gepubliceerd op 17 juli 2007
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008
15 JUNI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 mei 2007;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 1 juni 2007;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat deze regelgeving het voorwerp moet uitmaken van een bekrachtiging door het Vlaams Parlement nog vóór het zomerreces 2007, aangezien anders de tijdelijke projecten vanaf 1 september 2007 niet meer kunnen starten en hieruit ernstige nefaste gevolgen kunnen voortvloeien zowel voor het onderwijsbeleid in het algemeen als voor de concrete onderwijsorganisatie binnen de projectscholen in het bijzonder;
Gelet op het advies nr. 43.225/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs;2° het besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs;3° Onderwijsdecreet II : het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs II;4° het organisatiebesluit Beeldende Kunst : het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende kunst;5° het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans : het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans. HOOFDSTUK II. - Geselecteerde tijdelijke projecten
Art. 2.De Vlaamse Regering keurt met toepassing van artikel 3 van het decreet de volgende tijdelijke projecten goed : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Omkadering en werkingsmiddelen
Art. 3.§ 1. Aan de geselecteerde tijdelijke projecten worden de volgende omkadering en werkingsmiddelen voor voordrachtgevers toegekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Naar de geselecteerde tijdelijke projecten zal verder in het besluit worden verwezen met het volgnummer ervan, vermeld in § 1. HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen van decretale en reglementaire bepalingen
Art. 4.§ 1. De geselecteerde tijdelijke projecten wijken af van de volgende decretale en reglementaire bepalingen : 1° met toepassing van artikel 15, § 1, 2°, van het besluit wijken alle geselecteerde projecten, behalve de projecten 20, 26 en 29, af van de bepaling dat een leerling slechts eenmaal het inschrijvingsgeld voor dezelfde studierichting betaalt, zoals bepaald in artikel 100bis van Onderwijsdecreet II, en derhalve slechts eenmaal financierbaar is, zoals bepaald in artikel 28, § 1, van het organisatiebesluit Beeldende Kunst en in artikel 41, § 1, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;2° met toepassing van artikel 15, § 1, 4°, van het besluit wijkt project 3 af van de bepaling in artikel 91 van Onderwijsdecreet II dat kunstonderwijs wordt verstrekt gedurende veertig weken per jaar, naar rato van minimaal één wekelijkse lestijd en maximaal twaalf wekelijkse lestijden, en met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 3 af van de bepalingen over opties, vakken en lessenroosters in artikel 5, § 1, 3°, artikel 6, § 1, 1°, artikel 7, 3°, en artikel 10, § 1, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;3° met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 4 af van de bepalingen over lessenroosters in artikel 7, 1°, en artikel 10, § 1, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;4° met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 5 af van de bepalingen over vakken en lessenroosters in artikel 6, § 1, 2° en 3°, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;5° met toepassing van artikel 15, § 1, 4°, van het besluit wijkt project 8 af van de bepaling in artikel 91 van Onderwijsdecreet II dat kunstonderwijs wordt verstrekt gedurende veertig weken per jaar, naar rato van minimaal één wekelijkse lestijd en maximaal twaalf wekelijkse lestijden, en met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 8 af van de bepalingen over opties, vakken en lessenroosters in artikel 5, § 1, 3°, artikel 6, § 1, 1°, artikel 7, 3°, en artikel 10, § 1, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans, en met toepassing van artikel 15, § 1, 3°, van het besluit wijkt project 8 af van het minimumaantal lestijden en de regels voor de organisatie van evaluaties en examens, vermeld in artikel 29, 30, § 1, artikel 32, 33, 34, 37, 38, 39 en 40 van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;6° met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 10 af van de bepalingen over opties, vakken en lessenroosters in artikel 5, § 1, 3°, artikel 6, § 1, 1°, en artikel 7, 3°, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;7° met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van het besluit wijkt project 11 af van de bepalingen over opties en vakken in artikel 5, § 1, 2°, en artikel 6, § 1, 2° en 3°, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;8° met toepassing van artikel 15, § 1, 3° en 5°, van het besluit wijken de projecten 13, 14 en 16 af van de bepalingen over evaluaties en examens in artikel 32, § 3 en § 4, en van de bepalingen over opties, vakken en lessenroosters in artikel 5, § 2, 3°, artikel 6, § 2, artikel 8, § 3, artikel 10, § 1, en artikel 11, § 2, 2°, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans, en van de bepalingen over toelatings- en overgangsvereisten in artikel 20, 1°, en artikel 24, § 2, van het organisatiebesluit Muziek, Woordkunst en Dans;9° met toepassing van artikel 15, § 1, 3°, 4° en 5°, wijken de projecten 20, 26 en 29 af van het minimumaantal lestijden en de regels voor de organisatie van evaluaties en examens, vermeld in artikel 90 en 94, § 3, van Onderwijsdecreet II en in artikel 9, 19, 20, 21, 22, 25, 26 en 27 van het organisatiebesluit Beeldende Kunst, en van de bepaling in artikel 91 van het Onderwijsdecreet II dat kunstonderwijs wordt verstrekt gedurende veertig weken per jaar, naar rato van minimaal één wekelijkse lestijd en maximaal twaalf wekelijkse lestijden, en van de bepalingen over studierichtingen, opties, vakken, lessenroosters en groepering in artikel 4, 5, 6, 7, § 1, § 2 en § 5, en artikel 10 van het organisatiebesluit Beeldende Kunst, en van de definitie van regelmatige leerling, vermeld in artikel 2, § 1, 7°, van het organisatiebesluit Beeldende Kunst, en van de bepalingen over de betaling van het inschrijvingsgeld in artikel 100bis, ter en quater van Onderwijsdecreet II;10° met toepassing van artikel 15, § 1, 3°, wijkt project 21 af van de organisatie van evaluaties en examens, vermeld in artikel 90 van Onderwijsdecreet II en in artikel 19, 20, 21, 22, 25, 26 en 27 van het organisatiebesluit Beeldende Kunst, en met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, van de bepalingen over opties, vakken en lessenroosters in artikel 4, 3°, artikel 5, 3°, artikel 6, artikel 7, § 1, 3°, § 2 en § 5, en artikel 10 van het organisatiebesluit Beeldende Kunst. § 2. De noodzaak tot afwijking wordt als volgt gemotiveerd : 1° voor alle geselecteerde projecten behalve de projecten 20, 26 en 29 : deze projecten ontvangen extra omkadering in de vorm van uren-leraar of werkingsmiddelen voor voordrachtgevers en kunnen in die zin een extra financierbaarheid opleveren voor leerlingen die al een andere opleiding in dezelfde studierichting volgen.Bijgevolg wordt aan die leerlingen voor het project ook een inschrijvingsgeld gevraagd zoals aan leerlingen die buiten het project geen opleiding in dezelfde studierichting volgen; 2° voor project 3 : in dit project wordt een vak voorgesteld dat niet in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs voorkomt en dat gezien de behoefte aan grondige begeleiding door de leerkracht en de planning in de agenda van de adolescente of volwassen leerlingen flexibeler moet kunnen worden georganiseerd;3° voor project 4 : de beperkingen van de leerlingen en de ervaringsgerichte aanpak van het project vereisen een minder intensief traject en een onmiddellijke start met een instrument;4° voor project 5 : in dit project wordt een vak voorgesteld dat niet in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs voorkomt;5° voor project 8 : in dit project wordt een vak voorgesteld dat niet in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs voorkomt. Bovendien zullen de leerlingen die de opleiding elektronische muziek niet volgen maar door de thematische samenwerking met andere vakken wel in contact komen met elektronische muziek voor het aspect elektronische muziek niet afzonderlijk beoordeeld worden. Ten slotte vereist het project door de thematische samenwerking van het project met andere vakken een flexibeler organisatie van de lessen; 6° voor project 10 : dit project stelt een nieuwe optie met nieuwe vakken voor die nog niet voorkomt in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs;7° voor project 11 : in dit project worden vakken voorgesteld die niet in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs voorkomen;8° voor de projecten 13, 14 en 16 : dit project stelt een nieuwe optie met nieuwe vakken voor die nog niet voorkomt in de bestaande structuur van het deeltijds kunstonderwijs en die onder meer via soepelere instapmogelijkheden leerlingen uit nieuwe doelgroepen wil aantrekken;9° voor de projecten 20, 26 en 29 : de participerende, veelal kansarme en allochtone leerlingen uit het gewoon of buitengewoon leerplichtonderwijs worden niet ingeschreven als regelmatige leerling in het deeltijds kunstonderwijs, maar het is de bedoeling hen via deze projecten te bereiken en indien mogelijk de drempel naar het deeltijds kunstonderwijs te verlagen.Daarom is het ook niet opportuun om aan hen het normale inschrijvingsgeld voor het deeltijds kunstonderwijs te vragen; 10° voor project 21 : de huidige manier van evalueren op basis van examens die resulteren in een verrekening van mathematische scores van verschillende juryleden laat weinig ruimte om over alle vakken te delibereren.Het project opteert naast de invulling van de opleiding in vakken voor een andere, vernieuwende invulling in seminaries' en vrije ruimte', waarbij de verschillende opleidingsonderdelen inhoudelijk niet noodzakelijk gebonden zijn aan één vak en waarbij de leerlingen meer volgens hun individuele behoeften kunnen worden begeleid. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 juni 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE