gepubliceerd op 24 januari 2001
Besluit van de Vlaamse regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer "Centrum voor Informatie, communicatie en vorming in de welzijnssector"
15 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer "Centrum voor Informatie, communicatie en vorming in de welzijnssector"
De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;
Gelet op het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 april 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 28 april 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden en de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.§ 1. Dit besluit regelt het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Centrum voor Informatie, communicatie en vorming in de welzijnsector, hierna de DAB CICOV te noemen. § 2. De DAB CICOV is onderworpen aan de regels van de administratieve en begrotingscontrole, die gelden voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en aan de regels inzake delegatie van bevoegdheden, die gelden voor de leden van de Vlaamse regering. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "de minister" : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 2.De DAB CICOV maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en alle uitgaven, volgens de richtlijnen die de Vlaamse regering verstrekt.
Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art. 3.De begroting wordt onderverdeeld in twee delen : 1° de ontvangsten;2° de uitgaven.
Art. 4.De raming van de ontvangsten heeft betrekking op : 1° het overgedragen kassaldo, d.w.z. het saldo op de financiële rekening en in de kas van de DAB CICOV op 31 december, verminderd met het saldo van het reservefonds (na verdeling) en met de saldi van de verrichtingen voor orde; 2° de dotatie van het begrotingsjaar;3° het nog te ontvangen gedeelte van de dotatie van het vorige begrotingsjaar;4° de sommen die de DAB CICOV gedurende het begrotingsjaar zal ontvangen : a) inkomsten eigen aan de exploitatie van de DAB CICOV;b) inkomsten uit reclame voor publicaties;c) inkomsten uit de verkoop van publicaties;5° de schenkingen en de legaten.
Art. 5.Alle uitgaven die verband houden met een van de onderstaande activiteiten, komen voor rekening van de DAB CICOV : 1° de organisatie van opleidings- en trainingsprogramma's met daaraan gekoppeld de exploitatie van de DAB CICOV (opleiding en vorming);2° het aanmaken en publiceren van welzijnspublicaties (informatie en communicatie). De DAB CICOV zorgt ervoor dat de activiteiten, die genoemd worden in het eerste lid, 2°, passen binnen het totale communicatiebeleid en de coördinatie van de communicatie van de Vlaamse regering en haar diensten. De DAB CICOV neemt deel aan overkoepelende communicatie-initiatieven van de Vlaamse regering en haar diensten.
Art. 6.Het begrotingsontwerp van de DAB CICOV wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister en toegevoegd aan het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 7.De minister kan kredietoverschrijvingen en kredietoverschrijdingen toestaan met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.
Indien de kredietoverschrijding een hogere dotatie van de Vlaamse Gemeenschap zou meebrengen dan die welke is ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, moet ze voorafgegaan worden door een overeenstemmende wijziging van die begroting. HOOFDSTUK III. - Boekhouding en aflegging van de rekeningen
Art. 8.De minister stelt een ordonnateur aan.
Art. 9.Op het einde van ieder kwartaal wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.
De minister legt die staten aan het Rekenhof voor door bemiddeling van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting. De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art. 10.Op het einde van ieder jaar stelt de rekenplichtige de volgende rekenplichtige stukken op : 1° een beheersrekening;2° een uitvoeringsrekening van de begroting;3° een staat van activa en passiva. De rekeningen worden toegelicht aan de hand van een inventaris van de middelen inzake personeel, werking en uitrusting van de DAB CICOV, met vermelding van hun herkomst, die op een analytische wijze worden toegewezen aan de werking van die dienst.
De minister stuurt de rekeningen uiterlijk op 31 januari na het jaar waarop ze betrekking hebben aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, die ze vóór 1 maart van hetzelfde jaar aan het Rekenhof bezorgt.
Art. 11.Bij de uitdiensttreding van de rekenplichtige moeten dezelfde rekenplichtige stukken opgesteld worden als genoemd in artikel 10.
