is en de geschikte kwalificaties en ervaring heeft om Monster nemingsprocedures uit te voeren.
H.2 Toepassingsgebied De vereisten aan het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming beginnen met de ontwikkeling van de nodige competenties voor het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming en eindigt met het voorleggen van een identificeerbare accreditatie.
H.3 Verantwoordelijkheid De ADO draagt de verantwoordelijkheid voor alle in Bijlage H opgesomde activiteiten.
H.4 Vereisten - Kwalificaties en Opleiding H.4.1 De ADO moet de vereisten inzake de nodige competenties en kwalificaties bepalen voor de functies van Dopingtestofficial, Begeleider en Bloedafnameofficial. De ADO moet missieverklaringen opstellen voor al het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming waarin hun respectieve taken zijn uiteengezet. Op zijn minst : a) mag het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming niet Minderjarig zijn.b) moeten de Bloedafnameofficials de juiste kwalificaties en praktische vaardigheden hebben die nodig zijn om bloed af te nemen van een ader. H.4.2 De ADO moet ervoor zorgen dat Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming en dat een belang heeft bij de resultaten van de afname of de test van een Monster van een Sporter die tijdens een procedure een Monster kan afstaan, niet wordt aangesteld bij die Monster nemingsprocedure. Het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming wordt geacht een belang te hebben bij de Monster neming wanneer het : a) betrokken is bij de planning van de sport waarvoor de Dopingtest wordt uitgevoerd;of b) verwant is met of betrokken is bij persoonlijke zaken van een Sporter die tijdens die procedure een Monster kan afstaan. H.4.3 De ADO moet een systeem opstellen dat verzekert dat het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming voldoende opgeleid is om deze taken uit te voeren.
H.4.3.1 Het opleidingsprogramma voor Bloedafnameofficials moet op zijn minst een studie omvatten van alle relevante criteria van de Dopingtest procedure en een kennismaking met de relevante standaardvoorzorgsmaatregelen in een gezondheidscontext.
H.4.3.2 Het opleidingsprogramma voor Dopingtestofficials moet minstens het volgende omvatten : a) een uitgebreide theoretische opleiding in de verschillende soorten Dopingtest activiteiten die relevant zijn voor de functie van Dopingtestofficial;b) een observatie van alle Dopingtest activiteiten die verband houden met de vereisten in deze standaard, bij voorkeur ter plaatse;c) de bevredigende uitvoering van een volledige Monster nemingsprocedure ter plaatse onder het toezicht van een gekwalificeerde Dopingtestofficial of iemand in een gelijkaardige positie.De vereiste met betrekking tot de eigenlijke uitscheiding van het Monster mag geen deel uitmaken van de observaties ter plaatse.
H.4.3.3 Het opleidingsprogramma voor Begeleiders moet een studie omvatten van alle relevante vereisten van de Monster nemingsprocedure.
H 4.4 De ADO moet gegevens bijhouden over opvoeding, opleiding, vaardigheden en ervaring.
H.5 Vereisten - Accreditatie, heraccreditatie en delegatie H.5.1 De ADO moet een systeem opstellen voor de accreditatie en heraccreditatie van het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming.
H.5.2 De ADO moet ervoor zorgen dat het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming het opleidingsprogramma beëindigd en vertrouwd is met de vereisten van deze Internationale Standaard voor Dopingtests vooraleer ze accreditatie verleent.
H.5.3 De accreditatie mag slechts geldig zijn voor maximaal twee jaar.
Het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming moet opnieuw een volledig opleidingsprogramma doorlopen wanneer het niet heeft deelgenomen aan Monster nemingen in het jaar vóór de heraccreditatie.
H.5.4 Enkel het Personeel dat Bevoegd is voor Monster neming dat een door de ADO erkende accreditatie heeft, mag door de ADO worden toegestaan Monster nemingen uit te voeren in naam van de ADO. H.5.5 Dopingtestofficials mogen zelf alle activiteiten met betrekking tot de Monster nemingsprocedure uitvoeren, met uitzondering van de afname van bloed, tenzij ze daar speciaal voor zijn opgeleid, of ze kunnen een Begeleider opdragen om specifieke activiteiten uit te voeren die binnen het toepassingsgebied van de voor een Begeleider toegelaten taken vallen.
De Wereld Anti-Doping Code INTERNATIONALE STANDAARD LABORATORIA Januari 2009 WERELD ANTI-DOPING AGENTSCHAP. - Speel eerlijk Internationale Standaard voor Laboratoria.
De Internationale Standaard voor Laboratoria werd voor het eerst goedgekeurd in juni 2003 en werd van kracht op 1 januari 2004. Dit is versie 6.0 van dit document en omvat herzieningen aan de Internationale Standaard voor Laboratoria die door het Uitvoerend Comité van het Wereld Anti-Doping Agentschap werden goedgekeurd op 20 september 2008. Deze herziene Internationale Standaard voor Laboratoria wordt van kracht met ingang van 1 januari 2009.
Gepubliceerd door : World Anti-Doping Agency Stock Exchange Tower 800 Place Victoria (Suite 1700) PO Box 120 Montreal, Quebec, Canada H4Z 1B7 URL : www.wada-ama.org Tel. : +1 514 904 9232 Fax : +1 514 904 8650 E-mail : code@wada-ama.org VOORWOORD De Internationale Standaard voor Laboratoria van de Wereld Anti-Doping Code is een verplichte Internationale Standaard van niveau 2 die werd opgesteld in het kader van het Wereld Anti-Doping Programma.
De Internationale Standaard voor Laboratoria versie 6.0 zal van kracht worden op 1 januari 2009.
De officiële tekst van de Internationale Standaard voor Laboratoria wordt bijgehouden door het WADA en zal gepubliceerd worden in het Engels en het Frans. In geval van enige tegenstrijdigheid tussen de Engelse en de Franse versie is de Engelse versie beslissend.
DEEL EEN : INLEIDING, BEPALINGEN VAN DE CODE EN DEFINITIES 1.0 Inleiding, werkkader en referenties 2.0 Bepalingen van de Code 3.0 Begrippen en definities 3.1 In de Code gedefinieerde begrippen 3.2 In de ISL gedefinieerde begrippen DEEL TWEE : ACCREDITATIEVEREISTEN VOOR DE LABORATORIA EN OPERATIONELE STANDAARDEN 4.0 Proces en vereisten voor accreditatie door het WADA 4.1 Een WADA -laboratoriumaccreditatie aanvragen 4.1.1 Uiting van interesse 4.1.2 Initieel aanvraagformulier indienen 4.1.3 Referentiebrief(-ven) voorleggen 4.1.4 Beschrijving van het kandidaat-laboratorium 4.1.5 Eerste bezoek afleggen 4.1.6 Eindrapport en aanbeveling opstellen 4.1.7 Initiële accreditatievergoeding 4.1.8 Naleving van de ethische code 4.2 Voorbereiden voor laboratoriumaccreditatie door het WADA 4.2.1 Laboratoriumaccreditatie ISO/IEC 17025 verkrijgen 4.2.2 Deelnemen aan het WADA Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling 4.2.3 Onderzoeksactiviteiten plannen en implementeren 4.2.4 Kennisdeling plannen en implementeren 4.2.5 Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid 4.3 De accreditatie van het WADA verkrijgen 4.3.1 Deelnemen aan een WADA -accreditatieaudit 4.3.2 WADA -rapport en -aanbeveling 4.3.3 Uitgifte en publicatie van accreditatiecertificaat 4.4 De accreditatie van het WADA behouden 4.4.1 De ISO/IEC 17025-accreditatie behouden 4.4.2 Deelnemen aan het WADA Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling 4.4.3 Conformiteit met de ethische code voor laboratoria van het WADA documenteren 4.4.4 Geïmplementeerde onderzoeksactiviteiten documenteren 4.4.5 Geïmplementeerde kennisdeling documenteren 4.4.6 Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid aanhouden 4.4.7 Hernieuwde referentiebrief(-ven) voorleggen 4.4.8 Minimumaantal Stalen 4.4.9 Deelnemen aan herbeoordelingen en controlebeoordelingen door WADA /accreditatie-instantie 4.4.10 Flexibel accreditatiebereik 4.4.11 WADA -rapport en -aanbeveling 4.4.12 Kennisgeving 4.4.13 Kosten voor accreditatievernieuwing 4.4.14 Uitgifte en publicatie van accreditatiecertificaat 4.5 Accreditatievereisten voor Belangrijke Evenementen 4.5.1 Tests voor Belangrijke Evenementen in de faciliteiten van het Laboratorium 4.5.2 Tests voor Belangrijke Evenementen in de satellietfaciliteiten van het Laboratorium 5.0 Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole 5.1 Inleiding en werkkader 5.2 Analyse- en technische processen 5.2.1 Ontvangst van de Stalen 5.2.2 Behandeling en Bewaring van de Stalen 5.2.3 Steekproef en Voorbereiding van Aliquots voor Analyse 5.2.4 Analysetests 5.2.5 Resultatenbeheer 5.2.6 Documentatie en rapportage 5.3 Processen inzake kwaliteitsbeheer 5.3.1 Organisatie 5.3.2 Kwaliteitsbeleid en doelstellingen 5.3.3 Documentcontrole 5.3.4 Herziening van verzoeken, tenders en contracten 5.3.5 Tests in onderaanneming geven 5.3.6 Aankoop van diensten en benodigdheden 5.3.7 Dienstverlening aan de klant 5.3.8 Klachten 5.3.9 Controle van niet-conforme testwerkzaamheden 5.3.10 Verbetering 5.3.11 Correctieve actie 5.3.12 Preventieve actie 5.3.13 Controle van gegevens 5.3.14 Interne Audits 5.3.15 Beheersherzieningen 5.4 Ondersteuningsprocessen 5.4.1 Algemeen 5.4.2 Personeel 5.4.3 Accommodatie en omgevingsvoorwaarden 5.4.4 Testmethodes en validatie van methodes 5.4.5 Uitrusting 5.4.6 Opspoorbaarheid van metingen 5.4.7 De kwaliteit van de testresultaten garanderen 6.0 Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole 6.1 Inleiding en werkkader 6.2 Analyse- en technische processen 6.2.1 Ontvangst van de Stalen 6.2.2 Behandeling en Bewaring van de Stalen 6.2.3 Steekproef en Voorbereiding van Aliquots voor Analyse 6.2.4 Analysetests 6.2.5 Resultatenbeheer 6.2.6 Documentatie en rapportage 6.3 Processen inzake kwaliteitsbeheer 6.4 Ondersteuningsprocessen 6.4.4 Testmethodes en validatie van methodes DEEL DRIE : BIJLAGEN BIJLAGE A - WADA EXTERN SYSTEEM VOOR KWALITEITSBEOORDELING (EQAS) 1.0 WADA EXTERN SYSTEEM VOOR KWALITEITSBEOORDELING 1.1 Open (educatief) EQAS 1.2 Blind EQAS 1.3 Dubbelblind EQAS 2.0 Samenstelling van het staal voor het Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling 2.1 Blanco EQAS-stalen 2.2 Vervalste EQAS-stalen 2.3 EQAS-stalen met Belastende Analyseresultaten 2.3.1 Samenstelling van het EQAS-staal 2.3.2 Inhoud van het EQAS-staal 3.0 Evaluatie van het Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling 3.1 Evaluatie van kwalitatieve EQAS-stalen 3.2 Evaluatie van kwantitatieve EQAS-stalen 3.3 Proefperiode en evaluatie van laboratorium op proef 3.3.1 Gebruikte methodes 3.3.2 Fout-positief resultaat 3.3.3 Fout-negatief resultaat 3.3.4 Drempelstofresultaat 3.3.5 Algemene evaluatie van het laboratorium op proef 3.4 Behoud van de accreditatie en evaluatie van het Laboratorium 3.4.1 Gebruikte methodes in het EQAS 3.4.2 Fout-positief resultaat 3.4.3 Fout-negatief resultaat 3.4.4 Drempelstofresultaat 3.4.5 Algemene evaluatie van het laboratorium 3.5 Puntenschaal voor beoordeling van laboratoriumprestaties BIJLAGE B - ETHISCHE CODE VOOR DE LABORATORIA 1.0 Vertrouwelijkheid 2.0 Onderzoek 3.0 Onderzoek ter Ondersteuning van Dopingcontrole 3.1 Proefpersonen 3.2 Gecontroleerde stoffen 4.0 Analyse 4.1 Wedstrijden 4.2 Buiten Wedstrijdverband 4.3 Klinisch of forensisch 4.4 Andere analyseactiviteiten 4.5 Informatie en middelen delen 4.5.1 Nieuwe stoffen 4.5.2 Kennis delen 5.0 Schadelijk gedrag voor het anti-dopingprogramma DEEL EEN : INLEIDING, BEPALINGEN VAN DE CODE EN DEFINITIES 1.0 Inleiding, werkkader en referenties De belangrijkste doelstelling van de Internationale Standaard voor Laboratoria (ISL) bestaat erin te verzekeren dat de laboratoria geldige testresultaten en bewijsgegevens realiseren en te komen tot eenvormige en overeenstemmende resultaten en rapporten van alle Laboratoria.
De ISL omvat vereisten voor het verkrijgen en behouden van de WADA -accreditatie voor Laboratoria, operationele standaarden voor de laboratoriumprestaties en een beschrijving van het accreditatieproces.
Het WADA zal van tijd tot tijd specifieke technische aanbevelingen publiceren in een Technisch Document. De implementatie van de technische aanbevelingen beschreven in de Technische Documenten is verplicht en moet gerealiseerd zijn tegen de datum van inwerkingtreding gespecificeerd in het Technisch Document. De Technische documenten vervangen elke eerdere publicatie over een gelijkaardig onderwerp of, indien van toepassing, dit document. Het geldende document is het Technisch Document waarvan de datum van inwerkingtreding het dichtst de datum waarop het Staal werd ontvangen, voorafgaat. De geldende versie van het Technisch Document is beschikbaar op de website van het WADA. De ISL, met inbegrip van alle bijlagen en technische documenten, is verplicht voor alle Ondertekenaars van de Code.
Het Wereld Anti-Doping Programma omvat alle elementen die nodig zijn om een optimale harmonisatie en toepassing te verzekeren van de internationale en nationale anti-dopingprogramma's. De hoofdelementen zijn : de Code (niveau 1), de Internationale Standaarden (niveau 2) en de Beste Praktijkmodellen (niveau 3).
In de inleiding van de Wereld Anti-Doping Code (Code) worden het doel en de implementatie van de Internationale Standaarden als volgt samengevat : « Internationale Standaarden voor verschillende technische en operationele gebieden binnen het anti-dopingprogramma zullen worden ontwikkeld in overleg met de Ondertekenaars en overheden, en worden goedgekeurd door het WADA. Het doel van de Internationale Standaarden is harmonisatie tussen Anti-Doping Organisaties die verantwoordelijk zijn voor specifieke technische en operationele onderdelen van de anti-dopingprogramma's. Handelen in overeenstemming met de Internationale Standaarden is verplicht om te voldoen aan de Code. De Internationale standaarden kunnen van tijd tot tijd worden herzien door het Uitvoerend Comité van het WADA na redelijk overleg met de Ondertekenaars en overheden. Tenzij anders aangegeven in de Code worden alle Internationale Standaarden en alle herzieningen van kracht op de datum die is opgegeven in de Internationale Standaard of de herziening. » Naleving van een Internationale Standaard (in tegenstelling tot een andere alternatieve standaard, praktijk of procedure) is voldoende om te besluiten dat de procedures vermeld in de Internationale Standaard correct gevolgd werden.
Dit document beschrijft de vereisten voor Laboratoria die willen aantonen dat ze technisch competent zijn, een doeltreffend kwaliteitsbeheer voeren en in staat zijn om forensisch geldige resultaten te realiseren. Het uitvoeren van dopingcontroletests omvat het opsporen, identificeren en in sommige gevallen bewijzen dat in de biologische vloeistoffen of weefsels van de testpersoon geneesmiddelen of andere stoffen aanwezig zijn in grotere hoeveelheden dan een drempelconcentratie of verhouding van gemeten analytische waarden (bv. concentraties, piekhoogte of piekoppervlak van een chromatogram, enz.), zoals vastgelegd in de lijst van Verboden Stoffen en Verboden Methodes (de Verboden Lijst ). De Laboratoria kunnen andere vormen van tests gebruiken, binnen de grenzen van de Ethische Code, die niet behoren tot het kader van de WADA -accreditatie (bv. paardentests, forensische tests). Dergelijke tests vallen niet onder de WADA -accreditatie.
Het accreditatiekader voor de Laboratoria bestaat uit twee hoofddelen : Deel Twee van de ISL : de accreditatievereisten voor de Laboratoria en de operationele standaarden, en Deel Drie : de bijlagen. Deel Twee beschrijft de vereisten die nodig zijn om erkend te worden door het WADA en de respectieve procedures om te voldoen aan de vereisten.
Verder omvat dit deel ook een toepassing van de ISO/IEC 17025-standaard1 op het vlak van Dopingcontrole. Dit gedeelte van het document is bedoeld om een vlottere consequente toepassing en beoordeling te krijgen van de ISO/IEC 17025-standaard en de specifieke vereisten van het WADA voor Dopingcontrole door de accreditatie-instanties die werken in overeenstemming met de ISO/IEC 17011-standaard. De Internationale Standaard vermeldt ook de vereisten voor Laboratoria wanneer de toewijzing het gevolg is van een Belastend Analyseresultaat.
Deel Drie van de ISL omvat alle bijlagen. Bijlage A beschrijft het External Quality Assessment Scheme (EQAS) van het WADA, inclusief de prestatiecriteria die nodig zijn om de WADA -accreditatie te behouden.
Bijlage B beschrijft de ethische standaarden die vereist zijn voor de doorlopende erkenning door het WADA van het Laboratorium. Van tijd tot tijd worden technische documenten door het WADA uitgegeven, gewijzigd en geschrapt. Deze documenten bezorgen de Laboratoria en de andere aandeelhouders richtlijnen over specifieke technische onderwerpen. Na de verspreiding maken de technische documenten deel uit van de ISL. De opname van de bepalingen en de door het WADA goedgekeurde technische documenten in het kwaliteitsbeheersysteem van het Laboratorium is verplicht voor de WADA -accreditatie.
Om de accreditatie van de Laboratoria te harmoniseren met de vereisten van de ISO/IEC 17025-standaard en de specifieke erkenningvereisten van het WADA verwacht men dat de nationale accreditatie-instanties de ISL, met inbegrip van de bijlagen en de technische documenten, gebruiken als naslagwerken tijdens hun beoordelingsprocedure.
Begrippen die in de Code gedefinieerd zijn en opgenomen in deze standaard, staan in cursieve druk. Begrippen die in de ISL gedefinieerd zijn, zijn onderstreept. 1 Huidige versie van ISO/IEC 17025 2.0 Bepalingen van de Code De volgende artikelen in de Code betreffen rechtstreeks de ISL : Code Artikel 2 INBREUKEN OP DE ANTI-DOPINGREGELS 2.1 De aanwezigheid van een Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers daarvan in een Staal van een Atleet 2.1.1 Het is de persoonlijke plicht van elke Atleet om te garanderen dat er geen Verboden Stoffen binnenkomen in zijn of haar lichaam.
Atleten zijn verantwoordelijk voor alle Verboden Stoffen of de Afbraakproducten of Markers daarvan die worden aangetroffen in hun Stalen. Het is dan ook niet nodig om opzet, schuld, nalatigheid of bewust Gebruik door de Atleet aan te tonen om een overtreding van de anti-dopingregel als bedoeld in Artikel 2.1 te kunnen vaststellen. [Opmerking bij artikel 2.1.1 : Voor overtredingen van een anti-dopingregel waarbij sprake is van de aanwezigheid van een Verboden Stof (of van de Afbraakproducten of Markers ervan) hanteert de Code het principe van de risicoaansprakelijkheid, een principe dat ook voorkomt in de Anti-Doping Code van de Olympische Beweging (OMADC) en in de meeste anti-dopingreglementen die al bestonden vóór de Code.
Volgens het principe van risicoaansprakelijkheid is een Atleet verantwoordelijk en is er sprake van een inbreuk op de anti-dopingregels telkens een Verboden Stof wordt aangetroffen in een Staal van een Atleet. Dit wordt steeds gezien als een overtreding, ongeacht of de Atleet opzettelijk of onopzettelijk een Verboden Stof heeft gebruikt of nalatig is geweest of op enige andere wijze schuldig is. Als het positieve Staal afkomstig is van een Test Binnen Wedstrijdverband, worden de resultaten van de betreffende Competitie automatisch ongeldig (Artikel 9 - Automatische diskwalificatie van individuele resultaten). De Atleet heeft dan echter de mogelijkheid om sancties te vermijden of ze te beperken als hij kan aantonen dat hij of zij niet schuldig of niet significant schuldig is (Artikel 10.5 - Afwending of verkorting van periode van uitsluiting op grond van uitzonderlijke omstandigheden), of dat hij of zij in bepaalde omstandigheden niet de intentie had om zijn of haar sportprestaties te verbeteren (Artikel 10.4 - Afwending of verkorting van periode van uitsluiting voor specifieke Stoffen in specifieke omstandigheden).
Het principe van risicoaansprakelijkheid voor de aanwezigheid van een Verboden Stof in een Staal van een Atleet, met de mogelijkheid dat de sancties worden aangepast op grond van bepaalde criteria, biedt een redelijk evenwicht tussen een effectief anti-dopingbeleid in het voordeel van alle Atleten die 'clean' zijn en billijkheid in de uitzonderlijke gevallen waarbij een Verboden Stof in het lichaam van een Atleet is terechtgekomen zonder dat er sprake is van nalatigheid of schuld of van significante nalatigheid of schuld vanwege de Atleet.
Het is belangrijk om te benadrukken dat het bepalen van het feit of er al dan niet sprake is van een overtreding van de anti-dopingregels weliswaar gebeurt op basis van het principe van de risicoaansprakelijkheid, maar dat er niet automatisch een bepaalde periode van Uitsluiting wordt opgelegd. Het in de Code vermelde principe van risicoaansprakelijkheid wordt consequent gevolgd bij de beslissingen van het Hof van Arbitrage voor de Sport (CAS).] 2.1.2 Een inbreuk op de anti-dopingregels op grond van artikel 2.1 wordt voldoende bewezen door één van de volgende zaken : aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers ervan in het « A »-Staal van de Atleet, waarbij de Atleet afziet van de analyse van het « B »-Staal en het « B »-Staal niet geanalyseerd wordt; of wanneer het « B »-Staal van de Atleet wel geanalyseerd wordt en de analyse van het « B »-Staal van de Atleet de aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers ervan in het « A »-Staal van de Atleet bevestigt. [Opmerking bij artikel 2.1.2 : De Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer kan er zelf voor kiezen om het « B »-Staal te laten analyseren, ook als de Atleet de analyse van het « B »-Staal niet aanvraagt.] 2.1.3 Met uitzondering van die stoffen waarvoor een specifieke grenswaarde is genoemd in de Verboden Lijst betekent de aanwezigheid van enige hoeveelheid van een Verboden Stof of een Afbraakproduct of Marker daarvan in een Staal van een Atleet automatisch een overtreding van de anti-dopingregel. 2.1.4 Als uitzondering op de algemene regel van artikel 2.1 kunnen de Verboden Lijst of de Internationale Standaarden speciale criteria bevatten voor de beoordeling van Verboden Stoffen die ook door het lichaam zelf kunnen worden geproduceerd.
Code artikel 3 BEWIJS VAN DOPING 3.2 Methodes voor het vaststellen van feiten en veronderstellingen 3.2.1 Door het WADA geaccrediteerde Laboratoria worden geacht de analyse van het Staal en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Laboratoria. De Atleet of andere Persoon kan deze veronderstelling weerleggen door aan te tonen dat van de Internationale Standaard voor Laboratoria is afgeweken en dat deze afwijking redelijkerwijs kan hebben geleid tot het Belastende Analyseresultaat.
Als de Atleet of andere Persoon de voornoemde veronderstelling weerlegt door aan te tonen dat van de Internationale Standaard voor Laboratoria is afgeweken en dat deze afwijking redelijkerwijs kan hebben geleid tot het Belastende Analyseresultaat, is het aan de Anti-Doping Organisatie om aan te tonen dat deze afwijking niet heeft geleid tot het Belastende Analyseresultaat. [Opmerking bij artikel 3.2.1 : Het is aan de Atleet of de andere Persoon om met een mate van waarschijnlijkheid aan te tonen dat van de Internationale Standaard voor Laboratoria is afgeweken en dat deze afwijking redelijkerwijs kan hebben geleid tot het Belastende Analyseresultaat. Als de Atleet of andere Persoon daarin slaagt, verschuift de last naar de Anti-Doping Organisatie, die er de jury van de hoorzitting naar volle tevredenheid van moet overtuigen dat de afwijking niet geleid heeft tot het Belastende Analyseresultaat.] Code artikel 6 ANALYSE VAN DE STALEN Bij Dopingcontrole afgenomen Stalen moeten geanalyseerd worden in overeenstemming met de volgende principes : 6.1 Gebruik van erkende Laboratoria Voor de doelstellingen uit Artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van Afbraakproducten of Markers ervan) mogen Stalen enkel geanalyseerd worden in door het WADA geaccrediteerde Laboratoria of andere als dusdanig door het WADA goedgekeurde instanties. De selectie van het door het WADA geaccrediteerde laboratorium (of een ander laboratorium of andere methode goedgekeurd door het WADA ) dat de analyse van het Staal zal uitvoeren, wordt exclusief bepaald door de Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer. [Opmerking bij artikel 6.1 : Inbreuken op artikel 2.1 (Aanwezigheid van een Verboden Stof of van Afbraakproducten of Markers ervan) mogen enkel vastgesteld worden aan de hand van een analyse van een Staal uitgevoerd door een door het WADA goedgekeurd laboratorium of door een ander laboratorium dat specifiek gemachtigd werd door het WADA. Inbreuken op andere Artikelen mogen vastgesteld worden door gebruik te maken van analyseresultaten van andere laboratoria, op voorwaarde dat deze resultaten betrouwbaar zijn.] 6.2 Doel van de verzameling en analyse van Stalen Stalen moeten onderzocht worden op de aanwezigheid van Verboden Stoffen en Verboden Methoden die vermeld staan op de Verboden Lijst en andere stoffen als daartoe opdracht is gegeven door het WADA op grond van artikel 4.5 (Toezichtprogramma), of om een Anti-Doping Organisatie te helpen bij het profileren van relevante parameters in de urine, het bloed of een andere matrix van de Atleet, met inbegrip van DNA- of genenprofilering, met het oog op anti-dopingactiviteiten. [Opmerking bij artikel 6.2 : Relevante profielinformatie zou bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om de Tests van Doelpersonen in de goede richting te leiden of ter ondersteuning van een gerechtelijke zaak rond een inbreuk op de anti-dopingregels krachtens artikel 2.2 (Gebruik of Poging tot Gebruik van een Verboden Stof), of beide.] 6.3 Onderzoek van Stalen Zonder de schriftelijke toestemming van de Atleet mogen Stalen nooit gebruikt worden voor enige andere doeleinden dan beschreven in artikel 6.2. Stalen die gebruikt worden voor andere doeleinden dan beschreven in artikel 6.2, moeten ontdaan worden van enige identificatie zodat niet getraceerd kan worden van welke Atleet ze afkomstig zijn. 6.4 Standaarden voor de analyse van Stalen en rapportage De Laboratoria moeten de bij Dopingcontrole afgenomen Stalen analyseren en de resultaten rapporteren in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Laboratoria. 6.5 Stalen opnieuw testen Een Staal kan op eender welk moment en uitsluitend op last van de Anti-Doping Organisatie die het Staal liet afnemen of op last van het WADA opnieuw geanalyseerd worden met het oog op artikel 6.2. De omstandigheden en voorwaarden voor het opnieuw testen van Stalen moeten overeenstemmen met de vereisten van de Internationale Standaard voor Laboratoria. [Opmerking bij artikel 6.5 : Ook al gaat het hier om een nieuw artikel, toch is het zo dat Anti-Doping Organisaties altijd al de bevoegdheid hebben gehad om Stalen opnieuw te analyseren. De Internationale Standaard voor Laboratoria of een nieuw technisch document dat geïntegreerd is in de Internationale Standaard, zal het protocol voor dergelijke nieuwe tests harmoniseren.] Code artikel 13 BEROEP 13.6 Beroep tegen besluiten tot schorsing of intrekking van laboratoriumaccreditatie.
Tegen besluiten van het WADA om de WADA -accreditatie van een Laboratorium te schorsen of in te trekken kan alleen door het betreffende Laboratorium beroep aangetekend worden, en dat is alleen mogelijk bij het CAS. Code artikel 14 VERTROUWELIJKHEID EN RAPPORTAGE 14.1 Informatie over Belastende Analyseresultaten, Atypische Resultaten en andere potentiële overtredingen van anti-dopingregels 14.1.1 Kennisgeving aan Atleten en andere Personen Een Atleet wiens Staal een Belastend Analyseresultaat heeft opgeleverd na de eerste controle op grond van de artikelen 7.1 of 7.3, of een Atleet of andere Persoon waarvan na de eerste controle op grond van artikel 7.4 wordt beweerd dat hij of zij een anti-dopingregel heeft overtreden, moet daarvan in kennis worden gesteld door de Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer, op de manier die is bepaald in artikel 7 (Resultatenbeheer). 14.1.2 Kennisgeving aan Nationale Anti-Doping Organisaties, Internationale Federaties en het WADA Diezelfde Nationale Anti-Doping Organisatie moet ook de Nationale Anti-Doping Organisatie van de Atleet, de Internationale Federatie en het WADA op de hoogte brengen, uiterlijk bij de voltooiing van het proces dat is beschreven in de artikelen 7.1 tot en met 7.4. 14.1.3 Inhoud van de kennisgeving De volgende gegevens moeten bij de kennisgeving vermeld worden : de naam van de Atleet, het land, de sport en de discipline binnen die sport, het competitieniveau van de Atleet, of de controle gebeurd is Binnen Wedstrijdverband of Buiten Wedstrijdverband, de datum waarop het Staal is afgenomen en het analyseresultaat dat door het laboratorium is gerapporteerd. 14.1.4 Statusrapporten Diezelfde Personen en Anti-Doping Organisaties zullen regelmatig op de hoogte gehouden worden van de status en bevindingen van eventuele herzieningen of stappen die ondernomen werden op grond van artikel 7 (Resultatenbeheer), 8 (Recht op een eerlijk proces) of 13 (Beroep).
Bovendien zullen ze snel een schriftelijke gemotiveerde uitleg of beslissing ontvangen waarin het besluit in de zaak wordt toegelicht. 14.1.5 Vertrouwelijkheid De ontvangende organisaties maken deze informatie niet bekend aan andere Personen dan degenen die de informatie nodig hebben (dit omvat het respectieve personeel van het bevoegde Nationaal Olympisch Comité, de Nationale Federatie en het team bij een Teamsport ), tot de Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer de zaak publiekelijk bekend heeft gemaakt of nagelaten heeft de zaak publiekelijk bekend te maken volgens de voorschriften in het onderstaande artikel 14.2. [Opmerking bij artikel 14.1.5 : Elke Anti-Doping Organisatie moet in haar eigen anti-dopingreglement de nodige procedures voorzien zodat vertrouwelijke informatie beschermd wordt en een ongepaste bekendmaking van vertrouwelijke informatie door een werknemer of agent van de Anti-Doping Organisatie onderzocht en bestraft kan worden.] 3.0 Begrippen en definities 3.1 In de Code gedefinieerde begrippen ADAMS : Het Anti-Doping Administratie en Management Systeem is een webgebaseerd databasemanagementsysteem voor het invoeren, opslaan, delen en rapporteren van gegevens met als doel belanghebbenden en het WADA te helpen in hun strijd tegen doping, in overeenstemming met de wetgeving inzake gegevensbescherming.
Belastend Analyseresultaat : een rapport van een laboratorium of een andere door het WADA erkende entiteit waarin, in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Laboratoria en de aanverwante Technische Documenten, vermeld wordt dat in een Staal de aanwezigheid is vastgesteld van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) of dat bewijs is aangetroffen voor het Gebruik van een Verboden Methode.
Anti-Doping Organisatie : een Ondertekenaar die verantwoordelijk is voor het opstellen van regels voor het initiëren, implementeren of uitvoeren van eender welk onderdeel van het Dopingcontrole proces.
Hiertoe behoren bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, Organisaties van Belangrijke Evenementen die Tests uitvoeren tijdens hun Evenementen, het WADA, Internationale Federaties en Nationale Anti-Doping Organisaties.
Atleet : elke Persoon die aan sport doet op internationaal niveau (volgens de definities van elke Internationale Federatie), op nationaal niveau (volgens de definities van elke Nationale Anti-Doping Organisatie, inclusief maar niet beperkt tot de Personen opgenomen in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole ), en elke andere sportbeoefenaar die op enige andere wijze onderworpen is aan de bevoegdheid van eender welke Ondertekenaar of andere sportorganisatie die de Code aanvaardt. Alle bepalingen van de Code, inclusief bijvoorbeeld de bepalingen inzake de Tests en de dispensaties voor therapeutisch gebruik, gelden voor sportbeoefenaars op zowel nationaal als internationaal niveau. Sommige Nationale Anti-Doping Organisaties kunnen ervoor kiezen om de anti-dopingregels te testen en toe te passen op personen die sport beoefenen op recreatief of op masterniveau, maar noch op dat ogenblik, nog in de toekomst op nationaal niveau enige rol (zullen) spelen. De Nationale Anti-Doping Organisaties zijn echter niet verplicht om alle aspecten van de Code toe te passen op die Personen. Er kunnen specifieke nationale regels opgesteld worden voor Dopingcontrole bij sportbeoefenaars op niet-internationaal of niet-nationaal niveau, zonder daarbij in conflict te zijn met de Code. Met andere woorden : een land kan ervoor kiezen om ook de sportbeoefenaars op recreatief niveau te testen, zonder daarbij gegevens te vereisen over dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijf. Op dezelfde manier kan een Organisatie van Belangrijke Evenementen die een Evenement organiseert enkel voor sportbeoefenaars op masterniveau ervoor kiezen om de deelnemers te testen zonder echter voorafgaande gegevens te vereisen over dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijf. Met het oog op artikel 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) en met het oog op de voorlichting en scholing inzake de strijd tegen doping is elke Persoon die aan sport doet onder het gezag van een Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code heeft aanvaard, een Atleet. [Opmerking : Deze definitie maakt duidelijk dat alle Atleten die actief zijn op internationaal en nationaal niveau onderworpen zijn aan de anti-dopingregels van de Code, en dat de specifieke definities van sport op internationaal en nationaal niveau beschreven moeten worden in de anti-dopingreglementen van respectievelijk de Internationale Federaties en de Nationale Anti-Doping Organisaties. Op nationaal niveau moeten de anti-dopingregels die werden aangenomen krachtens de Code, tenminste gelden voor alle personen die deel uitmaken van nationale teams en voor alle personen die gekwalificeerd zijn om deel te nemen aan eender welk nationaal kampioenschap in eender welke sporttak. Dit betekent echter niet dat al deze Atleten opgenomen moeten zijn in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Nationale Anti-Doping Organisatie. De definitie stelt elke Nationale Anti-Doping Organisatie ook in staat om, indien gewenst, het eigen anti-dopingprogramma niet enkel te laten gelden voor de nationale Atleten, maar het ook uit te breiden naar sportbeoefenaars die op een lager competitieniveau actief zijn, Sportbeoefenaars op alle niveaus van de competitie zouden de nodige informatie en vorming moeten krijgen over de strijd tegen doping.] Atypisch resultaat : een rapport van een Laboratorium of een andere door het WADA goedgekeurde entiteit dat verder onderzoek vereist zoals voorzien door de Internationale Standaard voor Laboratoria of aanverwante Technische Documenten, voorafgaand aan de vaststelling van een Belastend Analyseresultaat.
Code : de Wereld Anti-Doping Code.
Wedstrijd : een enkele race, wedstrijd, spel of afzonderlijk atletiekonderdeel, bv. een basketbalwedstrijd of de finales van de honderd meter sprint op de Olympische spelen. Voor etappewedstrijden en andere atletiekwedstrijden waarbij dagelijks of anderszins periodiek prijzen worden uitgereikt, wordt een onderscheid gemaakt tussen een Wedstrijd en een Evenement zoals bepaald in het reglement van de betreffende Internationale Federatie.
Dopingcontrole : alle stappen en processen gaande van de planning van de tests tot en met het uiteindelijke besluit om in beroep te gaan, met inbegrip van alle stappen en processen ertussenin zoals het verschaffen van verblijfsgegevens, het afnemen en behandelen van de Stalen, de laboratoriumanalyse, de dispensaties voor therapeutisch gebruik, het resultatenbeheer en de hoorzittingen.
Evenement : een reeks individuele Wedstrijden die samen worden georganiseerd door één bestuur (b.v. de Olympische Spelen, de FINA Wereldkampioenschappen of de Pan-Amerikaanse Spelen).
Binnen Wedstrijdverband : tenzij anders bepaald in de regels van een Internationale Federatie of andere relevante Anti-Doping Organisatie, staat « Binnen Wedstrijdverband » voor de periode die begint twaalf uur voorafgaand aan een Wedstrijd waarin de Atleet normaal gezien zal deelnemen en eindigt met het einde van de Wedstrijd en de respectieve procedure voor staalafname die geldt voor dat soort Wedstrijd.
Internationale Standaard : een standaard die goedgekeurd is door het WADA ter ondersteuning van de Code. Naleving van een Internationale Standaard (in tegenstelling tot een andere alternatieve standaard, praktijk of procedure) is voldoende om te besluiten dat de procedures vermeld in de Internationale Standaard correct gevolgd werden.
Internationale Standaarden moeten Technische Documenten bevatten die eventueel opgesteld werden overeenkomstig die Internationale Standaard.
Marker : een verbinding, groep van verbindingen of biologische parameter(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode.
Afbraakproduct : elke stof die ontstaat door een biologisch omzettingsproces.
Nationale Anti-Doping Organisatie : de entiteit(en) waaraan elk land de primaire autoriteit en verantwoordelijkheid verleent om anti-dopingregels op te stellen en te implementeren, de afname van Stalen te coördineren, testresultaten te beheren en hoorzittingen te organiseren, allemaal op nationaal niveau. Hieronder valt ook de entiteit die door meerdere landen kan aangewezen zijn om te fungeren als regionale Anti-Doping Organisatie voor die landen. Als de bevoegde openbare autoriteiten geen organisatie hiervoor hebben aangewezen, wordt deze taak uitgevoerd door het Nationaal Olympisch Comité of de respectieve aangestelde.
Nationaal Olympisch Comité : de organisatie die erkend wordt door het Internationaal Olympisch Comité. Het begrip Nationaal Olympisch Comité omvat ook de Nationale Sportconfederatie in die landen waar de Nationale Sportconfederatie verantwoordelijkheden opneemt op het gebied van dopingbestrijding die kenmerkend zijn voor een Nationaal Olympisch Comité.
Buiten Wedstrijdverband : elke Dopingcontrole die niet Binnen Wedstrijdverband gebeurt.
Persoon : een natuurlijk persoon of een organisatie of andere entiteit.
Verboden Lijst : de Lijst die de Verboden Stoffen en Verboden Methoden opsomt.
Verboden Methode : elke methode die als dusdanig beschreven wordt op de Verboden Lijst.
Verboden Stof : elke stof die als dusdanig beschreven wordt op de Verboden Lijst.
Publiekelijk bekendmaken : informatie verspreiden onder of bekendmaken aan het grote publiek of andere Personen dan de Personen die recht hebben op eerdere kennisgeving in overeenstemming met artikel 14.
Staal : elk biologisch materiaal dat wordt afgenomen met het oog op Dopingcontrole.
Ondertekenaars : de entiteiten die de Code ondertekenen en overeenkomen om de Code na te leven, zoals het Internationaal Olympisch Comité, Internationale Federaties, het Internationaal Paralympisch Comité, de Nationale Olympische Comités, de Nationale Paralympische Comités, de Organisaties van Belangrijke Evenementen, Nationale Anti-Doping Organisaties en het WADA. Fraude : aanpassen met foute bedoelingen of op een foute manier; ongewenste invloed uitoefenen; op een foutieve manier tussenkomen; obstructie plegen, misleiden of frauduleus handelen om resultaten aan te passen of de normale gang van zaken te hinderen; of valse informatie verschaffen aan een Anti-Doping Organisatie.
Test : de onderdelen van het Dopingcontrole proces waarbij tests worden gepland, Stalen worden afgenomen, Stalen worden gehanteerd en Stalen naar het Laboratorium worden overgebracht.
Gebruik : het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren of op enige andere wijze consumeren van een Verboden Stof of Verboden Methode.
WADA : het Wereld Anti-Doping Agentschap. 3.2 In de ISL gedefinieerde begrippen Aliquot : een gedeelte van het Staal van de biologische vloeistoffen of weefsels (bv. urine, bloed, enz.), verkregen van de Atleet en gebruikt in het analyseproces.
Analysetest : de onderdelen van het Dopingcontroleproces betreffende de behandeling van de Stalen, de analyse en de rapportage na ontvangst in het Laboratorium.
Gecertificeerd Referentiemateriaal : Referentiemateriaal dat gekenmerkt wordt door een metrologisch geldige procedure voor één of meer gespecificeerde eigenschappen en vergezeld gaat van een certificaat dat de waarde van de gespecificeerde eigenschap vermeldt, alsook zijn bijbehorende onzekerheid en een verklaring over metrologische opspoorbaarheid.
Bevestigingsprocedure : een analytische testprocedure die bedoeld is om in een Staal de aanwezigheid of concentratie vast te stellen van één of meer specifieke Verboden Stoffen, Afbraakproducten van een Verboden Stof of Markers die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode. [Opmerking : een Bevestigingsprocedure kan ook een hoeveelheid van een Verboden Stof aangeven die groter is dan een grenswaarde en de hoeveelheid van de Verboden Stof in het Staal kwantificeren.] Flexibel Accreditatiekader : proces voor een Laboratorium om beperkte wijzigingen aan te brengen en te implementeren binnen het kader van de accreditatie, voorafgaand aan de beoordeling door de nationale accreditatie-instantie. Zie ook onderdeel 4.4.11 voor een gedetailleerde beschrijving van Flexibel Accreditatiekader.
Initiële Testprocedure (Schermtestprocedure) : een analytische testprocedure die bedoeld is om de Stalen te identificeren die een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode kunnen bevatten, of om de hoeveelheid van een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode te bepalen die een vastgelegde grenswaarde overschrijdt.
Intermediaire nauwkeurigheid : schommelingen in de resultaten die vastgesteld worden wanneer één of meer factoren zoals tijd, uitrusting en operator binnen een Laboratorium gewijzigd worden.
Internationale Standaard voor Laboratoria (ISL) : de Internationale Standaard die geldt voor Laboratoria zoals hierin uiteengezet.
Interne Bewakingsketen van het Laboratorium : documentatie van de reeks Personen die in bezit zijn van het Staal en van enig Aliquot van het Staal afgenomen met het oog op de Analytische Test. [Opmerking : de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium wordt doorgaans gedocumenteerd door schriftelijke registratie van de datum, de locatie, de ondernomen actie en het individu dat een actie onderneemt met een Staal of Aliquot.] Laboratorium (Laboratoria) : (een) door het WADA geaccrediteerd(e) laboratorium (laboratoria) dat (die) in het kader van de anti-dopingactiviteiten met behulp van testmethodes en processen bewijsgegevens tracht(en) te leveren voor de detectie van Verboden Stoffen, Methodes en Markers die voorkomen op de Verboden Lijst en, indien van toepassing, voor de kwantificering van een Drempelstof in urine- en andere biologische Stalen.
Laboratoriumdocumentatiepakketten : het materiaal dat door het Laboratorium geproduceerd wordt ter ondersteuning van een analyseresultaat zoals een Belastend Analyseresultaat, zoals vermeld in het Technisch Document van het WADA voor Laboratoriumdocumentatiepakketten.
Belangrijk Evenement : een reeks individuele internationale Wedstrijden die samen worden georganiseerd door een internationale multisportorganisatie die functioneert als één bestuur (bv. de Olympische Spelen, de Pan American Games) en waarvoor een aanzienlijke toename van middelen en capaciteiten vereist is om voor het Evenement een Dopingcontrole te kunnen houden zoals bepaald door het WADA. Minimaal Vereiste Prestatielimiet (MRPL) : concentratie van een Verboden Stof, Afbraakproduct van een Verboden Stof of Marker van een Verboden Stof of Verboden Methode waarvan men verwacht dat een dopinglaboratorium ze betrouwbaar kan detecteren en bevestigen in de routineuze dagelijkse werking van het Laboratorium. Zie ook het Technisch Document Minimaal Vereiste Prestatielimiet voor Detectie van Verboden Stoffen.
Niet-drempelstof : een stof vermeld op de Verboden Lijst waarvoor de documenteerbare detectie van enige hoeveelheid beschouwd wordt als een inbreuk op de anti-dopingregels.
Vermoedelijk Analyseresultaat : de status van het testresultaat van een Staal waarvoor er een verdacht resultaat bestaat in de Initiële Testprocedure, maar waarvoor nog geen bevestigingstest is gerealiseerd.
Referentieafname : een afname van stalen van gekende herkomst die gebruikt kunnen worden ter bepaling van de identiteit van een ongekende stof. Bijvoorbeeld een goed gekenmerkt staal verkregen uit een gecontroleerde toedieningsstudie waarin wetenschappelijke documentatie van de identiteit van Afbraakproduct(en) kan aangetoond worden.
Referentiemateriaal : materiaal waarvan één of meer gespecificeerde eigenschappen voldoende homogeen en stabiel zijn en waarvan bepaald is dat het geschikt is voor het beoogde gebruik in een meetproces.
Herhaalbaarheid sR : variabiliteit die geobserveerd wordt in een laboratorium, over een korte tijd, met behulp van één enkele operator, item of uitrusting, enz.
Reproduceerbaarheid sR : variabiliteit die verkregen wordt wanneer verschillende Laboratoria hetzelfde Staal analyseren.
Intrekking : de permanente herroeping van de WADA -accreditatie van een Laboratorium.
Gesplitst Staal : opdeling van een voor testdoeleinden afgenomen Staal in twee delen bij de afname. De twee delen worden doorgaans aangeduid als « A »-staal en « B »-staal.
Schorsing : de tijdelijke herroeping van de WADA -accreditatie van een Laboratorium.
Testautoriteit(en) : het Internationaal Olympisch Comité, het Wereld Anti-Doping Agentschap, de Internationale Federatie, de Nationale Sportorganisatie, de Nationale Anti-Doping Organisatie, het Nationaal Olympisch Comité, de Organisatie van Belangrijke Evenementen, of een andere autoriteit gedefinieerd door de Code die verantwoordelijk is voor het testen van de Stalen, hetzij Binnen Wedstrijdverband, hetzij Buiten Wedstrijdverband, en/of voor het beheren van het testresultaat.
Drempelstof : een stof vermeld op de Verboden Lijst waarvoor de detectie en kwantificering van een hoeveelheid die hoger ligt dan een vastgelegde grenswaarde beschouwd wordt als een Belastend Analyseresultaat.
DEEL TWEE : ACCREDITATIEVEREISTEN VOOR DE LABORATORIA EN OPERATIONELE STANDAARDEN 4.0 Proces en vereisten voor accreditatie door het WADA Deze sectie beschrijft de specifieke vereisten waaraan een laboratorium moet voldoen tijdens de procedure van de aanvraag, de verkrijging en het behoud van de WADA -accreditatie, inclusief de vereisten voor Belangrijke Evenementen. 4.1 Een WADA-laboratoriumaccreditatie aanvragen 4.1.1 Uiting van interesse Het kandidaat-laboratorium moet officieel schriftelijk contact opnemen met het WADA om zijn interesse in het WADA -accreditatieproces bekend te maken. 4.1.2 Initieel aanvraagformulier indienen Het kandidaat-laboratorium moet de nodige informatie invullen op het door het WADA voorziene aanvraagformulier en dit aan het WADA bezorgen. De aanvraag moet worden ondertekend door de Directeur van het Laboratorium en, indien van toepassing, door de Directeur van de gastorganisatie.
In dit stadium zal het WADA nagaan of er een Nationaal Anti-Doping Programma loopt (dat conform is aan de Internationale Standaarden inzake Anti-Doping) in het land waar het kandidaat-laboratorium gevestigd is, of het land de Conventie tegen Doping in de Sport van de Unesco heeft bekrachtigd en of het zijn financiële bijdragen aan het WADA betaalt. 4.1.3 Referentiebrief(-ven) voorleggen Zodra het bovenstaande met succes is uitgevoerd, zal het WADA aan het kandidaat-laboratorium vragen om een officiële referentiebrief van de bevoegde Nationale Anti-Doping Organisatie te bezorgen of, als die er niet is, van het Nationaal Olympisch Comité. Deze referentiebrief moet minstens het volgende vermelden : ? garantie van voldoende jaarlijkse financiële steun voor minimaal 3 jaar; ? garantie dat, binnen een periode van twee (2) jaar na het verkrijgen van de accreditatie, jaarlijks minimum 3 000 Stalen van klanten die de Code naleven (zoals bepaald door het WADA ) aan het laboratorium zullen worden bezorgd en dit gedurende 3 jaar; ? garantie dat de noodzakelijke faciliteiten en instrumenten voor analyse voorzien zullen worden.
Eventuele bijkomende informatie over het bovenstaande zal door het WADA zorgvuldig in overweging worden genomen. De instantie die de driejarige referentiebrief bezorgt, is er niet toe gehouden om uitsluitend steun te verlenen aan slechts één laboratorium.
Naast de hierboven vermelde brieven mogen ook referentiebrieven van internationale sportorganisaties zoals Internationale Federaties worden voorgelegd.
Als het kandidaat-laboratorium, als organisatie, gelinkt is aan gastorganisaties (bv. universiteiten, ziekenhuizen, privéorganisaties,...) en/of ondersteund wordt door een overheidsdienst, moet een officiële referentiebrief van dergelijke instantie worden voorgelegd. Naast de hierboven vermelde brief van de NADO of het NOC moet ook de volgende informatie worden verschaft : ? documentatie over de administratieve steun aan het laboratorium; ? financiële steun voor het laboratorium, indien relevant; ? steun voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; ? garantie dat de noodzakelijke faciliteiten en instrumenten voor analyse geleverd zullen worden. 4.1.4 Beschrijving van het kandidaat-laboratorium Het kandidaat-laboratorium moet vervolgens een gedetailleerde vragenlijst van het WADA invullen en uiterlijk acht weken na ontvangst ervan ingevuld bezorgen aan het WADA. Deze vragenlijst omvat maar is niet beperkt tot het volgende : ? lijst van personeelsleden en hun kwalificaties; ? beschrijving van materiële voorzieningen, inclusief een beschrijving van de veiligheidsvoorschriften voor Stalen en gegevens; ? lijst van voorgestelde en feitelijke instrumenten en uitrusting; ? gegevens over methodevalidatie; ? lijst van beschikbare Referentiematerialen en/of standaarden, of plannen om Referentiematerialen en/of standaarden te verwerven, inclusief correct gevalideerde biologische Referentieafnames van Stalen ; ? bedrijfsplan voor het laboratorium waaruit het engagement van het laboratorium blijkt om jaarlijks 3 000 Stalen van Testinstanties die de Code naleven (zoals bepaald door het WADA ) te analyseren, en dit binnen een periode van twee (2) jaar na verwerving van de accreditatie; ? lijst met sponsors van het laboratorium.
In de loop van het accreditatieproces kan het WADA een update van deze documentatie vragen. 4.1.5 Eerste bezoek afleggen Het is gebruikelijk dat het WADA een eerste bezoek (2-3 dagen) brengt aan het kandidaat-laboratorium, en dit op kosten van het kandidaat-laboratorium. Doel van dit bezoek is problemen met betrekking tot het accreditatieproces en de vastgelegde vereisten in de ISL op te lossen, alsook informatie te krijgen over verschillende aspecten van het laboratorium die relevant zijn voor de accreditatie.
Dergelijk bezoek kan voor of tijdens het accreditatieproces plaatsvinden. 4.1.6 Eindrapport en aanbeveling opstellen Binnen ongeveer twaalf (12) weken na het eerste bezoek of de ontvangst van de vragenlijst zal het WADA een rapport opstellen en dit aan het kandidaat-laboratorium bezorgen. In het rapport zal het WADA de nodige aanbevelingen doen om het kandidaat-laboratorium de status « WADA -laboratorium op proef » te geven of, als dat niet het geval is, om de verbeteringen te identificeren die nodig zijn om beschouwd te kunnen worden als een « WADA -laboratorium op proef ». 4.1.7 Initiële accreditatievergoeding Voor de proefperiode van start gaat, moet het kandidaat-laboratorium het WADA een eenmalige niet-terugbetaalbare vergoeding betalen die de kosten moet dekken voor het initiële accreditatieproces van het laboratorium. Deze vergoeding wordt vastgelegd door het WADA. 4.1.8 Naleving van de ethische code Het kandidaat-laboratorium moet de bepalingen van de Ethische Code (bijlage B) die van toepassing zijn voor een laboratorium in proefperiode implementeren en naleven. Het laboratorium zal deze Ethische Code aan alle werknemers meedelen en ervoor zorgen dat zij de verschillende aspecten van de Ethische Code begrijpen en naleven. Het kandidaat-laboratorium moet het WADA een brief bezorgen, ondertekend door de Directeur van het laboratorium, waarin staat dat de Ethische Code nageleefd zal worden. 4.2 Voorbereiden voor laboratoriumaccreditatie door het WADA Voor de proefperiode van start gaat, kan aan het kandidaat-laboratorium worden gevraagd om een pre-proefperiodetest te doen. Deze proef bestaat uit minstens tien (10) EQAS-stalen aan de hand waarvan de bekwaamheid van het laboratorium op dat moment bepaald zal worden. Deze pre-proefperiodetest kan plaatsvinden samen met het initiële bezoek aan de vestiging zoals beschreven in 4.1.5. Het kandidaat-laboratorium moet met succes de concentraties identificeren en documenteren die de drempelwaarde(n) of Minimaal Vereiste Prestatielimieten (MRPL) overschrijden, indien van toepassing, voor de Verboden Stoffen, Afbraakproduct(en) van Verboden Stoffen of Marker(s) van Verboden Stoffen of Verboden Methodes binnen een periode van 10 tot 15 werkdagen, zoals bepaald door het WADA. Het kandidaat-laboratorium moet voor elk staal uit de pre-proefperiodetest een testrapport bezorgen. Bij negatieve stalen kan het WADA alle of een deel van de negatieve Initiële Testproceduregegevens opvragen.
Voor de geselecteerde stalen waarvoor een Belastend Analyseresultaat is vastgesteld, moet het kandidaat-laboratorium een Laboratoriumdocumentatiepakket bezorgen. Bijkomende informatie moet worden verleend indien het WADA daarom vraagt. De prestaties van het kandidaat-laboratorium in de pre-proefperiodetest zullen door het WADA in aanmerking worden genomen om de bekwaamheid van het laboratorium te peilen en om het WADA in staat te stellen feedback te geven over zaken die voor verbetering vatbaar zijn. Eventuele correctieve maatregelen zullen worden geïmplementeerd en meegedeeld indien dat gevraagd wordt.
Dergelijke tests zullen in aanmerking worden genomen bij de algemene herziening van de aanvraag van het kandidaat-laboratorium en kunnen van invloed zijn op de planning voor de start van de accreditatieproefperiode van het kandidaat-laboratorium.
Zodra de bepalingen uit sectie 4.1 met succes doorlopen zijn en na officiële kennisgeving door het WADA start voor het kandidaat-laboratorium de proefperiode voor de WADA -accreditatie als WADA -laboratorium op proef. Deze proefperiode moet minstens twintig (20) EQAS-stalen omvatten, die typisch verdeeld worden over meerdere EQAS-ronden, teneinde het laboratorium op proef voor te bereiden op de initiële accreditatie.Tijdens deze periode zal het WADA de nodige feedback geven om het laboratorium te helpen bij de verbetering van de kwaliteit van hun testprocedure. In deze periode moet het laboratorium met succes de bepalingen 4.2.1 tot 4.2.5 vervullen. 4.2.1 Laboratoriumaccreditatie ISO/IEC 17025 verkrijgen Het laboratorium zal worden geaccrediteerd door een relevante accreditatie-instantie conform ISO/IEC 17025 met primaire verwijzing naar de interpretaties en toepassingen van de ISO/IEC 17025-vereisten zoals beschreven in de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0). De relevante accreditatie-instantie moet een volwaardig lid zijn van de Internationale Laboratorium Accreditatie Samenwerking (ILAC) en ondertekenaar van de ILAC Wederzijdse Erkenningsovereenkomst (ILAC MRA). Het laboratorium moet de vereiste documentatie en het vereiste systeem voorbereiden en opstellen in overeenstemming met de vereisten in de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0). Op basis hiervan moet het laboratorium het accreditatieproces initiëren en voorbereiden door advies te vragen bij een relevante accreditatie-instantie. Er zal een beoordeling uitgevoerd worden door de vertegenwoordigers van een relevante accreditatie-instantie, inclusief een ISL-getrainde beoordelaar. Het laboratorium moet eventuele geïdentificeerde non-conformiteiten binnen de vastgelegde termijnen corrigeren en dit dienovereenkomstig documenteren.
Samenvattingen van het Beoordelingsrapport en eventuele documentatie m.b.t. de correctie van non-conformiteiten moeten, in het Engels of het Frans, door de relevante accreditatie-instantie naar het WADA worden gestuurd. Indien het laboratorium verkiest om deze informatie rechtstreeks naar het WADA te sturen, moet het dit doen binnen een redelijk tijdskader.
De ISO/IEC 17025-accreditatie moet verkregen zijn voor het verstrijken van de proefperiode. 4.2.2 Deelnemen aan het WADA Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling Tijdens de proefperiode moet het laboratorium minstens twintig (20) EQAS-stalen, verdeeld over meerdere ronden van minimum vijf stalen per reeks, met succes analyseren (zie bijlage A voor een beschrijving van het EQAS).
Na de succesvolle beëindiging van de proefperiode moet het laboratorium, als definitieve bekwaamheidstest, een minimum van 20 EQAS-stalen analyseren in aanwezigheid van vertegenwoordigers van het WADA. De definitieve accreditatietest moet zowel de wetenschappelijke bekwaamheid als de capaciteit van het laboratorium om meerdere Stalen te beheren, beoordelen. Alle kosten die gepaard gaan met het onsitebezoek van het WADA zijn ten laste van het laboratorium. Het laboratorium op proef moet met succes een concentratie identificeren en/of documenteren die de grenswaarde of Minimaal Vereiste Prestatielimiet (MRPL) overschrijdt voor de Verboden Stoffen, Afbraakproduct(en) van Verboden Stoffen of Marker(s) van Verboden Stoffen of Verboden Methodes binnen vijf (5) kalenderdagen na het openen van de stalen. Het laboratorium op proef moet voor elk van de stalen in de bekwaamheidstest een Testrapport bezorgen. Bij negatieve stalen kan het WADA alle of een deel van de negatieve Initiële Testproceduregegevens opvragen. Voor de geselecteerde stalen waarvoor een Belastend Analyseresultaat is vastgesteld, moet het laboratorium op proef een Laboratoriumdocumentatiepakket bezorgen. Deze documentatie moet binnen twee (2) weken na het verzoek van het WADA worden bezorgd.
Naar verluidt voeren sommige laboratoria al routine-anti-dopingactiviteiten conform de nationale wetgeving uit die nog niet beantwoorden aan de Unesco Conventie. Wanneer deze laboratoria het proefstadium van het WADA aanvatten, moeten zij Belastende Analyseresultaten aan het WADA rapporteren en hun jaarlijkse statistieken aan het WADA bezorgen conform de bepalingen in de punten 4.5.1.5, 5.2.6.10 en 5.2.6.11. 4.2.3 Onderzoeksactiviteiten plannen en implementeren Het laboratorium op proef moet een plan opstellen voor zijn onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het vlak van Dopingcontrole, en dit voor een periode van 3 jaar, inclusief een budget. Het laboratorium op proef moet in zijn budget aantonen dat minstens 7 % van het jaarbudget aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het vlak van Dopingcontrole wordt toegewezen en dit voor de eerste periode van 3 jaar. Binnen de proefperiode moeten minstens twee onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden geïnitieerd en geïmplementeerd. De onderzoeksactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door het laboratorium of in samenwerking met andere door het WADA geaccrediteerde Laboratoria of andere onderzoeksorganisaties. 4.2.4 Kennisdeling plannen en implementeren Het laboratorium op proef moet tijdens de proefperiode aantonen dat het bereid en in staat is om kennis te delen met andere door het WADA geaccrediteerde Laboratoria. Het laboratorium op proef moet binnen de proefperiode informatie en kennis over minstens twee specifieke onderwerpen voorbereiden en bezorgen aan de andere door het WADA geaccrediteerde Laboratoria. Een beschrijving van deze kennisdeling is voorzien in de Ethische Code (bijlage B). 4.2.5 Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid De laboratoria op proef moeten aan het WADA de nodige documentatie bezorgen die aantoont dat ze een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben afgesloten als dekking van enig risico voor een bedrag van minimum 2 miljoen USD per jaar. 4.3 De accreditatie van het WADA verkrijgen 4.3.1 Deelnemen aan een WADA-accreditatieaudit In de laatste fase van de proefperiode zal het WADA, in samenwerking met het laboratorium, een definitieve beoordeling m.b.t. de WADA -accreditatie voorbereiden. Daarbij zal worden nagegaan of het laboratorium voldoet aan de vereisten in de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0), en zullen de praktijken en de documentatie van het laboratorium worden beoordeeld. Als het WADA heeft deelgenomen aan de initiële ISO/IEC 17025-beoordeling, kan de definitieve beoordeling door het WADA enkel bestaan uit een documentaire audit. Anders kan de audit samen met de relevante accreditatie-instantie worden gevoerd, of afzonderlijk indien dat praktischer blijkt. Indien een audit ter plaatse moet worden uitgevoerd door het WADA, zullen de kosten die daarmee gepaard gaan ten laste zijn van het laboratorium. Op basis van de audit zal het WADA een Auditrapport opstellen en dit aan het laboratorium bezorgen. Indien van toepassing moet het laboratorium geïdentificeerde non-conformiteiten binnen de vastgelegde termijnen corrigeren en deze aan het WADA rapporteren. 4.3.2 WADA-rapport en -aanbeveling Op basis van de relevante documentatie van het laboratorium, het (de) Auditrapport(en) van de WADA -vertegenwoordiger(s) en het (de) Auditrapport(en) van de relevante accreditatie-instantie zal het WADA een eindrapport opstellen, inclusief een aanbeveling betreffende de accreditatie van het laboratorium. Het rapport en de aanbeveling zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Uitvoerend Comité van het WADA. Stelt de aanbeveling dat het laboratorium niet geaccrediteerd kan worden, heeft het laboratorium maximaal zes (6) maanden de tijd om specifieke elementen in zijn werking te corrigeren en te verbeteren. Na verloop van die periode zal een nieuw rapport worden opgesteld door het WADA. 4.3.3 Uitgifte en publicatie van accreditatiecertificaat Ter erkenning van een accreditatie wordt een certificaat opgesteld dat ondertekend is door een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van het WADA. Op het certificaat worden de naam van het Laboratorium en de geldigheidsperiode van het certificaat vermeld. Certificaten kunnen worden opgesteld na de datum van inwerkingtreding, met terugwerkende kracht. Op de website van het WADA staat een lijst met de geaccrediteerde Laboratoria. 4.4 De accreditatie van het WADA behouden Het Laboratorium kan zijn accreditatiestatus enkel behouden indien bevestigd is dat de Nationale Anti-Doping Organisatie en/of het NOC de Code naleven (zoals bepaald door het WADA ) en indien het land waar het Laboratorium gevestigd is de Conventie tegen Doping in de Sport van de Unesco heeft bekrachtigd. 4.4.1 De ISO/IEC 17025-accreditatie behouden Het laboratorium moet geaccrediteerd zijn door de relevante accreditatie-instantie, volwaardig ILAC-lid en ondertekenaar van de ILAC MRA, conform ISO/IEC 17025 met primaire verwijzing naar de interpretaties en toepassingen van de ISO/IEC 17025-vereisten zoals beschreven in de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0). 4.4.2 Deelnemen aan het WADA Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling De door het WADA geaccrediteerde Laboratoria moeten met succes deelnemen aan het EQAS van het WADA dat meer in detail beschreven wordt in bijlage A. 4.4.3 Conformiteit met de ethische code voor laboratoria van het WADA documenteren Het Laboratorium moet het WADA jaarlijks een brief bezorgen, ondertekend door de Directeur van het Laboratorium, waarin staat dat de bepalingen van de Ethische Code nageleefd worden (bijlage B). Aan het Laboratorium kan ook worden gevraagd om de nodige documentatie te bezorgen met betrekking tot de naleving van de bepalingen van de Ethische Code (bijlage B). 4.4.4 Geïmplementeerde onderzoeksactiviteiten documenteren Het Laboratorium moet een plan volgen voor onderzoek en ontwikkeling op het vlak van Dopingcontrole, inclusief een jaarlijks budget voor dit soort activiteiten dat minstens 7 % van het jaarlijks budget bedraagt.
Het Laboratorium moet de publicatie van onderzoeksresultaten in relevante wetenschappelijke papers in de door vakgenoten beoordeelde literatuur documenteren (minstens één publicatie elke twee (2) jaar).
De lijst met de wetenschappelijke papers moet op vraag aan het WADA worden bezorgd. Het Laboratorium kan ook een onderzoeksprogramma aantonen via documentatie van succesvolle of lopende aanvragen voor onderzoekssubsidies (minstens één ingediende aanvraag per drie (3) jaar).
Het Laboratorium moet jaarlijks een voortgangsrapport aan het WADA bezorgen dat de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten op het vlak van Dopingcontrole en de verspreiding van de resultaten documenteert. Het Laboratorium moet ook de onderzoeks- en ontwikkelingsplannen voor het volgende jaar bekendmaken. 4.4.5 Geïmplementeerde kennisdeling documenteren Het Laboratorium moet aantonen dat het bereid en in staat is om kennis te delen met andere door het WADA geaccrediteerde Laboratoria. Het Laboratorium moet jaarlijks minstens één bijdrage leveren aan een symposium of conferentie over de strijd tegen doping. Het Laboratorium moet een jaarlijks rapport bezorgen over de kennisdeling met alle andere door het WADA geaccrediteerde Laboratoria. Een beschrijving van deze kennisdeling is voorzien in de Ethische Code (bijlage B). 4.4.6 Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid aanhouden De Laboratoria moeten het WADA de nodige documentatie bezorgen die aantoont dat hun verzekering voor beroepsaansprakelijkheid wordt aangehouden voor een bedrag van minimum 2 miljoen USD per jaar. 4.4.7 Hernieuwde referentiebrief(-ven) voorleggen In de jaren waarin de naleving van de ISO/IEC 17025-vereisten wordt herbeoordeeld, moeten opnieuw één of meer referentiebrieven worden voorgelegd, zoals beschreven in sectie 4.1.3, van een Nationale Anti-Doping Organisatie of een Nationaal Olympisch Comité dat verantwoordelijk is voor een nationaal programma rond Dopingcontrole of een Internationale Federatie die verantwoordelijk is voor een internationaal programma rond Dopingcontrole. Voor elk engagement van minder dan drie jaar moet de Nationale Anti-Doping Organisatie of het Nationaal Olympisch Comité dat verantwoordelijk is voor een nationaal programma rond Dopingcontrole of een Internationale Federatie die verantwoordelijk is voor een internationaal programma rond Dopingcontrole jaarlijks een referentiebrief of referentiebrieven voor het Laboratorium bezorgen.
Verder zal bij elke herbeoordeling van de naleving van de ISO/IEC 17025-vereisten een referentiebrief nodig zijn van de gastorganisatie die haar drie(3)-jarig engagement tegenover het Laboratorium verlengt, of dergelijke brief zal minstens om de twee (2) jaar moeten worden opgesteld en naar het WADA worden gestuurd. 4.4.8 Minimumaantal Stalen Om hun bekwaamheid te behouden moeten de door het WADA geaccrediteerde Laboratoria binnen een periode van twee (2) jaar na de datum waarop de actuele versie van de ISL van kracht is geworden, minimaal 3 000 Stalen voor Dopingcontrole analyseren die jaarlijks geleverd worden door Testinstanties die de Code naleven (zoals bepaald door het WADA ). Het WADA zal het aantal door het Laboratorium geteste Stalen controleren. Daalt het jaarlijkse aantal Stalen onder de 3 000, dan kan de WADA -accreditatie van het Laboratorium worden geschorst of ingetrokken conform de secties 4.4.12.2, 4.4.12.3 en 4.4.13. 4.4.9 Deelnemen aan herbeoordelingen en controlebeoordelingen door WADA/accreditatie-instantie Het WADA behoudt zich het recht voor om het Laboratorium te allen tijde te inspecteren en te beoordelen. De beoordeling/inspectie zal via een schriftelijke kennisgeving aan de Directeur van het Laboratorium worden gemeld. In uitzonderlijke omstandigheden kan de beoordeling/inspectie onaangekondigd gebeuren. 4.4.9.1 Herbeoordeling door WADA /accreditatie-instantie Het Laboratorium moet een accreditatie krijgen conform ISO/IEC 17025, inclusief naleving van de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0). Het beoordelingsteam moet ook een ISL-getrainde beoordelaar omvatten die geselecteerd werd door de accreditatie-instantie voor de herbeoordeling.
De exemplaren van het samenvattende beoordelingsrapport, in het Engels of het Frans, evenals de antwoorden van het Laboratorium, moeten tijdig door de relevante accreditatie-instantie naar het WADA worden gestuurd. Indien het Laboratorium verkiest om deze informatie rechtstreeks naar het WADA te sturen, moet het dit doen binnen een redelijk tijdskader.
Het Laboratorium moet een kopie van het ISO/IEC 17025-certificaat bezorgen zodra het dit heeft ontvangen van de relevante accreditatie-instantie. 4.4.9.2 Controlebeoordeling door accreditatie-instantie In jaren waarin een controlebeoordeling conform ISO/IEC 17025 vereist is, moet de relevante accreditatie-instantie het WADA een kopie bezorgen van het samenvattende beoordelingsrapport en het bewijs van correctieve maatregelen die getroffen werden voor (een) eventuele niet-conformiteit(en), in het Engels of het Frans. Indien het Laboratorium verkiest om deze informatie rechtstreeks naar het WADA te sturen, moet het dit doen binnen een redelijk tijdskader. 4.4.10 Flexibel accreditatiebereik Door het WADA geaccrediteerde Laboratoria kunnen analieten wijzigen of toevoegen aan bestaande wetenschappelijke methodes om hun bereik uit te breiden of om nieuwe methodes te ontwikkelen op basis van technologie die al binnen het accreditatiebereik ligt zonder daarvoor de goedkeuring te moeten vragen van de instantie die de ISO/IEC 17025-accreditatie van het bewuste Laboratorium heeft behandeld. Voor een flexibel accreditatiebereik moet het kwaliteitsbeheer van het laboratorium documentatieprocessen omvatten voor methodevalidatie/-aanvaarding, bekwaamheid van stafpersoneel, gegevensregistratie en rapportage.
Elke nieuwe analysemethode of Bprocedure met betrekking tot Dopingcontrole waarvoor expertise en technologie vereist zijn die niet binnen het accreditatiebereik van het Laboratorium vallen, moet correct worden gevalideerd door het Laboratorium en door het WADA worden gedefinieerd als geschikt voor het doel vooraleer het voor het eerst geïmplementeerd wordt door enig Laboratorium voor anti-dopinganalyse. Het WADA moet alle middelen gebruiken die het geschikt acht, inclusief formele raadpleging van wetenschappelijke vakwerkgroepen en/of publicatie(s) in door vakgenoten beoordeelde wetenschappelijke bladen, om te beoordelen of de test al dan niet geschikt is voor het doel alvorens hem goed te keuren. Alvorens een dergelijke nieuwe methode of procedure te gebruiken met het oog op de analyse van een Dopingcontrolestaal, maar na de goedkeuring door het WADA, moet het Laboratorium een uitbreiding van het accreditatiebereik verkrijgen door een relevante accreditatie-instantie. 4.4.11 WADA-rapport en -aanbeveling Het WADA moet jaarlijks controleren of het Laboratorium de in de ISL vermelde vereisten naleeft. Met uitzondering van de heraccreditatie en andere vereiste onsitebeoordelingen kan de jaarlijkse herziening bestaan uit een documentaire beoordeling. Het WADA kan documentatie vragen van het Laboratorium. Wanneer het Laboratorium er niet in slaagt om geschikte informatie die werd opgevraagd ter beoordeling van de prestaties tegen de gespecificeerde datum te bezorgen, zal dit worden beschouwd als een weigering om mee te werken en kan dit leiden tot de Schorsing of Intrekking van de accreditatie.
Het WADA zal rekening houden met alle prestaties van het Laboratorium, zowel de EQAS- als de routineactiviteiten, om te beslissen over de accreditatieverlenging. De prestaties van het Laboratorium m.b.t. aspecten van de standaarden beschreven in sectie 5.0 en/of sectie 6.0 (zoals benodigde tijd, inhoud van het Documentatiepakket en feedback van klantenorganisaties) kunnen in aanmerking worden genomen bij de formulering van de respectieve aanbeveling. 4.4.11.1 Behoud van accreditatie Indien het Laboratorium een bevredigend prestatieniveau heeft aangehouden, zal het WADA de accreditatie van het Laboratorium aanhouden. 4.4.11.2 Schorsing van accreditatie Wanneer het WADA meent dat er reden is voor Schorsing van de accreditatie en dat onmiddellijke actie noodzakelijk is om de belangen van de Anti-Doping Gemeenschap te beschermen, kan het WADA de accreditatie van een Laboratorium onmiddellijk schorsen. Indien nodig kan een dergelijke beslissing worden genomen door de Voorzitter van het Uitvoerend Comité van het WADA. De Schorsing van de accreditatie kan gebaseerd zijn op, maar is niet beperkt tot de volgende overwegingen : ? schorsing van ISO/IEC 17025-accreditatie; ? er niet in slagen om de juiste correctieve actie te ondernemen na een onbevredigende prestatie bij een routineuze Analysetest of een EQAS-test; ? niet-naleving van een van de in de ISL en/of de Technische Documenten van het WADA vermelde vereisten of standaarden; ? niet samenwerken met het WADA of de relevante Testinstantie om documentatie te bezorgen; ? gebrek aan naleving van de Ethische Code voor Laboratoria van het WADA ; ? belangrijke wijzigingen in het stafpersoneel zonder dit correct en tijdig aan het WADA te melden; ? niet meewerken bij een onderzoek door het WADA naar de activiteiten van het Laboratorium; ? gevallen van non-conformiteit vastgesteld tijdens onsitebeoordelingen van het laboratorium; ? verlies van steun, waardoor de kwaliteit en/of levensvatbaarheid van het Laboratorium in het gedrang komt.
Het WADA kan op elk ogenblik beslissen tot een Schorsing van de accreditatie op basis van de resultaten van het EQAS of van enig ander bewijs van ernstige afwijking(en) van de ISL bij de routineuze analyse van Stalen voor Dopingcontrole.
Inbreuken op de routineprestaties van het Laboratorium zullen door het WADA geval per geval beoordeeld worden, rekening houdend met de ernst en de gevolgen voor het anti-dopingsysteem. Bij ernstige inbreuken behoudt het WADA zich het recht voor om onaangekondigde audits uit te voeren. De auditteams kunnen onder andere ISL-getrainde beoordelaars en beoordelaars van de nationale accreditatie-instantie omvatten, en/of experts van het WADA. De periode en de bepalingen van de Schorsing zullen in verhouding zijn tot de ernst van de non-conformiteit(en) of de gebrekkige prestaties, en de noodzaak om de Atleten op een accurate en betrouwbare manier te testen op drugs. Een Schorsingsperiode kan tot 6 maanden duren, en in die periode moet elke non-conformiteit gecorrigeerd, gedocumenteerd en uiterlijk zes (6) weken vóór het einde van de Schorsingsperiode aan het WADA gerapporteerd worden. Elke vertraging in het voorleggen van de gepaste correctieve acties kan leiden tot een verlenging van de Schorsingsperiode. Indien de non-conformiteit niet gecorrigeerd is tijdens de Schorsingsperiode, zal de accreditatie van het Laboratorium worden ingetrokken, behalve indien door het WADA een uitstel is verleend van maximaal twee (2) maanden.
In geval van een non-conformiteit kan het WADA het Laboratorium schorsen voor de uitvoering van analyses op enige Verboden Stoffen.
Indien het WADA vaststelt dat de niet-conformiteit beperkt is tot een bepaalde categorie van Verboden Stoffen, kan het WADA de Schorsing beperken tot de analyse voor die categorie van verbindingen waarin de non-conformiteit zich heeft voorgedaan. 4.4.11.3 Intrekking van accreditatie Het Uitvoerend Comité van het WADA zal de accreditatie van elk Laboratorium dat geaccrediteerd werd krachtens deze bepalingen intrekken, als het vaststelt dat de Intrekking noodzakelijk is om de volledige betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de drugtests en de accurate rapportage van de testresultaten te garanderen. De Intrekking van de accreditatie kan gebaseerd zijn op, maar is niet beperkt tot de navolgende overwegingen : ? verlies van de ISO/IEC 17025-accreditatie of herhaalde Schorsingen van de ISO/IEC 17025-accreditatie; ? systematische niet-naleving van de ISL en/of de Technische Documenten; ? vaststelling van ernstige non-conformiteiten door het Laboratorium (bv. onsitebeoordelingen, gedocumenteerde klachten van klanten, andere onderzoeken); ? er herhaaldelijk niet in slagen om de juiste correctieve actie te ondernemen na een onbevredigende prestatie bij een routineuze Analysetest of een EQAS-test; ? een ernstige of herhaalde inbreuk op de ISL; ? er niet in slagen om een gebrekkige naleving van een van de vereisten of standaarden vermeld in de WADA -ISL (inclusief bijlage A Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling) tijdens de Schorsingsperiode te corrigeren; ? niet meewerken met het WADA of de relevante Testinstantie tijdens de Schorsingsfase; ? herhaaldelijke non-conformiteit op basis van de ISL en/of Technische Documenten en gebrek aan samenwerking met het WADA ; ? er niet in slagen cliënten op de hoogte te brengen van de Schorsing van de accreditatie; ? een ernstige of herhaalde inbreuk op de Ethische Code; ? veroordeling van een van de leden van het stafpersoneel voor enig misdrijf dat te maken heeft met de werking van het Laboratorium; ? elke andere oorzaak die de capaciteit van het Laboratorium beïnvloedt om totaal betrouwbare en accurate drugtests en een accurate rapportage van de resultaten te verzekeren; ? er herhaald en/of continu niet in slagen om mee te werken in enig WADA -onderzoek aangaande de activiteiten van het Laboratorium; ? verlies van steun waardoor de kwaliteit en/of levensvatbaarheid van het Laboratorium in het gedrang komt.
Een Laboratorium waarvan de accreditatie ingetrokken is, mag geen Stalen voor Dopingcontrole meer testen voor enige Testinstantie.
Indien een Laboratorium waarvan de accreditatie ingetrokken is, een nieuwe accreditatie zou aanvragen, moet het de procedure volgen als een nieuw laboratorium zoals beschreven in sectie 4.1, behalve als er uitzonderlijke omstandigheden of redenen zijn die enkel vastgesteld kunnen worden door het Uitvoerend Comité van het WADA. In het geval van uitzonderlijke omstandigheden zal het Uitvoerend Comité van het WADA bepalen welke stappen er moeten worden gevolgd vooraleer een nieuwe accreditatie kan worden verleend. 4.4.12 Kennisgeving 4.4.12.1 Schriftelijke kennisgeving Wanneer een Laboratorium geschorst is of wanneer het WADA een accreditatie wil intrekken, moet het WADA het Laboratorium onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengen van de Schorsing of van het voorstel tot Intrekking per fax, via persoonlijke aflevering of via aangetekende zending met ontvangstbewijs. Deze kennisgeving moet het volgende vermelden : ? de reden voor de Schorsing of het voorstel tot Intrekking; ? de bepalingen van de Schorsing of het voorstel tot Intrekking; en ? de Schorsingsperiode. 4.4.12.2 Datum van inwerkingtreding Een Schorsing treedt onmiddellijk in werking. Een voorstel tot Intrekking gaat in dertig (30) kalenderdagen na de datum vermeld in de schriftelijke kennisgeving of, indien een herziening vereist is, na de beslissing van het WADA om het voorstel tot Intrekking te handhaven.
Een Laboratorium dat in kennis is gesteld van het feit dat zijn accreditatie ingetrokken zal worden, wordt geschorst tot de Intrekking definitief is of door het WADA herroepen wordt. Beslist het WADA om de Schorsing of het voorstel tot Intrekking niet aan te houden, dan wordt de Schorsing onmiddellijk beëindigd en zal een eventueel voorstel tot Intrekking niet worden uitgevoerd. 4.4.12.3 Publieke kennisgeving Het WADA zal onmiddellijk aan alle relevante nationale overheidsdiensten, Nationale Accreditatie-instanties, Nationale Anti-Doping Organisaties, Nationale Olympische Comités, Internationale Federaties en het Internationaal Olympisch Comité de naam en het adres meedelen van elk Laboratorium waarvan de accreditatie geschorst of ingetrokken is, alsook de naam van elk Laboratorium waarvan de Schorsing opgeheven is.
Het WADA zal aan elke Testinstantie, na schriftelijke vraag, de schriftelijke beslissing van het WADA bezorgen waarin de Schorsing of het voorstel tot Intrekking bevestigd of nietig verklaard wordt.
De accreditatiestatus van een Laboratorium zal telkens dienovereenkomstig worden aangepast op de website van het WADA. 4.4.13 Kosten voor accreditatievernieuwing Het WADA zal het Laboratorium jaarlijks een factuur sturen voor een gedeelte van de kosten die gepaard gaan met de procedure voor accreditatievernieuwing. Het Laboratorium moet instaan voor de reis- en verblijfskosten van de WADA -vertegenwoordiger(s) die de onsitebeoordelingen uitvoeren. 4.4.14 Uitgifte en publicatie van accreditatiecertificaat Bij goedkeuring van het accreditatiebehoud zal het Laboratorium een certificaat ontvangen dat ondertekend is door een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van het WADA en dat uitgegeven wordt ter erkenning van deze accreditatie. Dit certificaat moet de naam van het Laboratorium vermelden, alsook de geldigheidsperiode van het certificaat. Certificaten kunnen opgesteld worden na de datum van inwerkingtreding, met terugwerkende kracht. 4.5 Accreditatievereisten voor Belangrijke Evenementen De Organisatoren van Belangrijke Evenementen moeten zich in eerste instantie bekommeren om het vervoer van de Stalen naar de bestaande faciliteiten van een geaccrediteerd Laboratorium.
In sommige gevallen kunnen de vereisten inzake de rapportagetijd voor een Belangrijk Evenement vereisen dat de Laboratoriumfaciliteit zich in de buurt van de Wedstrijd bevindt, zodat de Stalen afgeleverd kunnen worden door het personeel van het Evenement dat zich bezighoudt met Dopingcontrole. Dit kan de relocatie van een bestaand Laboratorium vereisen voor een periode die voldoende op voorhand zal starten teneinde de verrichtingen in de satellietfaciliteit te valideren en de tests voor het Evenement uit te voeren.
Daarenboven kan de ondersteuning van het Laboratorium voor een Belangrijk Evenement van die aard zijn dat de bestaande geaccrediteerde Laboratoriumfaciliteiten niet geschikt zijn. Dit kan de relocatie van het Laboratorium naar een nieuwe faciliteit vereisen, alsook de toevoeging van personeel en/of de verwerving van bijkomende uitrusting. De Laboratoriumdirecteur van het door het WADA geaccrediteerde Laboratorium dat aangeduid is voor de uitvoering van de tests zal verantwoordelijk zijn voor de garantie dat een aangepast kwaliteitsbeheersysteem, degelijke prestaties en een aangepaste veiligheid en beveiliging in stand worden gehouden.
In sommige omstandigheden, wanneer de Stalen overgebracht worden naar een bestaande Laboratoriumfaciliteit, moet er een akkoord zijn tussen de Organisator van het Belangrijke Evenement en het door het WADA geaccrediteerde Laboratorium over het feit of al dan niet voldaan is aan de testvereisten zoals de benodigde tijd en de rechten van de Atleten. Het Laboratorium moet echter elk probleem inzake personeel en uitrusting rapporteren zoals voorgeschreven door het WADA. Als van het Laboratorium vereist wordt dat het zijn activiteiten tijdelijk uitbreidt of overbrengt naar een nieuwe fysieke locatie, moet het Laboratorium voor de nieuwe faciliteit of satellietfaciliteit een geldige ISO/IEC 17025-accreditatie bewijzen met primaire conformiteit met de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0).
Alle methodes of uitrustingen die enkel behoren tot de satellietfaciliteit moeten worden gevalideerd vóór de beoordeling van de accreditatie van de satellietfaciliteit. Eventuele wijzigingen aan methodes of andere procedures in het kwaliteitshandboek moeten ook vóór de beoordeling worden gevalideerd.
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van het Laboratorium om het WADA regelmatig en tijdig updates te bezorgen over de vorderingen van de testfaciliteiten. 4.5.1 Tests voor Belangrijke Evenementen in de faciliteiten van het Laboratorium 4.5.1.1 Deelnemen aan een eerste beoordeling door WADA /Accreditatie-instantie Zodra de faciliteit van het Laboratorium beschikbaar is, kan het WADA er één of meer bezoeken aan brengen om na te gaan of de faciliteit geschikt is. De kosten voor dergelijke bezoeken zijn ten koste van het Laboratorium. Daarbij zal vooral de nadruk worden gelegd op de geschiktheid van de veiligheidsvoorschriften en de specifieke indeling van de ruimte die ervoor moet zorgen dat er een efficiënte compartimentering wordt aangehouden. Verder zullen ook andere belangrijke ondersteuningselementen vooraf worden gecontroleerd en zal de conformiteit met de ISL worden beoordeeld. 4.5.1.2 Een voorafgaand Evenement rapport opstellen over faciliteiten en personeel Het Laboratorium moet het WADA op de hoogte brengen van alle kaderpersoneel dat tijdelijk in het Laboratorium zal werken. De Directeur van het Laboratorium moet ervoor zorgen dat deze personeelsleden voldoende op de hoogte zijn van de methodes, beleidslijnen en procedures van het Laboratorium. Daarbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de Ethische Code en aan de vertrouwelijkheid van de procedure inzake resultatenbeheer. Het Laboratorium moet de nodige documentatie bijhouden over de opleiding van deze tijdelijke personeelsleden.
Minstens één (1) maand voor de start van de tests voor het Evenement moet het Laboratorium het WADA een rapport bezorgen met de volgende gegevens : ? een geldig ondertekend contract tussen het Laboratorium en de bevoegde Testinstantie / organisator van het Belangrijke Evenement, inclusief de planning en het aantal uit te voeren tests; ? een organisatieschema inclusief de personeelsleden van het Laboratorium en de tijdelijke onderzoekers die door het Laboratorium tewerkgesteld worden voor het Evenement. Ook bijkomende informatie zoals de functie en verantwoordelijkheden van elke werknemer moet worden toegevoegd; ? een opleidingsprogramma met de planning voor de nieuwe onderzoekers; ? een lijst met de instrumenten en uitrusting, inclusief vermelding van de eigendomsgegevens; ? een overzicht van de procedure voor resultatenbeheer, inclusief de criteria voor het bepalen van de analyseresultaten (Belastende Analyseresultaten, Atypische Resultaten, enz.); ? methode(s) voor een beveiligde rapportage van de testresultaten aan de respectieve instanties.
Eventuele wijzigingen voorafgaand aan de start van de Tests voor het Belangrijke Evenement moeten onmiddellijk aan het WADA worden gemeld.
Zelfs als de tests uitgevoerd moeten worden in de bestaande faciliteit van het Laboratorium, moet er een voorafgaand Evenement rapport worden opgesteld, vooral wat betreft personeelswijzigingen en eventuele bijkomende uitrusting. 4.5.1.3 Herziening van de rapporten en correctie van de geïdentificeerde non-conformiteiten Het Laboratorium moet alle geïdentificeerde non-conformiteiten aanpakken en corrigeren. Het beoordelingsrapport en de documentatie van de correctieve acties moeten voor de start van de geplande tests voor het Belangrijke Evenement worden voorgelegd aan het WADA. 4.5.1.4 Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling Het WADA kan, naar eigen goeddunken, EQAS-stalen bezorgen aan het Laboratorium voor analyse. Deze stalen moeten worden geanalyseerd aan de hand van dezelfde methodes die ook gebruikt worden bij het testen van Stalen die bezorgd worden door de organisator van een Belangrijk Evenement. Het gebruik van deze EQAS-stalen kan deel uitmaken van de ISO/IEC 17025-beoordeling door de relevante accreditatie-instantie.
Wanneer het Laboratorium er niet in slaagt om het EQAS met succes uit te voeren, zal het WADA dit in aanmerking nemen wanneer het beslist over het al dan niet accrediteren van het Laboratorium voor het Belangrijke Evenement. In dat geval moet het Laboratorium de juiste correctieve actie implementeren, documenteren en voorleggen aan het WADA. De EQAS-procedure zou alle bijkomende personeelsleden moeten omvatten die aan het personeelsbestand zijn toegevoegd met het oog op het Belangrijke Evenement. De stalen moeten worden geanalyseerd aan de hand van dezelfde methodes en procedures die ook gebruikt zullen worden voor de analyse van de Stalen van het Belangrijke Evenement. 4.5.1.5 Rapportage Elke rapportage over de testresultaten moet gebeuren in overeenstemming met de vereisten inzake vertrouwelijkheid van de Code. 4.5.1.6 Monitoring en beoordeling tijdens het Belangrijke Evenement Het WADA kan er, naar eigen goeddunken, voor kiezen om tijdens het Belangrijke Evenement een waarnemer in het Laboratorium te laten postvatten. Van de Directeur en het personeel van het Laboratorium wordt verwacht dat zij de waarnemer hun volledige medewerking zullen verlenen.
In samenwerking met de Organisatie van het Belangrijke Evenement of met de relevante Internationale Federatie kan het WADA het Laboratorium Dubbelblinde EQAS-stalen bezorgen.
Bij een fout positief resultaat zal het Laboratorium onmiddellijk de tests voor die categorie van Verboden Stoffen en Verboden Methodes stopzetten. Binnen 12 uur na de kennisgeving van het fout-positieve resultaat moet het Laboratorium de nodige correctieve acties ondernemen. Alle voorafgaand aan het fout-positieve resultaat geanalyseerde Stalen zullen opnieuw worden geanalyseerd voor de categorie van Verboden Stoffen en Verboden Methodes waarvoor de non-conformiteit zich heeft voorgedaan. De resultaten van het onderzoek en de analyse moeten binnen 24 uur aan het WADA worden voorgelegd, tenzij anders schriftelijk overeengekomen.
Bij een fout-negatief resultaat wordt van het Laboratorium verwacht dat het de onderliggende oorzaak onderzoekt en correctieve acties onderneemt binnen 24 uur na de kennisgeving van het fout-negatieve resultaat. Een representatieve groep Stalen, in een voldoende aantal om te verzekeren dat het risico van fout-negatieve resultaten minimaal is, zal opnieuw worden geanalyseerd voor de categorie van Verboden Stoffen en Verboden Methodes waarvoor de non-conformiteit zich heeft voorgedaan. De resultaten van het onderzoek en de analyse moeten binnen 48 uur aan het WADA worden voorgelegd, tenzij anders schriftelijk overeengekomen. 4.5.2 Tests voor Belangrijke Evenementen in de satellietfaciliteiten van het Laboratorium Naast de accreditatievereisten voor Belangrijke Evenementen moeten de satellietlaboratoria ook voldoen aan de volgende vereisten. 4.5.2.1 Deelnemen aan een eerste beoordeling door WADA /Accreditatie-instantie Zodra de faciliteit van het Laboratorium beschikbaar is, kan het WADA er een of meer bezoeken aan brengen om na te gaan of de faciliteit geschikt is. De kosten voor dergelijke bezoeken zijn ten koste van het Laboratorium. Daarbij zal vooral de nadruk worden gelegd op de geschiktheid van de veiligheidsvoorschriften en op de specifieke indeling van de ruimte die ervoor moet zorgen dat er een efficiënte compartimentering wordt aangehouden. Verder zullen ook andere belangrijke ondersteuningselementen vooraf worden gecontroleerd en zal de conformiteit met de ISL en de ISO/IEC 17025 worden beoordeeld. 4.5.2.2 ISO/IEC 17025-accreditatie van de satellietfaciliteit documenteren Minstens één maand voor de start van de geplande Tests voor het Belangrijke Evenement moet het Laboratorium de nodige documentatie voorleggen die aantoont dat de relevante accreditatie-instantie de satellietfaciliteit heeft geaccrediteerd in overeenstemming met de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole (Sectie 5.0) en, indien nodig, de Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole (Sectie 6.0). Het WADA vereist dat een ISL-getrainde beoordelaar aanwezig zal zijn bij de beoordeling van de satellietfaciliteit door de accreditatie-instantie. De kosten die gepaard gaan met deze beoordeling zijn ten laste van het Laboratorium. 4.5.2.3 Deelnemen aan een accreditatiebeoordeling door het WADA Het WADA kan ervoor kiezen om in de satellietfaciliteit een onsitebeoordeling of een documentaire beoordeling uit te voeren. Bij een onsitebeoordeling zijn de kosten voor deze beoordeling door het WADA ten laste van het Laboratorium. Deze beoordeling kan een analyse omvatten van een reeks EQAS-stalen. Hierbij wordt vooral de nadruk gelegd op de betrokkenheid van de nieuwe personeelsleden ter beoordeling van hun bekwaamheid. 4.5.2.4 Opmaak en publicatie van een tijdelijk en beperkt Accreditatiecertificaat Op basis van de voorgelegde documentatie behoudt het WADA zich het recht voor om een beslissing te nemen over de accreditatie van het Laboratorium. Indien de accreditatie wordt verleend, zal het WADA een accreditatie opstellen voor de periode van het Belangrijke Evenement en voor de nodige tijd vóór en na de eigenlijke Wedstrijd.
Indien de accreditatie niet verleend wordt, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de Testinstantie / de Organisator van het Belangrijke Evenement om een noodplan te activeren teneinde de analyse van Stalen te verzekeren in overeenstemming met de ISL-vereisten. 5.0 Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Urinestalen voor Dopingcontrole 5.1 Inleiding en werkkader Deze sectie van het document is bedoeld als een toepassing zoals beschreven in bijlage B.4 (Richtlijnen voor het vastleggen van applicaties voor specifieke gebieden) van ISO/IEC 17025 op het vlak van de Dopingcontrole. Elk aspect van de tests of het beheer dat niet specifiek besproken wordt in dit document, valt onder ISO/IEC 17025.
De toepassing concentreert zich op de specifieke onderdelen van de procedure die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de prestaties van het laboratorium als een door het WADA geaccrediteerd Laboratorium. Vandaar dat deze onderdelen omschreven worden als substantieel voor de evaluatie- en accreditatieprocedure.
Deze sectie beschrijft de specifieke prestatiestandaarden voor een door het WADA geaccrediteerd Laboratorium. Het uitvoeren van de tests wordt beschouwd als een proces dat kadert binnen de definities van ISO 17000. Prestatiestandaarden worden gedefinieerd in overeenstemming met een procesmodel waarin de activiteiten van het Laboratorium opgedeeld worden in drie belangrijke procescategorieën : ? analyse- en technische processen; ? beheersprocessen; ? ondersteunende processen.
Telkens waar dat mogelijk is, zal de toepassing het formaat van het ISO/IEC 17025-document volgen. De concepten van het kwaliteitsbeheersysteem, continue verbetering en klantentevredenheid, zijn toegevoegd. 5.2 Analyse- en technische processen 5.2.1 Ontvangst van de Stalen 5.2.1.1 De Stalen kunnen ontvangen worden op elke manier die aanvaard wordt binnen de concepten van de Internationale Standaard voor Tests. 5.2.1.2 Het transportrecipiënt zal eerst worden gecontroleerd en eventuele onregelmatigheden zullen worden vastgelegd. 5.2.1.3 De overdracht van de Stalen door de koerier of een andere persoon die de Stalen levert, moet worden gedocumenteerd aan de hand van minstens de datum, het tijdstip van ontvangst en de naam en handtekening van de vertegenwoordiger van het Laboratorium die de Stalen in ontvangst neemt. Deze informatie zal worden opgenomen in het dossier Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 5.2.2 Behandeling en Bewaring van de Stalen 5.2.2.1 Het Laboratorium moet beschikken over een systeem waarmee het de Stalen op een unieke manier kan definiëren en elk Staal kan linken aan het afnamedocument of enige andere externe bewakingsketen. 5.2.2.2 Het Laboratorium moet beschikken over procedures m.b.t. een Interne Bewakingsketen van het Laboratorium om de controle over en de verantwoordelijkheid voor de Stalen te kunnen behouden, vanaf de ontvangst tot en met het laatste gebruik van de Stalen. De procedures moeten de concepten omvatten die beschreven worden in het geldende Technische Document van het WADA over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 5.2.2.3 Het Laboratorium moet omstandigheden op het moment van de ontvangst die de integriteit van het Staal nadelig kunnen beïnvloeden, vaststellen en documenteren. Mogelijke onregelmatigheden opgetekend door het Laboratorium zijn, maar zijn niet beperkt tot : ? Er is duidelijk gefraudeerd met het Staal ; ? Het Staal is niet verzegeld met een fraudebestendig middel of niet verzegeld bij ontvangst; ? Er zit geen afnameformulier (met identificatiecode van het Staal ) bij het Staal of er werd een blanco formulier samen met het Staal geleverd; ? De identificatie van het Staal is niet aanvaardbaar. b.v. : het nummer op het flesje komt niet overeen met het identificatienummer van het Staal op het formulier; ? De hoeveelheid van het Staal is te klein om het gevraagde testmenu te doorlopen; ? De omstandigheden waarin het Staal vervoerd is, volstaan niet om de integriteit van het Staal voor anti-dopinganalyse te bewaren. 5.2.2.4 Het Laboratorium moet de Testinstantie op de hoogte brengen en instructies vragen met betrekking tot het verwerpen of testen van Stalen waarvoor onregelmatigheden zijn opgetekend. Indien er een overeenkomst bestaat tussen de Testinstantie en het Laboratorium die de criteria vastlegt voor het verwerpen van Stalen, moet dit worden gedocumenteerd. 5.2.2.5 Wanneer het Laboratorium meer dan twee Stalen ontvangt die volgens het (de) formulier(en) voor Dopingcontrole gelinkt zijn aan één Atleet, moet het Laboratorium prioriteit geven aan de analyse van het eerste en het laatste Staal. ? Het Laboratorium kan verdere analyses uitvoeren op de tussentijds afgenomen Stalen indien het dit, in overleg met de Testinstantie, noodzakelijk acht. ? Indien nodig kan het Laboratorium Aliquots van meerdere Stalen die volgens het (de) formulier(en) voor Dopingcontrole gelinkt zijn aan één enkele Atleet, combineren om een correcte analyse uit te voeren. 5.2.2.6 Het Laboratorium moet de « A »- en « B »-Stalen zonder Belastend Analyseresultaat of Atypisch Resultaat minimaal drie (3) maanden bewaren nadat het definitieve analyserapport (« A »-Staal) bezorgd is aan de Testinstantie. De Stalen moeten bij langdurige opslag in bevroren toestand worden bewaard.
Stalen met onregelmatigheden moeten in bevroren toestand worden bewaard gedurende minimaal drie (3) maanden volgend op het rapport aan de Testinstantie.
Na de geldende opslagperiode die kan variëren van minimaal drie (3) maanden tot maximaal acht (8) jaar indien en zoals verzocht door de Testinstantie, moet het Laboratorium de Stalen ofwel anonimiseren voor onderzoeksdoeleinden (met de nodige toestemming van de Atleet ), of ze vernietigen. Stalen die gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden moeten worden ontdaan van alle mogelijke identificatiegegevens of overgebracht in een anoniem recipiënt zodat ze niet langer getraceerd kunnen worden naar een bepaalde Atleet. De vernietiging van de Stalen moet gebeuren en worden vastgelegd conform de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 5.2.2.7 Het Laboratorium moet de « A »- en « B »-Stalen met een Belastend Analyseresultaat gedurende minimaal drie (3) maanden in bevroren toestand houden nadat het definitieve analyserapport bezorgd is aan de Testinstantie, of zolang dit nodig blijkt in afwachting van de afsluiting van een longitudinaal onderzoek. 5.2.2.8 Als het Laboratorium door de Testinstantie op de hoogte is gebracht van het feit dat de analyse van een Staal aangevochten wordt of het voorwerp uitmaakt van een longitudinaal onderzoek, moet het Staal in bevroren toestand worden opgeslagen en moeten alle gegevens met betrekking tot de Test van het bewuste Staal worden bewaard tot de betwistingen behandeld zijn. 5.2.2.9 Het Laboratorium moet een beleid aanhouden m.b.t. het behoud, de vrijgave en de vernietiging van de Stalen en Aliquots. 5.2.2.10 Het Laboratorium moet bewakingsinformatie bijhouden over de overbrenging van de Stalen of gedeelten ervan naar een ander Laboratorium. 5.2.2.11 In gevallen waar zowel de « A »- als de « B »-Stalen geanalyseerd zijn in het kader van de anti-dopingprocedure en de rapportage van een Belastend Analyseresultaat, moet het Laboratorium de Stalen ofwel anonimiseren voor onderzoeksdoeleinden (met de nodige toestemming van de Atleet ), of ze vernietigen. Stalen die gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden moeten worden ontdaan van alle mogelijke identificatiegegevens of overgebracht in een anoniem recipiënt zodat ze niet langer getraceerd kunnen worden naar een bepaalde Atleet. De vernietiging van de Stalen moet gebeuren en worden vastgelegd conform de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 5.2.2.12 Opnieuw verzegelen van Stalen met het oog op langdurige opslag en nieuwe tests 5.2.2.12.1 Stalen met negatieve testresultaten 5.2.2.12.1.1 Wanneer voldoende urine overblijft in « A »-Staal voor mogelijke nieuwe test Wanneer een Staal na de analyse van het « A »-Staal door het Laboratorium als negatief gerapporteerd wordt, moeten het restant van het « A »-Staal en het verzegelde « B »-Staal in bevroren toestand door het Laboratorium worden opgeslagen op een beveiligde locatie en onder een continue bewakingsketen met het oog op een mogelijke nieuwe test. Deze nieuwe test moet na de gebruikelijke Test procedure volgen. 5.2.2.12.1.2 Wanneer er geen urine overblijft in « A »-Staal voor mogelijke nieuwe test Wanneer een Staal na de analyse van het « A »-Staal door het Laboratorium als negatief gerapporteerd wordt en er niets overblijft van het « A »-Staal, moet het verzegelde « B »-Staal in bevroren toestand door het Laboratorium worden opgeslagen op een beveiligde locatie onder een continue bewakingsketen met het oog op een mogelijke nieuwe test.
De Atleet of de vertegenwoordiger van de Atleet zal de mogelijkheid krijgen om aanwezig te zijn bij het openen van het verzegelde « B »-flesje. Als de Atleet laat weten dat hij daarbij niet aanwezig wenst te zijn of als de vertegenwoordiger van de Atleet niet reageert op de uitnodiging of als de Atleet of diens vertegenwoordiger steeds weer beweert niet beschikbaar te zijn op de datum van opening, ondanks redelijke pogingen van het Laboratorium om zich aan te passen qua data, en dit gedurende een periode van maximaal 7 werkdagen, zal het Laboratorium toch overgaan tot de opening en een onafhankelijke getuige aanduiden die de opening van het verzegelde « B »-Staal kan controleren.
Bij opening van het « B »-Staal zal het Laboratorium het Staal verdelen over twee flesjes en de Atleet of diens vertegenwoordiger zal worden uitgenodigd om een van de twee flesjes te verzegelen met behulp van een duidelijke fraudebestendige methode. Indien de analyse van het eerste flesje een Belastend Analyseresultaat oplevert, moet dit bevestigd worden aan de hand van het tweede flesje indien de Atleet of diens vertegenwoordiger daarom vraagt. 5.2.2.12.2 Staal waarvan zowel het « A »- als het « B »-flesje geopend zijn en niet opnieuw verzegeld overeenkomstig de procedure in 5.2.2.12.1.2 De Stalen moeten worden behandeld zoals beschreven in sectie 5.2.2.11 van de ISL. 5.2.3 Steekproef en Voorbereiding van Aliquots voor Analyse 5.2.3.1 Het Laboratorium moet papieren of elektronische procedures m.b.t. een Interne Bewakingsketen van het Laboratorium aanhouden voor de controle over en de verantwoordelijkheid voor alle Aliquots en andere substalen en overbrengingen vanaf de voorbereiding tot en met de vernietiging. De procedures moeten de concepten omvatten die beschreven worden in het Technische Document van het WADA over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 5.2.3.2 Voorafgaand aan de initiële opening van het flesje met een Staal moet het middel dat gebruikt werd ter verzekering van de integriteit van het Staal (bv. veiligheidstape of een systeem voor de verzegeling van flesjes), gecontroleerd en de integriteit gedocumenteerd worden. 5.2.3.3 De procedure ter voorbereiding van het Aliquot voor een eventuele Initiële Testprocedure of Bevestigingsprocedure moet verzekeren dat er geen risico is van besmetting van het Staal of Aliquot. 5.2.4 Analysetests 5.2.4.1 Urineanalyse met het oog op vervalsing of manipulatie 5.2.4.1.1 Het Laboratorium moet enkel een eventuele ongewone toestand van de urine noteren - b.v. : kleur, geur, troebelheid of schuim.
Eventuele ongewone omstandigheden moeten worden geregistreerd en vermeld in het rapport aan de Testinstantie. 5.2.4.1.2 Het Laboratorium moet de pH en de specifieke dichtheid meten. Andere tests die kunnen helpen bij de evaluatie van vervalsing of manipulatie, kunnen worden uitgevoerd indien dit noodzakelijk wordt geacht. 5.2.4.2 Initiële Testprocedure voor urine 5.2.4.2.1 De Initiële Testprocedure(s) moet(en) Verboden Stof(fen) of Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode detecteren voor alle stoffen vermeld op de Verboden Lijst waarvoor er een geschikte methode bestaat. Het WADA kan in deze sectie specifieke uitzonderingen opstellen voor gespecialiseerde technieken waarvan niet vereist is dat ze kaderen binnen het accreditatiebereik van alle Laboratoria. 5.2.4.2.2 De Initiële Testprocedure moet worden uitgevoerd via een geschikte methode voor de geteste Verboden Stof of Verboden Methode.
Een kenmerk van de Initiële Testprocedure is dat ze informatie vergaart over de potentiële aanwezigheid van Verboden Stof(fen) of Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode. De resultaten van de Initiële Testprocedures kunnen worden opgenomen in het kader van longitudinale onderzoeken (zoals endogene steroïdenprofielen), op voorwaarde dat de methode correct gevalideerd is. 5.2.4.2.3 Alle batches die aan de Initiële Testprocedure onderworpen worden, moeten naast de geteste Stalen ook aangepaste negatieve en positieve controles omvatten. 5.2.4.2.4 Bij Drempelstoffen zullen aangepaste controles in de buurt van de drempelwaarde worden opgenomen in de Initiële Testprocedures.
Het is niet vereist dat de Initiële Testprocedures rekening houden met de onzekerheid van de metingen. 5.2.4.3 Bevestigingsprocedure voor urine Alle Bevestigingsprocedures moeten worden gedocumenteerd. De Bevestigingsprocedure heeft als doel bijkomende informatie te verzamelen ter ondersteuning van een Belastend Analyseresultaat. Een Bevestigingsprocedure moet een gelijke of grotere selectiviteit/discriminatie opleveren dan de Initiële Testprocedure. 5.2.4.3.1 Bevestiging van « A »-Staal 5.2.4.3.1.1 Een Vermoedelijk Analyseresultaat uit een Initiële Testprocedure naar een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode moet worden bevestigd met behulp van (een) bijkomend(e) Aliquot(s) van het originele « A »-Staal.
Enkel voor secties S.3 Bèta-2 Agonisten en S.9 Glucocorticosteroïden van de Verboden Lijst en indien het Laboratorium daartoe gemachtigd is door een Testinstantie, kan het een Vermoedelijk Analyseresultaat rapporteren teneinde te onderzoeken of er al dan niet een goedgekeurde Vrijstelling voor Therapeutisch Gebruik (TUE) bestaat voor de gedetecteerde Verboden Stof. De machtiging door de Testinstantie moet worden bewaard in het dossier. 5.2.4.3.1.2 Massaspectrometrie (MS) in combinatie met gas- (GC) of vloeistofchromatografie (LC) is de analysetechniek die bij voorkeur gebruikt wordt voor de bevestiging van Verboden Stoffen, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode. GC of hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) in combinatie met MS of MS-MS worden aanvaard voor zowel de Initiële Testprocedures als de Bevestigingsprocedures voor een specifieke analiet. 5.2.4.3.1.3 Immuniteitsonderzoeken worden ook stelselmatig gebruikt voor de detectie van macromoleculen in urinestalen.
Immuniteitsonderzoeken die toegepast worden voor de Initiële Testprocedures en de Bevestigingsprocedures moeten gebruikmaken van antilichamen die verschillende epitopen van de geanalyseerde macromolecule herkennen, behalve indien vóór de toepassing van het immuniteitsonderzoek een zuiverings- of scheidingsmethode gebruikt wordt om de mogelijke kruisreactie te elimineren.
Bij onderzoeken waarin meerdere antilichamen voorkomen (zoals sandwich-immuniteitsonderzoeken), moet slechts één van de antilichamen (hetzij vangst hetzij detectie) die gebruikt worden in de immuniteitsonderzoeken die toegepast worden voor de Initiële Testprocedures en de Bevestigingsprocedures een verschillende specificiteit opleveren voor antigene epitoop. Het andere antilichaam kan worden gebruikt in de beide immuniteitsonderzoeken.
Bij analieten die te klein zijn om twee onafhankelijke antigene epitopen te hebben, moeten twee verschillende zuiveringsmethodes of twee verschillende analysemethodes worden toegepast.
Multiplex immuniteitsonderzoeken, proteïnechips en gelijkaardige gelijktijdige testmethodes voor meerdere analieten kunnen worden gebruikt. De Initiële Testprocedures en Bevestigingsprocedures kunnen gelijktijdig worden gerealiseerd op basis van hetzelfde Aliquot, op voorwaarde dat voldaan is aan dezelfde voorafgaande voorwaarden zoals hierboven beschreven voor onderzoek naar antilichaamspecificiteit of methoden voor zuivering of scheiding. 5.2.4.3.1.4 Het Laboratorium moet beschikken over een beleid om die omstandigheden te definiëren waarin de Bevestigingsprocedure voor een « A »-Staal herhaald kan worden (bv. mislukte controle van batchkwaliteit) en het eerste testresultaat nietig kan worden verklaard. Elke herhalingsbevestiging moet worden gedocumenteerd en aangevuld met een nieuw Aliquot van het « A »-Staal. 5.2.4.3.1.5 Indien meer dan een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode geïdentificeerd wordt door de Initiële Testprocedures, moet het Laboratorium zoveel mogelijk Vermoedelijke Analyseresultaten bevestigen. De beslissing over het prioriteren van de bevestiging(en) moet worden genomen om prioriteit te geven aan niet-gespecificeerde stoffen. Deze beslissing moet worden genomen samen met de Testinstantie en moet worden gedocumenteerd.
Verder zal er geen definitief schriftelijk Testrapport inclusief een Vermoedelijk Analyseresultaat worden opgesteld zolang dit niet geautoriseerd is door de Testinstantie met betrekking tot het bestaan van een goedgekeurde Vrijstelling voor Therapeutisch Gebruik (TUE) voor de Verboden Stof. 5.2.4.3.1.6 De gemiddelde waarde van de resultaten van drie Aliquots voor het « A »-Staal resultaat voor Drempelstoffen min de waarde van de meetonzekerheid bepaald door het Laboratorium moet de relevante Drempel overschrijden. Bij een te kleine hoeveelheid van het Staal voor de analyse van drie Aliquots moet het maximumaantal Aliquots dat voorbereid kan worden, geanalyseerd worden. Beslissingen met betrekking tot een Belastend Analyseresultaat of een Atypisch Resultaat moeten gebaseerd zijn op het gemiddelde van de gemeten concentraties of ratio's van gemeten analysewaarden (bv. concentraties, piekhoogten of piekoppervlakken van een chromatogram, enz.), rekening houdend met de meetonzekerheid bij de dekkingsfactor, k, en een niveau van vertrouwen van 95 %. De rapporten en de documentatie moeten de gemiddelde concentratie of ratio van gemeten analysewaarden met de bijbehorende onzekerheid vermelden. 5.2.4.3.2 Bevestiging van « B »-Staal 5.2.4.3.2.1 De analyse van het « B »-Staal moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd en uiterlijk zeven (7) werkdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving van een Belastend Analyseresultaat in het « A »-Staal door het Laboratorium. Als het Laboratorium om technische of logistieke redenen niet in staat is om de « B »-analyse binnen dit tijdsbestek uit te voeren, zal dit niet worden beschouwd als een afwijking van de ISL die de analyseprocedure en de analyseresultaten ongeldig kan maken. Het Laboratorium moet te werk gaan zoals hierboven beschreven, behalve indien het binnen de periode van zeven (7) werkdagen op de hoogte is gebracht van het feit dat de Atleet afstand doet van zijn/haar recht op de bevestigingsanalyse van het « B »-Staal en de resultaten van de bevestigingsanalyse van het « A »-Staal aanvaardt. 5.2.4.3.2.2 De bevestiging van het « B »-Staal moet worden uitgevoerd in hetzelfde Laboratorium als de bevestiging van het « A »-Staal. 5.2.4.3.2.3 Als de bevestiging van het « B »-Staal negatief blijkt te zijn, moet de volledige test beschouwd worden als negatief. 5.2.4.3.2.4 Bij exogene Drempelstoffen moeten de resultaten van het « B »-Staal enkel de identificatie van het Belastende Analyseresultaat in het « A »-Staal als geldig bevestigen. 5.2.4.3.2.5 Bij endogene Drempelstoffen moet de gemiddelde waarde van de resultaten van drie Aliquots voor het « B »-Staal resultaat min de waarde van de geraamde meetonzekerheid bepaald door het Laboratorium de relevante Drempel overschrijden. Beslissingen met betrekking tot een Belastend Analyseresultaat of een Atypisch Resultaat moeten gebaseerd zijn op het gemiddelde van de gemeten concentraties en/of ratio van gemeten analysewaarden, rekening houdend met de meetonzekerheid bij de dekkingsfactor, k, en een niveau van vertrouwen van 95 %. Bij een te kleine hoeveelheid van het Staal voor de analyse van drie Aliquots moet het maximumaantal Aliquots dat voorbereid kan worden, geanalyseerd worden. 5.2.4.3.2.6 De Atleet en/of diens vertegenwoordiger, een vertegenwoordiger van de entiteit die verantwoordelijk is voor de afname van het Staal of het beheer van de resultaten, een verantwoordelijke van het Nationaal Olympisch Comité, de Nationale Sportfederatie, de Internationale Federatie, en een vertaler moeten gemachtigd zijn om de bevestiging van het « B »-Staal bij te wonen.
Als de Atleet laat weten dat hij daarbij niet aanwezig wenst te zijn of als de vertegenwoordiger van de Atleet niet reageert op de uitnodiging of als de Atleet of diens vertegenwoordiger steeds weer beweert niet beschikbaar te zijn op de datum van opening, ondanks redelijke pogingen van het Laboratorium om zich aan te passen qua data, en dit gedurende een periode van maximaal 7 werkdagen, zal de Testinstantie of het Laboratorium toch overgaan tot de opening en een onafhankelijke getuige aanduiden die moet controleren dat het recipiënt met het « B »-Staal geen sporen van Fraude vertoont en dat de identificatienummers overeenkomen met de nummers op het afnamedocument. Minstens de Directeur van het Laboratorium of diens vertegenwoordiger en de Atleet of diens vertegenwoordiger of de onafhankelijke getuige moeten de documentatie van het Laboratorium die het bovenstaande bewijst, ondertekenen.
De Directeur van het Laboratorium kan het aantal personen dat wordt toegelaten in de Gecontroleerde Zones van het Laboratorium beperken uit veiligheidsoverwegingen.
De Directeur van het Laboratorium kan elke Atleet of vertegenwoordiger(s) die zich bemoeit (bemoeien) met de testprocedure verwijderen of laten verwijderen door de vereiste autoriteit. Elk gedrag dat leidt tot een verwijdering zal worden gerapporteerd aan de Testinstantie en kan worden beschouwd als een inbreuk op de anti-dopingregel in overeenstemming met artikel 2.5 van de Code, « Fraude of Poging tot fraude in enig onderdeel van de Dopingcontrole ». 5.2.4.3.2.7 Aliquots afgenomen voor de Bevestigingsprocedure van het « B »-Staal moeten worden afgenomen van het originele « B »-Staal.
Het Laboratorium moet ervoor zorgen dat het « B »-Staal opnieuw verzegeld wordt zoals vermeld in bepaling 5.2.2.12. 5.2.4.3.2.8 Het Laboratorium moet beschikken over een beleid om die omstandigheden te definiëren waarin de Bevestigingsprocedure voor een « B »-Staal herhaald kan worden (bv. mislukte controle van batchkwaliteit) en het eerste testresultaat nietig kan worden verklaard. Elke herhalingsbevestiging moet worden uitgevoerd op een nieuw Aliquot van het « B »-Staal, gevolgd door nieuwe controles. 5.2.4.3.2.9 Als de bevestiging van het « B »-Staal negatief blijkt, moet het Staal worden beschouwd als negatief en moeten de Testinstantie, het WADA en de Internationale Federatie op de hoogte worden gebracht van het nieuwe analyseresultaat. 5.2.4.4 Alternatieve biologische matrices Alle testresultaten verkregen op basis van haar, nagels, mondvloeistof of ander biologisch materiaal mogen niet worden gebruikt om Belastende Analyseresultaten of Atypische Resultaten verkregen op basis van urinestalen te weerleggen. 5.2.5 Resultatenbeheer 5.2.5.1 Herziening van resultaten 5.2.5.1.1 Een minimum van twee certificerende onderzoekers moet onafhankelijk alle Belastende Analyseresultaten en Atypische Resultaten herzien vooraleer een rapport wordt opgesteld. Het herzieningsproces moet worden vastgelegd. 5.2.5.1.2 De herziening moet minimaal het volgende omvatten : ? Documentatie over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium; ? Geldigheid van de initiële analysegegevens en de bevestigende gegevens en berekeningen; ? Gegevens m.b.t. kwaliteitscontrole; ? Volledigheid van de documentatie ter ondersteuning van de gerapporteerde analyseresultaten. 5.2.5.1.3 Wanneer een Belastend Analyseresultaat of een Atypisch Resultaat verworpen wordt, moet(en) de reden(en) daarvoor worden vastgelegd. 5.2.6 Documentatie en rapportage 5.2.6.1 Het Laboratorium moet beschikken over gedocumenteerde procedures om te verzekeren dat het een gecoördineerd verslag bijhoudt over elk geanalyseerd Staal. Bij een Belastend Analyseresultaat of een Atypisch Resultaat moet het verslag de nodige gegevens bevatten ter ondersteuning van de gerapporteerde conclusies. Algemeen genomen moet het verslag zodanig opgesteld zijn dat bij afwezigheid van de analist een andere bevoegde analist kan evalueren welke tests uitgevoerd zijn en de gegevens kan interpreteren. 5.2.6.2 Voor elke stap in de testprocedure moet kunnen worden getraceerd welk personeelslid de stap heeft uitgevoerd. 5.2.6.3 Belangrijke afwijkingen van de schriftelijke procedure moeten worden gedocumenteerd in het verslag (b.v. aantekening voor het verslag). 5.2.6.4 Wanneer analyses met behulp van instrumenten worden uitgevoerd, moeten de operationele parameters voor elke sequentie worden opgenomen in het verslag. 5.2.6.5 De resultaten van het « A »-Staal moeten worden gerapporteerd binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van het Staal. De vereiste rapportagetijd voor specifieke Wedstrijden kan aanzienlijk korter zijn dan tien dagen. De rapportagetijd kan worden gewijzigd via een overeenkomst tussen het Laboratorium en de Testinstantie. 5.2.6.6 Een enkel, afzonderlijk Testrapport moet worden opgesteld ter documentatie van de Belastende Analyseresultaten en Atypische Resultaten van één enkel Staal. Het Testrapport van het Laboratorium moet, naast de items vermeld in ISO/IEC 17025, ook het volgende omvatten : ? identificatiecode van het Staal van de klant; ? identificatiecode van het Laboratorium; ? soort test (Buiten Wedstrijdverband/ Binnen Wedstrijdverband ); ? sport en/of discipline; ? naam van de Wedstrijd en/of referentiecode van de klant (b.v. ADAMS testmissiecode), indien voorhanden; ? datum van ontvangst van het Staal ; ? datum van het rapport; ? geslacht van de Atleet ; ? soort Staal (urine, bloed, enz.); ? testresultaten (voor Drempelstoffen moeten de gemiddelde waarde, eenheden, onzekerheidsgegevens en rapportagedrempel worden toegevoegd); ? handtekening van de gemachtigde persoon; ? andere informatie zoals gespecificeerd door de Testinstantie en/of het WADA. Minstens de identificatie en de door het Laboratorium geleverde informatie over de soort test, de sport/discipline, de testresultaten (inclusief commentaren/meningen) en de klant aan wie het rapport gestuurd wordt, moeten ook in het Engels in het testrapport worden vermeld. 5.2.6.7 Het Laboratorium is niet verplicht om een concentratie van Verboden Stoffen voor een niet-drempelanaliet in urinestalen te meten of te rapporteren. Het Laboratorium moet verslag uitbrengen over de eigenlijke Verboden Stof(fen), Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Verboden Methode(s) of Marker(s) die gedetecteerd worden in het urinestaal.
Bij Drempelstoffen in urinestalen moet het rapport van het Laboratorium vaststellen dat de Verboden Stof of haar Afbraakproduct(en) of Marker(s) van een Verboden Methode aanwezig is in een concentratie die groter is dan de drempelconcentratie en/of ratio van gemeten analysewaarden (rekening houdend met de waarde van de meetonzekerheid voor de bevestiging van het « A »-Staal en ook de bevestiging van het « B »-Staal inzake endogene Drempelstoffen). 5.2.6.8 Het Laboratorium moet het resultaat (de resultaten) in het Testrapport kwalificeren als een Belastend Analyseresultaat of « Geen Verboden Stof(fen) gedetecteerd in Testmenu ». Voor stoffen die enige opvolging vereisen en waarvan niet bevestigd kan worden dat ze van een exogene bron komen, moet het Laboratorium het resultaat in het Testrapport kwalificeren als een Atypisch Resultaat. 5.2.6.9 Het Laboratorium moet over een beleid beschikken met betrekking tot het bekendmaken van meningen en de interpretatie van gegevens. Een mening of interpretatie kan worden toegevoegd aan het Testrapport, op voorwaarde dat de mening of interpretatie duidelijk als dusdanig geïdentificeerd is. De grond waarop de mening is geformuleerd, moet worden gedocumenteerd.
Opm. : een mening of interpretatie kan bestaan uit, maar is niet beperkt tot, aanbevelingen over hoe de resultaten gebruikt kunnen worden, informatie m.b.t. de farmacologie, het metabolisme en de farmacokinetica van een stof, of de geobserveerde resultaten al dan niet de noodzaak suggereren voor bijkomende Tests en of een geobserveerd resultaat consequent is met een reeks gerapporteerde omstandigheden. 5.2.6.10 Naast het rapport voor de Testinstantie moet het Laboratorium tegelijkertijd ook eventuele Belastende Analyseresultaten (« A »- en « B »-resultaten) rapporteren aan het WADA en aan de verantwoordelijke Internationale Federatie (en/of aan de eigenaar van het Evenement indien het gaat om een Belangrijk Internationaal Evenement ).
Atypische Resultaten moeten tegelijkertijd worden gerapporteerd aan de Testinstantie en aan het WADA. Gedocumenteerde instructies van de Testinstantie met betrekking tot een Vermoedelijk Analyseresultaat moeten ook worden gerapporteerd aan het WADA. Indien de sport of het Evenement niet gelinkt is aan een Internationale Federatie (bv.
Professionele Liga's, Universiteits- en Collegesporten), moet het Laboratorium Belastende Analyseresultaten rapporteren aan de Testinstantie en aan het WADA. Elke rapportage moet gebeuren in overeenstemming met de vereisten inzake vertrouwelijkheid van de Code. 5.2.6.11 Aan het Laboratorium kan, op vraag van de Testinstanties, worden gevraagd om gegevens van longitudinale onderzoeken die Atypische Resultaten bevatten te herzien. Na herziening van de toepasselijke gegevens zal het Laboratorium een rapport en aanbevelingen opstellen voor de Testinstantie, met vermelding of de gegevens al dan niet een Belastend Analyseresultaat ondersteunen. Als de Testinstantie beslist dat er sprake is van een Belastend Analyseresultaat, zal het Laboratorium hiervan op de hoogte worden gebracht en zal het de bevestigingsanalyse van het « B »-Staal uitvoeren conform 5.2.4.3.2.1. 5.2.6.12 Het Laboratorium zal per kwartaal aan het WADA, in een formaat gespecificeerd door het WADA, een overzicht bezorgen van de resultaten van alle uitgevoerde tests. Daarin zal geen informatie te vinden zijn die een Atleet kan linken aan een individueel resultaat.
Het rapport zal ook een lijst bevatten van eventuele Stalen die verworpen werden voor de tests met vermelding van de reden voor de verwerping.
Wanneer het clearinghuis (ADAMS ) geïmplementeerd is, moet het Laboratorium gelijktijdig via dit systeem alle materiële informatie die aan de Testinstantie werd meegedeeld, rapporteren aan het WADA, conform de vereisten vermeld in sectie 5.2.6.6, in plaats van de bovenstaande paragraaf. De informatie zal worden gebruikt om overzichtsrapporten op te stellen. 5.2.6.13 Het Laboratorium moet het documentatiepakket op aanvraag enkel bezorgen aan de relevante instantie die instaat voor het resultatenbeheer, en dit binnen 10 werkdagen na de aanvraag. De Laboratoriumdocumentatiepakketten moeten in overeenstemming zijn met het Technisch Document van het WADA over Laboratoriumdocumentatiepakketten. 5.2.6.14 De vertrouwelijkheid betreffende de Atleet moet een hoofdbekommernis zijn voor alle Laboratoria die betrokken zijn bij gevallen van Dopingcontrole. 5.2.6.14.1 Informatieaanvragen van de Testinstantie moeten schriftelijk aan de Laboratoria worden gericht. 5.2.6.14.2 Belastende Analyseresultaten en Atypische Resultaten worden niet telefonisch meegedeeld. 5.2.6.14.3 Informatie die per fax verzonden wordt kan worden aanvaard indien de beveiliging van het ontvangende faxtoestel gecontroleerd is en procedures zijn ingevoerd om te verzekeren dat de fax naar het juiste faxnummer wordt verzonden. 5.2.6.14.4 Ongecodeerde e-mail is niet toegelaten voor enige rapportage of bespreking van Belastende Analyseresultaten of Atypische Resultaten indien de Atleet geïdentificeerd kan worden of indien de e-mail enige informatie over de Atleet bevat. 5.2.6.14.5 Het Laboratorium moet ook alle informatie verschaffen die aangevraagd wordt door het WADA in verband met het Monitoringprogramma zoals vermeld in Artikel 4.5 van de Code. 5.3 Processen inzake kwaliteitsbeheer 5.3.1 Organisatie 5.3.1.1 In het kader van de ISO/IEC 17025 moet het Laboratorium worden beschouwd als een testlaboratorium. 5.3.1.2 De administratieve en operationele activiteiten van het Laboratorium en de gastfaciliteit moeten losstaan van de Anti-Doping Organisatie(s) die het Laboratorium ondersteuning verleent (verlenen) (bv. financieel, Stalen, faciliteiten). 5.3.1.3 De Directeur van het Laboratorium heeft de verantwoordelijkheden van de algemeen directeur, tenzij anders vermeld. 5.3.2 Kwaliteitsbeleid en doelstellingen 5.3.2.1 Het Kwaliteitsbeleid en de implementatie moeten voldoen aan de vereisten van sectie 4.2 Beheerssysteem van de ISO/IEC 17025-norm, en moeten een kwaliteitshandboek omvatten dat het kwaliteitssysteem beschrijft. 5.3.2.2 Een personeelslid moet worden aangesteld als Kwaliteitsbeheerder en zal beschikken over de verantwoordelijkheid en de autoriteit om de conformiteit met het kwaliteitssysteem te implementeren en te verzekeren. 5.3.3 Documentcontrole De controle van de documenten die samen het Beheerssysteem uitmaken moet voldoen aan de vereisten van sectie 4.3 Documentcontrole van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.3.1 De Directeur van het Laboratorium (of diens aangestelde) moet het Kwaliteitshandboek goedkeuren, alsook alle andere documenten die door de personeelsleden gebruikt worden bij het uitvoeren van de tests. 5.3.3.2 Het Beheerssysteem moet ervoor zorgen dat de inhoud van de Technische Documenten van het WADA tegen de datum van inwerkingtreding geïntegreerd is in de respectieve handboeken en dat de nodige opleiding voorzien en vastgelegd wordt. Als dat niet mogelijk is, moet aan het WADA een schriftelijke aanvraag voor verlenging worden gestuurd. 5.3.4 Herziening van verzoeken, tenders en contracten De herziening van wettelijke documenten of overeenkomsten met betrekking tot de tests moet voldoen aan de vereisten van sectie 4.4 van de ISO/IEC 17025-norm.
Het Laboratorium moet ervoor zorgen dat de Testinstantie op de hoogte is van de Verboden Stoffen die binnen het accreditatiebereik gedetecteerd kunnen worden in Stalen die voor analyse voorgelegd zijn. 5.3.5 Tests in onderaanneming geven Een door het WADA geaccrediteerd Laboratorium moet alle werkzaamheden realiseren met gekwalificeerd personeel en de nodige uitrusting in zijn geaccrediteerde faciliteit.
Wanneer specifieke technologieën vereist zijn die niet beschikbaar zijn in het Laboratorium, kan een Staal worden overgebracht naar een ander door het WADA geaccrediteerd Laboratorium dat binnen zijn accreditatiebereik beschikt over de specifieke technologie. In uitzonderlijke omstandigheden kan het WADA ervoor kiezen om een specifieke toestemming te verlenen voor het in onderaanneming geven van bepaalde onderdelen van de taken. In dergelijke gevallen behoort het tot de verantwoordelijkheid van de Directeur van het Laboratorium om te garanderen dat het kwaliteitsniveau en de respectieve bewakingsketen tijdens het hele proces behouden blijven. Dergelijke overeenkomsten moeten duidelijk gedocumenteerd zijn in het permanente dossier van het Staal en opgenomen in het Laboratoriumdocumentatiepakket, indien van toepassing. 5.3.6 Aankoop van diensten en benodigdheden 5.3.6.1 Chemicaliën en reagentia De chemicaliën en reagentia moeten aangepast zijn aan het doel en de zuiverheid ervan moet vastgesteld zijn. Referentiedocumentatie met betrekking tot de zuiverheid moet worden verkregen wanneer die beschikbaar is en bewaard worden in de documenten van het kwaliteitssysteem. De chemicaliën, reagentia en kits die voorzien zijn van het label « Enkel voor onderzoek » kunnen worden gebruikt voor activiteiten m.b.t. Dopingcontrole zolang ze door het Laboratorium gevalideerd zijn.
Bij reagentia die zeldzaam of moeilijk te verkrijgen zijn, Referentiematerialen of Referentieafnames, vooral voor gebruik in kwalitatieve onderzoeken, kan de vervaldatum van de oplossing worden opgeschoven indien er adequate documentatie bestaat die bevestigt dat er zich geen significante aantasting heeft voorgedaan die het verkrijgen van een aanvaardbare massa zou kunnen voorkomen of dat er een zuivering is uitgevoerd. 5.3.6.2 De opruiming van het afval moet gebeuren in overeenstemming met de nationale wetten en andere relevante voorschriften. Dit geldt voor biologisch gevaarlijke materialen, chemicaliën, gecontroleerde stoffen en radio-isotopen, indien die gebruikt worden. 5.3.6.3 Er moet een milieu-, veiligheids- en gezondheidsbeleid geïmplementeerd zijn ter bescherming van het personeel, de bevolking en het milieu. 5.3.7 Dienstverlening aan de klant 5.3.7.1 De dienstverlening aan de klant moet worden behandeld in overeenstemming met sectie 4.7 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.7.2 Ontvankelijkheid tegenover het WADA verzekeren De Directeur van het Laboratorium of diens aangestelde moet : ? een aangepaste communicatie verzekeren; ? eventuele ongewone omstandigheden of informatie over testprogramma's, onregelmatige patronen in Stalen of mogelijk gebruik van nieuwe stoffen rapporteren aan het WADA ; ? tijdig alle nodige uitleg geven aan het WADA zoals vereist en gevraagd teneinde een kwalitatieve accreditatie te bieden. 5.3.7.3 Ontvankelijkheid tegenover de Testinstantie verzekeren 5.3.7.3.1 De Directeur van het Laboratorium moet vertrouwd zijn met de regels van de Testinstantie en met de Verboden Lijst. 5.3.7.3.2 De Directeur van het Laboratorium moet samenwerken met de Testinstantie wat betreft de specifieke timing, de rapportinformatie of andere noden inzake ondersteuning. Deze samenwerking moet bestaan uit, maar is niet beperkt tot, de volgende zaken : ? met de Testinstantie communiceren over elke belangrijke vraag over de testnoden of enige ongewone omstandigheid in het testproces (inclusief vertragingen in de rapportage); ? onbevooroordeeld handelen tegenover het nationale kantoor van de Testinstantie; ? tijdig volledige uitleg geven aan de Testinstantie wanneer daarnaar gevraagd wordt of wanneer misverstanden zouden kunnen ontstaan over het Testrapport of het Laboratoriumdocumentatiepakket; ? bewijs en/of deskundige getuigenis leveren over elk testresultaat of rapport dat door het Laboratorium zoals vereist gerealiseerd wordt bij administratieve, scheidsrechterlijke of wettelijke processen; ? antwoord geven op elke commentaar of klacht die ingediend wordt door een Testinstantie of Anti-Doping Organisatie over het Laboratorium en zijn werking. 5.3.7.3.3 Het Laboratorium moet actief de kwaliteit opvolgen van de diensten die geleverd worden aan de relevante anti-dopinginstanties.
Er moet documentatie worden opgesteld over het feit dat de bekommernissen van de Testinstantie waar nodig geïntegreerd zijn in het Beheerssysteem van het Laboratorium. 5.3.7.3.4 Het Laboratorium moet een systeem ontwikkelen zoals vereist in de ISO/IEC 17025-norm voor de monitoring van de dienstverlening van het Laboratorium. 5.3.8 Klachten Klachten moeten worden behandeld in overeenstemming met sectie 4.8 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.9 Controle van niet-conforme testwerkzaamheden 5.3.9.1 Het Laboratorium moet beschikken over beleidslijnen en procedures die geïmplementeerd moeten worden wanneer enig aspect of een resultaat van de uitgevoerde tests niet overeenkomt met de vastgestelde procedures. 5.3.9.2 Documentatie van enige non-conformiteit of afwijking van de procedure of het protocol met betrekking tot het testen van een Staal moet worden bewaard in het permanente dossier van dat Staal. 5.3.10 Verbetering Het Laboratorium moet de doeltreffendheid van zijn beheerssysteem continu verbeteren in overeenstemming met sectie 4.10 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.11 Correctieve actie Er moeten correctieve acties worden ondernomen in overeenstemming met sectie 4.11 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.12 Preventieve actie Er moeten preventieve acties worden ondernomen in overeenstemming met sectie 4.12 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.13 Controle van gegevens 5.3.13.1 Technische gegevens 5.3.13.1.1 Analysegegevens over negatieve Stalen, inclusief documentatie over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium en de endogene steroïdenprofielen, moeten veilig worden bewaard gedurende minstens twee (2) jaar. Analysegegevens over Stalen met onregelmatigheden of over verworpen Stalen moeten veilig worden bewaard gedurende minstens twee (2) jaar. 5.3.13.1.2 Alle analysegegevens over Stalen met een Belastend Analyseresultaat, zoals beschreven in sectie 5.2.5.1.2, moeten veilig worden bewaard gedurende minstens acht (8) jaar. 5.3.13.1.3 De onbewerkte gegevens die alle analyseresultaten ondersteunen moeten veilig worden bewaard gedurende minstens acht (8) jaar. 5.3.14 Interne Audits 5.3.14.1 Interne audits moeten worden gerealiseerd in overeenstemming met sectie 4.14 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.3.14.2 De verantwoordelijkheden voor de interne audits kunnen worden verdeeld onder het personeel, op voorwaarde dat elke Persoon nooit zijn/haar eigen regio controleert. 5.3.15 Beheersherzieningen Beheersherzieningen moeten worden gerealiseerd in overeenstemming met sectie 4.15 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.4 Ondersteuningsprocessen 5.4.1 Algemeen De algemene ondersteuning moet worden voorzien in overeenstemming met de vereisten van de ISO/IEC 17025-norm (sectie 5.0). 5.4.2 Personeel 5.4.2.1 Elke persoon die tewerkgesteld wordt door of onder contract is bij het Laboratorium moet een toegankelijk personeelsdossier hebben met daarin kopieën van het curriculum vitae of het kwalificatieformulier, een functiebeschrijving en gegevens over de initiële en actuele opleiding. Het Laboratorium moet de persoonlijke gegevens met de nodige vertrouwelijkheid behandelen. 5.4.2.2 Alle personeelsleden moeten degelijk op de hoogte zijn van hun verantwoordelijkheden, inclusief de beveiliging van het Laboratorium, de vertrouwelijkheid van de resultaten, de protocols m.b.t. de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium en de standaardwerkwijzen voor elk onderzoek dat ze uitvoeren. 5.4.2.3 Het behoort tot de verantwoordelijkheden van de Directeur van het Laboratorium om te verzekeren dat het personeel van het Laboratorium naar behoren opgeleid is en beschikt over de nodige ervaring om de taken uit te voeren. De goedkeuring en de ondersteunende opleidingsgegevens moeten worden bewaard in het personeelsdossier van de betrokken persoon. 5.4.2.4 Het Laboratorium moet een gekwalificeerde Persoon aanstellen als Directeur van het Laboratorium om de professionele, organisatorische, educatieve en administratieve verantwoordelijkheden op te nemen. De Directeur van het Laboratorium beschikt over de volgende kwalificaties : ? doctor (of gelijkwaardig) in een van de natuurwetenschappen of een opleiding die vergelijkbaar is met een doctorstitel in één van de natuurwetenschappen zoals een wetenschappelijk of medisch diploma met de nodige ervaring of opleiding; ? ervaring en competentie in het analyseren van biologisch materiaal op zoek naar stoffen die gebruikt worden bij doping; ? aangepaste opleiding of ervaring in forensische toepassingen van Dopingcontrole. Men erkent dat de Directeur van het Laboratorium een essentiële rol speelt in de anti-dopingactiviteiten van het Laboratorium en dat de WADA -accreditatie verleend wordt op basis van een dergelijke kwalificatie evenals op basis van de operationele prestaties van het Laboratorium. Het WADA moet onmiddellijk op de hoogte worden gesteld indien een nieuwe Directeur van het Laboratorium wordt aangesteld. Het WADA behoudt zich het recht voor om de referenties van dergelijke aanstellingen te vergelijken met de bovenstaande kwalificaties; ? eventuele personeelswijzigingen in deze functie moeten aan het WADA worden meegedeeld uiterlijk één maand voor de geplande datum waarop de Directeur van het Laboratorium zijn functie neerlegt. Er moet een opvolgingsplan aan het WADA worden bezorgd. 5.4.2.5 Het Laboratorium moet over gekwalificeerd personeel beschikken dat als Certificerende Onderzoeker(s) alle relevante gegevens en de kwaliteitscontroleresultaten kan herzien, en de geldigheid van de testrapporten van het Laboratorium officieel kan bevestigen. De vereiste kwalificaties zijn : ? bachelordiploma in Medische Technologie, Chemie, Biologie of een gerelateerde natuurwetenschap of gelijkwaardig. Een gedocumenteerde ervaring van 8 jaar of meer in een Laboratorium voor Dopingcontrole is gelijkwaardig met een bachelordiploma voor deze functie; ? ervaring in het analyseren van dopingmaterialen in biologische vloeistoffen; ? ervaring in het gebruik van relevante analysetechnieken zoals chromatografie, immuniteitsonderzoek en massaspectrometrische technieken. 5.4.2.6 Het controlepersoneel moet voldoende kennis hebben over de kwaliteitscontroleprocedures inclusief de herziening, de interpretatie en de rapportage van testresultaten, het onderhoud van de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium en de juiste te ondernemen herstellende acties bij analyseproblemen. De vereiste kwalificaties voor controleur zijn : ? bachelordiploma in Medische Technologie, Chemie, Biologie of een gerelateerde natuurwetenschap of gelijkwaardig. Een gedocumenteerde ervaring van 5 jaar of meer in een Laboratorium voor Dopingcontrole is gelijkwaardig met een bachelordiploma voor deze functie; ? ervaring in relevante analysetests inclusief het analyseren van Verboden Stoffen in biologisch materiaal; ? ervaring in het gebruik van analysetechnieken zoals chromatografie, immuniteitsonderzoek en massaspectrometrische technieken; ? bekwaamheid om de conformiteit met systemen inzake kwaliteitsbeheer en processen inzake kwaliteitszorg te verzekeren. 5.4.3 Accommodatie en omgevingsvoorwaarden 5.4.3.1 Milieubeheer 5.4.3.1.1 Aangepaste elektriciteitsbevoorrading aanhouden 5.4.3.1.1.1 Het Laboratorium moet ervoor zorgen dat er een aangepaste elektriciteitsbevoorrading voorhanden is zodat de opgeslagen gegevens niet gecompromitteerd worden. 5.4.3.1.1.2 Alle instrumenten en apparatuur in het Laboratorium die essentieel zijn voor de laboratoriumactiviteiten moeten zodanig worden ondersteund dat de bevoorrading niet onderbroken kan worden. 5.4.3.1.1.3 Het Laboratorium moet beschikken over de nodige beleidslijnen om de integriteit van gekoelde en/of bevroren opgeslagen Stalen te verzekeren indien er een onderbreking in de elektriciteitsbevoorrading zou optreden. 5.4.3.1.2 Het Laboratorium moet beschikken over een schriftelijk veiligheidsbeleid en de naleving van het veiligheidsbeleid van het Laboratorium moet worden opgelegd. 5.4.3.1.3 De opslag en behandeling van gecontroleerde stoffen moet gebeuren conform een risicoanalyse en voldoen aan de geldende nationale wetten. 5.4.3.2 Beveiliging van de faciliteit 5.4.3.2.1 Het Laboratorium moet beschikken over een beleid voor de beveiliging van zijn faciliteiten, uitrusting en systeem tegen ongeoorloofde toegang. Dit kan een dreigingsevaluatie en risicoanalyse omvatten uitgevoerd door expert(s) ter zake. 5.4.3.2.2 In het kwaliteitshandboek of het dreigingsevaluatieplan moeten drie toegangsniveaus worden beschouwd : ? Ontvangstzone. Een eerste controlepunt vanwaar niet-gemachtigde personen begeleid zullen worden door laboratoriumpersoneel; ? Gemeenschappelijke operationele zones; ? Gecontroleerde zones. De toegang tot deze zones moet worden gecontroleerd en er moeten gegevens worden bijgehouden over de toegang door bezoekers. 5.4.3.2.3 Het Laboratorium moet de toegang tot de Gecontroleerde Zones beperken tot enkel de gemachtigde Personen. Een personeelslid moet worden aangesteld als veiligheidsambtenaar die totale kennis en controle heeft over het beveiligingssysteem. 5.4.3.2.4 Niet-gemachtigde Personen moeten in de Gecontroleerde Zones steeds worden begeleid. Een tijdelijke machtiging kan worden verleend aan personen die toegang moeten hebben tot de Gecontroleerde Zones zoals auditteams en personen die bepaalde diensten of herstelwerken uitvoeren. 5.4.3.2.5 Het Laboratorium moet beschikken over een afzonderlijke Gecontroleerde Zone voor de ontvangst van de Stalen en de voorbereiding van de Aliquots. 5.4.3.3 Relocatie van Laboratoriumfaciliteiten Wanneer een Laboratorium permanent of semipermanent moet verhuizen naar een nieuwe ruimte moet uiterlijk drie maanden voor de relocatie aan het WADA een rapport worden bezorgd dat de volgende informatie bevat : ? Beschrijving van de omstandigheden waarom de activiteiten van het Laboratorium moeten verhuizen naar een andere locatie en het verwachte effect op de capaciteiten; ? Data van de relocatie inclusief de datum waarop de activiteiten van de bestaande faciliteit stopgezet worden en de datum waarop de activiteiten van de nieuwe faciliteit starten; ? Datum waarop de nieuwe faciliteiten gecontroleerd zullen worden conform ISO/IEC 17025 (bewijs van doorlopende accreditatie vereist zodra dit verleend is door de Accreditatie-instantie); ? Nieuwe contactgegevens van het Laboratorium; ? Beoordeling van het effect van de relocatie op de activiteiten voor de klanten van het Laboratorium. 5.4.4 Testmethodes en validatie van methodes 5.4.4.1 Selectie van Methodes De standaardmethodes zijn doorgaans niet beschikbaar voor de analyses m.b.t. Dopingcontrole. Het Laboratorium moet methodes ontwikkelen, valideren en documenteren voor de detectie van stoffen die vermeld staan op de Verboden Lijst en van Afbraakproducten of Markers of gerelateerde stoffen.
Merk op dat voor heel wat stoffen de bijbehorende Afbraakproducten gedetecteerd worden, waarbij het metabolisme en de toediening van een Verboden Stof bevestigd worden. De methodes moeten worden geselecteerd en gevalideerd zodat ze geschikt zijn voor het doel. Het WADA moet feedback geven aan de Laboratoria over de geschiktheid van het onderzoeksprincipe. 5.4.4.1.1 Niet-Drempelstoffen Laboratoria zijn niet verplicht om een concentratie aan Niet-Drempelstoffen te meten of te rapporteren.
Het Laboratorium moet in het kader van het methodevalidatieproces aanvaardbare standaarden ontwikkelen voor de identificatie van Verboden Stoffen (zie het Technisch Document m.b.t.
Identificatiecriteria voor Kwaliteitsonderzoeken).
Het Laboratorium moet aantonen dat het in staat is om met succes 100 % te identificeren van de in de tijd representatieve stoffen in de categorie van de Verboden Stoffen op de Minimaal Vereiste Prestatieniveaus (b.v. twintig urinestalen aangevuld tot MRPL). Het Laboratorium moet in de routinepraktijk het gebruik vastleggen van controlestalen die representatieve stoffen op het MRPL bevatten, indien de juiste standaarden beschikbaar zijn. Er kan een Referentieafname worden gebruikt voor de identificatie, en in dergelijke gevallen kan de detectiecapaciteit van de methode worden geraamd door een representatieve stof te beoordelen. 5.4.4.1.2 Drempelstoffen Het Laboratorium moet methodes ontwikkelen die geschikt zijn voor het doel. De methode moet in staat zijn om zowel de relatieve gemiddelde concentratie of ratio van gemeten analysewaarden als de identiteit van de Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers te bepalen.
De bevestigingsonderzoeken voor Drempelstoffen moeten worden uitgevoerd op drie Aliquots. Bij een te kleine hoeveelheid van het Staal voor de analyse van drie Aliquots moet het maximumaantal Aliquots dat voorbereid kan worden, geanalyseerd worden. Beslissingen met betrekking tot een Belastend Analyseresultaat moeten gebaseerd zijn op het gemiddelde van de gemeten concentraties of ratio van gemeten analysewaarden, rekening houdend met de meetonzekerheid bij de dekkingsfactor, k, en een niveau van vertrouwen van 95 %. De rapporten en documentatie moeten waar nodig de gemiddelde concentratie of ratio van gemeten analysewaarden vermelden, inclusief de relevante onzekerheidsgegevens.
Wanneer het gaat om stoffen die endogeen (bv. testosteron, peptidehormonen) en in eender welke concentratie (ook onder de relevante drempels) geproduceerd kunnen worden, is men van oordeel dat het Staal van de Atleet een Verboden Stof bevat en zal het Laboratorium een Belastend Analyseresultaat rapporteren als het op basis van enige betrouwbare analysemethode (b.v. IRMS) kan aantonen dat de Verboden Stof exogeen van oorsprong is. 5.4.4.2 Validatie van Methodes 5.4.4.2.1 Bevestigingsmethodes voor Niet-Drempelstoffen moeten worden gevalideerd. De factoren die onderzocht moeten worden om aan te tonen dat een methode geschikt is voor het doel, omvatten, maar zijn niet beperkt tot : ? Specificiteit. De capaciteit van het onderzoek om enkel de betrokken stof te detecteren moet worden bepaald en gedocumenteerd. Het onderzoek moet in staat zijn om het onderscheid te maken tussen verbindingen van nauw samenhangende structuren; ? Identificatievermogen. Aangezien de resultaten voor Niet-Drempelstoffen niet kwantitatief zijn, moet het Laboratorium criteria bepalen die ervoor zorgen dat een stof die representatief is voor de categorie van Verboden Stoffen herhaaldelijk geïdentificeerd en gedetecteerd kan worden als aanwezig in het Staal op het MRPL; ? Robuustheid. Er moet worden vastgesteld dat de methode gelijkaardige resultaten genereert bij geringe schommelingen in de analysevoorwaarden. Deze voorwaarden die kritiek zijn voor reproduceerbare resultaten, moeten worden gecontroleerd; ? Beïnvloeding. De vereiste voorwaarden om beïnvloeding van de betrokken stof van Staal tot Staal tijdens de verwerking of de instrumentale analyse te vermijden, moeten worden bepaald en geïmplementeerd; ? Matrixinterferentie. De methode moet interferentie vermijden bij het detecteren van Verboden Stoffen of hun Afbraakproducten of Markers aan de hand van componenten van de Staal matrix; ? Standaarden. Er moeten Referentiematerialen worden gebruikt voor identificatie, indien beschikbaar. Als er geen referentiestandaard aanwezig is, kunnen gegevens of een Staal van een gevalideerde Referentieafname worden gebruikt. 5.4.4.2.2 Confirmatiemethodes voor Drempelstoffen moeten worden gevalideerd. De factoren die onderzocht moeten worden om aan te tonen dat een methode geschikt is voor het doel, omvatten, maar zijn niet beperkt tot : ? Specificiteit. De capaciteit van het onderzoek om enkel de betrokken stof te detecteren moet worden bepaald en gedocumenteerd. Het onderzoek moet in staat zijn om het onderscheid te maken tussen verbindingen van nauw samenhangende structuren; ? Tussenliggende Nauwkeurigheid. De methode moet mogelijk maken dat de resultaten op verschillende tijdstippen en met verschillende operatoren die het onderzoek uitvoeren, op een betrouwbare manier herhaald kunnen worden. De Tussenliggende Nauwkeurigheid op de drempelwaarde moet worden vastgelegd; ? Robuustheid. Er moet worden vastgesteld dat de methode gelijkaardige resultaten genereert bij geringe schommelingen in de analysevoorwaarden. Deze voorwaarden die kritiek zijn voor reproduceerbare resultaten, moeten worden gecontroleerd; ? Beïnvloeding. De vereiste voorwaarden om beïnvloeding van de betrokken stof van Staal tot Staal tijdens de verwerking of de instrumentale analyse te vermijden, moeten worden bepaald en geïmplementeerd; ? Matrixinterferentie. De methode moet interferentie vermijden bij het meten van Verboden Stoffen of hun Afbraakproducten of Markers aan de hand van componenten van de Staal matrix; ? Standaarden. Er moeten Referentiematerialen worden gebruikt voor kwantificatie, indien beschikbaar; ? Bepaalbaarheidsgrens (LOQ). Het Laboratorium moet aantonen dat een drempelmethode een vastgestelde LOQ heeft van niet meer dan 50 % van de drempelwaarde voor Drempelstoffen; ? De lineariteit moet worden gedocumenteerd bij 50 % tot 200 % van de drempelwaarde, tenzij anders vastgelegd in een Technisch Document. 5.4.4.3 Raming van onzekerheid van methode In de meeste gevallen is een identificatie van een Verboden Stof, haar Afbraakproducten of Markers voldoende om een Belastend Analyseresultaat te rapporteren. 5.4.4.3.1 Onzekerheid bij identificatie De geschikte analysekenmerken moeten worden gedocumenteerd voor een bijzonder onderzoek. Het Laboratorium moet minstens even nauwgezet als vermeld in het relevante Technische Document criteria vaststellen voor de identificatie van een verbinding. 5.4.4.3.2 Onzekerheid bij vaststelling dat een stof een drempel overschrijdt Het rapporteren van drempelwaarden is bedoeld om vast te stellen dat de Verboden Stof of haar Afbraakproduct(en) of Marker(s) aanwezig zijn in een concentratie/ratio van gemeten analysewaarden die groter is dan de drempelwaarde, rekening houdend met de geldende onzekerheid. De methode, inclusief selectie van standaarden en controles, en de raming van de onzekerheid moeten geschikt zijn voor het doel. 5.4.4.3.2.1 De onzekerheid van de kwantitatieve resultaten, vooral aan de drempelwaarde, moet worden behandeld bij de validatie van het onderzoek. 5.4.4.3.2.2 De uitdrukking van de onzekerheid moet gebruikmaken van de geëxpandeerde onzekerheid middels een dekkingsfactor, k, om een niveau van vertrouwen van 95 % weer te geven. 5.4.4.3.2.3 De onzekerheid kan verder worden behandeld in de Technische Documenten teneinde het doel van de analyse voor specifieke stoffen weer te geven. 5.4.4.4 Controle van gegevens 5.4.4.4.1 Gegevens- en computerbeveiliging 5.4.4.4.1.1 Alle redelijke maatregelen moeten worden getroffen om het stelen en kopiëren van gegevens van computersystemen te vermijden. 5.4.4.4.1.2 De toegang tot computerterminals, computers, servers of andere werkapparatuur moet worden gecontroleerd via fysieke toegang en via meerdere toegangsniveaus die gecontroleerd worden aan de hand van wachtwoorden of andere middelen ter herkenning en identificatie van de werknemers. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot, accountvoorkeuren, codes voor gebruikersidentificatie, schijftoegang en toegangscontrole voor bestanden. 5.4.4.4.1.3 Er moet regelmatig een back-up worden gemaakt van de operationele software en alle bestanden en er moet een actuele kopie worden bewaard in een brand- en waterbestendige omgeving of op een beveiligde locatie buiten de vestiging. 5.4.4.4.1.4 De software moet voorkomen dat resultaten gewijzigd worden, tenzij er een systeem is voor het documenteren van de Persoon die de bewerking doet en die bewerking beperkt kan worden tot gebruikers met het vereiste toegangsniveau. 5.4.4.4.1.5 Alle gegevensinvoeren, registraties van rapportageprocessen en alle wijzigingen aan gerapporteerde gegevens moeten worden vastgelegd met een auditspoor. Dit moet de datum en tijd, behoud van de originele gegevens, reden voor de wijziging van de originele gegevens en de persoon die de taak uitvoert omvatten. 5.4.5 Uitrusting 5.4.5.1 Er moet een Lijst van de beschikbare uitrusting worden opgesteld en bijgehouden. 5.4.5.2 In het kader van een kwaliteitssysteem moet het Laboratorium een programma beheren voor het onderhoud en de ijking van de uitrusting in overeenstemming met sectie 5.5 van de ISO/IEC 17025-norm. 5.4.5.3 Algemene Laboratoriumuitrusting (afzuigtoestellen, centrifuges, verdampers, enz.) die niet gebruikt wordt voor het realiseren van metingen, moet worden onderhouden aan de hand van visuele onderzoeken, veiligheidscontroles en reiniging naargelang dat nodig is. IJkingen zijn enkel vereist wanneer de instelling het testresultaat substantieel kan wijzigen. Er dient een onderhoudsplanning, toch minstens volgens de aanbevelingen van de fabrikant of volgens de plaatselijke voorschriften, indien beschikbaar, te worden opgesteld voor algemene Laboratoriumuitrusting die gebruikt wordt bij de testmethode. 5.4.5.4 Uitrusting of volumetrische apparatuur die gebruikt wordt bij de metingen, moet periodiek een prestatiecontrole ondergaan, evenals onderhoud, reiniging en herstelling. 5.4.5.5 Gekwalificeerde onderaannemers mogen worden ingezet voor het onderhoud, de instandhouding en de herstelling van de meetapparatuur. 5.4.5.6 Alle onderhouds-, instandhoudings- en herstelwerkzaamheden aan de apparatuur moeten worden gedocumenteerd. 5.4.6 Opspoorbaarheid van metingen 5.4.6.1 Referentiematerialen Wanneer beschikbaar moet een referentiedrug of Afbraakproduct(en) van een drug worden gebruikt die traceerbaar is/zijn volgens een nationale standaard of gecertificeerd is door een erkende instantie zoals USP, BP, Ph.Eur. of WHO. Er moet minstens een analyserapport worden opgesteld.
Wanneer een Referentiemateriaal niet gecertificeerd is, moet het Laboratorium de identiteit en zuiverheid ervan controleren via vergelijking met gepubliceerde gegevens of via chemische typering. 5.4.6.2 Referentieafnames Een Staal afname of geïsoleerde stof kan worden verkregen van een biologische matrix volgend op een authentieke en controleerbare toediening van een Verboden Stof of Verboden Methode, op voorwaarde dat de analysegegevens volstaan om de identiteit van de relevante chromatografische piek te rechtvaardigen of te isoleren als een Verboden Stof of Afbraakproduct van een Verboden Stof of Marker van een Verboden Stof of Verboden Methode. 5.4.7 De kwaliteit van de testresultaten garanderen 5.4.7.1 Het Laboratorium moet deelnemen aan het EQAS van het WADA. 5.4.7.2 Het Laboratorium moet beschikken over een kwaliteitscontrolesysteem, inclusief de voorlegging van blinde stalen voor kwaliteitscontrole die het volledige bereik van het analyseproces onderzoekt (b.v. ontvangst van het Staal en catalogisering via resultatenrapportage). 5.4.7.3 De analyseprestaties moeten worden gecontroleerd aan de hand van schema's voor kwaliteitscontrole die aangepast zijn aan het type en de frequentie van de tests die uitgevoerd worden door het Laboratorium. Het aanbod moet de volgende kwaliteitscontroleactiviteiten omvatten : ? positieve en negatieve controles geanalyseerd tijdens dezelfde analysereeks als het Staal met het Vermoedelijk Analyseresultaat; ? het gebruik van gedeutereerde of andere interne standaarden of standaardadditie; ? vergelijking van massaspectra of ionratio's van een geselecteerde ioncontrole (SIM) op een Staal van een Referentiemateriaal of een Referentieafname dat geanalyseerd wordt tijdens dezelfde analysereeks; ? bevestiging van de « A »- en « B »-Gesplitste Stalen ; ? bij Drempelwaarden moeten kwaliteitscontroletabellen worden gebruikt die verwijzen naar aangepaste controlelimieten naargelang van de gebruikte analysemethode (b.v. ca. 10 % van de streefwaarde; ca. 3SD); ? de kwaliteitscontroleprocedures moeten worden gedocumenteerd door het Laboratorium. 6.0 Toepassing van ISO/IEC 17025 met het oog op de Analyse van Bloedstalen voor Dopingcontrole 6.1 Inleiding en werkkader Deze sectie van het document is bedoeld als een toepassing zoals beschreven in bijlage B.4 (Richtlijnen voor het vastleggen van applicaties voor specifieke gebieden) van ISO/IEC 17025 op het vlak van de Dopingcontrole. Elk aspect van de tests of het beheer dat niet specifiek besproken wordt in dit document, valt onder ISO/IEC 17025.
De toepassing concentreert zich op de specifieke onderdelen van de procedure die van kritiek belang zijn voor de kwaliteit van de prestaties van het laboratorium als een door het WADA geaccrediteerd Laboratorium. Vandaar dat deze onderdelen omschreven worden als substantieel voor de evaluatie- en accreditatieprocedure.
Deze sectie beschrijft de specifieke prestatiestandaarden voor een door het WADA geaccrediteerd Laboratorium. Het uitvoeren van de tests wordt beschouwd als een proces dat kadert binnen de definities van ISO 17000. Prestatiestandaarden worden gedefinieerd in overeenstemming met een procesmodel waarin de activiteiten van het Laboratorium opgedeeld worden in drie belangrijke procescategorieën : ? analyse- en technische processen; ? beheersprocessen; ? ondersteunende processen.
Telkens waar dat mogelijk is, zal de toepassing het formaat van het ISO/IEC 17025-document volgen. De concepten van het kwaliteitsbeheersysteem, continue verbetering en klantentevredenheid, zijn toegevoegd. In sommige omstandigheden kunnen metingen van bloedparameters worden uitgevoerd in overeenstemming met ISO 15189. 6.2 Analyse- en technische processen 6.2.1 Ontvangst van de Stalen 6.2.1.1 De Stalen kunnen worden ontvangen op elke manier die aanvaard wordt binnen de concepten van de Internationale Standaard voor Tests. 6.2.1.2 Het transportrecipiënt zal eerst worden gecontroleerd en eventuele onregelmatigheden vastgelegd. 6.2.1.3 De overdracht van de Stalen door de koerier of de andere persoon die de Stalen levert, moet worden gedocumenteerd aan de hand van minstens de datum, het tijdstip van ontvangst en de naam en handtekening van het representatieve Laboratorium dat de Stalen in ontvangst neemt. Deze informatie zal worden opgenomen in het dossier Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 6.2.2 Behandeling en Bewaring van de Stalen 6.2.2.1 Het Laboratorium moet beschikken over een systeem waarmee het de Stalen op een unieke manier kan definiëren en elk Staal kan linken aan het afnamedocument of enige andere externe bewakingsketen. 6.2.2.2 Het Laboratorium moet beschikken over procedures m.b.t. een Interne Bewakingsketen van het Laboratorium om de controle over en de verantwoordelijkheid voor de Stalen te kunnen behouden, vanaf de ontvangst tot en met het laatste gebruik van de Stalen. De procedures moeten de concepten omvatten die beschreven worden in het geldende Technische Document van het WADA over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 6.2.2.3 Het Laboratorium moet de bestaande omstandigheden ten tijde van de ontvangst, die de integriteit van het Staal nadelig kunnen beïnvloeden, vaststellen en documenteren. Mogelijke onregelmatigheden opgetekend door het Laboratorium zijn, maar zijn niet beperkt tot : ? er is duidelijk gefraudeerd met het Staal ; ? het Staal is niet verzegeld met een fraudebestendig middel of niet verzegeld bij ontvangst; ? er zit geen afnameformulier (met identificatiecode van het Staal ) bij het Staal of er werd een blanco formulier samen met het Staal geleverd; ? de identificatie van het Staal is niet aanvaardbaar. Bv. : het nummer op het flesje komt niet overeen met het identificatienummer van het Staal op het formulier; ? de hoeveelheid van het Staal is te klein om het gevraagde testmenu te doorlopen; ? de omstandigheden waarin het Staal vervoerd is, volstaan niet om de integriteit van het Staal voor anti-dopinganalyse te bewaren. 6.2.2.4 Het Laboratorium moet instructies geven en vragen aan de Testinstantie met betrekking tot het verwerpen en testen van Stalen waarvoor onregelmatigheden zijn opgetekend (b.v. een bloedstaal dat verzonden werd voor bloedtransfusietests is gestold). Indien er een overeenkomst bestaat tussen de Testinstantie en het Laboratorium die de criteria vastlegt voor het verwerpen van Stalen, moet dit worden gedocumenteerd. 6.2.2.5 Stalen waarvoor enkel op serum/plasmafracties (niet op cellulaire componenten) tests moeten worden uitgevoerd De Stalen moeten onmiddellijk na ontvangst in het Laboratorium gecentrifugeerd worden om de serum- of plasmafractie te bekomen.
Wanneer ze kort na het centrifugeren (binnen 48 uur) geanalyseerd worden, mogen de Stalen en/of de Aliquots gekoeld opgeslagen worden bij een temperatuur van ongeveer 4 graden Celsius tot ze geanalyseerd kunnen worden. Voor analyses op langere termijn moeten de Stalen bevroren worden in overeenstemming met de vastgelegde protocollen en mogen ze pas voorafgaand aan de analyse ontdooid worden. In alle omstandigheden moet het Laboratorium de nodige maatregelen treffen om de integriteit van het Staal te garanderen. Het Laboratorium moet de « A »- en « B »-Stalen met of zonder Belastend Analyseresultaat bewaren gedurende minstens drie (3) maanden nadat de Testinstantie het definitieve analyserapport (« A »- of « B »-Staal ) ontvangen heeft.
De Stalen moeten in bevroren toestand in aangepaste omstandigheden worden bewaard. Stalen met onregelmatigheden moeten in aangepaste omstandigheden worden bewaard gedurende minimaal drie (3) maanden nadat het rapport aan de Testinstantie is bezorgd.
Na de geldende opslagperiode die kan variëren van minimaal drie (3) maanden tot maximaal acht (8) jaar indien en zoals verzocht door de Testinstantie, moet het Laboratorium de Stalen ofwel anonimiseren voor onderzoeksdoeleinden (met de nodige toestemming van de Atleet ), of ze vernietigen. Stalen die gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden moeten worden ontdaan van alle mogelijke identificatiegegevens of worden overgebracht in een anoniem recipiënt zodat ze niet langer getraceerd kunnen worden naar een bepaalde Atleet. De vernietiging van de Stalen moet gebeuren en worden vastgelegd conform de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 6.2.2.6 Stalen die bestaan uit volbloed of bloedfracties waarvoor tests op cellulaire componenten uitgevoerd moeten worden : Wanneer de Stalen kort na ontvangst geanalyseerd zullen worden, moeten ze opgeslagen worden bij een temperatuur van ongeveer 4 °C zodra dit praktisch haalbaar is nadat Aliquots zijn genomen voor analyse. Is het noodzakelijk om de analyse uit te stellen, dan moeten de Stalen bij ontvangst worden opgeslagen bij een temperatuur van ongeveer 4 °C en binnen 48 uur worden geanalyseerd. Zodra dit praktisch haalbaar is nadat Aliquots zijn genomen voor analyse, moeten de Stalen opnieuw worden opgeslagen bij een temperatuur van ongeveer 4 °C. In alle omstandigheden moet het Laboratorium de nodige maatregelen treffen om de integriteit van het Staal te garanderen. Het Laboratorium moet de « A »- en « B »-Stalen met of zonder Belastend Analyseresultaat bewaren gedurende minstens één (1) maand nadat de Testinstantie het definitieve analyserapport (« A »- of « B »-Staal ) ontvangen heeft.
Stalen met onregelmatigheden moeten in aangepaste omstandigheden worden bewaard gedurende minimaal één (1) maand nadat het rapport aan de Testinstantie is bezorgd.
Na de geldende opslagperiode die één (1) maand kan duren, of langer indien gevraagd door de Testinstantie, moet het Laboratorium de Stalen ofwel anonimiseren voor onderzoeksdoeleinden (met de nodige toestemming van de Atleet ), of ze vernietigen. Stalen die gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden moeten worden ontdaan van alle mogelijke identificatiegegevens of worden overgebracht in een anoniem recipiënt zodat ze niet langer getraceerd kunnen worden naar een bepaalde Atleet. De vernietiging van de Stalen moet gebeuren en worden vastgelegd conform de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 6.2.2.7 Als het Laboratorium door de Testinstantie op de hoogte is gebracht van het feit dat de analyse van een Staal aangevochten wordt, moet het Staal in aangepaste omstandigheden worden opgeslagen en moeten alle gegevens met betrekking tot de Test van het bewuste Staal worden bewaard tot de betwistingen behandeld zijn. 6.2.2.8 Het Laboratorium moet een beleid aanhouden m.b.t. het behoud, de vrijgave en de vernietiging van de Stalen en Aliquots. 6.2.2.9 Het Laboratorium moet bewakingsinformatie bijhouden over de overbrenging van de Stalen of gedeelten ervan naar een ander Laboratorium. 6.2.2.10 In gevallen waarbij zowel de « A »- als de « B »-Stalen geanalyseerd zijn in het kader van de anti-dopingprocedure en geleid hebben tot een maximale sanctie voor de Atleet, moet het Laboratorium de Stalen ofwel anonimiseren voor onderzoeksdoeleinden (met de nodige toestemming van de Atleet ), of ze vernietigen. Stalen die gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden moeten worden ontdaan van alle mogelijke identificatiegegevens of worden overgebracht in een anoniem recipiënt zodat ze niet langer getraceerd kunnen worden naar een bepaalde Atleet. De vernietiging van de Stalen moet gebeuren en worden vastgelegd conform de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium. 6.2.2.11 Opnieuw verzegelen van Stalen met het oog op langdurige opslag en nieuwe tests Voor het opnieuw verzegelen van Stalen met het oog op nieuwe tests in de toekomst verwijzen wij naar sectie 5.2.2.12 van de ISL. 6.2.3 Steekproef en Voorbereiding van Aliquots voor Analyse Voor de steekproef en voorbereiding van Aliquots voor analyse verwijzen wij naar sectie 5.2.3 van de ISL. 6.2.4 Analysetests 6.2.4.1 Initiële Testprocedure voor bloed 6.2.4.1.1 De Initiële Testprocedure(s) moet(en) Verboden Stof(fen) of Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode detecteren voor alle stoffen vermeld op de Verboden Lijst waarvoor er een geschikte methode bestaat. Het WADA kan in deze sectie specifieke uitzonderingen opstellen voor gespecialiseerde technieken waarvan niet vereist is dat ze kaderen binnen het accreditatiebereik van alle Laboratoria. 6.2.4.1.2 De Initiële Testprocedure moet worden uitgevoerd via een geschikte methode voor de geteste Verboden Stof of Verboden Methode.
Een kenmerk van de Initiële Testprocedure is dat ze informatie vergaart over de potentiële aanwezigheid van Verboden Stof(fen) of Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode. De resultaten van de Initiële Testprocedures kunnen worden opgenomen in het kader van longitudinale onderzoeken, op voorwaarde dat de methode correct gevalideerd is. 6.2.4.1.3 Alle batches die aan de Initiële Testprocedure onderworpen worden, moeten naast de geteste Stalen ook gepaste negatieve en positieve controles omvatten. 6.2.4.1.4 Het is niet vereist dat de resultaten van de Initiële Testprocedure rekening houden met de onzekerheid van de metingen. 6.2.4.2 Bevestigingsprocedure voor bloed Alle Bevestigingsprocedures moeten worden gedocumenteerd. De Bevestigingsprocedure heeft als doel bijkomende informatie te verzamelen ter ondersteuning van een Belastend Analyseresultaat. 6.2.4.2.1 Bevestiging van « A »-Staal 6.2.4.2.1.1 Een Vermoedelijk Analyseresultaat uit een Initiële Testprocedure naar een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode moet bevestigd worden met behulp van een bijkomend Aliquot of bijkomende Aliquots van het originele « A »-Staal. 6.2.4.2.1.2 Immuniteitsonderzoeken die toegepast worden voor de Initiële Testprocedures en de Bevestigingsprocedures moeten gebruikmaken van antilichamen die verschillende epitopen van de geanalyseerde macromolecule herkennen, behalve indien vóór de toepassing van het immuniteitsonderzoek ter bevestiging van het « A »-Staal een correct gevalideerde zuiverings- of scheidingsmethode wordt geïntegreerd in de bevestigingsmethode om de mogelijke kruisreactie te elimineren.
Bij onderzoeken waarin meerdere antilichamen voorkomen (zoals sandwich-immuniteitsonderzoeken), moet slechts één van de antilichamen (hetzij vangst hetzij detectie) die gebruikt worden in de immuniteitsonderzoeken die toegepast worden voor de Initiële Testprocedures en de Bevestigingsprocedures een verschillende specificiteit opleveren voor antigene epitoop. Het andere antilichaam kan worden gebruikt in beide immuniteitsonderzoeken.
Bij peptide/eiwitanalieten die te klein zijn om twee onafhankelijke epitopen te hebben, moeten twee verschillende zuiveringsmethodes of twee verschillende analysemethodes worden toegepast.
Multiplex immuniteitsonderzoeken, proteïnechips en gelijkaardige gelijktijdige testmethodes voor meerdere analieten kunnen worden gebruikt. De Initiële Testprocedures en Bevestigingsprocedures kunnen gelijktijdig worden gerealiseerd op basis van hetzelfde Aliquot, ook al is het vereist dat de test herhaald kan worden zoals beschreven in sectie 6.2.4.2.1.1 en dat voldaan is aan dezelfde voorafgaande voorwaarden zoals hierboven beschreven voor onderzoek naar antilichaamspecificiteit of methoden voor zuivering of scheiding. 6.2.4.2.1.3 Antilichamen kunnen ook worden gebruikt voor specifieke identificatie van celcomponenten en andere cellulaire kenmerken.
Wanneer de test bedoeld is om populaties van bloedbestanddelen te identificeren, vervangt de detectie van meerdere Markers op de cellen als criteria voor een Belastend Analyseresultaat de vereiste voor twee antilichamen die verschillende antigene epitopen herkennen.
Opm. : een voorbeeld hiervan is de detectie van oppervlaktemarkers op rode bloedcellen (RBC's) met behulp van doorstroomcytometrie. De doorstroomcytometer wordt ingesteld om selectief RBC's te herkennen.
De aanwezigheid op de RBC van meer dan een oppervlaktemarker (zoals bepaald door antilichaamidentificatie) als een criterium voor een Belastend Analyseresultaat kan worden gebruikt als een alternatief voor meerdere antilichamen bij dezelfde Marker. 6.2.4.2.1.4 Het Laboratorium moet beschikken over een beleid om die omstandigheden te definiëren waarin de Bevestigingsprocedure voor een « A »-Staal herhaald kan worden (bv. mislukte controle van batchkwaliteit) en het eerste testresultaat nietig kan worden verklaard. Elke herhalingsbevestiging moet worden gedocumenteerd en aangevuld met een nieuw Aliquot van het « A »-Staal. 6.2.4.2.1.5 Indien meer dan een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode geïdentificeerd worden door de Initiële Testprocedures, moet het Laboratorium zoveel mogelijk Vermoedelijke Analyseresultaten bevestigen. De beslissing over het prioriteren van de bevestiging(en) moet worden genomen om prioriteit te geven aan niet-gespecificeerde stoffen. Deze beslissing moet worden genomen samen met de Testinstantie en moet worden gedocumenteerd. 6.2.4.2.1.6 De gemiddelde waarde van de resultaten van drie Aliquots voor het « A »-Staal resultaat voor Drempelstoffen min de waarde van de meetonzekerheid bepaald door het Laboratorium moet de relevante Drempel overschrijden. Bij een onvoldoende hoeveelheid van het Staal voor de analyse van drie Aliquots moet het maximumaantal Aliquots dat voorbereid kan worden, geanalyseerd worden. Beslissingen met betrekking tot een Belastend Analyseresultaat moeten gebaseerd zijn op het gemiddelde van de gemeten concentraties of ratio's van gemeten analysewaarden (bv. concentraties, piekhoogten of piekoppervlakken van een chromatogram, enz.), rekening houdend met de meetonzekerheid bij de dekkingsfactor, k, en een niveau van vertrouwen van 95 %. De rapporten en de documentatie moeten de gemiddelde concentratie met de bijbehorende onzekerheid vermelden. 6.2.4.2.2 Bevestiging van « B »-Staal 6.2.4.2.2.1 Stalen die bestaan uit plasma, serum of andere bloedfracties waarvoor geen tests op cellulaire componenten uitgevoerd moeten worden : wanneer bevestiging wordt gevraagd van een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) van een Verboden Stof of Marker(s) die wijzen op het Gebruik van een Verboden Stof of Verboden Methode in het « B »-Staal, moet de analyse van het « B »-Staal zo snel mogelijk en uiterlijk zeven (7) werkdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving door het Laboratorium van een Belastend Analyseresultaat in het « A »-Staal worden uitgevoerd.
Stalen die bestaan uit volbloed of bloedfracties waarvoor tests op cellulaire componenten uitgevoerd moeten worden : voor de bevestiging van een « B »-Staal in volbloed of een bloedfractie met enkel bloedcellen moet de analyse van het « B »-Staal uiterlijk zeven (7) werkdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving door het Laboratorium van een Belastend Analyseresultaat in het « A »-Staal worden uitgevoerd.
Als het Laboratorium om technische of logistieke redenen niet in staat is om de « B »-analyse binnen dit tijdsbestek uit te voeren, zal dit niet worden beschouwd als een afwijking van de ISL die de analyseprocedure en de analyseresultaten ongeldig kan maken.
Het Laboratorium moet te werk gaan zoals hierboven beschreven, behalve indien het binnen de periode van zeven (7) werkdagen op de hoogte is gebracht van het feit dat de Atleet afstand doet van zijn/haar recht op de bevestigingsanalyse van het « B »-Staal en de resultaten van de bevestigingsanalyse van het « A »-Staal aanvaardt. 6.2.4.2.2.2 De bevestiging van het « B »-Staal moet worden uitgevoerd in hetzelfde Laboratorium als de bevestiging van het « A »-Staal. 6.2.4.2.2.3 Als de bevestiging van het « B »-Staal negatief blijkt, moet de volledige test beschouwd worden als negatief. 6.2.4.2.2.4 Bij exogene Drempelstoffen moeten de resultaten van het « B »-Staal enkel de identificatie van het Belastende Analyseresultaat in het « A »-Staal als geldig bevestigen. 6.2.4.2.2.5 Bij endogene Drempelstoffen moet de gemiddelde waarde van de resultaten van drie Aliquots voor het « B »-Staal resultaat min de waarde van de geraamde meetonzekerheid bepaald door het Laboratorium de relevante Drempel overschrijden. Beslissingen met betrekking tot een Belastend Analyseresultaat moeten gebaseerd zijn op het gemiddelde van de gemeten concentraties of ratio van gemeten analysewaarden, rekening houdend met de meetonzekerheid bij de dekkingsfactor, k, en een niveau van vertrouwen van 95%. Bij een te kleine hoeveelheid van het Staal voor de analyse van drie Aliquots moet het maximumaantal Aliquots dat voorbereid kan worden, geanalyseerd worden. 6.2.4.2.2.6 De Atleet en/of diens vertegenwoordiger, een vertegenwoordiger van de entiteit die verantwoordelijk is voor de afname van het Staal of het beheer van de resultaten, een verantwoordelijke van het Nationaal Olympisch Comité, de Nationale Sportfederatie, de Internationale Federatie, en een vertaler moeten gemachtigd zijn om de bevestiging van het « B »-Staal bij te wonen.
Als de Atleet laat weten dat hij daarbij niet aanwezig wenst te zijn of als de vertegenwoordiger van de Atleet niet reageert op de uitnodiging of als de Atleet of diens vertegenwoordiger steeds weer beweert niet beschikbaar te zijn op de datum van opening, ondanks redelijke pogingen van het Laboratorium om zich aan te passen qua data, en dit gedurende een periode van maximaal 7 werkdagen, zal de Testinstantie of het Laboratorium toch overgaan tot de opening en een onafhankelijke getuige aanduiden die moet controleren dat de recipiënt met het « B »-Staal geen sporen van Fraude vertoont en dat de identificatienummers overeenkomen met de nummers op het afnamedocument. Minstens de Directeur van het Laboratorium of diens vertegenwoordiger en de Atleet of diens vertegenwoordiger of de onafhankelijke getuige moeten de documentatie van het Laboratorium die het bovenstaande bewijst, ondertekenen.
De Directeur van het Laboratorium kan het aantal personen dat wordt toegelaten in de Gecontroleerde Zones van het Laboratorium beperken uit veiligheidsoverwegingen.
De Directeur van het Laboratorium kan elke Atleet of vertegenwoordiger die zich moeit met de testprocedure verwijderen of laten verwijderen door de vereiste autoriteit. Elk gedrag dat leidt tot een verwijdering zal worden gerapporteerd aan de Testinstantie en kan worden beschouwd als een inbreuk op de anti-dopingregel in overeenstemming met artikel 2.5 van de Code, « Fraude of Poging tot fraude in enig onderdeel van de Dopingcontrole ». 6.2.4.2.2.7 Aliquots afgenomen voor de Bevestigingsprocedure van het « B »-Staal moeten worden afgenomen van het originele « B »-Staal. Wij verwijzen naar het punt 5.2.4.3.2.7 in het gedeelte over de urinestalen. 6.2.4.2.2.8 Het Laboratorium moet beschikken over een beleid om die omstandigheden te definiëren waarin de bevestigingstest van het « B »-Staal herhaald kan worden (bv. mislukte controle van batchkwaliteit) en het eerste testresultaat nietig kan worden verklaard. Elke herhalingsbevestiging moet worden uitgevoerd op een nieuw Aliquot van het « B »-Staal, gevolgd door nieuwe controles. 6.2.4.2.2.9 Als de bevestiging van het « B »-Staal negatief blijkt, moet het Staal worden beschouwd als negatief en moeten de Testinstantie, het WADA en de Internationale Federatie op de hoogte worden gebracht van het nieuwe analyseresultaat. 6.2.4.3 Alternatieve biologische matrices Alle testresultaten verkregen op basis van haar, nagels, mondvloeistof of ander biologisch materiaal mogen niet worden gebruikt om Belastende Analyseresultaten verkregen op basis van bloedstalen te weerleggen. 6.2.5 Resultatenbeheer 6.2.5.1 Herziening van resultaten 6.2.5.1.1 Een minimum van twee certificerende onderzoekers moet onafhankelijk alle Belastende Analyseresultaten herzien vooraleer een rapport wordt opgesteld. Het herzieningsproces moet worden vastgelegd. 6.2.5.1.2 De herziening moet minimaal het volgende omvatten : ? Documentatie over de Interne Bewakingsketen van het Laboratorium; ? Geldigheid van de initiële analysetests en de bevestigende gegevens en berekeningen; ? Gegevens m.b.t. kwaliteitscontrole; ? Volledigheid van de documentatie ter ondersteuning van de gerapporteerde analyseresultaten. 6.2.5.1.3 Wanneer een Belastend Analyseresultaat verworpen wordt, moet(en) de reden(en) daarvoor worden vastgelegd. 6.2.6 Documentatie en rapportage 6.2.6.1 Het Laboratorium moet beschikken over gedocumenteerde procedures om te verzekeren dat het een gecoördineerd verslag bijhoudt over elk geanalyseerd Staal. Bij een Belastend Analyseresultaat moet het verslag de nodige gegevens bevatten ter ondersteuning van de gerapporteerde conclusies (zoals vermeld in het Technisch Document, de Documentatiepakketten van het Laboratorium). Algemeen genomen moet het verslag zodanig opgesteld zijn dat bij afwezigheid van de analist een andere bevoegde analist kan evalueren welke tests uitgevoerd zijn en de gegevens kan interpreteren. 6.2.6.2 Voor elke stap in de testprocedure moet getraceerd kunnen worden welk personeelslid de stap heeft uitgevoerd. 6.2.6.3 Belangrijke afwijkingen van de schriftelijke procedure moeten worden gedocumenteerd in het verslag (bv. aantekening voor het verslag). 6.2.6.4 Wanneer analyses met behulp van instrumenten worden uitgevoerd, moeten de operationele parameters voor elke sequentie worden opgenomen in het verslag. 6.2.6.5 De resultaten van het « A »-Staal moeten binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van het Staal worden gerapporteerd. De vereiste rapportagetijd voor specifieke Wedstrijden kan aanzienlijk korter zijn dan tien (10) dagen. De rapportagetijd kan worden gewijzigd via een overeenkomst tussen het Laboratorium en de Testinstantie. 6.2.6.6 Een enkel, afzonderlijk Testrapport moet worden opgesteld ter documentatie van de Belastende Analyseresultaten van één enkel Staal.
Het Testrapport van het Laboratorium moet, naast de items vermeld in ISO/IEC 17025, ook het volgende omvatten : ? identificatienummer van het Staal van de klant; ? identificatienummer van het Laboratorium; ? soort test (Buiten Wedstrijdverband / Binnen Wedstrijdverband ); ? sport en/of discipline; ? naam van de Wedstrijd en/of referentiecode van de klant (b.v. ADAMS testmissiecode), indien voorhanden; ? en sport en/of discipline; ? datum van ontvangst van het Staal ; ? datum van het rapport; ? geslacht van de Atleet ; ? soort Staal (urine, bloed, enz.); ? testresultaten (voor Drempelstoffen moeten de gemiddelde waarde, eenheden, onzekerheidsgegevens en rapportagedrempel worden toegevoegd); ? handtekening van de gemachtigde persoon; ? andere informatie zoals gespecificeerd door de Testinstantie of het WADA. Minstens de identificatie en de door het Laboratorium geleverde informatie over de soort test, de sport/discipline, de testresultaten (inclusief commentaren/meningen) en de klant aan wie het rapport gestuurd wordt, moeten ook in het Engels in het testrapport worden vermeld. 6.2.6.7 Het Laboratorium is niet verplicht om een concentratie van Verboden Stoffen voor een niet-drempelanaliet in bloedstalen te meten of te rapporteren. Het Laboratorium moet verslag uitbrengen over de eigenlijke Verboden Stof(fen), Afbraakproduct(en) van Verboden Stof(fen) of Verboden Methode(s) of Marker(s) die gedetecteerd worden in het bloedstaal.
Bij Drempelstoffen in bloedstalen moet het rapport van het Laboratorium vaststellen dat de Verboden Stof of haar Afbraakproduct(en) of Marker(s) van een Verboden Methode aanwezig is in een concentratie en/of ratio van gemeten analysewaarden die groter is dan de drempelconcentratie (rekening houdend met de waarde van de meetonzekerheid voor de bevestiging van het « A »-Staal en ook de bevestiging van het « B »-Staal inzake Drempelstoffen). Hierdoor kan men concluderen dat de concentratie en/of ratio van gemeten analysewaarden in het Staal de drempelwaarde overschrijdt. De geraamde waarde van de meetonzekerheid moet worden opgenomen in het Testrapport en in de Documentatiepakketten van het Laboratorium, indien die er zijn. 6.2.6.8 Het Laboratorium moet het resultaat (de resultaten) in het Testrapport kwalificeren als een Belastend Analyseresultaat of « Geen Verboden Stof(fen) gedetecteerd in testmenu ». 6.2.6.9 Het Laboratorium moet over een beleid beschikken met betrekking tot het bekendmaken van meningen en de interpretatie van gegevens. Een mening of interpretatie kan worden toegevoegd aan het Testrapport, op voorwaarde dat de mening of interpretatie duidelijk als dusdanig geïdentificeerd is. De grond waarop de mening is geformuleerd, moet worden gedocumenteerd.
Opm. : een mening of interpretatie kan bestaan uit, maar is niet beperkt tot, aanbevelingen over hoe de resultaten gebruikt kunnen worden, informatie m.b.t. de farmacologie, het metabolisme en de farmacokinetica van een stof, en of een geobserveerd resultaat consequent is met een reeks gerapporteerde omstandigheden. 6.2.6.10 Naast het rapport voor de Testinstantie moet het Laboratorium tegelijkertijd ook eventuele Belastende Analyseresultaten (« A »- en « B »-resultaten) rapporteren aan het WADA en aan de verantwoordelijke Internationale Federatie (en/of aan de eigenaar van het Evenement indien het gaat om een Belangrijk Internationaal Evenement ). Indien de sport of het Evenement niet gelinkt is aan een Internationale Federatie (bv. professionele liga's, Universiteits- en collegesporten), moet het Laboratorium Belastende Analyseresultaten rapporteren aan de Testinstantie en aan het WADA. Elke rapportage moet gebeuren in overeenstemming met de vereisten inzake vertrouwelijkheid van de Code. 6.2.6.11 Het Laboratorium zal per kwartaal aan het WADA, in een formaat gespecificeerd door het WADA, een overzicht bezorgen van de resultaten van alle uitgevoerde tests. Daarin zal geen informatie te vinden zijn die een Atleet kan linken aan een individueel resultaat.
Het rapport zal ook een lijst bevatten van eventuele Stalen die verworpen werden voor de tests met vermelding van de reden voor de verwerping.
Wanneer het clearinghuis (ADAMS) geïmplementeerd is, moet het Laboratorium gelijktijdig aan het WADA alle informatie meedelen die aan de Testinstantie werd meegedeeld, conform de vereisten vermeld in sectie 6.2.6.6, in plaats van de bovenstaande paragraaf. De informatie zal worden gebruikt om overzichtsrapporten op te stellen. 6.2.6.12 Het Laboratorium moet het documentatiepakket op aanvraag enkel bezorgen aan de relevante instantie die instaat voor het resultatenbeheer, en dit binnen 10 werkdagen na de aanvraag. De Laboratoriumdocumentatiepakketten moeten in overeenstemming zijn met het Technisch Document van het WADA over Laboratoriumdocumentatiepakketten. 6.2.6.13 De vertrouwelijkheid van de Atleet moet een hoofdbekommernis zijn voor alle Laboratoria die betrokken zijn bij gevallen van Dopingcontrole. 6.2.6.13.1 Informatieaanvragen van de Testinstantie moeten schriftelijk aan de Laboratoria worden gericht. 6.2.6.13.2 Belastende Analyseresultaten worden niet telefonisch meegedeeld. 6.2.6.13.3 Informatie die verzonden wordt per fax, kan worden aanvaard indien de beveiliging van het ontvangende faxtoestel gecontroleerd is en procedures zijn ingevoerd om te verzekeren dat de fax naar het juiste faxnummer wordt verzonden. 6.2.6.13.4 Ongecodeerde e-mail is niet toegelaten voor enige rapportage of bespreking van Belastende Analyseresultaten indien de Atleet geïdentificeerd kan worden of indien de e-mail enige informatie over de Atleet bevat. 6.2.6.13.5 Het Laboratorium moet ook alle informatie verschaffen die aangevraagd wordt door het WADA in verband met het Monitoringprogramma zoals vermeld in artikel 4.5 van de Code. 6.3 Processen inzake kwaliteitsbeheer Voor de beheersvereisten voor het Laboratorium verwijzen wij naar sectie 5.3 van de ISL. 6.4 Ondersteuningsprocessen Tenzij hieronder gewijzigd verwijzen wij voor de ondersteuningsvereisten voor het Laboratorium naar sectie 5.4 van de ISL. Daardoor is de onderstaande nummering ook niet logisch opeenvolgend, maar werden enkel die secties overgenomen waarin wijzigingen zijn aangebracht tegenover sectie 5.4. 6.4.4 Testmethodes en validatie van methodes 6.4.4.1 Selectie van Methodes De standaardmethodes zijn doorgaans niet beschikbaar voor de analyses m.b.t. Dopingcontrole. Het Laboratorium moet methodes ontwikkelen, valideren en documenteren voor de detectie van stoffen die vermeld staan op de Verboden Lijst en van Afbraakproducten of Markers of gerelateerde stoffen. Merk op dat voor heel wat stoffen de bijbehorende Afbraakproducten gedetecteerd worden, waarbij het metabolisme en de toediening van een Verboden Stof bevestigd worden.
De methodes moeten worden geselecteerd en gevalideerd zodat ze geschikt zijn voor het doel. Het WADA moet feedback geven aan de Laboratoria over de geschiktheid van het onderzoeksprincipe.
Voor Niet-Drempelstoffen verwijzen wij naar sectie 5.4.4.1.1.
Voor Drempelstoffen verwijzen wij naar sectie 5.4.4.1.2. 6.4.4.2 Validatie van Methodes Voor Niet-Drempelstoffen verwijzen wij naar sectie 5.4.4.2.1.
Voor Drempelstoffen verwijzen wij naar sectie 5.4.4.2.2. 6.4.4.3 Raming van onzekerheid van methode Waar van toepassing, moet het Laboratorium de meetonzekerheid ramen. 6.4.4.3.1 Onzekerheid bij identificatie De geschikte analysekenmerken moeten worden gedocumenteerd voor een bijzonder onderzoek. Het Laboratorium moet criteria vaststellen voor de identificatie van een verbinding. 6.4.4.3.2 Onzekerheid bij vaststelling dat een stof een drempel overschrijdt Het rapporteren van drempelwaarden is bedoeld om vast te stellen dat de Verboden Stof of haar Afbraakproduct(en) of Marker(s) aanwezig zijn in een concentratie/ratio van gemeten analysewaarden die groter is dan de drempelwaarde, rekening houdend met de geldende onzekerheid. De methode, inclusief selectie van standaarden en controles, en de raming van de onzekerheid moeten geschikt zijn voor het doel.
DEEL DRIE : BIJLAGEN BIJLAGE A - WADA EXTERN SYSTEEM VOOR KWALITEITSBEOORDELING (EQAS) Het Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling (EQAS) van het WADA is bedoeld om de capaciteiten van de Laboratoria continu te monitoren, de bekwaamheid van het Laboratorium te evalueren en de eenvormigheid van de testresultaten tussen de Laboratoria te verbeteren. Tezelfdertijd vormt het EQAS, via het educatieve luik, ook een bron van continue verbetering met het oog op de efficiëntie van de procedures voor de anti-dopingtests. Het doel van het eigenlijke EQAS-staal zal de samenstelling en de vorm bepalen. 1.0 WADA EXTERN SYSTEEM VOOR KWALITEITSBEOORDELING Alle procedures die gelinkt zijn aan de behandeling en het testen van de EQAS-stalen door het Laboratorium op proef en het Laboratorium moeten zoveel mogelijk worden uitgevoerd op een manier die identiek is aan de manier waarop de routineuze Stalen van het Laboratorium verwerkt worden, tenzij anders gespecificeerd door het WADA. Er moeten geen inspanningen worden gedaan om de prestaties van de instrumenten (b.v. multiplicatoren of chromatografische zuilen vervangen) of de methodes te optimaliseren voorafgaand aan de analyse van de EQAS-stalen, tenzij het gaat om een regelmatig geplande onderhoudsactiviteit. Enkel methodes of procedures die gebruikt worden bij routinetests mogen worden gebruikt. 1.1 Open (educatief) EQAS Het Laboratorium kan de opdracht krijgen om een EQAS-staal op een specifieke Verboden Stof te analyseren. Deze methode wordt doorgaans gebruikt voor educatieve doeleinden of om gegevens te verzamelen.
Het Laboratorium zal de resultaten van de open EQAS-stalen rapporteren in een formaat gespecificeerd door het WADA. 1.2 Blind EQAS Het Laboratorium weet dat het staal een EQAS-staal is, maar kent de inhoud van het staal niet.
Het Laboratorium moet de resultaten van de blinde EQAS-stalen rapporteren aan het WADA op dezelfde manier als gespecificeerd voor routinestalen, tenzij anders opgegeven door het WADA. Voor sommige EQAS-stalen of EQAS-stalensets kan het nodig zijn dat het Laboratorium bijkomende informatie vraagt. 1.3 Dubbelblind EQAS Het Laboratorium zal EQAS-stalen ontvangen die niet te onderscheiden zijn van normale teststalen. De EQAS-stalen kunnen blanco stalen zijn, vervalste stalen of stalen met Belastende Analyseresultaten. Deze stalen kunnen worden gebruikt om de benodigde tijd te beoordelen, de conformiteit met de vereisten van het documentatiepakket en andere niet-analytische prestatiecriteria, evenals de bekwaamheid van het Laboratorium om Verboden Stoffen, Afbraakproduct(en) van Verboden Stoffen en Marker(s) van Verboden Stoffen en Verboden Methodes te detecteren en te identificeren. 2.0 Samenstelling van het staal voor het Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling 2.1 Blanco EQAS-stalen Blanco EQAS-stalen zijn alle stalen die geen Verboden Stoffen of Afbraakproducten ervan bevatten. 2.2 Vervalste EQAS-stalen Vervalste stalen zijn alle stalen die bewust vervalst zijn door toevoeging van vreemde stoffen teneinde het staal te verdunnen, het analiet af te breken of het analiet te maskeren tijdens de analysebepaling. 2.3 EQAS-stalen met Belastende Analyseresultaten 2.3.1 Samenstelling van het EQAS-staal Deze EQAS-stalen bevatten doelstoffen zoals de Verboden Stoffen, Afbraakproduct(en) van Verboden Stoffen en Marker(s) van Verboden Stoffen en Verboden Methodes die elk geaccrediteerd Laboratorium moet kunnen onderzoeken teneinde de analieten te detecteren aan de hand van screeningtechnieken. Daarbij gaat het doorgaans om concentraties die men kan verwachten in de urine of het bloed van druggebruikers. Voor sommige analieten kan het staal samengesteld zijn uit de moederdrug en enkele belangrijke Afbraakproducten. De uiteindelijke samenstelling van de EQAS-stalen die aan de verschillende Laboratoria geleverd worden in een specifieke EQAS-staal kan variëren, maar binnen de periode van een jaar gaat men ervan uit dat alle Laboratoria die deelnemen aan het EQAS in totaal evenveel stalen hebben geanalyseerd.
Een staal kan meer dan een Verboden Stof, Afbraakproduct(en) of Marker(s) van een Verboden Stof of Verboden Methode bevatten. Het is mogelijk dat het staal meerdere Afbraakproduct(en) van één enkele stof bevat, die de aanwezigheid van één enkele Verboden Stof vertegenwoordigt. Alle gedetecteerde Afbraakproduct(en) moeten worden gedetecteerd in overeenstemming met de standaardwerkwijzen van het Laboratorium. 2.3.2 Inhoud van het EQAS-staal EQAS-stalen kunnen aangevuld zijn met Verboden Stoffen en/of hun Afbraakproducten en/of kunnen afkomstig zijn van authentieke toedieningsstudies.
Voor Niet-Drempelstoffen zal de concentratie geleid worden door, maar niet beperkt tot, één van de volgende criteria : ? de Verboden Stof en/of haar belangrijkste Afbraakproduct(en) zullen aanwezig zijn in grotere hoeveelheden dan het Minimaal Vereiste Prestatieniveau (MRPL); ? de Verboden Stof en/of haar belangrijkste Afbraakproduct(en) zullen aanwezig zijn in de buurt van of onder het toepasbare MRPL voor speciale doeleinden. In dit geval zal het Laboratorium de opdracht krijgen om het staal te analyseren met het oog op een bijzondere Verboden Stof in het kader van een educatieve uitdaging, en de resultaten zullen niet in aanmerking worden genomen voor de evaluatie van de doelstellingen van het EQAS. Voor Drempelstoffen zal de concentratie worden geleid door, maar niet beperkt tot, één van de volgende criteria : ? minstens 20 % boven de drempelwaarde of boven de drempelwaarde verhoogd met de geldende nagestreefde meetonzekerheid; ? in de buurt van of onder de toepasbare drempellimiet voor speciale doeleinden. In dit geval zal het Laboratorium de opdracht krijgen om het staal te analyseren met het oog op een bijzondere Verboden Stof in het kader van een educatieve uitdaging, en de resultaten zullen niet in aanmerking worden genomen voor de evaluatie van de doelstellingen van het EQAS. Deze concentraties en drugtypes kunnen periodiek worden gewijzigd als reactie op factoren zoals wijzigingen in detectietechnologie en in patronen van druggebruik.
Gedetecteerde concentraties van één van de Verboden Stoffen (of Afbraakproducten ) in de EQAS-stalen die onder de drempelwaarde of het MRPL liggen, worden beschouwd als negatief voor de doelstellingen van het EQAS. 3.0 Evaluatie van het Extern Systeem voor Kwaliteitsbeoordeling De EQAS-prestaties van het Laboratorium in de algemene en de individuele tests zullen worden beoordeeld in overeenstemming met de puntensysteemtabel in sectie 3.5 van deze bijlage. 3.1 Evaluatie van kwalitatieve EQAS-stalen Wanneer een kwalitatieve bepaling gerapporteerd is, zal het resultaat worden beoordeeld teneinde de aanwezigheid of afwezigheid van een Belastend Analyseresultaat of enig bewijs van vervalsing correct te rapporteren, zoals bedoeld bij de voorbereiding van het EQAS-staal. 3.2 Evaluatie van kwantitatieve EQAS-stalen Wanneer een kwantitatieve bepaling gerapporteerd is, kunnen de resultaten worden beoordeeld op basis van de nominale of consensuswaarde van het geanalyseerde staal en een standaardafwijking die ingesteld kan zijn op basis van de groepsresultaten of overeenkomstig de verwachte nauwkeurigheid van de meting. De z-score wordt berekend volgens de onderstaande vergelijking : ........... waarbij ... de gevonden waarde is ... is de toegewezen waarde ... is de streefwaarde bij standaardafwijking De beoogde relatieve standaardafwijking zal zodanig worden ingesteld dat : ? een absolute z-score tussen nul (0) en twee (2.0) - inbegrepen - als een bevredigende prestatie beschouwd wordt; ? een absolute z-score tussen meer dan twee (2.0) en minder dan drie (3.0) als een verdachte prestatie beschouwd wordt; ? een absolute z-score van drie (3.0) of meer dan drie (3.0) als een onbevredigende prestatie beschouwd wordt. 3.3 Proefperiode en evaluatie van laboratorium op proef Het proef-EQAS-programma maakt deel uit van de eerste evaluatie van het laboratorium op proef dat de WADA -accreditatie nastreeft. Naast het bezorgen van de EQAS-stalen kan het WADA op vraag ook stalen bezorgen van vroegere EQAS-ronden om het laboratorium op proef de mogelijkheid te bieden zijn prestaties te evalueren op basis van de vastgelegde prestaties van geaccrediteerde Laboratoria.
Een succesvolle deelname aan het proef-EQAS-programma van het WADA is vereist vooraleer een laboratorium op proef in aanmerking kan worden genomen voor accreditatie (doorgaans minimum 12 maanden). De EQAS-stalen zullen worden aangeboden in meerdere ronden per jaar en zullen minimum twintig (20) stalen per jaar omvatten. Minstens vier (4) EQAS-stalen zullen Drempelstoffen bevatten.Ook blanco en vervalste stalen kunnen worden toegevoegd. 3.3.1 Gebruikte methodes Alle procedures die gelinkt zijn aan de behandeling en het testen van de EQAS-stalen door het Laboratorium moeten zoveel mogelijk worden uitgevoerd op een manier die identiek is aan de manier waarop de routineuze Stalen verwerkt zouden worden, tenzij anders gespecificeerd door het WADA. Er moeten geen inspanningen gedaan worden om de prestaties van de instrumenten (b.v. multiplicatoren of chromatografische zuilen vervangen) of de methodes te optimaliseren vóór de analyse van de EQAS-stalen, tenzij het gaat om een regelmatig geplande onderhoudsactiviteit. De methodes of procedures die gebruikt worden bij routinetests moeten worden gebruikt. 3.3.2 Fout-positief resultaat Elk gerapporteerd fout-positief resultaat diskwalificeert een laboratorium op proef automatisch van verdere overweging voor accreditatie. Het laboratorium kan enkel in aanmerking komen voor herstelling nadat het aan het WADA documentatie heeft bezorgd waaruit blijkt dat de nodige correctieve en preventieve acties zijn ondernomen. Het WADA kan beslissen om een set EQAS-stalen te sturen en/of het laboratorium te controleren vóór de herstelling. 3.3.3 Fout-negatief resultaat Laboratoria op proef die een fout-negatief resultaat rapporteren in een Blind EQAS-ronde, bv. er niet in slagen om een Verboden Stof en/of haar Afbraakproducten te identificeren, worden hiervan zo snel mogelijk door het WADA op de hoogte gebracht. Het laboratorium moet binnen 30 kalenderdagen na de datum van de brief de nodige correctieve actie ondernemen en dit rapporteren aan het WADA (tenzij anders meegedeeld door het WADA ). Laboratoria kunnen anderzijds door het WADA worden geadviseerd om correctieve acties te ondernemen om een bepaalde reden of om een eerder aan het WADA gerapporteerde correctieve actie te wijzigen. De aan het WADA gerapporteerde correctieve actie moet worden geïmplementeerd in het kader van de routinewerking van het laboratorium. 3.3.4 Drempelstofresultaat Een laboratorium op proef moet ernaar streven om bevredigende z-scores te behalen voor de gerapporteerde kwantitatieve resultaten op basis van het gemiddelde van drie onafhankelijke bepalingen. De relatieve standaardafwijking moet vergelijkbaar zijn met de validatiegegevens, en de onzekerheid van de procedure moet zodanig zijn dat ze een positief resultaat verzekert in alle gevallen bij concentraties van 20 % boven het drempelniveau. Telkens een onbevredigende z-score gerealiseerd wordt, moet de aangepaste correctieve actie verplicht gerapporteerd worden aan het WADA. 3.3.5 Algemene evaluatie van het laboratorium op proef Tijdens de proefperiode zullen andere elementen van het EQAS-programma die deel uitmaken van de algemeen toegepaste procedures, in aanmerking worden genomen om de bekwaamheid van het laboratorium te beoordelen.
Deze elementen omvatten, maar zijn niet beperkt tot : bepaling van het specifieke gewicht van de stalen, de initiële bepaling van de T/E-ratio (testosteron/epitestosteron) en de presentatie van de noodzakelijke documentatie (testrapporten en het documentatiepakket ter ondersteuning van een Belastend Analyseresultaat ).
Voor laboratoria die al werkzaam zijn vóór de proeffase van het WADA zullen alle gebruikelijke laboratoriumdiensten ook in aanmerking worden genomen voor de evaluatie. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot : ? fout-negatieven; ? fout-positieven; ? verdachte resultaten voor verboden Drempelstoffen; ? onbevredigende resultaten voor verboden Drempelstoffen; ? foutieve implementatie van correctieve actie; ? ontvankelijkheid tegenover het WADA ; ? T/E-ratio of specifiek gewicht; ? testrapporten; ? documentatiepakketten.
Een laboratorium op proef moet een voldoende score behalen op basis van de EQAS-tabel in sectie 3.5 voor de EQAS-stalen die tijdens de proefperiode geleverd worden.
Na het succesvol doorlopen van de proefperiode zal het laboratorium deelnemen aan de eindtest voor accreditatie. Het laboratorium op proef moet een voldoende score behalen op basis van de EQAS-tabel in sectie 3.5 voor de EQAS-stalen die geleverd worden voor de laatste accreditatietest.
In alle gevallen van non-conformiteit moet de gepaste correctieve actie verplicht worden gerapporteerd aan het WADA. De algemene prestaties van het laboratorium zullen na elke EQAS-ronde evenals tijdens de hele duur van de proefperiode worden beoordeeld aan de hand van een puntensysteem zoals vermeld in de puntensysteemtabel in sectie 3.5.
Wanneer laboratoria op proef niet beantwoorden aan de vereisten van het proef-EQAS, wordt hun status van « laboratorium op proef » geschorst.
Een geschorst laboratorium op proef dat nogmaals het proef-EQAS wil doorlopen, moet uiterlijk dertig (30) dagen vóór het einde van de Schorsing (tenzij anders vermeld door het WADA ) de nodige documentatie over de ondernomen correctieve acties bezorgen. Gebeurt dat niet, dan kan het laboratorium het proef-EQAS niet opnieuw doorlopen. De Schorsing wordt enkel opgeheven wanneer de nodige correctieve acties zijn ondernomen en dit aan het WADA is gerapporteerd. Het WADA kan naar eigen goeddunken beslissen om het laboratorium bijkomende EQAS-stalen te bezorgen of te vereisen dat het laboratorium opnieuw gecontroleerd wordt. De kosten hiervoor vallen ten laste van het laboratorium. Laboratoria die opnieuw het proef-EQAS doorlopen, moeten worden beschouwd als een kandidaat-laboratorium en dienen dan ook de toepasselijke vergoeding te betalen en de vereiste documentatie aan het WADA te bezorgen. 3.4 Behoud van de accreditatie en evaluatie van het Laboratorium De Laboratoria worden jaarlijks uitgedaagd met minstens twintig (20) EQAS-stalen die in meerdere rondes per jaar verdeeld worden. Minstens twee (2) stalen per jaar zullen Drempelstoffen bevatten. Ook blanco en vervalste stalen kunnen worden toegevoegd. 3.4.1 Gebruikte methodes in het EQAS Alle procedures die gelinkt zijn aan de behandeling en het testen van de EQAS-stalen door het Laboratorium moeten zoveel mogelijk worden uitgevoerd op een manier die identiek is aan de manier waarop de routineuze Stalen van het Laboratorium verwerkt worden, tenzij anders gespecificeerd. Er moeten geen inspanningen worden gedaan om de prestaties van de instrumenten (bv. multiplicatoren of chromatografische zuilen vervangen) of de methodes te optimaliseren voorafgaand aan de analyse van de EQAS-stalen, tenzij het gaat om een regelmatig geplande onderhoudsactiviteit. Voor de initiële analyse van deze stalen moeten de methodes of procedures worden gebruikt die beschreven staan in de standaardwerkwijzen. Indien men vermoedt dat een staal een Verboden Stof bevat, moet een bevestigingsanalyse worden uitgevoerd met behulp van de methodes en procedures die bij de routinetests gebruikt worden. Maar aangezien de Laboratoria heel wat stoffen zelden onder ogen krijgen, is het mogelijk dat hun routineprocedures niet alle eventualiteiten dekken. Zo is het mogelijk dat de gebruikelijke methodologie niet als bevredigend beoordeeld wordt omwille van bv. de matrixachtergrond, en zo kunnen de methodes worden aangepast zodat ze de identificatie kunnen bevestigen. Dit moet worden gedocumenteerd. 3.4.2 Fout-positief resultaat Geen enkel fout-positief resultaat mag worden aanvaard in het Blind of Dubbelblind EQAS. De volgende procedures moeten worden gevolgd wanneer men met een dergelijke situatie geconfronteerd wordt : ? Het Laboratorium wordt zo snel mogelijk door het WADA op de hoogte gebracht van een fout-positief resultaat; ? Het Laboratorium moet binnen vijf (5) werkdagen aan het WADA een schriftelijke uitleg bezorgen over de redenen die geleid hebben tot de fout. Indien het gaat om een technische/wetenschappelijke fout moeten samen met deze uitleg ook alle kwaliteitscontrolegegevens met betrekking tot de batch stalen waarin het fout-positieve staal zat, worden bezorgd; ? Het WADA moet de uitleg van het Laboratorium onmiddellijk herzien en beslissen welke eventuele actie moet worden ondernomen; ? Als de fout beschouwd wordt als een administratieve fout (schrijffout, stalen door elkaar gehaald, enz.), kan het WADA het Laboratorium opdragen om de nodige correctieve actie te ondernemen zodat deze specifieke fout in de toekomst zo weinig mogelijk voorkomt.
Als er reden is om aan te nemen dat het om een systematische fout zou kunnen gaan, kan het WADA eisen dat het Laboratorium eerder onderzochte Stalen herziet en opnieuw analyseert; ? Als de fout beschouwd wordt als een technische of methodologische fout, kan aan het Laboratorium worden gevraagd om over te gaan tot het hertesten van alle Stalen die door het Laboratorium positief zijn geanalyseerd vanaf het ogenblik waarop de fout zich heeft voorgedaan, terug in de tijd tot de laatste bevredigende EQAS-ronde. Deze nieuwe tests moeten worden gedocumenteerd aan de hand van een verklaring ondertekend door de Directeur van het Laboratorium. Aan het Laboratorium kan ook worden gevraagd om in het kader van het kwaliteitsbeheersysteem alle klanten te verwittigen wiens resultaten beïnvloed kunnen zijn door de fout. Naargelang van de soort fout die het fout-positieve resultaat heeft veroorzaakt, kan dit hertesten beperkt worden tot één analiet, tot een categorie van Verboden Stoffen of Verboden Methodes, of alle verboden drugs omvatten. Het Laboratorium moet het WADA onmiddellijk op de hoogte brengen indien enig resultaat van een Staal dat al aan een klant is gerapporteerd, gedetecteerd wordt als een fout-positief resultaat. Het WADA kan de accreditatie van het Laboratorium schorsen of intrekken. Gaat het echter om een minder ernstige fout waarvoor de nodige correcties al ondernomen zijn, zodat men er redelijk zeker van is dat de fout zich niet opnieuw zal voordoen, kan het WADA beslissen om geen verdere actie te ondernemen; ? In de periode die nodig is om de fout op te lossen blijft het Laboratorium geaccrediteerd, maar krijgt het een vermelding die aangeeft dat er nog een fout-positief resultaat hangend is. Als het WADA bepaalt dat de accreditatie van het Laboratorium geschorst of ingetrokken moet worden, verandert de officiële status van het Laboratorium in « Geschorst » of « Ingetrokken » tot de Schorsing of de Intrekking opgeheven wordt of enig proces beëindigd is. 3.4.3 Fout-negatief resultaat Laboratoria die een fout-negatief resultaat rapporteren in een Blind EQAS-ronde of een Dubbelblind bekwaamheidsstaal, die er bv. niet in slagen om een Verboden Stof en/of haar Afbraakproducten of een Verboden Methode te identificeren, worden hiervan zo snel mogelijk door het WADA op de hoogte gebracht. De Laboratoria moeten binnen dertig (30) kalenderdagen na de datum van de brief de nodige correctieve actie ondernemen en dit aan het WADA rapporteren (tenzij anders meegedeeld door het WADA ). De Laboratoria kunnen anderzijds door het WADA worden geadviseerd om correctieve acties te ondernemen om een bepaalde reden of om een eerder aan het WADA gerapporteerde correctieve actie te wijzigen. De aan het WADA gerapporteerde correctieve actie moet worden geïmplementeerd in het kader van de routinewerking van het Laboratorium. 3.4.4 Drempelstofresultaat Een Laboratorium moet ernaar streven om bevredigende z-scores te behalen voor de gerapporteerde kwantitatieve resultaten op basis van het gemiddelde van drie onafhankelijke bepalingen. De relatieve standaardafwijking moet vergelijkbaar zijn met de validatiegegevens, en de onzekerheid van de procedure moet zodanig zijn dat ze een positief resultaat verzekert op het 100 %-probabiliteitsniveau voor concentraties van 20 % boven het drempelniveau. Telkens een onbevredigende z-score gerealiseerd wordt, moet de aangepaste correctieve actie verplicht worden gerapporteerd aan het WADA. Een Laboratorium met een onbevredigend resultaat op basis van de z-score of een onaanvaardbaar hoge onzekerheid zal een waarschuwing krijgen en moet het WADA binnen dertig (30) dagen na de datum van de waarschuwingsbrief (tenzij anders vermeld door het WADA ) documentatie bezorgen waaruit blijkt dat de nodige correctieve actie is ondernomen. 3.4.5 Algemene evaluatie van het laboratorium Zoals vermeld in sectie 3.5 moet het WADA de prestaties van alle Laboratoria evalueren op basis van de resultaten in het WADA EQAS (Blind en Dubbelblind EQAS), evenals op basis van problemen met betrekking tot de gebruikelijke testactiviteiten van het Laboratorium die onder de aandacht zijn gebracht van het WADA. De factoren die in aanmerking komen, omvatten, maar zijn niet beperkt tot : ? fout-negatieven; ? fout-positieven; ? verdachte resultaten voor verboden Drempelstoffen; ? onbevredigende resultaten voor verboden Drempelstoffen; ? foutieve implementatie van correctieve actie; ? ontvankelijkheid tegenover het WADA ; ? T/E-ratio of specifiek gewicht; ? testrapporten; ? documentatiepakketten.
Wanneer een Laboratorium er aanhoudend niet in slaagt om de nodige actie te ondernemen teneinde de procedures te corrigeren, om te beantwoorden aan de vereisten van de Technische Documenten en aanbevelingen die door het WADA gedaan of gevraagd zijn, zal het een waarschuwing krijgen die stelt dat binnen dertig (30) werkdagen gedocumenteerd bewijs moet worden bezorgd van een doeltreffende correctieve actie. Gebeurt dat niet, dan volgt een onmiddellijke Schorsing. De documentatie die de ondernomen correctieve actie beschrijft, zal door het WADA worden beoordeeld op aanvaardbaarheid.
Wordt de documentatie als onbevredigend beschouwd, dan volgt de Schorsing.
Het Laboratorium moet uiterlijk dertig (30) na het verlopen van de Schorsing (tenzij anders vermeld door het WADA ) de nodige documentatie bezorgen over de ondernomen correctieve actie. Gebeurt dat niet, dan wordt de accreditatie onmiddellijk ingetrokken. De Schorsing kan enkel worden opgeheven wanneer de nodige correctieve actie is ondernomen en gerapporteerd aan het WADA. Het WADA kan naar eigen goeddunken beslissen om het Laboratorium bijkomende EQAS-stalen te bezorgen of te vereisen dat het Laboratorium opnieuw gecontroleerd wordt. De kosten hiervoor vallen ten laste van het Laboratorium nadat het bevredigende resultaten heeft geleverd voor een andere EQAS-ronde.
Na elke EQAS-ronde evenals tijdens een periode van 12 maanden zullen de algemene prestaties van het Laboratorium worden beoordeeld aan de hand van het puntensysteem vermeld in de tabel in sectie 3.5. Het aantal punten dat een Laboratorium behaalt gedurende een periode van 12 maanden zal meetellen met het oog op de verlenging van de accreditatie voor het volgende jaar. 3.5 Puntenschaal voor beoordeling van laboratoriumprestaties
Scores
Verboden Stoffen
Fout-positief
25
Onmiddellijke Schorsing
Fout-negatief
10
Correctieve Actierapport
Drempelstoffen
z-score => 3.0
10
Correctieve Actierapport
2.0 < z-score < 3.0
5
Intern onderzoek
Staalparameters
SG z-score => 3.0
1
Intern onderzoek
T/E z-score => 3.0
1
Intern onderzoek
Documentatie*
ISL non-conformiteit
2
Correctieve Actierapport
Technische kwestie
ISL non-conformiteit
2
Correctieve Actierapport
Evaluatie
Puntentotaal voor één EQAS-ronde
=> 20
Schorsing
Puntentotaal per periode van 12 maanden
=> 30
Schorsing of Intrekking van accreditatie
* Documentatie omvat, maar is niet beperkt tot Documentatiepakketten, Correctieve Actierapporten en Testrapporten.
BIJLAGE B : ETHISCHE CODE VOOR DE LABORATORIA 1.0 Vertrouwelijkheid De chefs van de Laboratoria, hun gemachtigden en het personeel van de Laboratoria mogen individuele resultaten niet bespreken of becommentariëren in de media vooraleer de toewijzing is beëindigd en zonder de toestemming van de organisatie die het Staal aan het Laboratorium heeft geleverd en van de organisatie die het Belastende Analyseresultaat zoals aangewezen onderzoekt. 2.0 Onderzoek De Laboratoria zijn gerechtigd om deel te nemen aan onderzoeksprogramma's, op voorwaarde dat de Directeur van het Laboratorium tevreden is over de bonafide aard en dat de programma's de aangepaste ethische (bv. proefpersonen) goedkeuring hebben gekregen. 3.0 Onderzoek ter Ondersteuning van Dopingcontrole Van de Laboratoria wordt verwacht dat ze een onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma ontwikkelen ter ondersteuning van de wetenschappelijke basis van de Dopingcontrole. Dit onderzoek kan bestaan uit de ontwikkeling van nieuwe methodes en technologieën, de farmacologische typering van een nieuwe dopingstof, de typering van een stof of methode voor het maskeren, en andere onderwerpen die relevant zijn voor het thema Dopingcontrole. 3.1 Proefpersonen De Laboratoria moeten de Helsinki-akkoorden volgen, evenals alle toepasselijke nationale standaarden naargelang ze te maken hebben met de betrokkenheid van proefpersonen bij het onderzoek.
De proefpersonen moeten zich ook vrijwillig akkoord verklaren om deel te nemen aan de studies inzake drugtoediening met het oog op de ontwikkeling van een Referentieafname of materialen voor de bekwaamheidstests. 3.2 Gecontroleerde stoffen Van de Laboratoria wordt verwacht dat ze voldoen aan de relevante nationale wetten inzake de behandeling en opslag van gecontroleerde (illegale) stoffen. 4.0 Analyse 4.1 Wedstrijden De Laboratoria mogen enkel Stalen aanvaarden en analyseren die afkomstig zijn van bekende bronnen in het kader van de Dopingcontrole programma's die gevoerd worden bij Wedstrijden georganiseerd door nationale en internationale sportinstanties. Hieronder vallen de nationale en internationale federaties, de Nationale Olympische Comités, de nationale verenigingen, de universiteiten en andere gelijkaardige organisaties. Deze regel geldt voor zowel de Olympische als de niet-Olympische sporten.
De Laboratoria moeten de nodige ijver aan de dag leggen om zich ervan te vergewissen dat de Stalen vergaard werden in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Tests van de Wereld Anti-Doping Code of gelijkaardige richtlijnen. Deze richtlijnen omvatten ook de afname van Gesplitste Stalen, aangepaste veiligheidsvoorschriften voor het Staal recipiënt, en officiële voorwaarden voor de bewakingsketen. De Laboratoria moeten ervoor zorgen dat de ontvangen Stalen getest worden in overeenstemming met alle regels van de ISL. 4.2 Buiten Wedstrijdverband De Laboratoria mogen enkel Stalen aanvaarden die afgenomen werden tijdens trainingsessies (of Buiten Wedstrijdverband ), als gelijktijdig voldaan is aan de onderstaande voorwaarden : ? De Stalen zijn verzameld en verzegeld in omstandigheden die doorgaans heersen bij Wedstrijden zoals in de bovenstaande sectie 3.1; ? De afname maakt deel uit van een anti-dopingprogramma; en ? De gepaste sancties zullen worden opgelegd bij een eventueel positief resultaat.
De Laboratoria mogen geen Stalen aanvaarden, met het oog op een Initiële Test of identificatie, van commerciële of andere bronnen wanneer aan de voorwaarden in de bovenstaande paragraaf niet gelijktijdig is voldaan.
De Laboratoria mogen geen Stalen aanvaarden van individuele Atleten om privéredenen of van personen of organisaties die in hun naam handelen.
Deze regels gelden voor alle sporten. 4.3 Klinisch of forensisch Af en toe kan aan de Laboratoria worden gevraagd om een staal te analyseren op een verboden drug of een endogene stof waarvan beweerd wordt dat ze afkomstig is van een gehospitaliseerde of zieke Persoon, teneinde een arts te helpen bij zijn diagnoseproces. In dat geval zal de Directeur van het Laboratorium de aanvrager uitleg geven over de voorafgaande test en vervolgens ermee instemmen om het staal te analyseren op voorwaarde dat er een begeleidende brief bij zit die uitdrukkelijk stelt dat het staal bedoeld is voor een medische diagnose of therapie.
In de brief moet ook de medische reden voor de test worden vermeld.
Tests mogen worden uitgevoerd om te helpen bij forensisch onderzoek, maar daarbij moet zorgvuldig worden nagegaan of het werk aangevraagd wordt door een bevoegd bureau of een bevoegde instelling. Het Laboratorium mag geen analyses uitvoeren of een deskundige getuigenis afleveren die bewust de integriteit van de individuele of wetenschappelijke geldigheid van de werkzaamheden in het kader van het anti-dopingprogramma in vraag stellen. 4.4 Andere analyseactiviteiten Als het Laboratorium Stalen aanvaardt van enige entiteit die geen door de Wereld Anti-Doping Code erkende Testinstantie is, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de Directeur van het Laboratorium om zich ervan te verzekeren dat elk Belastend Analyseresultaat verwerkt zal worden in overeenstemming met de Code en dat de resultaten op geen enkele manier gebruikt kunnen worden door een Atleet of een verwante Persoon om detectie te vermijden.
Het Laboratorium mag geen analyses uitvoeren die het anti-dopingprogramma van het WADA ondermijnen of schade toebrengen.
Het Laboratorium mag geen analysediensten leveren bij een Dopingcontrole toewijzing, tenzij dit specifiek gevraagd is door de verantwoordelijke Testinstantie of een Instelling voor Hoorzittingen.
Het Laboratorium mag geen commercieel materiaal of commerciële preparaten (bv. voedingssupplementen) analyseren tenzij dit specifiek is aangevraagd door een Anti-Doping Organisatie in het kader van een onderzoek naar doping. Het Laboratorium mag geen resultaten, documentatie of advies geven die op één of andere manier suggereren dat het de producten of diensten goedkeurt. 4.5 Informatie en middelen delen 4.5.1 Nieuwe stoffen De door het WADA geaccrediteerde Laboratoria voor Dopingcontrole moeten het WADA onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer ze een nieuwe of verdachte dopingstof ontdekken.
Indien mogelijk moeten de Laboratoria hun informatie over de detectie van mogelijk nieuwe of zelden gedetecteerde dopingstoffen delen met het WADA. 4.5.2 Kennis delen Zodra de Directeur van het Laboratorium op de hoogte is van informatie over nieuwe stoffen, methodes of praktijken, moet hij deze informatie binnen zestig (60) kalenderdagen meedelen aan het WADA. Dit kan gebeuren door deel te nemen aan wetenschappelijke bijeenkomsten, onderzoeksresultaten te publiceren, specifieke gegevens over methodologieën die nodig zijn voor detectie te delen en met het WADA samen te werken om de informatie te verspreiden door de opmaak van een referentiestof of een biologische afscheidingsstudie of informatie over het chromatografisch retentiegedrag en massaspectra van de stof of haar Afbraakproducten. De Directeur of het personeel van het Laboratorium moeten bijdragen tot de ontwikkeling van standaarden voor beste praktijken en de verbetering van de eenvormigheid bij de tests in het systeem van het door het WADA geaccrediteerde Laboratorium. 5.0 Schadelijk gedrag voor het anti-dopingprogramma Het personeel van het Laboratorium mag geen gedrag vertonen of activiteiten aangaan die het anti-dopingprogramma van het WADA, een Internationale Federatie, een Nationale Anti-Doping Organisatie, een Nationaal Olympisch Comité, een Organiserend Comité van een Belangrijk Evenement of het Internationaal Olympisch Comité ondermijnen of schade toebrengen. Dergelijk gedrag omvat, maar is niet beperkt tot, veroordeling voor fraude, verduistering, meineed, enz., m.a.w. gevallen die de integriteit van het anti-dopingprogramma in twijfel zouden trekken.
Geen enkele werknemer of consultant van het Laboratorium mag raad, advies of informatie geven aan Atleten of aan anderen over technieken of methodes voor het maskeren van detectie, het wijzigen van het metabolisme of het onderdrukken van uitscheidingen van een Verboden Stof of Marker van een Verboden Stof of Verboden Methode teneinde een Belastend Analyseresultaat te vermijden. Geen enkel personeelslid van het Laboratorium mag een Atleet helpen om de afname van een Staal te vermijden. Deze paragraaf verbiedt geen presentaties die bestemd zijn om Atleten, studenten of anderen op de hoogte te brengen van anti-dopingprogramma's en Verboden Stoffen of Verboden Methodes. Deze bepaling zal geldig blijven gedurende minimaal vijf (5) jaar nadat de contractuele band van enig personeelslid met het Laboratorium verbroken is.
Indien aan het personeel van het Laboratorium door enige partij of door de rechtbank wordt gevraagd om te verschijnen tijdens een arbitrage- of gerechtelijke hoorzitting, verwacht men van hen dat ze een onafhankelijke en deskundige, op wetenschappelijke gegevens gebaseerde getuigenis geven. De experts van een Laboratorium mogen geen van de partijen verdedigen.
World Anti-Doping Agency. - De Wereldantidopingcode INTERNATIONALE STANDAARD VOOR DISPENSATIES VOOR THERAPEUTISCH GEBRUIK Januari 2009 Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik De Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik werd voor het eerst goedgekeurd in 2003 en trad in werking in 2005. De bijlage bevat versie 2.0 met de herzieningen van de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik die door het Bestuurscomité van het Wereldantidopingagentschap werden goedgekeurd op 10 mei 2008. De herziene Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik wordt van kracht op 1 januari 2009.
Gepubliceerd op 15 mei 2008 door : World Anti-Doping Agency Stock Exchange Tower 800 Place Victoria (Suite 1700) PO Box 120 Montreal, Quebec, Canada H4Z 1B7 URL : www.wada-ama.org Tel. : +1 514 904 9232 Fax : +1 514 904 8650 E-mail : code@wada-ama.org PREAMBULE De Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik (DTG) van de Wereldantidopingcode is een verplichte Internationale Standaard van niveau 2 die als onderdeel van het Wereldantidopingprogramma werd ontwikkeld.
De basis voor de ontwikkeling van de Internationale Standaard voor DTG is een beoordeling van verschillende procedures en protocollen van Internationale Federaties, het IOC, Nationale Antidopingorganisaties en betrokken afdelingen in de herziene Internationale Standaard voor Dopingcontroles (ISDC). Dit document werd na uitgebreid overleg en de overweging van de ingediende bijdragen, beoordeeld, besproken en voorbereid door een referentiegroep van WADA experts.
De officiële tekst van de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik wordt bijgehouden door het WADA en wordt gepubliceerd in het Engels en in het Frans. Indien er tegenstrijdigheden zijn tussen de Engelse en de Franse versie, heeft de Engelse versie voorrang.
De Internationale Standaard voor DTG zal van kracht worden op 1 januari 2009.
INHOUD DEEL EEN : INLEIDING, CODEBEPALINGEN EN DEFINITIES 1.0 Inleiding en Werkingsgebied 2.0 Code bepalingen 3.0 Termen en Definities 3.1 Gedefinieerde Termen uit de Code 3.2 Gedefinieerde Termen uit de Internationale Standaard voor DTG's DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR HET VERLENEN VAN DISPENSATIES VOOR THERAPEUTISCH GEBRUIK 4.0 Criteria voor het Verlenen van een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik 5.0. Vertrouwelijkheid van Informatie 6.0 Comités voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik (CDTG's) 7.0 Procedure voor de Aanvraag van een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik (DTG) 8.0 Procedure voor Gebruiksverklaring 9.0 Coördinatiecentrum BIJLAGE 1 : Minimumvereisten voor het medisch dossier dat moet worden gebruikt voor de DTG-procedure in het geval van astma DEEL EEN : INLEIDING, CODEBEPALINGEN EN DEFINITIES 1.0 Inleiding en Werkingsgebied Het doel van de Internationale Standaard voor DTG is ervoor te zorgen dat de procedure voor het verlenen van dispensaties voor therapeutisch gebruik geharmoniseerd is tussen de verschillende sporten en landen.
De Code laat Sporters en hun artsen toe dispensaties voor therapeutisch gebruik aan te vragen. Dit is de toelating om, voor therapeutische doeleinden, stoffen of methoden te gebruiken die in de Lijst van Verboden Stoffen of Methoden zijn opgenomen en waarvan het Gebruik anders verboden is.
De Internationale Standaard voor DTG bevat criteria voor het verlenen van een DTG, vertrouwelijkheid van informatie, de vorming van Comités voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik en de DTG-aanvraagprocedure.
Deze standaard is van toepassing op alle Sporters zoals bepaald door en onderhevig aan de Code, met andere woorden gezonde Sporters en Sporters met een handicap.
Het Wereldantidopingprogramma omvat alle elementen die nodig zijn om een optimale harmonisatie en beste praktijk te waarborgen in de nationale en internationale antidopingprogramma's. De belangrijkste elementen zijn : de Code (Niveau 1), de Internationale Standaarden (Niveau 2) en Beste Praktijkvoorbeelden (Niveau 3).
In de inleiding op de Code worden de doelstelling en de toepassing van de Internationale Standaarden als volgt samengevat : « Internationale Standaarden voor verschillende technische en operationele gebieden binnen het antidopingprogramma zullen worden ontwikkeld in overleg met de Ondertekenaars en overheden en worden goedgekeurd door het WADA. Het doel van de Internationale Standaarden is harmonisatie tussen Antidopingorganisaties die verantwoordelijk zijn voor specifieke technische en operationele onderdelen van de antidopingprogramma's. Handelen in overeenstemming met de Internationale Standaarden is verplicht om te voldoen aan de Code. De Internationale Standaarden kunnen van tijd tot tijd worden herzien door het Bestuurscomité van het WADA na redelijk overleg met de Ondertekenaars en overheden. Tenzij anders aangegeven in de Code worden alle Internationale Standaarden en alle herzieningen van kracht op de datum die is opgegeven in de Internationale Standaard of herziening. » Naleving van een Internationale Standaard is (in tegenstelling tot een andere bestaande standaard, werkwijze of procedure) voldoende om te concluderen dat de procedures in de Internationale Standaard correct zijn uitgevoerd.
Definities die in de Code worden beschreven zijn cursief weergegeven.
Bijkomende definities die specifiek zijn voor de Internationale Standaard voor DTG zijn onderlijnd. 2.0 Codebepalingen De volgende artikelen van de Code hebben rechtstreeks betrekking op de Internationale Standaard voor DTG : Codeartikel 4.4 Therapeutisch Gebruik Het WADA heeft een Internationale Standaard goedgekeurd voor het verlenen van dispensaties voor therapeutisch gebruik.
Elke Internationale Federatie moet garanderen dat er voor Sporters op Internationaal Niveau of alle andere Sporters die deelnemen aan een Internationaal Evenement een procedure bestaat waardoor Sporters met gedocumenteerde medische aandoeningen waarvoor het Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode nodig is een verzoek kunnen indienen voor een dispensatie voor therapeutisch gebruik. Sporters die vermeld staan als lid van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van hun Internationale Federatie kunnen enkel dispensaties voor therapeutisch gebruik verkrijgen in overeenstemming met de regels van hun Internationale Federatie. Elke Internationale Federatie moet een lijst publiceren van de Internationale Evenementen waarvoor een dispensatie voor therapeutisch gebruik van de Internationale Federatie vereist is. Elke Nationale Antidopingorganisatie moet ervoor zorgen dat er voor alle Sporters die onder haar bevoegdheid vallen en die niet tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Internationale Federatie behoren een procedure bestaat waardoor Sporters met gedocumenteerde medische aandoeningen waarvoor het Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode vereist is, een verzoek tot dispensatie voor therapeutisch gebruik kunnen indienen. Een dergelijk verzoek wordt beoordeeld volgens de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik. Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties moeten het verlenen van een dispensatie voor therapeutisch gebruik onmiddellijk melden aan het WADA via ADAMS, tenzij het gaat om Sporters op nationaal niveau die niet behoren tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van de Nationale Antidopingorganisatie.
Op eigen initiatief kan het WADA op ieder moment het verlenen van een dispensatie voor therapeutisch gebruik aan een Sporter op Internationaal Niveau of op nationaal niveau die behoort tot de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van zijn of haar Nationale Antidopingorganisatie opnieuw bekijken. Bovendien kan het WADA op verzoek van een dergelijke Sporter wiens verzoek tot dispensatie voor therapeutisch gebruik is geweigerd deze weigering opnieuw bekijken. Indien het WADA concludeert dat het verlenen of weigeren van een dispensatie voor therapeutisch gebruik niet in overeenstemming was met de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik kan het WADA de beslissing herroepen.
Indien, in tegenstelling tot wat dit artikel vereist, een Internationale Federatie geen procedure heeft waardoor Sporters dispensaties voor therapeutisch gebruik kunnen aanvragen, kan een Sporter op Internationaal Niveau het WADA verzoeken om de aanvraag opnieuw te bekijken als was ze geweigerd.
De aanwezigheid van een Verboden Stof of van de Afbraakproducten of Markers daarvan (artikel 2.1), het Gebruik of de Poging tot Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode (artikel 2.2), het Bezit van Verboden Stoffen en Verboden Methode n (artikel 2.6) of de Toediening of Poging tot Toediening van een Verboden Stof of Verboden Methode (artikel 2.8) conform de bepalingen van een geldende dispensatie voor therapeutisch gebruik die is verleend in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik, worden niet beschouwd als een overtreding van de antidopingregels.
Codeartikel 13.4 Beroep tegen Uitspraken waarbij een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik wordt Verleend of Geweigerd Tegen uitspraken van het WADA die het verlenen of weigeren van een dispensatie voor therapeutisch gebruik herroepen kan uitsluitend beroep worden aangetekend bij het CAS door de Sporter of de Antidopingorganisatie wier beslissing werd herroepen. Tegen beslissingen van andere Antidopingorganisaties dan het WADA die dispensaties voor therapeutisch gebruik weigeren, die niet worden herroepen door het WADA, kan door Sporters op Internationaal Niveau beroep worden aangetekend bij het CAS en door andere Sporters bij het beroepsorgaan op nationaal niveau dat is bepaald in artikel 13.2.2.
Als het beroepsorgaan op nationaal niveau de beslissing om dispensatie voor therapeutisch gebruik te weigeren herroept, kan het WADA tegen die beslissing in beroep gaan bij het CAS. Wanneer een Antidopingorganisatie nalaat om binnen een redelijke termijn te beslissen over een naar behoren ingediende aanvraag voor dispensatie voor therapeutisch gebruik, kan het uitblijven van een beslissing van de Antidopingorganisatie worden beschouwd als een weigering in het kader van de beroepsmogelijkheden die worden voorzien in dit artikel.
Codeartikel 14.5 Coördinatiecentrum voor Informatie m.b.t.
Dopingcontrole Het WADA zal optreden als centraal coördinatiecentrum voor controlegegevens en resultaten van Dopingcontrole voor Sporters op Internationaal Niveau en Sporters op nationaal niveau die deel uitmaken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van hun Nationale Antidopingorganisatie. Om het coördineren van de planning van de dopingcontrole te vergemakkelijken en te vermijden dat er onnodige dubbele Dopingcontroles worden afgenomen door de verschillende Antidopingorganisaties, moet elke Antidopingorganisatie aan het WADA -coördinatiecentrum verslag uitbrengen van alle Dopingcontroles Binnen en Buiten Wedstrijdverband op deze Sporters, en dit zo snel mogelijk nadat de dopingcontroles werden uitgevoerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Sporter, de Nationale Federatie van de Sporter, het Nationaal Olympisch Comité of het Nationaal Paralympisch Comité, de Nationale Antidopingorganisatie, de Internationale Federatie en het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité.
Om zijn rol van coördinatiecentrum voor gegevens van Dopingcontroles te kunnen uitvoeren, heeft het WADA ADAMS ontwikkeld, een instrument voor het beheer van gegevensbanken dat beantwoordt aan de nieuwe beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens. Het WADA heeft ADAMS meer bepaald ontwikkeld om te beantwoorden aan de statuten en normen inzake de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing zijn op het WADA en andere organisaties die ADAMS gebruiken.
Persoonlijke informatie over een Sporter, Begeleidend Personeel van Sporters of andere personen die bij antidopingactiviteiten betrokken zijn, wordt strikt vertrouwelijk en in overeenstemming met de Internationale Standaard voor de bescherming van de privacy beheerd door het WADA, dat wordt gecontroleerd door de Canadese privacy-autoriteiten. Het WADA moet minstens eenmaal per jaar statistische verslagen met een samenvatting van de ontvangen informatie publiceren, waarbij het te allen tijde ervoor zorgt dat de privacy van de Sporters ten volle wordt gerespecteerd, en stelt zich beschikbaar voor besprekingen met nationale en regionale autoriteiten voor de bescherming van persoonsgegevens.
Codeartikel 15.4 Wederzijdse Erkenning 15.4.1 Onverminderd het recht op beroep zoals voorzien in artikel 13, moeten de Dopingcontroles, dispensaties voor therapeutisch gebruik en resultaten van hoorzittingen of andere definitieve uitspraken van een Ondertekenaar die in overeenstemming zijn met de Code en onder de bevoegdheid van de betreffende Ondertekenaar vallen, worden erkend en gerespecteerd door alle andere Ondertekenaars. [Opmerking bij artikel 15.4.1 : In het verleden is er wat verwarring ontstaan in verband met de interpretatie van dit artikel met betrekking tot dispensaties voor therapeutisch gebruik. Tenzij anders bepaald door de regels van een Internationale Federatie of een overeenkomst met een Internationale Federatie, zijn Nationale Antidopingorganisaties niet "bevoegd" om dispensaties voor therapeutisch gebruik te verlenen aan Sporters op Internationaal Niveau.] 15.4.2 Ondertekenaars dienen dezelfde handelingen te erkennen van andere organen die de Code niet hebben geaccepteerd, indien de regels van die organen in andere opzichten in overeenstemming zijn met de Code. [Opmerking bij artikel 15.4.2 : Wanneer de beslissing van een orgaan dat de Code niet heeft geaccepteerd in bepaalde opzichten overeenstemt met de Code en in andere opzichten niet, moeten de Ondertekenaars trachten om de beslissing toe te passen in overeenstemming met de principes van de Code. Wanneer een niet-Ondertekenaar bijvoorbeeld via een procedure die overeenstemt met de Code heeft aangetoond dat een Sporter een overtreding van de dopingregels heeft begaan op basis van de aanwezigheid van een Verboden Stof in zijn of haar lichaam, maar de opgelegde Uitsluitingsperiode korter is dan de in de Code voorziene periode, moeten alle Ondertekenaars de vaststelling van de overtreding van de dopingregels erkennen, en dient de Nationale Antidopingorganisatie van de Sporter een hoorzitting te organiseren conform artikel 8 om te bepalen of de langere Uitsluitingsperiode die in de Code is voorzien, moet worden opgelegd.] 3.0 Termen en Definities 3.1 Gedefinieerde Termen uit de Code ADAMS : Het Anti-Doping Administration and Management System is een internetprogramma voor het beheer van gegevensbanken dat gebruikt wordt om gegevens in te brengen, op te slaan, te delen en te rapporteren en bedoeld is om belanghebbenden en het WADA te ondersteunen bij hun antidopingwerkzaamheden in combinatie met de wetgeving inzake gegevensbescherming.
Belastend Analyseresultaat : Een rapport van een laboratorium of een ander door het WADA erkend orgaan dat, conform de Internationale Standaard voor Laboratoria en verwante Technische Documenten, in een Monster de aanwezigheid van een Verboden Stof of de Afbraakproducten of Markers daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) of een bewijs voor het Gebruik van een Verboden Methode vaststelt.
Antidopingorganisatie : Een Ondertekenaar die verantwoordelijk is voor het aannemen van regels voor het op gang brengen, implementeren of uitvoeren van eender welk deel van de Dopingcontrole procedure.
Hiertoe behoren bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere Organisaties van Belangrijke Evenementen die Dopingcontroles uitvoeren tijdens hun Evenementen, het WADA, Internationale Federaties en Nationale Antidopingorganisaties.
Sporter : Iedere Persoon die deelneemt aan sport op internationaal niveau (zoals bepaald door iedere Internationale Federatie), nationaal niveau (zoals bepaald door iedere Nationale Antidopingorganisatie, inclusief maar niet beperkt tot de Personen in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole ), en iedere andere deelnemer aan een sportwedstrijd, die voor het overige onder de rechtsbevoegdheid valt van eender welke Ondertekenaar of andere sportorganisatie die de Code aanvaardt. Alle bepalingen van de Code, inclusief, bijvoorbeeld, Dopingcontrole en dispensaties voor therapeutisch gebruik moeten worden toegepast op wedstrijddeelnemers op internationaal en nationaal niveau. Bepaalde Nationale Antidopingorganisaties kunnen ervoor kiezen om wedstrijddeelnemers op recreatief niveau of masters-niveau die nog geen wedstrijddeelnemers van nationaal niveau zijn of die dit kunnen worden, te testen en de antidopingregels op hen toe te passen.
Nationale Antidopingorganisaties zijn echter niet verplicht om alle aspecten van de Code op dergelijke Personen toe te passen. Het is mogelijk specifieke nationale regels op te stellen voor Dopingcontrole van wedstrijddeelnemers op niet-internationaal of niet-nationaal niveau zonder in strijd te zijn met de Code. Zo kan een land er bijvoorbeeld voor kiezen om wedstrijddeelnemers op recreatief niveau te testen, zonder dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te eisen. Op dezelfde manier zou een Organisatie van Belangrijke Evenementen die een Evenement uitsluitend voor wedstrijddeelnemers van masters-niveau organiseert, ervoor kunnen opteren de deelnemers te testen, zonder vooraf dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te eisen. Voor de toepassing van artikel 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) en met betrekking tot antidopingvoorlichting en -scholing, is elke Persoon die deelneemt aan sport onder het gezag van eender welke Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code heeft geaccepteerd, een Sporter. [Opmerking : Deze definitie maakt duidelijk dat alle Sporters op internationaal en nationaal niveau onder de antidopingregels van de Code vallen, waarbij de precieze definities van sport op internationaal en nationaal niveau dienen te worden beschreven in de antidopingregels van respectievelijk de Internationale Federaties en de Nationale Antidopingorganisaties. Op nationaal niveau zijn de antidopingregels die op grond van de Code zijn goedgekeurd, minimaal van toepassing op alle personen die deel uitmaken van nationale teams en alle personen die gekwalificeerd zijn om deel te nemen aan een nationaal kampioenschap in eender welke sport. Dat betekent echter niet dat alle dergelijke Sporters moeten worden opgenomen in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Nationale Antidopingorganisatie. De definitie biedt elke Nationale Antidopingorganisatie ook de mogelijkheid om desgewenst haar antidopingprogramma voor Sporters van nationaal niveau uit te breiden naar wedstrijddeelnemers op lagere competitieniveaus.
Wedstrijddeelnemers op alle competitieniveaus moeten kunnen profiteren van antidopingvoorlichting en -scholing.] Code : De Wereldantidopingcode.
Wedstrijd : Een enkele race, match, spel of afzonderlijke atletiekproef. Bijvoorbeeld, een basketbalmatch of de finale van de Olympische 100 meter sprint in atletiek. Voor etapperaces en andere atletiekproeven waarbij dagelijks of periodiek prijzen worden uitgereikt, wordt het onderscheid tussen een Wedstrijd en een Evenement bepaald door de regels van de betreffende Internationale Federatie.
Dopingcontrole : Alle stappen en processen vanaf de planning van de dopingcontrole tot en met het uiteindelijke aantekenen van eender welk beroep, met inbegrip van alle stappen en processen daartussen, zoals het verstrekken van verblijfsinformatie, Monster name en -verwerking, laboratoriumanalyse, dispensaties voor therapeutisch gebruik, resultatenbeheer en hoorzittingen.
Evenement : Een reeks individuele Wedstrijden die samen worden uitgevoerd onder één bestuursorgaan (bijvoorbeeld de Olympische Spelen, de FINA Wereldkampioenschappen of de Pan American Games).
Periode van het Evenement : De tijd tussen het begin en het einde van een Evenement, zoals bepaald door het bestuursorgaan van het Evenement.
Binnen Wedstrijdverband : Tenzij anders bepaald in de regels van een Internationale Federatie of andere relevante Antidopingorganisatie, betekent « Binnen Wedstrijdverband » de periode die aanvangt twaalf uur vóór een Wedstrijd waarin een Sporter zoals gepland zal deelnemen tot en met het einde van die Wedstrijd en de procedure van de Monster name die aan die Wedstrijd verbonden is.
Internationaal Evenement : Een Evenement waar het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, een Internationale Federatie, een Organisatie van een Belangrijk Evenement of een andere internationale sportorganisatie het bestuursorgaan voor het Evenement is of de technische officials voor het Evenement aanstelt.
Sporter op Internationaal Niveau : Sporters die werden aangeduid door een of meer Internationale Federaties om deel uit te maken van de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole voor een Internationale Federatie.
Internationale Standaard : Een standaard die werd aangenomen door het WADA ter ondersteuning van de Code. De naleving van een Internationale Standaard (in tegenstelling tot een andere bestaande standaard, praktijk of procedure) volstaat om te concluderen dat de procedures die in de Internationale Standaard worden beschreven, op een correcte manier zijn uitgevoerd. Internationale Standaarden dienen alle Technische Documenten te bevatten die ingevolge de Internationale Standaard worden opgesteld.
Nationale Antidopingorganisatie : De entiteit(en) waaraan elk land de belangrijkste bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft toegewezen om antidopingregels op te stellen en te implementeren, de afname van Monsters te coördineren, de controleresultaten te beheren en hoorzittingen te houden, en dit alles op nationaal niveau. Het kan ook gaan om een entiteit die door meerdere landen is aangeduid als regionale Antidopingorganisatie voor die landen. Indien de bevoegde overheid/overheden daar geen organisatie voor heeft/hebben aangewezen, is dit het Nationaal Olympisch Comité van het land of een daardoor aangewezen instantie.
Nationaal Evenement : Een sportevenement waaraan Sporters op internationaal en nationaal niveau deelnemen en dat geen Internationaal Evenement is.
Buiten Wedstrijdverband : Elke Dopingcontrole die niet Binnen Wedstrijdverband plaatsvindt.
Verboden Lijst : De Lijst waarop de Verboden Stoffen en Verboden Methoden staan vermeld.
Verboden Methode : Elke methode die aldus wordt omschreven in de Verboden Lijst.
Verboden Stof : Elke stof die aldus wordt omschreven in de Verboden Lijst.
Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole : De door elke Internationale Federatie en Nationale Antidopingorganisatie afzonderlijk samengestelde groep van Sporters op topniveau die zowel Binnen Wedstrijdverband als Buiten Wedstrijdverband moeten worden gecontroleerd in het kader van de planning van de dopingcontrole door de betreffende Internationale Federatie of Nationale Antidopingorganisatie. Iedere Internationale Federatie dient een lijst bekend te maken waarop de Sporters van haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole vermeld staan, hetzij met naam, hetzij aan de hand van duidelijk gedefinieerde, specifieke criteria.
Ondertekenaars : De entiteiten die de Code ondertekenen en instemmen met de naleving van de Code, waaronder het Internationaal Olympisch Comité, Internationale Federaties, het Internationaal Paralympisch Comité, Nationale Olympische Comités, Nationale Paralympische Comités, Organisaties van Belangrijke Evenementen, Nationale Antidopingorganisaties en het WADA. Test : De onderdelen van de Dopingcontrole procedure waarbij tests worden gepland, Monsters worden afgenomen, Monsters worden gehanteerd en Monsters naar een laboratorium worden getransporteerd.
Gebruik : Het op eender welke wijze gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren of consumeren van een Verboden Stof of Verboden Methode.
WADA : Het Wereldantidopingagentschap. 3.2 Gedefinieerde Termen uit de Internationale Standaard voor DTG's Therapeutisch : Van of met betrekking tot de behandeling van een medische aandoening door geneeskundige agentia of methoden; of voorzien in of helpen bij een behandeling.
DTG : Is een dispensatie voor therapeutisch gebruik die is goedgekeurd door een Comité voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik op basis van een gedocumenteerd medisch dossier vóór het Gebruik van de stof tijdens een sport.
DTG met Terugwerkende Kracht : Is een dispensatie voor therapeutisch gebruik die is goedgekeurd door een Comité voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik op basis van een gedocumenteerd medisch dossier na de melding van een belastend analyseresultaat (BAR) door een laboratorium.
CDTG : Het Comité voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik is het Panel dat is opgericht door de betrokken Antidopingorganisatie.
WADA CDTG : Het Comité voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik van het WADA is het Panel dat is opgericht door het WADA. DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR HET VERLENEN VAN DISPENSATIES VOOR THERAPEUTISCH GEBRUIK 4.0 Criteria voor het Verlenen van een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik Een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik (DTG) kan worden verleend aan een Sporter die het Gebruik toelaat van een in de Verboden Lijst opgenomen Verboden Stof of Verboden Methode. Een aanvraag voor een DTG zal worden beoordeeld door een Comité voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik (CDTG). Het CDTG zal worden aangeduid door een Antidopingorganisatie. Een dispensatie zal enkel toegestaan worden in strikte overeenstemming met de volgende criteria : [Opmerking : Deze standaard kan van toepassing zijn op alle Sporters zoals bepaald door en onderhevig aan de Code, met andere woorden gezonde Sporters en Sporters met een handicap. Deze Standaard zal worden toegepast in overeenstemming met de omstandigheden van het individu. Een dispensatie die geschikt is voor een Atleet met een handicap, bijvoorbeeld, kan ongeschikt zijn voor andere Atleten.] 4.1 De Sporter moet een aanvraag voor een DTG indienen niet minder dan eenentwintig (21) dagen voor hij of zij de goedkeuring nodig heeft (bijvoorbeeld een Evenement ). 4.2 Indien de Verboden Stof of de Verboden Methode geweigerd zou worden tijdens de behandeling van een acute of chronische medische aandoening zou dit de gezondheid van de Sporter aanzienlijk schaden. 4.3 Het therapeutisch Gebruik van de Verboden Stof of de Verboden Methode zou geen bijkomende verbetering van de prestatie opleveren behalve dan wat zou kunnen worden verwacht wanneer de normale gezondheidstoestand terugkeert na de behandeling van een erkende medische aandoening. Het Gebruik van een Verboden Stof of een Verboden Methode om de « laag-normale » waarden van een lichaamseigen hormoon te verhogen wordt niet beschouwd als een aanvaardbare therapeutische interventie. 4.4 Er is geen redelijk therapeutisch alternatief voor het Gebruik van de anderzijds Verboden Stof of Verboden Methode. 4.5 De noodzaak van het Gebruik van de anders Verboden Stof of Verboden Methode kan niet het gevolg zijn, noch volledig noch gedeeltelijk, van eerder niet-therapeutisch Gebruik van een stof van de Verboden Lijst. 4.6 De DTG zal ingetrokken worden door de instantie die ze heeft toegekend, indien : a. De Sporter niet onmiddellijk voldoet aan de vereisten of voorwaarden die zijn opgelegd door de Antidopingorganisatie die de dispensatie verleent.b. De periode waarvoor de DTG werd verleend verstreken is.c. De Sporter op de hoogte wordt gesteld van het feit dat de DTG ingetrokken is door de Antidopingorganisatie. [Opmerking : Elke DTG zal een specifieke duur hebben die wordt bepaald door het CDTG. Er kunnen gevallen zijn waarin een DTG verstreken of ingetrokken is en de Verboden Stof die deel uitmaakt van de DTG nog altijd in het lichaam van de Sporter aanwezig is. In dergelijke gevallen zal de Antidopingorganisatie die de oorspronkelijke beoordeling van een belastend analyseresultaat heeft uitgevoerd overwegen of de vaststelling strookt met het verstrijken of de intrekking van de DTG.] 4.7 Een aanvraag voor een DTG zal niet in overweging genomen worden voor goedkeuring met terugwerkende kracht behalve in gevallen waarin : a. dringende verzorging of verzorging van een acute medische aandoening nodig was, of b.er, door uitzonderlijke omstandigheden, onvoldoende tijd of gelegenheid was voor een aanvrager om een aanvraag in te dienen en voor een CDTG om de aanvraag in overweging te nemen vóór de Dopingcontrole, of c. de voorwaarden bepaald in 7.13 van toepassing zijn. [Opmerking : Medische urgenties of acute medische situaties die de toediening vereisen van een anders Verboden Stof of Verboden Methode vooraleer een DTG kan worden aangevraagd, zijn zeldzaam.
Omstandigheden die een versnelde beoordeling vereisen van een aanvraag voor een DTG wegens een naderende wedstrijd komen evenmin vaak voor.
Antidopingorganisaties die DTG's verlenen moeten over interne procedures beschikken die een aanpak van dergelijke situaties toelaten.] 5.0. Vertrouwelijkheid van Informatie 5.1 De aanvrager moet schriftelijke toestemming geven voor de doorgifte van alle informatie die betrekking heeft op de aanvraag aan de leden van het CDTG en, indien nodig, andere onafhankelijke medische of wetenschappelijke experts, of aan het nodige personeel dat betrokken is bij het beheer, de beoordeling of het beroep van DTG's.
Indien de hulp van externe, onafhankelijke experts vereist is, zullen alle details van de aanvraag worden verspreid zonder de identiteit van de dokter die bij de verzorging van de Sporter betrokken is kenbaar te maken. De aanvrager moet ook schriftelijke toestemming geven om beslissingen van het CDTG te verspreiden naar andere betrokken Antidopingorganisaties volgens de bepalingen van de Code. 5.2 De leden van de CDTG's en de administratie van de betrokken Antidopingorganisatie voeren al hun activiteiten in strikte vertrouwelijkheid uit. Al de leden van een CDTG en al het betrokken personeel ondertekenen een vertrouwelijkheidsverklaring. Zij zullen in het bijzonder de volgende informatie vertrouwelijk behandelen : a. Alle medische informatie en medische gegevens die worden verstrekt door de Sporter en de dokter(s) die bij de verzorging van de Sporter betrokken is/zijn.b. Alle details van de aanvraag met inbegrip van de naam van de dokter(s) die bij de procedure betrokken is/zijn. Indien de Sporter het recht van het CDTG of van het WADA CDTG om alle gezondheidsinformatie van hem/haar te verkrijgen wenst te herroepen, moet de Sporter zijn/haar huisarts schriftelijk daarvan op de hoogte brengen. Als gevolg van een dergelijke beslissing zal de Sporter geen goedkeuring voor een DTG of een hernieuwing van een bestaande DTG verkrijgen. 6.0 Comités voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik (CDTG's) CDTG's worden opgericht en handelen in overeenstemming met de volgende richtlijnen : 6.1 Tot de CDTG's moeten minstens drie (3) dokters behoren die ervaring hebben in de verzorging en behandeling van Sporters en een degelijke kennis hebben van de klinische, sport en bewegingsgeneeskunde. Om een zekere onafhankelijkheid in de beslissingen te waarborgen, moet de meerderheid van de leden van een CDTG vrij zijn van belangenconflicten of politieke verantwoordelijkheid in de Antidopingorganisatie. Al de leden van een CDTG zullen een belangenconflictovereenkomst tekenen. Bij aanvragen van Sporters met een handicap moet minstens één lid van het CDTG bijzondere ervaring hebben in de verzorging en behandeling van Sporters met een handicap. 6.2 De CDTG's mogen om het even welke medische of wetenschappelijke expertise zoeken die ze nodig achten om de omstandigheden van een aanvraag voor een DTG te beoordelen. 6.3 Het WADA CDTG wordt samengesteld volgens de criteria bepaald in artikel 6.1. Het WADA CDTG is opgericht om op eigen initiatief de beslissingen met betrekking tot door Antidopingorganisaties verleende DTG's te beoordelen. Zoals bepaald in artikel 4.4 van de Code zal het WADA CDTG, op vraag van Sporters aan wie door een Antidopingorganisatie DTG's zijn geweigerd, dergelijke beslissingen beoordelen met de bevoegdheid om ze te herroepen. 7.0 Procedure voor de Aanvraag van een Dispensatie voor Therapeutisch Gebruik (DTG) 7.1 Een DTG wordt enkel in overweging genomen na ontvangst van een ingevuld aanvraagformulier dat alle relevante documenten moet bevatten (zie Bijlage 1 B DTG-formulier). De aanvraagprocedure moet afgehandeld worden in overeenstemming met de principes van het medische beroepsgeheim. 7.2 Het/de DTG-aanvraagformulier(en), zoals bepaald in Bijlage 1, kan/kunnen gewijzigd worden door Antidopingorganisaties zodat het/ze bijkomende vragen om informatie bevat(ten), maar er mogen geen delen of onderwerpen verwijderd worden. 7.3 Het/de DTG-aanvraagformulier(en) kan/kunnen vertaald worden in (een) andere taal/andere talen door de Antidopingorganisaties, maar het Engels of het Frans moet op het aanvraagformulier/de aanvraagformulieren vermeld blijven. 7.4 Een Sporter mag geen DTG-aanvraag indienen bij meer dan één Antidopingorganisatie. De aanvraag moet de sport van de Sporter vermelden en, indien nodig, de discipline en specifieke positie of rol. 7.5 De aanvraag moet elke eerdere en/of huidige verzoeken tot toelating van het gebruik van een anders Verboden Stof of Verboden Methode vermelden, de instantie bij wie dit verzoek werd ingediend en de beslissing van die instantie. 7.6 De aanvraag moet een uitgebreide medische geschiedenis omvatten evenals de resultaten van alle onderzoeken en laboratorium- en medische beeldvormingsonderzoeken die betrekking hebben op de aanvraag. De argumenten met betrekking tot de diagnose en behandeling alsook de geldigheidsduur moeten in overeenstemming zijn met de « Medical Information to Support the Decision of TUECs » (Medische Informatie ter Ondersteuning van de Beslissing van CDTG's) van het WADA. Wat astma betreft, moet(en) de in bijlage 1 bepaalde specifieke vereiste(n) vervuld worden. 7.7 Bijkomende relevante onderzoeken of medische beeldvormingsonderzoeken die vóór de goedkeuring door het CDTG van de Antidopingorganisatie zijn aangevraagd, zullen uitgevoerd worden op kosten van de aanvrager of zijn/haar nationaal sportbestuur. 7.8 De aanvraag moet een verklaring bevatten van een naar behoren gekwalificeerde dokter die verklaart dat de anders Verboden Stof of Verboden Methode noodzakelijk is voor de behandeling van de Sporter en die beschrijft waarom alternatieve, toegestane medicatie niet kan of niet zou kunnen worden gebruikt om deze aandoening te behandelen. 7.9 De dosis, frequentie, manier en duur van toediening van de anders Verboden Stof of Verboden Methode in kwestie moet worden gespecificeerd. In geval van een wijziging moet een nieuwe aanvraag worden ingediend. 7.10 Onder normale omstandigheden moeten de beslissingen van het CDTG voltooid zijn binnen de dertig (30) dagen na ontvangst van alle relevante documentatie, en zal deze door de betrokken Antidopingorganisatie schriftelijk aan de Sporter worden meegedeeld.
Indien een DTG-aanvraag werd gedaan binnen een redelijke termijn vóór een Evenement moet het DTG-comité zijn uiterste best doen om de DTG-procedure te voltooien vóór de start van het Evenement. Wanneer een DTG verleend is aan een Sporter in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van de Nationale Antidopingorganisatie, zal aan de Sporter en het WADA onmiddellijk een goedkeuring bezorgd worden die informatie bevat met betrekking tot de duur van de dispensatie en de voorwaarden die aan de DTG verbonden zijn. 7.11 a.Wanneer het WADA CDTG een verzoek ter beoordeling ontvangt van een Sporter zal het, zoals bepaald in artikel 4.4 van de Code, een beslissing over een door een Antidopingorganisatie verleende DTG kunnen herroepen. De Sporter zal het WADA CDTG alle informatie bezorgen voor een DTG zoals ze oorspronkelijk bij de Antidopingorganisatie is ingediend, samen met een aanvraagvergoeding.
Tot het beoordelingsproces is voltooid blijft de originele beslissing van kracht. De procedure mag niet langer duren dan dertig (30) dagen na ontvangst van alle informatie door het WADA. b. Het WADA kan, op eigen initiatief, op elk ogenblik een beoordeling uitvoeren. 7.12 Indien de beslissing over het verlenen van een DTG bij beoordeling wordt herroepen, zal de herroeping niet met terugwerkende kracht van toepassing worden en de resultaten van de Sporter tijdens de periode waarvoor de DTG werd verleend niet diskwalificeren en zal ze van kracht worden niet later dan veertien (14) dagen na kennisgeving van de beslissing aan de Sporter. 7.13 De behandeling van astma en de klinische varianten ervan; het Gebruik van geïnhaleerde glucocorticosteroïden en bèta 2-agonisten : - Het Gebruik van geïnhaleerde glucocorticosteroïden en/of geïnhaleerde formoterol, salbutamol, salmeterol en terbutaline weerspiegelt de huidige klinische praktijk. Het Gebruik van deze stoffen moet gemeld worden via ADAMS - indien redelijkerwijze haalbaar en in overeenstemming met de Code - van zodra het product wordt gebruikt en moet eveneens vermeld worden op het Dopingcontrole formulier tijdens de Dopingcontrole. Indien dit niet wordt gemeld, zal hier rekening mee worden gehouden bij het beheer van de resultaten, vooral in geval van een aanvraag voor een DTG met Terugwerkende Kracht. - Sporters die de bovenvermelde stoffen gebruiken door inhalatie moeten een medisch dossier hebben dat dit Gebruik rechtvaardigt en aan de minimumvereisten in bijlage 1 voldoet.
Afhankelijk van de categorie van Sporter zal het medisch dossier als volgt worden geëvalueerd : - Voor alle Sporters die behoren tot een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Internationale Federatie een gewone DTG, goedgekeurd vóór het Gebruik van de stof. - Voor Sporters die deelnemen aan een Internationaal Evenement maar die niet opgenomen zijn in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Internationale Federatie, hetzij een DTG hetzij een DTG met Terugwerkende Kracht in het geval van een belastend analyseresultaat, in overeenstemming met de regels van de Internationale Federatie of van de Organisatie van een Belangrijk Evenement. - Voor Sporters op nationaal niveau die niet behoren tot een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van een Internationale Federatie, ongeacht of ze deel uitmaken van een nationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole, hetzij een DTG hetzij een DTG met Terugwerkende Kracht in het geval van een belastend analyseresultaat, in overeenstemming met de regels van de NADO. - Er zal geen DTG met Terugwerkende Kracht verleend worden wanneer de vereisten in Bijlage I niet voldaan zijn, wat wil zeggen dat elk belastend analyseresultaat dat door een laboratorium wordt gemeld in deze omstandigheden zal leiden tot een overtreding van de anti-dopingregels. - Elke Sporter kan op elk ogenblik een aanvraag indienen voor een DTG indien hij of zij dat wenst. - Elke Sporter die een DTG of een DTG met Terugwerkende Kracht heeft aangevraagd en aan wie een dergelijke DTG werd geweigerd mag de stof niet gebruiken zonder voorafgaande verlening van een DTG (er zal geen DTG met Terugwerkende Kracht toegestaan worden). 8.0 Procedure voor Gebruiksverklaring 8.1 Er wordt erkend dat sommige stoffen die op de Lijst van Verboden Stoffen voorkomen gebruikt worden om medische aandoeningen te behandelen die zich vaak voordoen onder sporters. Met het oog op monitoring is voor deze stoffen, waarvoor de methode van toediening niet verboden is, een eenvoudige gebruiksverklaring nodig. Deze zijn strikt beperkt tot de volgende stoffen : Glucocorticosteroïden die gebruikt worden op niet-systemische en niet-geïnhaleerde wijze, namelijk via intra-articulaire, peri-articulaire, peritendineuse, epidurale, intrathecale of intradermale injectie. 8.2 Voor de voormelde stoffen moet de Gebruik sverklaring gebeuren door de Sporter via ADAMS indien redelijkerwijze mogelijk en in overeenstemming met de Code op het ogenblik dat het Gebruik begint.
Deze verklaring moet de diagnose, de naam van de stof, de genomen dosis, de naam en de contactgegevens van de Dokter vermelden.
Bovendien moet de Atleet het Gebruik van de stof in kwestie aangeven op het Dopingcontrole formulier. 9.0 Coördinatiecentrum 9.1 De Antidopingorganisaties moeten WADA op de hoogte brengen van alle DTG's die zijn goedgekeurd voor Sporters die deel uitmaken van een nationale of internationale Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole, en alle bewijsstukken, in overeenstemming met Deel 7. 9.2 De gebruiksverklaringen moeten ter beschikking gesteld worden van het WADA (ADAMS ). 9.3 Het coördinatiecentrum garandeert strikte vertrouwelijkheid van alle medische gegevens.
BIJLAGE 1 : Minimumvereisten voor het medisch dossier dat moet worden gebruikt voor de DTG-procedure in het geval van astma Het dossier moet de huidige beste medische praktijk weerspiegelen en het volgende bevatten : 1) Een volledige medische geschiedenis 2) Een uitgebreid rapport van het klinisch onderzoek met speciale aandacht voor het ademhalingssysteem.3) Een verslag van de spirometrie met de meting van het FEV1-percentage.4) Indien er een blokkering van de luchtwegen aanwezig is, zal de spirometrie herhaald worden na inhalatie van een kortwerkende Bèta 2-agonist om de omkeerbaarheid van de bronchusvernauwing aan te tonen.5) Indien er geen omkeerbare blokkering van de luchtwegen aanwezig is, moet een bronchiale provocatietest worden uitgevoerd om de aanwezigheid van hypergevoeligheid van de luchtwegen vast te stellen.6) De precieze naam, specialiteit en het adres (met inbegrip van telefoon, e-mail, fax) van de dokter die het onderzoek uitvoert. De Wereld Anti-Doping Code INTERNATIONALE STANDAARD BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSFEER Januari 2009 WERELD ANTI-DOPING AGENTSCHAP. - Speel eerlijk Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens.
De Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens werd op 20 september 2008 goedgekeurd door het Uitvoerend Comité van het Wereld Anti-Doping Agentschap. Dit is versie 1.0 van dit document en wordt van kracht met ingang van 1 januari 2009.
Gepubliceerd op 26 september 2008 door : World Anti-Doping Agency Stock Exchange Tower 800 Place Victoria (Suite 1700) PO Box 120 Montreal, Quebec, Canada H4Z 1B7 URL : www.wada-ama.org Tel. : +1 514 904 9232 Fax : +1 514 904 8650 E-mail : code@wada-ama.org VOORWOORD De Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens van de Wereld Anti-Doping Code is een verplichte Internationale Standaard van niveau 2 die werd opgesteld in het kader van het Wereld Anti-Doping Programma.
Het WADA en de Anti-Doping Organisaties moeten er allebei voor zorgen dat Persoonsgegevens die tijdens anti-dopingactiviteiten verwerkt worden, beschermd worden zoals opgelegd door de geldende wetten, principes en standaarden inzake gegevensbescherming en privacy. Het hoofddoel van deze Internationale Standaard bestaat erin te verzekeren dat organisaties en personen die betrokken zijn bij de strijd tegen doping in de sport, de Persoonsgegevens die ze verwerken correct, toereikend en efficiënt beschermen, ongeacht of dit al dan niet opgelegd wordt door de geldende wetgeving.
Dit document werd herzien, besproken en voorbereid door een referentiegroep van WADA -experts die in het bijzonder rekening hebben gehouden met de uit 1980 daterende Richtsnoeren inzake de Bescherming van de Privacy en het Grensoverschrijdende Verkeer van Persoonsgegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met het Verdrag tot Bescherming van Personen met betrekking tot de Geautomatiseerde Verwerking van Persoonsgegevens van de Raad van Europa (ETS nr. 108), met de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens, en met andere internationale en regionale regels en standaarden inzake de persoonlijke levenssfeer.
De officiële tekst van de Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens wordt bijgehouden door het WADA en zal gepubliceerd worden in het Engels en het Frans. In geval van enige tegenstrijdigheid tussen de Engelse en de Franse versie is de Engelse versie beslissend.
De Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens versie 1.0 zal van kracht worden op 1 januari 2009. Hij zal nu en dan, indien nodig, geactualiseerd worden teneinde aanpassingen in de geldende wetten en anti-dopingpraktijken weer te geven.
INHOUDSOPGAVE DEEL EEN : INLEIDING, BEPALINGEN VAN DE CODE EN DEFINITIES 1 1.0Inleiding en werkkader 2.0Bepalingen van de Code 3.0Begrippen en definities DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR HET OMGAAN MET PERSOONSGEGEVENS 4.0Verwerking van Persoonsgegevens in overeenstemming met de Internationale Standaard en de geldende wetgeving 5.0Verwerking van relevante en evenredige Persoonsgegevens 6.0Verwerking van Persoonsgegevens in overeenstemming met de wetgeving of met toestemming 7.0Waarborgen van passende informatieverstrekking aan Deelnemers 8.0Verstrekking van Persoonsgegevens aan andere Anti-Doping Organisaties en aan derden 9.0Handhaving van de veiligheid van Persoonsgegevens 10.0 Bewaren van Persoonsgegevens slechts zolang dat noodzakelijk is en zorgen voor de vernietiging ervan 11.0 Rechten van Deelnemers met betrekking tot Persoonsgegevens DEEL EEN : INLEIDING, BEPALINGEN VAN DE CODE EN DEFINITIES 1.0 Inleiding en werkkader De doelstelling van de Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens bestaat erin te verzekeren dat Anti-Doping Organisaties de Persoonsgegevens die ze verwerken bij de uitvoering van anti-dopingprogramma's correct, toereikend en efficiënt beschermen, in erkenning van het feit dat Persoonsgegevens die verzameld worden in het kader van de strijd tegen doping de privacyrechten en belangen van personen die betrokken zijn bij de georganiseerde sport kunnen beïnvloeden en bezwaren.
De Code in het bijzonder eist dat de Atleten en de Atletenbegeleiders heel wat Persoonsgegevens verschaffen aan de Anti-Doping Organisaties.
Bijgevolg is het van essentieel belang dat de Anti-Doping Organisaties de door hen verzamelde Persoonsgegevens naar behoren beschermen teneinde te voldoen aan alle wettelijke standaarden en het voortdurende vertrouwen en geloof van diegenen die deelnemen aan georganiseerde sport te verzekeren.
De Code erkent en bevestigt het belang van de verzekering dat de privacybelangen van personen die deelnemen aan anti-dopingprogramma's op basis van de Code ten volle gerespecteerd worden. Ter ondersteuning van dit engagement biedt deze Internationale Standaard verplichte regels en standaarden met betrekking tot de bescherming van Persoonsgegevens door Anti-Doping Organisaties.
Net zoals andere Internationale Standaarden die tot op heden werden ontwikkeld en geïmplementeerd, beschrijft ook deze Internationale Standaard een minimum aan gemeenschappelijke regels waarnaar Anti-Doping Organisaties zich moeten voegen bij het verzamelen en verwerken van Persoonsgegevens op grond van de Code. In sommige gevallen vereisen de geldende wetten van de Anti-Doping Organisaties dat ze regels of standaarden toepassen die verder gaan dan degene beschreven in deze Standaard. In deze Internationale Standaard worden definities die ook voorkomen in de Code in cursief gezet, terwijl definities die bijkomend werden gecreëerd voor deze Internationale Standaard onderstreept worden. 2.0 Bepalingen van de Code De volgende artikelen in de Code zijn rechtstreeks relevant voor deze Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens : - Code artikel 14 Vertrouwelijkheid en rapportage De Ondertekenaars gaan akkoord met de principes van de coördinatie van dopingresultaten, openbare transparantie en verantwoordelijkheid en respect voor de privacybelangen van personen die worden beschuldigd van het overtreden van anti-dopingregels. - Code artikel 14.1.5 De ontvangende organisaties mogen deze informatie niet bekendmaken aan andere Personen dan diegenen die de informatie nodig hebben (dit omvat het respectieve personeel van het bevoegde Nationaal Olympisch Comité, de Nationale Federatie en het team bij een Teamsport ) tot de Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer de zaak publiekelijk bekend heeft gemaakt of nagelaten heeft dit publiekelijk bekend te maken volgens de voorschriften in het onderstaande artikel 14.2. - Code artikel 14.2 Publiekelijke bekendmaking - Code artikel 14.2.1 De identiteit van eender welke Atleet of enige andere Persoon die door een Anti-Doping Organisatie wordt beschuldigd van het overtreden van de anti-dopingregels, mag enkel publiekelijk bekendgemaakt worden door de Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer als dit gemeld is aan de Atleet of andere Persoon in overeenstemming met de artikelen 7.2, 7.3 of 7.4 of aan de bevoegde Anti-Doping Organisaties in overeenstemming met artikel 14.1.2. - Code artikel 14.2.3 Telkens na een hoorzitting of beroep blijkt dat de Atleet of andere Persoon geen dopingovertreding heeft begaan, mag deze beslissing slechts publiekelijk bekendgemaakt worden indien men daartoe de toestemming heeft van de Atleet of andere Persoon op wie de beslissing betrekking heeft. De Anti-Doping Organisatie die verantwoordelijk is voor het resultatenbeheer moet redelijke inspanningen leveren om deze toestemming te verkrijgen, en moet na verkrijging van die toestemming de beslissing hetzij volledig, hetzij in een door de Atleet of andere Persoon goedgekeurde opmaak publiekelijk bekendmaken. - Code artikel 14.2.4 Krachtens Artikel 14.2 is slechts voldaan aan de verplichting van bekendmaking wanneer de vereiste informatie minstens op de website van de Anti-Doping Organisatie is geplaatst en daar blijft staan gedurende minstens één (1) jaar. - Code artikel 14.2.5 Geen enkele Anti-Doping Organisatie of door het WADA geaccrediteerd laboratorium, noch enige ambtenaar ervan mogen publiekelijk commentaar geven op de specifieke feiten van een openstaande zaak (te onderscheiden van een algemene beschrijving van de procedure en het onderzoek), behalve wanneer het gaat om een reactie op publieke verklaringen van de Atleet, een andere Persoon of hun vertegenwoordigers. - Code artikel 14.3 Verblijfsgegevens van de Atleet Zoals ook vermeld wordt in de Internationale Standaard voor Dopingtests, moeten Atleten die door hun Internationale Federatie of Nationale Anti-Doping Organisatie zijn aangeduid voor opname in een Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole correcte en actuele verblijfsgegevens verstrekken. De Internationale Federaties en Nationale Anti-Doping Organisaties moeten de identificatie van de Atleten en het verzamelen van actuele verblijfsgegevens coördineren, en deze gegevens doorgeven aan het WADA. Deze informatie wordt, waar redelijkerwijs haalbaar via ADAMS, beschikbaar gesteld aan andere Anti-Doping Organisaties die bevoegd zijn om de Atleet te controleren zoals vermeld in artikel 15. Deze informatie moet te allen tijde strikt vertrouwelijk behandeld worden, mag enkel gebruikt worden voor het plannen, coördineren of uitvoeren van Dopingcontroles en moet worden vernietigd zodra ze niet langer relevant is voor deze doeleinden. - Code artikel 14.5 Coördinatiecentrum voor Informatie Dopingcontrole Het WADA zal optreden als een centraal coördinatiecentrum voor de gegevens en resultaten van Dopingcontroles voor Atleten op zowel internationaal als nationaal niveau die zijn opgenomen in de Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole van hun Nationale Anti-Doping Organisatie. Om het coördineren van de planning van de dopingcontrole te vergemakkelijken en onnodige, dubbel uitgevoerde Dopingcontroles door de verschillende Anti-Doping Organisaties te vermijden, moet elke Anti-Doping Organisatie alle dopingcontroles Binnen Competitie en Buiten Competitie op deze Atleten zo snel mogelijk nadat ze zijn uitgevoerd melden aan het coördinatiecentrum van het WADA. Deze informatie zal beschikbaar gesteld worden aan de Atleet, de Nationale Federatie van de Atleet, het Nationaal Olympisch Comité of het Nationaal Paralympisch Comité, de Nationale Anti-Doping Organisatie, de Internationale Federatie en het Internationaal Olympisch Comité of het Internationaal Paralympisch Comité.
Om het WADA in staat te stellen te fungeren als een coördinatiecentrum voor de gegevens van Dopingcontroles, heeft het een tool voor databasebeheer ontwikkeld, ADAMS genaamd, dat de opkomende principes voor gegevensbescherming weergeeft. Het WADA heeft ADAMS in het bijzonder ontwikkeld om consequent te kunnen zijn met de statuten en normen inzake gegevensbescherming die van toepassing zijn op het WADA en op de andere organisaties die ADAMS gebruiken. Persoonlijke informatie over een Atleet, over Atletenbegeleiders of over anderen die betrokken zijn bij anti-dopingactiviteiten, moet strikt vertrouwelijk en in overeenstemming met de Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer bewaard worden door het WADA, dat overkoepeld wordt door de Canadese autoriteiten inzake gegevensbescherming. Het WADA moet tenminste eenmaal per jaar een statistisch rapport publiceren waarin de ontvangen informatie is samengevat. Daarbij moet het te allen tijde verzekeren dat de privacy van de Atleten volledig gerespecteerd wordt. En bovendien moet het beschikbaar zijn voor besprekingen met nationale en regionale autoriteiten die bevoegd zijn voor gegevensbescherming. - Code artikel 14.6 Gegevensbescherming Bij het uitvoeren van hun verplichtingen krachtens de Code mogen de Anti-Doping Organisaties Persoonsgegevens over Atleten en derden verzamelen, opslaan, verwerken of bekendmaken. Elke Anti-Doping Organisatie moet ervoor zorgen dat ze voldoet aan de geldende wetten inzake gegevensbescherming en privacy wat betreft de manier waarop ze omgaat met deze informatie, alsook aan de Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer die het WADA zal goedkeuren om te verzekeren dat zowel Atleten als niet-atleten volledig op de hoogte zijn van en, waar nodig, instemmen met de manier waarop hun Persoonsgegevens gebruikt worden tijdens anti-dopingactiviteiten die zich voordoen krachtens de Code. 3.0 Begrippen en definities 3.1 Een selectie van gedefinieerde begrippen uit de Code Anti-Doping Organisatie : een Ondertekenaar die verantwoordelijk is voor het overnemen van regels voor het initiëren, implementeren of uitvoeren van eender welk onderdeel van het Dopingcontrole proces.
Hiertoe behoren bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, andere Organisaties van Belangrijke Evenementen die Tests uitvoeren tijdens hun Evenementen, het WADA, Internationale Federaties en Nationale Anti-Doping Organisaties.
Atleet : elke Persoon die aan sport doet op internationaal niveau (volgens de definities van elke Internationale Federatie), op nationaal niveau (volgens de definities van elke Nationale Anti-Doping Organisatie, inclusief maar niet beperkt tot de Personen opgenomen in haar Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole ), en elke andere sportbeoefenaar die op enige andere wijze onderworpen is aan de bevoegdheid van eender welke Ondertekenaar of andere sportorganisatie die de Code aanvaardt. Alle bepalingen van de Code, inclusief bijvoorbeeld de bepalingen inzake de Tests en de dispensaties voor therapeutisch gebruik, gelden voor sportbeoefenaars op zowel nationaal als internationaal niveau. Sommige Nationale Anti-Doping Organisaties kunnen ervoor kiezen om de anti-dopingregels te testen en toe te passen op recreatieve of mastersporters die noch op dat ogenblik, noch in de toekomst op nationaal niveau zullen meespelen. De Nationale Anti-Doping Organisaties zijn echter niet verplicht om alle aspecten van de Code toe te passen op die Personen. Er kunnen specifieke nationale regels opgesteld worden voor Dopingcontrole bij sportbeoefenaars op niet-internationaal of niet-nationaal niveau, zonder daarbij in conflict te komen met de Code. Met andere woorden : een land kan ervoor kiezen om sportbeoefenaars op recreatief niveau te testen, zonder daarbij dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te vereisen. Op dezelfde manier kan een Organisatie van Belangrijke Evenementen die een Evenement organiseert enkel voor sportbeoefenaars op masterniveau, ervoor kiezen om de deelnemers te testen, zonder echter voorafgaande dispensaties voor therapeutisch gebruik of verblijfsgegevens te vereisen. Met het oog op Artikel 2.8 (Toediening of Poging tot Toediening) en met het oog op de voorlichting en scholing inzake de strijd tegen doping is elke Persoon die aan sport doet onder het gezag van een Ondertekenaar, overheid of andere sportorganisatie die de Code heeft aanvaard, een Atleet.
Atletenbegeleiders : elke coach, trainer, manager, agent, teammedewerker, official, medische of paramedische medewerker, ouder of enige andere Persoon die werkt met een Atleet die deelneemt aan of zich voorbereidt op een sportwedstrijd, of die deze Atleet onder behandeling heeft of bijstaat.
Deelnemer : elke Atleet of Atletenbegeleider. 3.2 Gedefinieerde begrippen uit de Internationale Standaard voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Persoonsgegevens Persoonsgegevens : de gegevens, zonder enige beperking met inbegrip van Gevoelige Persoonsgegevens, betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare Deelnemer. [3.2 Opmerking : Hierbij wordt aangenomen dat Persoonsgegevens onder meer volgende gegevens van de Atleet bevatten, nl. contactgegevens en informatie over aansluitingen bij sportorganisaties, verblijfsgegevens, opgegeven dispensaties voor therapeutisch gebruik (als die er zijn), resultaten van anti-dopingtests en resultatenbeheer (inclusief disciplinaire hoorzittingen, aantekeningen van beroep en sancties). Persoonsgegevens omvatten ook persoonlijke en contactinformatie over andere personen, zoals medische professionals en andere personen die werken met een Atleet, een Atleet in behandeling hebben of bijstaan in het kader van de strijd tegen doping.] Verwerking (en de aanverwanten Verwerken en Verwerkt) : Persoonsgegevens verzamelen, bewaren, opslaan, bekendmaken, overmaken, verzenden, wijzigen, schrappen of op enige andere wijze gebruiken.
Gevoelige Persoonsgegevens : Persoonsgegevens met betrekking tot ras of etnische afkomst, het begaan van misdrijven (criminele of andere), gezondheid (inclusief gegevens afkomstig van de analyse van Stalen van de Atleet ) en genetische informatie.
DEEL TWEE : STANDAARDEN VOOR HET OMGAAN MET PERSOONSGEGEVENS 4.0 Verwerking van Persoonsgegevens in overeenstemming met de Internationale Standaard en de geldende wetgeving 4.1 Deze Internationale Standaard vermeldt een minimum aan vereisten voor de Verwerking van Persoonsgegevens van Deelnemers door Anti-Doping Organisaties en hun derde agenten in het kader van hun anti-dopingactiviteiten. Alle Anti-Doping Organisaties moeten deze Standaard naleven, ook als de vereisten ervan verder gaan dan de vereisten vermeld in de wetten die van toepassing zijn op deze Anti-Doping Organisaties, en de essentiële behoefte weergeven om de privacy te beschermen van Deelnemers die betrokken zijn bij en deelnemen aan de strijd tegen doping in de sport. [4.1 Opmerking : Anti-Doping Organisaties, alsook alle agenten die voor of in naam van Anti-Doping Organisaties Persoonsgegevens Verwerken, moeten minimaal voldoen aan de vereisten vermeld in deze Internationale Standaard, op voorwaarde dat deze naleving geen inbreuk vormt op andere geldende wetten. Wanneer een Anti-Doping Organisatie door naleving van deze Internationale Standaard het risico loopt andere geldende wetten te overtreden, hebben deze laatste wetten de overhand.] 4.2 Anti-Doping Organisaties kunnen onderworpen zijn aan wetten en voorschriften inzake gegevensbescherming en privacy die vereisten opleggen die verder gaan dan de vereisten opgelegd door deze Internationale Standaard. In die gevallen moeten de Anti-Doping Organisaties ervoor zorgen dat ze bij de Verwerking van Persoonsgegevens voldoen aan al deze wetten en voorschriften inzake gegevensbescherming en privacy. [4.2 Opmerking : Anti-Doping Organisaties in sommige landen kunnen onderworpen zijn aan wetten en voorschriften die gelden voor de Verwerking van Persoonsgegevens van andere natuurlijke personen dan de Deelnemers, zoals hun eigen werknemers of het personeel van andere Anti-Doping Organisaties, of die bijkomende beperkingen opleggen die verder gaan dan deze Internationale Standaard. In al die gevallen zal van de Anti-Doping Organisaties verwacht worden dat ze voldoen aan de geldende wetten en voorschriften inzake gegevensbescherming.] 5.0 Verwerking van relevante en evenredige Persoonsgegevens 5.1 Anti-Doping Organisaties mogen enkel Persoonsgegevens Verwerken wanneer dat noodzakelijk en aangewezen is om te voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Code en de Internationale Standaarden, of wanneer dat op enige andere wijze vereist is door een geldende wet, een voorschrift of een verplichte wettelijke procedure, op voorwaarde dat deze Verwerking niet in strijd is met de geldende wetten inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens. 5.2 Anti-Doping Organisaties mogen geen Persoonsgegevens Verwerken die irrelevant of niet noodzakelijk zijn om één van de doelstellingen vermeld in artikel 5.1 te behalen. [5.2 Opmerking : Anti-Doping Organisaties moeten de verschillende contexten nagaan waarin ze Persoonsgegevens Verwerken om ervoor te zorgen dat de Verwerking van deze Persoonsgegevens in elk geval vereist is teneinde te voldoen aan één van de doelstellingen vermeld in artikel 5.1. Wanneer de Anti-Doping Organisaties zichzelf niet kunnen overtuigen van het feit dat de Verwerking noodzakelijk is, mogen ze niet overgaan tot het Verwerken van de Persoonsgegevens.] 5.3 In het bijzonder, behalve indien op enige andere wijze vereist door de Code of uitdrukkelijk vereist bij wet : a. Anti-Doping Organisaties die Persoonsgegevens Verwerken om de geschiktheid van een Atleet te bepalen met het oog op een dispensatie voor therapeutisch gebruik, mogen enkel die Persoonsgegevens Verwerken die nodig zijn om tot deze vaststelling te komen zoals vereist door de Internationale Standaard voor Dispensaties voor Therapeutisch Gebruik.b. Anti-Doping Organisaties die Persoonsgegevens Verwerken om Tests uit te voeren, inclusief verblijfsgegevens en gegevens afkomstig van Stalen, mogen enkel die Persoonsgegevens Verwerken die nodig zijn om de Tests uit te voeren zoals vereist door de Code of door de Internationale Standaard voor Dopingtests.c. Anti-Doping Organisaties die Persoonsgegevens Verwerken om over te gaan tot onderzoek en resultatenbeheer, inclusief de hoorzittingen, beroepen en toewijzingen die daarmee gepaard gaan, mogen enkel die Persoonsgegevens Verwerken die nodig zijn om dergelijke activiteiten te realiseren en ervoor te zorgen dat de Code correct nageleefd wordt. 5.4 Persoonsgegevens die Verwerkt worden door Anti-Doping Organisaties moeten correct en volledig zijn, en moeten geactualiseerd worden. Dit betekent niet dat de Anti-Doping Organisaties verplicht zijn om de correctheid te controleren van alle Persoonsgegevens die ze Verwerken, maar wel dat ze eventuele Persoonsgegevens waarvan ze met zekerheid weten dat ze niet correct of niet nauwkeurig zijn, zo snel mogelijk moeten corrigeren of wijzigen. [5.4 Opmerking : Wanneer de Deelnemers zelf de nodige Persoonsgegevens over zichzelf rechtstreeks moeten bezorgen aan de Anti-Doping Organisaties en ervoor moeten zorgen dat deze gegevens correct, volledig en up-to-date zijn, moeten ze op de hoogte zijn van deze verplichting en, waar mogelijk, beschikken over redelijke middelen om hieraan te voldoen. Zo kan aan Individuen bijvoorbeeld toegang verleend worden tot hun Persoonsgegevens via het internet, aan de hand van onlineprogramma's en -middelen.] 6.0 Verwerking van Persoonsgegevens in overeenstemming met de wetgeving of met toestemming 6.1 Anti-Doping Organisaties mogen enkel Persoonsgegevens Verwerken ? wanneer dat uitdrukkelijk toegelaten is door de geldende wet, of ? wanneer de Deelnemer daartoe geïnformeerd toestemming heeft gegeven, onverminderd de uitzonderingen die zich kunnen voordoen conform Artikel 6.3.b. van deze Internationale Standaard. [6.1 Opmerking : Deze Internationale Standaard voorziet dat Persoonsgegevens met betrekking tot Deelnemers Verwerkt zullen worden in gevallen waarvoor de wet uitdrukkelijk voorziet in de Verwerking ervan of in gevallen waarvoor de Deelnemers toestemming hebben gegeven, onverminderd de geldende uitzonderingen om te vermijden dat Deelnemers de Code zouden ondermijnen. De verplichting om de toestemming te verkrijgen van een Atleet of van diens Atletenbegeleiders ligt hoofdzakelijk bij de Anti-Doping Organisatie(s) die de respectieve Atleet in haar (hun) Geregistreerde Doelgroep voor Dopingcontrole opneemt (opnemen).] 6.2 Wanneer Anti-Doping Organisaties Gevoelige Persoonsgegevens Verwerken met toestemming, moeten ze daartoe van de Deelnemer de geïnformeerde, uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming krijgen. De Gevoelige Persoonsgegevens moeten Verwerkt worden in overeenstemming met eventuele specifieke voorzorgsmaatregelen of procedures vastgesteld volgens de lokaal geldende wetten en voorschriften inzake gegevensbescherming. [6.2 Opmerking : Deze Internationale Standaard legt Anti-Doping Organisaties die Gevoelige Persoonsgegevens Verwerken bijkomende beperkingen op, waaruit het bijzonder gevoelige karakter van de Verwerking van dergelijke gegevens blijkt. Ook al definieert de Standaard dat Gevoelige Persoonsgegevens uitdrukkelijk verschillende categorieën van informatie moeten omvatten, betekent dit niet dat dergelijke informatie Verwerkt moet worden door Anti-Doping Organisaties, zoals vereist door artikel 5.1.] 6.3 Om een geïnformeerde toestemming te verkrijgen zoals vereist door deze Internationale Standaard, moeten Anti-Doping Organisaties ervoor zorgen dat de Deelnemers de nodige informatie krijgen, zoals meer in detail beschreven wordt in artikel 7. a. De Anti-Doping Organisaties moeten de Deelnemers op de hoogte brengen van de negatieve gevolgen die kunnen voortvloeien uit hun weigering om deel te nemen aan dopingcontroles, inclusief de Tests, en uit hun weigering om toestemming te geven voor de Verwerking van Persoonsgegevens zoals vereist voor deze doelstelling. [6.3.a Opmerking : Om twijfel te vermijden moet aan de Deelnemers gemeld worden dat hun weigering om deel te nemen aan dopingcontroles wanneer hen dat gevraagd wordt, ertoe kan leiden dat ze niet langer mogen deelnemen aan de georganiseerde sportbeoefening en, voor Atleten, dat deze weigering een inbreuk kan vormen op de Code en onder andere competitieresultaten ongeldig kan maken. Een Deelnemer die van mening is dat een Anti-Doping Organisatie niet voldoet aan deze Internationale Standaard, kan het WADA hiervan op de hoogte brengen conform artikel 11.5. Het WADA zal de redenen voor de klacht dan onderzoeken, onverminderd enige andere rechten van de Deelnemer volgens de geldende wet.] b. De Anti-Doping Organisaties moeten de Deelnemers op de hoogte brengen van het feit dat de Verwerking van hun Persoonsgegevens door Anti-Doping Organisaties, ongeacht hun weigering om toestemming te geven of een latere intrekking van die toestemming, steeds vereist kan zijn, behalve indien op enige andere wijze verboden door de geldende wet, wanneer dat nodig is om de Anti-Doping Organisaties in staat te stellen : ? een onderzoek in te stellen of verder te voeren over vermoedelijke inbreuken door de Deelnemer tegen de anti-dopingregels; ? actie te ondernemen of deel te nemen aan acties met betrekking tot vermoedelijke inbreuken door de Deelnemer tegen de anti-dopingregels; of ? gerechtelijke aanspraken te maken, uit te oefenen of zich te verdedigen tegen gerechtelijke aanspraken met betrekking tot de Anti-Doping Organisatie, de Deelnemer of beide. [6.3.b Opmerking : In sommige beperkte omstandigheden moeten Anti-Doping Organisaties de mogelijkheid hebben om Persoonsgegevens te Verwerken zonder de toestemming van de Deelnemer. Deze uitzonderingen zijn noodzakelijk om situaties te vermijden waarin Deelnemers weigeren om toestemming te geven of hun toestemming intrekken teneinde bepaalde anti-dopingactiviteiten en -procedures te omzeilen en detectie van een dopinginbreuk te vermijden.] 6.4 Wanneer Deelnemers voor doeleinden vermeld in deze Internationale Standaard niet in staat zijn om geïnformeerd toestemming te geven door hun leeftijd, geestelijk vermogen of enige andere legitieme, bij wet aanvaarde reden, kan de wettelijke vertegenwoordiger, de voogd of een andere bevoegde vertegenwoordiger van de Deelnemer toestemming geven in naam van de Deelnemer, alsook de rechten van de Deelnemer krachtens artikel 11 hieronder laten gelden. De Anti-Doping Organisaties moeten verzekeren dat het verkrijgen van toestemmingen in die omstandigheden toegestaan is door de geldende wet. 7.0 Waarborgen van passende informatieverstrekking aan Deelnemers 7.1 Anti-Doping Organisaties moeten de Deelnemers informeren over de Verwerking van hun Persoonsgegevens. Daarbij moeten ze de volgende informatie bezorgen : ? de identiteit van de Anti-Doping Organisatie die de Persoonsgegevens verzamelt; ? de soorten Persoonsgegevens die Verwerkt kunnen worden; ? de doelen waarvoor de Persoonsgegevens gebruikt kunnen worden en hoe lang deze gegevens bewaard zullen worden; ? andere mogelijke ontvangers van de Persoonsgegevens, met inbegrip van Anti-Doping Organisaties in andere landen waar de Deelnemer eventueel deelneemt aan sportwedstrijden, traint of reist; ? de mogelijkheid en omstandigheden waarin Persoonsgegevens publiekelijk bekendgemaakt kunnen worden (zoals bekendmaking van testresultaten en gerechtelijke beslissingen); ? de rechten van de Deelnemer met betrekking tot de Persoonsgegevens op grond van deze Internationale Standaard en de middelen om deze rechten te laten gelden, met inbegrip van de procedure voor het indienen van klachten conform artikel 11.5; en ? alle andere informatie die nodig is om te verzekeren dat de verwerking van de Persoonsgegevens eerlijk verloopt, zoals informatie over regelgevende autoriteiten of instellingen die toezicht houden op de Verwerking van de Persoonsgegevens door de Anti-Doping Organisaties. 7.2 De Anti-Doping Organisaties moeten de bovenstaande informatie verschaffen aan de Deelnemers voorafgaand aan of op het ogenblik waarop ze Persoonsgegevens van de Deelnemer verzamelen, en ze moeten ook antwoord geven op vragen of bekommernissen van de Deelnemers met betrekking tot de Verwerking van de Persoonsgegevens door de Anti-Doping Organisatie. Wanneer Anti-Doping Organisaties Persoonsgegevens ontvangen van derden, en niet rechtstreeks van de Deelnemer, moeten ze de bovenstaande informatie zo snel mogelijk meedelen, behalve indien ze eerder al aan de Deelnemer werd bezorgd door derden. [7.2 Opmerking : Anti-Doping Organisaties moeten erkennen dat basisprincipes van eerlijkheid vereisen dat een Deelnemer, wanneer diens Persoonsgegevens Verwerkt worden in het kader van de strijd tegen doping, redelijk toegang moet krijgen of hebben tot informatie die het doel en de procedures voor de verzameling en verwerking van diens Persoonsgegevens in eenvoudige bewoordingen toelicht. Deze Internationale Standaard wil verzekeren dat Deelnemers een basiskennis hebben van de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de strijd tegen doping in de sport, voor zover deze te maken hebben met de Verwerking van Persoonsgegevens. In geen geval mogen Anti-Doping Organisaties Deelnemers misleiden of verkeerd informeren teneinde hun Persoonsgegevens te verzamelen of te gebruiken.
Elke Anti-Doping Organisatie moet ervoor zorgen dat haar Verwerking van Persoonsgegevens redelijk transparant is voor de Deelnemers, ongeacht het feit dat bepaalde informatie met betrekking tot anti-dopingactiviteiten, met name informatie over geplande Tests en onderzoeken en activiteiten betreffende inbreuken op de anti-dopingregels, eventueel tijdelijk onthouden moet worden van de Deelnemers om de integriteit van het anti-dopingproces te behouden.
Het onmiddellijk verschaffen van de nodige informatie aan de Deelnemers conform dit Artikel 7 is essentieel gezien de ernstige, nadelige gevolgen die zich kunnen voordoen indien wordt vastgesteld dat de Deelnemers een inbreuk hebben gepleegd op de anti-dopingregels.] 7.3 De Anti-Doping Organisaties moeten de bovenstaande informatie zodanig verschaffen, hetzij schriftelijk, mondeling of op nog andere wijze, dat de Deelnemers deze makkelijk kunnen begrijpen, rekening houdend met de lokale praktijken, gebruiken en de bijzondere omstandigheden met betrekking tot de Verwerking van de Persoonsgegevens. [7.3 Opmerking : Anti-Doping Organisaties moeten de meest efficiënte manier bepalen om informatie te verschaffen in bijzondere gevallen, wetend dat een schriftelijke kennisgeving aan de Deelnemers de manier is die de voorkeur geniet, wanneer praktisch haalbaar. Dit kan ook betekenen dat de kennisgeving gebeurt via algemeen beschikbare bronnen zoals brochures en internetsites, afzonderlijk of bij voorkeur in combinatie met een beknoptere kennisgeving via formulieren en andere documentatie die rechtstreeks aan de Deelnemers wordt bezorgd.] 8.0 Verstrekking van Persoonsgegevens aan andere Anti-Doping Organisaties en aan derden 8.1 Anti-Doping Organisaties mogen geen Persoonsgegevens bekendmaken aan andere Anti-Doping Organisaties, behalve wanneer dergelijke bekendmaking noodzakelijk is om de Anti-Doping Organisaties die de Persoonsgegevens ontvangen, in staat te stellen om te voldoen aan verplichtingen op grond van de Code en in overeenstemming met de geldende wetten inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens. [8.1 Opmerking : In heel wat situaties vereist door de Code is het noodzakelijk dat Anti-Doping Organisaties bepaalde Persoonsgegevens over Deelnemers delen met andere Anti-Doping Organisaties zodat deze de door de Code verplichte Tests kunnen uitvoeren. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer men Atleten wil onderwerpen aan Tests Binnen Competitie of Buiten Competitie. In die gevallen mogen Anti-Doping Organisaties samenwerken om te verzekeren dat de deelname van Deelnemers aan dergelijke Tests voldoende transparant blijft voor de Deelnemers en voldoet aan de regels vermeld in deze Internationale Standaard en in de geldende wetten.] 8.2 Anti-Doping Organisaties mogen geen Persoonsgegevens bekendmaken aan andere Anti-Doping Organisaties : (i) wanneer de ontvangende Anti-Doping Organisaties geen recht, bevoegdheid of behoefte kunnen voorleggen voor het verkrijgen van de Persoonsgegevens; (ii) wanneer er bewijs is dat de ontvangende Anti-Doping Organisaties niet voldoen of niet kunnen voldoen aan deze Internationale Standaard ; (iii) wanneer het de Anti-Doping Organisatie niet toegestaan is om de Persoonsgegevens bekend te maken conform de geldende wet of beperkingen opgelegd door een bevoegde controleautoriteit; of (iv) wanneer de bekendmaking de stand van een lopend onderzoek naar inbreuken op de anti-dopingregels ernstig in gevaar zou brengen.
Wanneer een Anti-Doping Organisatie vreest dat een andere Anti-Doping Organisatie niet in staat is om te voldoen aan deze Internationale Standaard, moet ze deze bekommernissen zo snel mogelijk meedelen aan de bewuste Anti-Doping Organisatie en aan het WADA. 8.3 Anti-Doping Organisaties mogen Persoonsgegevens bekendmaken aan derden die geen Anti-Doping Organisaties zijn, wanneer deze bekendmakingen : a. vereist zijn bij wet;b. gebeuren met de geïnformeerde, uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de respectieve Deelnemer ;of c. noodzakelijk zijn om de orde- of overheidsdiensten te helpen bij het opsporen, onderzoeken of vervolgen van een crimineel misdrijf of een inbreuk op de Code, op voorwaarde dat de aangevraagde Persoonsgegevens direct relevant zijn voor het misdrijf in kwestie en dat de autoriteiten deze gegevens op geen enkele andere redelijke manier kunnen verkrijgen. 9.0 Handhaving van de veiligheid van Persoonsgegevens 9.1 Anti-Doping Organisaties moeten een persoon aanduiden die verantwoordelijk is voor de naleving van deze Internationale Standaard en van alle lokaal geldende wetten inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens. Ze moeten redelijke maatregelen treffen om te verzekeren dat de naam en contactgegevens van deze aangeduide persoon gemakkelijk te krijgen is door Deelnemers die hierom verzoeken. 9.2 Anti-Doping Organisaties moeten de Persoonsgegevens die ze Verwerken, beschermen door implementatie van alle nodige veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van materiële, organisatorische, technische, omgevings- en andere maatregelen, teneinde verlies, diefstal, vernietiging, gebruik, wijziging, bekendmaking (inclusief bekendmaking via elektronische netwerken) van of ongeoorloofde toegang tot deze Persoonsgegevens te vermijden. [9.2 Opmerking : De Anti-Doping Organisaties moeten ervoor zorgen dat elke toegang tot Persoonsgegevens door hun eigen personeel enkel gebeurt op basis van 'need-to-know'-criteria en waar dat overeenstemt met de toegewezen taken en verantwoordelijkheden. Personeelsleden die toegang hebben tot Persoonsgegevens moeten op de hoogte zijn van de noodzaak om deze Persoonsgegevens vertrouwelijk te houden.] 9.3 Anti-Doping Organisaties moeten veiligheidsmaatregelen treffen die rekening houden met de gevoeligheid van de Persoonsgegevens die ze Verwerken. Anti-Doping Organisaties moeten aan de Gevoelige Persoonsgegevens die ze Verwerken een hoger veiligheidsniveau toekennen waaruit blijkt dat de illegale of ongeoorloofde bekendmaking van dergelijke gegevens een dienovereenkomstig groter risico betekent voor de Deelnemer. 9.4 Anti-Doping Organisaties die aan derde agenten Persoonsgegevens bekendmaken die verband houden met hun anti-dopingactiviteiten en -programma's, moeten ervoor zorgen dat deze agenten onderworpen zijn aan de nodige controles, met inbegrip van contractuele controles, teneinde de vertrouwelijkheid en de privacy van de Persoonsgegevens te beschermen en ervoor te zorgen dat de Persoonsgegevens enkel Verwerkt worden voor en in naam van de Anti-Doping Organisatie. [9.4 Opmerking : Anti-Doping Organisaties dragen een permanente verantwoordelijkheid om eender welke Persoonsgegevens die zij effectief beheren of die in hun bezit zijn te beschermen, met inbegrip van Persoonsgegevens die Verwerkt worden door hun agenten zoals leveranciers van IT-diensten, laboratoria en externe Dopingcontroleurs.] 10.0 Bewaren van Persoonsgegevens slechts zolang dat noodzakelijk is en zorgen voor de vernietiging ervan 10.1 Anti-Doping Organisaties moeten ervoor zorgen dat Persoonsgegevens slechts zolang bewaard worden als nodig is om te voldoen aan hun verplichtingen op grond van de Code of waar anderszins vereist door een geldende wet, een voorschrift of een verplichte wettelijke procedure. Zodra de Persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de bovenstaande doelen, moeten ze gewist, vernietigd of permanent anoniem gemaakt worden. 10.2 Om de efficiënte toepassing van Artikel 10.1 te verzekeren, moeten Anti-Doping Organisaties duidelijke bewaartermijnen vastleggen die de Verwerking van Persoonsgegevens regelen in overeenstemming met de bovenstaande beperkingen. De Anti-Doping Organisaties moeten specifieke plannen en procedures ontwikkelen om de veilige bewaring en eventuele vernietiging van de Persoonsgegevens te garanderen. 11.0 Rechten van Deelnemers met betrekking tot Persoonsgegevens 11.1 Deelnemers moeten het recht hebben om door de Anti-Doping Organisaties geïnformeerd te worden over het feit of deze Anti-Doping Organisaties al dan niet hun Persoonsgegevens Verwerken, alsook om binnen een redelijke termijn een kopie te krijgen van de bewuste Persoonsgegevens, in een gemakkelijk leesbaar formaat en zonder buitensporige kosten, behalve indien dit in een specifiek geval duidelijk in strijd zou zijn met het vermogen van de Anti-Doping Organisatie om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van de Code. 11.2 Anti-Doping Organisaties hoeven niet in te gaan op verzoeken van Deelnemers die toegang wensen tot hun Persoonsgegevens, wanneer die verzoeken buitensporig zijn wat betreft hun omvang of frequentie, of wanneer ze een onevenredige last betekenen voor de Anti-Doping Organisaties wat betreft kosten of inspanningen gezien de aard van de Persoonsgegevens in kwestie. 11.3 Wanneer een Anti-Doping Organisatie aan een Deelnemer de toegang tot diens Persoonsgegevens weigert, moet ze dit zo snel als praktisch haalbaar meedelen aan de Deelnemer en deze schriftelijk de redenen voor de weigering van het verzoek toelichten. Anti-Doping Organisaties moeten ervoor zorgen dat Deelnemers die conform Artikel 11 toegang vragen tot hun Persoonsgegevens enkel Persoonsgegevens over zichzelf ontvangen, en niet over andere Deelnemers of derden. 11.4 Wanneer de Verwerking van Persoonsgegevens door een Anti-Doping Organisatie incorrect, onvolledig of buitensporig blijkt, moet die Anti-Doping Organisatie zoals aangewezen de bewuste Persoonsgegevens zo snel mogelijk corrigeren, wijzigen of wissen. Wanneer de Anti-Doping Organisatie de bewuste Persoonsgegevens heeft bekendgemaakt aan een andere Anti-Doping Organisatie die de Persoonsgegevens naar beste weten blijft Verwerken, moet ze die Anti-Doping Organisatie waar nodig zo snel mogelijk op de hoogte brengen van de wijziging. 11.5 Onverminderd enige andere rechten die de Deelnemer kan hebben conform de geldende wetten, heeft een Deelnemer ook het recht om een klacht in te dienen bij een Anti-Doping Organisatie wanneer hij er redelijkerwijs en naar beste weten van overtuigd is dat een Anti-Doping Organisatie niet voldoet aan deze Internationale Standaard. Elke Anti-Doping Organisatie beschikt over een procedure om dergelijke klachten te behandelen. Indien de klacht niet naar behoren kan worden opgelost, kan de Deelnemer een klacht indienen bij het WADA, dat de vermeende inbreuk dan zal onderzoeken. Het WADA zal de beide partijen op de hoogte brengen van de resultaten van het onderzoek, en wanneer blijkt dat inderdaad niet voldaan is aan de Internationale Standaard, zal het de bewuste Anti-Doping Organisatie verzoeken om de inbreuk recht te zetten.