gepubliceerd op 16 december 2024
Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv
15 NOVEMBER 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv
Rechtsgrond(en) Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
08/05/2009
pub.
06/07/2009
numac
2009202546
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de diepe ondergrond
sluiten betreffende de diepe ondergrond (DDO), artikel 63/1, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/7, § 4, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/15, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016.
Vormvereiste(n) De volgende vormvereisten zijn vervuld: - de uitnodiging om aanvragen in te dienen voor een soortgelijke vergunning voor het opsporen van aardwarmte voor hetzelfde volumegebied werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 2 mei 2024. - de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 7 november 2024.
Motivering Dit besluit is gebaseerd op volgende motieven: Op 5 februari 2024 diende S&R Bredene nv, hierna "de aanvrager" genoemd, een aanvraag in voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene, aangevuld op 11 maart en volledig bevonden op 15 maart 2024.
Overeenkomstig artikel 63/2 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, werd op 2 mei 2024 een oproep voor het indienen van aanvragen voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte voor het betreffende volumegebied door andere belangstellenden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Op 10 juni 2024 werden nog enkele bijkomende inlichtingen verstrekt door de aanvrager.
Binnen de mededingingstermijn van negentig dagen na publicatie van de oproep tot mededinging werd geen vergunningsaanvraag ingediend.
Weigeringsgronden conform artikel 63/5 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond - Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de opsporing of de winning van aardwarmte binnen het volumegebied waarvoor de vergunning zal gelden, niet op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Ook slaat de aanvraag niet op een volumegebied waarvoor reeds een vergunning voor aardwarmte is verleend of op een volumegebied waarvoor reeds een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag is verleend. De aanvraag slaat niet op een volumegebied dat de Vlaamse Regering niet wil openstellen voor de opsporing of winning van aardwarmte. Aldus is er geen enkele van de verplichte weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing op de vergunningsaanvraag. - De aanvraag slaat niet op een volumegebied waarvoor al een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen, een opslagvergunning voor koolstofdioxide, een vergunning voor de ondergrondse berging van radioactief afval of een vergunning in het kader van de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas is verleend. Er is dus geen enkele van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing op de vergunningsaanvraag.
Beoordelingscriteria conform artikel 63/6 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond - De aanvrager heeft voldoende aangetoond deels via de moedermaatschappij over de nodige technische mogelijkheden te beschikken en hoe hij zich verder voorneemt, onder meer door samenwerking met derde partijen, de nodige technische middelen te verwerven om de voorgenomen opsporingsactiviteiten te verrichten. De aanvrager kan via de moedermaatschappij voorzien in experten inzake bouw, hvac, elektra, zwembadtechnieken en exploitatie alsook een team van architecten, technische ingenieurs en facility-managers. Daarnaast zal hij de nodige expertise in verband met geologie, het geothermische NotusPid-enkelgatsysteem, diepe boringen en boorgatmetingen voorzien door externe experten en dienstverleners in te brengen in het projectteam. De aanvrager zal een gecertificeerde boorfirma selecteren en voorziet in een onafhankelijke boortoezichter tijdens de boor- en werffase. Enkele van deze externe partijen waren reeds betrokken bij de opmaak van de vergunningsaanvraag, de aanvrager is dus in staat om op redelijke termijn een performant projectteam samen te stellen. De bewijsstukken van de technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken voor het uitvoeren van de opsporingsactiviteiten dienen voor de start van de boring te worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen. De minister stuurt binnen een termijn van dertig dagen na indiening van de bewijsstukken haar instemming, waarna de boring uitgevoerd kan worden, mits naleving van alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten. - De financiële middelen voor het uitvoeren van de voorziene opsporingsactiviteiten worden verzekerd door een lening van een grootbank alsook een herziening van de gemeente Bredene die de aanvrager reeds verkregen heeft in kader van het totale bouwproject.
Specifiek voor het onderdeel betreffende aardwarmte werd nog een bijkomende subsidie aangevraagd. De bewijsstukken van de financiële middelen waarover de aanvrager kan beschikken voor het uitvoeren van de opsporingsactiviteiten dienen voor de start van de boring te worden voorgelegd aan de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen. De minister stuurt binnen een termijn van dertig dagen na indiening van de bewijsstukken haar instemming, waarna de boring uitgevoerd kan worden, mits naleving van alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten. - De manier waarop de aanvrager zich voorneemt de opsporingsactiviteiten te verrichten beantwoordt aan een verantwoorde opsporing van aardwarmte. Het project beoogt aardwarmte op te sporen in het Brabantmassief. Er zal één verticale boring worden uitgevoerd, met een voorlopige einddiepte voorzien op 1250 m. Het voorlopig boorontwerp toegevoegd aan de aanvraag is degelijk opgebouwd en houdt rekening met de lithologie die men verwacht aan te treffen op de projectlocatie en het beschermen van de ondiepe aquifersystemen. De aanvrager wordt verwacht het boren van de boring aan te vangen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning. Tijdens het boren zullen boorgatmetingen uitgevoerd worden om het gesteente te karakteriseren. Op basis van deze resultaten wordt de finale diepte van de verbuizing en de einddiepte van het boorgat bepaald. De aanvrager wordt verwacht tijdens de boorfase nauwgezet te rapporteren aan de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving, specifiek met betrekking tot de finale einddiepte van de verbuizing en de integriteit van de onderste, open sectie van de boring. Vóór de installatie van de verbuizing (2de sectie) en het NotusPid-systeem bezorgt de aanvrager telkens een korte nota waarin respectievelijk 1) de kwaliteit van de conductor pipe en cementatie (1ste sectie) bevestigd wordt en aangetoond wordt dat de verbuizing voldoende diep ingebouwd zal worden, nl. 25 m onder de gesteentelagen met gespleten karakter (top van het Brabantmassief) en 2) de kwaliteit van de verbuizing en cementatie (2de sectie) bevestigd wordt en aangetoond wordt dat er zich geen bijkomende opgebroken of gespleten gesteente-intervallen bevinden in de onderste, open sectie van het boorgat. De verbuizing en het NotusPid-systeem mogen slechts geïnstalleerd worden na onderling overleg met de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving. Er worden geen aanvullende pomp-of injectietesten voorzien. De aanvrager voorziet wel drie testen, van telkens één jaar, om de performantie van het warmtereservoir te evalueren en de operationele parameters te optimaliseren. Het testprogramma zal met voortschrijdend inzicht worden opgemaakt en wordt gerapporteerd door middel van de jaarrapportage. Op basis van de gegevens verkregen uit de testperiodes plant de aanvrager een winningsplan en winningsvergunningaanvraag op te maken. Het voorgestelde plan van aanpak is logisch opgebouwd, praktisch uitvoerbaar en grondig voorbereid rekening houdend met de beschikbare geologische kennis. - De aanvrager heeft in het verleden geen blijk gegeven van een gebrek aan efficiëntie en verantwoordelijkheidszin in het kader van eerdere vergunningen of activiteiten. - De aanvrager heeft de reeds beschikbare geologische kennis over het aangevraagd volumegebied, voornamelijk op basis van naburige boringen, bestaande kaarten en literatuurgegevens, in overweging genomen voor dit project. Specifiek wordt de geologische kennis aangewend om het te verwachten thermisch vermogen te bepalen, een voorlopig boorontwerp op te stellen en de invloed van het project in de diepe ondergrond in te schatten. De aanvrager heeft aangetoond dat de geologische expertise aanwezig is in het projectteam. - Er wordt geen hinderlijke invloed verwacht door de voorgenomen opsporingsactiviteiten op andere activiteiten in de diepe ondergrond die al vergund zijn, enerzijds omdat er geen naburige (< 10 km) activiteiten in de diepe ondergrond vergund zijn, anderzijds omdat de opsporingsactiviteiten slechts een zeer beperkte temperatuur- en drukwijziging in de diepe ondergrond zullen veroorzaken daar het enkelgatsysteem als een gesloten systeem zal functioneren. - Het aanvraagdossier bevat voldoende informatie over de mogelijke impact van de geplande activiteiten op het milieu en over de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken.
Een opsporingsvergunning in het kader van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond is gericht op het verlenen van een exclusief recht voor het opsporen in een bepaald gebied en voor een bepaalde duur, en is dus in essentie economisch van aard. De milieuimpact wordt uitvoerig en grondig getoetst in het kader van het MER en de omgevingsvergunning. Op 22 augustus 2024 werd aan de aanvrager een omgevingsvergunning verleend voor dit project. De vermelding van milieuaspecten bij de vergunningscriteria in artikel 63/6, 6° van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond slaat op manifeste risico's met betrekking tot boren en testen zoals het boorrisico, de kans op het aantreffen van gas, het risico geassocieerd met natuurlijk voorkomend radioactief materiaal en het seismiciteitsrisico die mogelijks tot een weigering zouden nopen.
Het voorlopig ontwerp van de boring houdt rekening met de lokale geologie en de bescherming van de grondwaterlagen, en waarborgt de stabiliteit van het boorgat door het werken met een boormodder met aangepaste densiteit en het aanbrengen van een verbuizing tot voorbij de gespleten top van het Massief van Brabant. Ook het ingebouwde NotusPid-enkelgatsysteem draagt bij aan de langdurige stabiliteit van het boorgat. Indien een (breuk)zone met gespleten, watervoerend gesteente aangetroffen wordt in de onderste, open sectie van het boorgat, moet de aanvrager een bijkomende verbuizing voorzien om deze zone af te sluiten van het boorgat. De kans op het aantreffen van opgelost of vrij gas bij het doorboren van de diepere lagen in dit project wordt ingeschat als klein op basis van de lithologie van de aangeboorde gesteenten. Ook het risico met betrekking tot natuurlijk voorkomend radioactief materiaal is in te schatten als laag gebaseerd op metingen van een naburig boorgat en omdat geen formatiewater wordt geproduceerd. Het risico op seismiciteit kan uitgesloten worden aangezien er slechts zeer beperkte druk- of temperatuurveranderingen geïnduceerd zullen worden. De verwachte milieuimpact van de geplande activiteiten is voldoende onderbouwd voor wat betreft het criterium in artikel 63/6, 6°, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond. Gelet op het voorgaande is het aannemelijk dat de activiteiten op een milieutechnisch verantwoorde wijze kunnen plaatsvinden. - De afbakening van het gevraagde volumegebied in de laterale zin werd opgesteld op basis van een thermodynamische modellering. Meer specifiek werd deze vastgelegd op basis van de worst-case'-inschatting, i.e. de meest ruime afstand waarop nog een temperatuurdaling van 0.1 C verwacht kan worden, met daarop nog een ruime veiligheidsmarge. Het vierkant dat deze cirkel omsluit vormt de laterale afbakening van het aangevraagd volumegebied. De begrenzing in verticale zin aan de onderzijde is bepaald in overeenstemming met de einddiepte en -temperatuur benodigd om te voldoen aan de warmtevraag van de aanvrager op basis van de uitgevoerde simulaties, met daarop een bijkomende marge om de mogelijkheid te behouden de boring dieper te maken indien uit de boorgatmetingen blijkt dat de bereikte temperatuur niet toereikend is. De begrenzing in verticale zin aan de bovenzijde is de meest ondiepe begrenzing toegelaten volgens het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond (-500 mTAW), aangezien er geen warmte gewonnen mag worden uit de diepe ondergrond zonder opsporings- of winningsvergunning zoals vastgelegd in het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende diepe ondergrond. De warmtewinning vindt plaats zodra het teruggepompte water de diepte bereikt waarop de temperatuur van het omgevend gesteente hoger is dan de watertemperatuur. De exacte diepte hiervan kan op dit moment echter nog niet ingeschat worden. Bij een toekomstige aanvraag voor een nieuwe opsporing- of winningsvergunning kan, indien nodig, de afbakening van het volumegebied worden verkleind tot het volume waar werkelijk aardwarmte gewonnen en invloed verwacht wordt. Tot op heden zijn er geen commerciële koolwaterstofreserves aangetroffen in het aangevraagde volumegebied. Het leent zich ook niet evident als koolstofdioxide- of aardgasopslagreservoir. - De warmte gewonnen worden door de aanvrager in deze fase van het project, i.e. tijdens de testfases, zal meteen aangewend worden voor het verwarmen van het zwembadwater, het sanitair water en de ruimtes van zwembadcentrum. Het ontwerp van het NotusPid-enkelgatsysteem (diepte i.e. productietemperatuur) werd gedimensioneerd op maat van de aanvrager, die een grote en doorheen het jaar constante warmtevraag heeft. De finale diepte zal bepaald worden tijdens de boorfase op basis van de boorgatmetingresultaten. Tijdens de testfases worden ook de operationele parameters (debiet, injectietemperatuur) geoptimaliseerd om aan de dagelijkse piekmomenten te kunnen voldoen zonder de evenwichtssituatie van het systeem te verstoren. Het is duidelijk dat de gewonnen aardwarmte efficiënt en duurzaam aangewend zal worden.
Mogelijkheid tot het stellen van een financiële zekerheid conform artikel 63/15 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond - De Vlaamse Regering verplicht de vergunninghouder om een financiële zekerheid te stellen voor het veilig afsluiten van het boorgat na het beëindigen of stopzetten van de opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning verleend is.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw, Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder vergunninghouder: S&R Bredene nv.
Art. 2.De vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.
Art. 3.De vergunning geldt voor een volumegebied in de diepe ondergrond, waarvan de verticale projectie op het aardoppervlak een veelhoek beschrijft met de hieronder opgesomde coördinaten gegeven in de Belgische lambertprojectie van 1972:
hoekpunt
X (m)
Y (m)
1
52 358
215 959
2
52 521
215 959
3
52 521
215 796
4
52 358
215 796
De begrenzing in de diepte (z-coördinaat) wordt gevormd door twee horizontale vlakken, i.e. het bovenvlak op -500 mTAW en het ondervlak op -1750 mTAW. De verticale projectie van het volumegebied op het aardoppervlak bevindt zich volledig in de gemeente Bredene, en wordt aangeduid op de kaart, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 4.§ 1. De vergunning geldt voor een duur van vijf jaar. § 2. De vergunninghouder wordt verwacht uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning de boring aan te vangen. § 3. De vergunninghouder bezorgt aan de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, alle eventueel nog ontbrekende bewijsstukken dat hij over de nodige technische en financiële middelen en relevante professionele ervaring beschikt, eventueel door samenwerking met een derde partij, om de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning is verleend. De vergunninghouder mag de boring slechts aanleggen na ontvangst van de instemming van de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met de nodige bewijsstukken in verband met technische en financiële capaciteit, en op voorwaarde dat hij voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten. § 4. Tijdens de boorfase rapporteert de vergunninghouder nauwgezet aan de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving, vermeld in artikel 29, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, over de vooruitgang van de boorwerkzaamheden en de resultaten van de boorgatmetingen, specifiek met betrekking tot de finale einddiepte van de boring en de integriteit van de onderste, open sectie van de boring. Vóór de installatie van de verbuizing in de 2de sectie van het boorgat en het NotusPid-systeem bezorgt de aanvrager telkens een korte nota aan de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving. In de nota voorafgaand aan de installatie van de verbuizing in de 2de sectie wordt de kwaliteit van de conductor-pipe en cementatie in de 1ste sectie bevestigd en wordt aangetoond dat de verbuizing voldoende diep ingebouwd zal worden, nl. 25 m onder de gesteentelagen met gespleten karakter in de top van het Brabantmassief, zoals ook aangegeven in de aanvraag. In de nota voorafgaand aan de installatie van het NotusPiD-systeem wordt de kwaliteit van de verbuizing en cementatie van de 2de sectie bevestigd en wordt er aangetoond dat er zich geen bijkomende opgebroken of gespleten gesteente-intervallen bevinden in de onderste, open sectie van het boorgat. Indien zones met opgebroken of gespleten gesteente met watervoerende eigenschappen aangeboord worden in de onderste sectie van de boring, moet een bijkomende verbuizing deze intervallen afsluiten van het boorgat. De verbuizing en het NotusPid-systeem mogen slechts geïnstalleerd worden na onderling overleg met de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving.
Art. 5.De vergunninghouder dient een jaarlijks rapport in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, te melden.
Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is, vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.
Het jaarlijkse rapport, waartoe de vergunninghouder gehouden is overeenkomstig artikel 16/13 van het DDO, vermeldt in elk geval ook in detail de planning van het testprogramma voor het komende jaar, op basis van de inzichten verkregen uit de boorgatmetingen en voorgaande testen.
Art. 6.De vergunninghouder stelt een financiële zekerheid ten bedrage van 60.000 euro bij het Fonds voor Landinrichting en Natuurlijke rijkdommen van het Vlaamse Gewest voor het veilig afsluiten van de boorgaten na het beëindigen of stopzetten van de opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning verleend is, in toepassing van artikel 63/15, derde lid, van het DDO. De vergunninghouder stelt deze financiële zekerheid vóór de aanvang van de booractiviteiten.
Art. 7.De vergunning treedt in werking op de datum van ondertekening.
Een afschrift van de vergunning wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, per beveiligde zending verstuurd aan de aanvrager.
Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 november 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering, M. DIEPENDAELE De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw, J. BROUNS
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 november 2024 tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv Kaart zoals vermeld in artikel 3 van voormeld besluit, met aanduiding van de verticale projectie van het aangevraagde vergunningsgebied
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 november 2024 tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv Brussel, 15 november 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering, M. DIEPENDAELE De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw, J. BROUNS