Art. 12.De uitvoeringsrekening van de DAB CICOV wordt gevoegd bij die van het algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 13.De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de aanrekeningsregels die vervat liggen in het koninklijk besluit van 1 juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat. De artikelen 5, 6, § 2, en 9 van voornoemd besluit zijn evenwel niet van toepassing.
Art. 14.Er moet een vermogenscomptabiliteit gevoerd worden. Hiertoe wordt onder meer een inventaris van het vermogen opgemaakt overeenkomstig de geldende bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 15.§ 1. De Vlaamse regering beheert de DAB CICOV. Ze stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden ter beschikking van de DAB CICOV. § 2. Voor bijzondere en specifieke opdrachten in het kader van de activiteiten die aan de DAB CICOV zijn opgedragen, kunnen contractuele personeelsleden worden aangeworven volgens de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut. De middelen worden ter beschikking gesteld door de DAB CICOV.
Art. 16.De ordonnateur van de DAB CICOV is gemachtigd om alle verbintenissen aan te gaan met als doel : 1° de inkomsten en uitgaven met betrekking tot het onderhoud en de uitbating van het COVK in Overijse financieel en materieel te beheren;2° alle vormings-, communicatie- en informatieactiviteiten die aan de DAB CICOV worden toevertrouwd, te concretiseren;3° contractueel personeel in dienst te nemen om aan een uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoefte te voldoen.
Art. 17.Onverminderd de regelen inzake delegatie en inzake administratieve en begrotingscontrole staat de DAB CICOV zelfstandig in voor alle verrichtingen, zowel inzake de voorbereiding als inzake de uitvoering, met betrekking tot het financieel en budgettair beheer van de inkomsten en uitgaven, die aan de DAB CICOV zijn toegewezen, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de andere diensten van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor het project in kwestie.
Art. 18.Het bedrag van de uitgaven en het bedrag van de verbintenissen wordt beperkt door het bedrag van de goedgekeurde limitatieve kredieten en door het bedrag van de ontvangsten.
Art. 19.§ 1. Van het saldo dat op het einde van het begrotingsjaar beschikbaar is, wordt 10 procent aangewend voor de vorming van een reservefonds. Die voorafname mag het bedrag van het reële kassaldo niet overschrijden. De minister kan met akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, dat percentage aanpassen.
De voorafname gebeurt totdat de middelen van het reservefonds 10 procent bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorgaande begrotingsjaren, tenzij dat bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de minister, met akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "saldo dat beschikbaar is" verstaan : het kassaldo van de begrotingsverrichtingen, vermeerderd met de nog te innen vastgestelde rechten en verminderd met de nog openstaande verbintenissen. § 2. Op het einde van het begrotingsjaar worden overgedragen : 1° het kassaldo van de begrotingsverrichtingen na vorming van het reservefonds, bedoeld in § 1;2° de vastgestelde rechten;3° de nog openstaande verbintenissen. § 3. De middelen van het reservefonds, bedoeld in § 1, kunnen met het akkoord van de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, aangewend worden om uitgaven te dekken die voortvloeien uit onvoorzienbare omstandigheden of uit specifieke doelstellingen van de DAB CICOV.
Art. 20.Vanaf het begin van een nieuw begrotingsjaar mogen de geldmiddelen van het vorige jaar, die nog beschikbaar zijn, gebruikt worden.
Art. 21.De rekenplichtige die tegenover het Rekenhof verantwoordelijk is, is belast met : 1° het behandelen en bewaren van de gelden en waarden;2° het bijhouden van de boekhouding;3° het opstellen van de kwartaalrekeningen;4° het opstellen van de beheersrekening;5° het opmaken van de rekening van uitvoering van de begroting;6° het opmaken van de staat van activa en passiva;7° het bijhouden van de inventaris van het vermogen en van de vermogenscomptabiliteit. HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 22.Het Rekenhof en de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen de rekeningen ter plaatse controleren. Zij mogen zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen laten verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de passiva.
De uitgaven worden vereffend en betaald zonder tussenkomst van het Rekenhof. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 23.Het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer "Centrum voor informatie, communicatie en vorming in de Welzijnssector" (CICOV) wordt ingetrokken.
Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 september 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS