gepubliceerd op 02 maart 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
15 DECEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, inzonderheid op artikel 5bis, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2006, artikel 21, § 1, vervangen bij het decreet van 26 mei 1998,de artikelen 35bis, § 2, 35quater, §§ 1 en 2, 35quinquies, 35sexies en 35septies, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 28 november 2003, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 juli 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State met nummer 41.602/3, gegeven op 21 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2001 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006, wordt hoofdstuk XI, dat bestaat uit artikel 69, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK XI. - Bodemsaneringsorganisatie Afdeling I. - Erkenning van een bodemsaneringsorganisatie
Art. 69.Een bodemsaneringsorganisatie kan erkend worden door de Vlaamse Regering indien ze voldoet aan de voorwaarden vermeld in het decreet, en aan de volgende aanvullende erkenningsvoorwaarden : 1° een bodemsaneringsorganisatie is opgericht als vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;2° een bodemsaneringsorganisatie heeft als statutair doel de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 35ter en 35quater van het decreet;3° de bestuurders van de bodemsaneringsorganisatie en de personen die de bodemsaneringsorganisatie kunnen verbinden, hebben hun burgerlijke en politieke rechten;4° een bodemsaneringsorganisatie beschikt over de nodige middelen om, voorafgaandelijk aan de erkenning, de volbrenging van haar opdracht voor te bereiden en haar initiële werkingskosten gedurende een jaar te dekken.
Art. 70.§ 1. De aanvraag tot erkenning wordt ingediend per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs bij de Vlaamse minister. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag minstens de volgende gegevens bevatten : 1° een kopie van de statuten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad ;2° een financieel plan waarin onder meer de volgende gegevens zijn opgenomen : a) de wijze waarop de financieringsmiddelen geïnd worden;b) de wijze waarop de opbrengsten worden toegewezen ten voordele van de werking van de bodemsaneringsorganisatie;c) een schatting van de uitgaven, inclusief de werkingskosten;d) de financieringswijze van eventuele tekorten;3° een model van overeenkomst voor de nakoming door de bodemsaneringsorganisatie van de individuele verplichting tot opmaak van het bodempreventie- en bodembeheersplan als vermeld in artikel 5bis, § 1, van het decreet en volgens de voorwaarden vermeld in artikel 75, § 1;4° een model van overeenkomst als vermeld in artikel 35quater, § 1, van het decreet en volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 75, § 2;5° een ondernemingsplan;6° een vermelding van de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht;7° het bewijs van de representativiteit van de oprichters vermeld, in artikel 35bis, § 2, van het decreet;8° een bewijs van goed zedelijk gedrag van de bestuurders en oprichters van de bodemsaneringsorganisatie en van de personen die de bodemsaneringsorganisatie kunnen verbinden. § 2. Op advies van de OVAM stuurt de Vlaamse minister binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in § 1, een ontvangstbewijs naar de aanvrager waarbij de Vlaamse minister zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag. De Vlaamse minister verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige aanpassingen of aanvullingen. Als de Vlaamse minister om aanpassingen of aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste of aangevulde aanvraag opnieuw per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs naar de Vlaamse minister gestuurd. De Vlaamse minister verzendt binnen dertig dagen na de ontvangst van de aangepaste of aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij de Vlaamse minister zich op advies van de OVAM tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangepaste of aangevulde aanvraag. § 3. De Vlaamse minister heeft het recht aanvullende stukken op te vragen bij de bodemsaneringsorganisatie die een erkenningsaanvraag heeft ingediend.
Art. 71.Op advies van de OVAM bezorgt de Vlaamse minister een voorstel van beslissing over de erkenning aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt binnen negentig dagen na de verzending van het ontvangstbewijs van de aanvraag waarbij die tevens ontvankelijk werd verklaard, een beslissing over de erkenning.
Binnen tien dagen na het nemen van de beslissing, wordt ze per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan de aanvrager betekend. De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, blijft evenwel van rechtswege geschorst tot aan de voorlegging van de verzekeringsovereenkomst, vermeld artikel 72, 3°.
Een bodemsaneringsorganisatie wordt erkend voor een periode van maximaal dertig jaar. Afdeling II. - Voorwaarden voor het gebruik van de erkenning
Art. 72.De bodemsaneringsorganisatie is gehouden tot : 1° het blijven voldoen aan de voorwaarden van de erkenning, vermeld in artikel 69;2° het verstrekken op afdoende en tijdige wijze van alle relevante informatie;3° het sluiten, binnen één maand na de publicatie van de erkenning in het Belgisch Staatsblad, van een verzekeringscontract tot dekking van de schade die voortvloeit uit de uitoefening van de taken, vermeld in artikel 35ter en 35quater van het decreet;4° het jaarlijks, en uiterlijk tegen 31 december, opmaken en ter goedkeuring voorleggen aan de OVAM van het sectorale bodempreventie- en bodembeheersplan, vermeld in artikel 79;5° het jaarlijks, en uiterlijk tegen 31 december, opmaken en ter goedkeuring voorleggen aan de OVAM van een saneringsprogramma als vermeld in artikel 35quater, § 2, van het decreet, voor het eerst het jaar na de erkenning. Het jaarlijks saneringsprogramma moet minstens de volgende documenten bevatten : a) een lijst van alle taken waartoe de bodemsaneringsorganisatie zich verbonden heeft overeenkomstig artikel 35quater, § 1, van het decreet;b) een evaluatie van de prioriteit van de tijdens het werkingsjaar uit te voeren taken, gesteund op het risico van de vastgestelde verontreiniging voor mens en milieu, socio-economische overwegingen, en de financiële draagkracht van de bodemsaneringsorganisatie;c) een raming van de globale kostprijs van de tijdens het werkingsjaar uit te voeren taken;d) een omstandig verslag betreffende de tenuitvoerlegging van het vorige saneringsprogramma, met inbegrip van een toelichting van de eventuele afwijkingen van dat programma;e) een gedetailleerd overzicht van de uitgevoerde werken die voor subsidiëring in aanmerking kwamen.6° het jaarlijks voor 15 maart neerleggen bij de OVAM van een financieël jaarverslag, geattesteerd door een bedrijfsrevisor, een verklaring door een bedrijfsrevisor dat de boekhouding volgens de juiste principes is gehouden en een verslag van een bedrijfsrevisor over de balansen en resultatenrekeningen van het voorbije jaar en de begroting voor het volgende jaar, voor het eerst in het jaar dat volgt na de datum van de publicatie van de erkenning in het Belgisch Staatsblad ;7° het jaarlijks neerleggen bij de OVAM van alle nuttige gegevens respectievelijk prognoses, met betrekking tot het voorbije en het lopende werkingsjaar, betreffende de uitvoering en de financiering van de bodemsaneringen.De informatie moet gebundeld worden als bijlage bij het jaarlijkse saneringsprogramma. Eventuele afwijkingen tussen de uitgevoerde taken en wat bepaald was in het saneringsprogramma van het voorgaande jaar, moeten gemotiveerd worden. Onder nuttige gegevens worden onder andere begrepen : a) het aantal uitgevoerde bodemonderzoeken, opgestelde saneringsprojecten, gestarte bodemsaneringswerken en afgesloten bodemsaneringen, voorzorgsmaatregelen en nazorg;b) een statistisch verslag met betrekking tot de resultaten van de bodemonderzoeken;c) een statistisch verslag met betrekking tot de kostprijs van de bodemonderzoeken, de bodemsaneringsprojecten en de bodemsaneringswerken, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het vaste deel van de aarde en het grondwater;d) een statistisch verslag met betrekking tot de gebruikte bodemsaneringstechnieken en de frequentie waarmee ze gebruikt worden;e) een statistisch verslag met betrekking tot de grondbalans per terrein waarop bodemsaneringswerken plaatsvinden of hebben plaatsgevonden met een overzicht van de hoeveelheid uitgegraven bodem, alsook de plaats en wijze van verwerking.8° elke wijziging van de statuten, samenstelling van de algemene vergadering of raad van bestuur binnen vijf werkdagen mee te delen aan de Vlaamse minister, met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs;9° een klachtenregister bij te houden dat ter inzage ligt van de OVAM;10° alle relevante documenten en gegevens bij te houden met betrekking tot de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 35ter en 35quater van het decreet, en dit op digitale drager volgens een formaat, vastgelegd door de OVAM. Afdeling III. - Wetgeving overheidsopdrachten
Art. 73.Een bodemsaneringsorganisatie is gehouden tot de naleving van de reglementering inzake overheidsopdrachten voor alle aannemingen van werken, leveringen en diensten die ze in het kader van haar opdracht zal gunnen met betrekking tot het onderzoek en de sanering van bodemverontreiniging, gerelateerd aan de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie is opgericht. Afdeling IV. - Toezicht op een bodemsaneringsorganisatie
Art. 74.§ 1. De OVAM kan overgaan tot elk onderzoek dat ze noodzakelijk acht bij de uitoefening van haar bevoegdheden, vermeld in het decreet en dit besluit. De OVAM kan hiervoor op elk moment de bodemsaneringsorganisatie vragen om mondeling of schriftelijk alle inlichtingen met betrekking tot de uitvoering van haar taken, vermeld in artikel 35ter of 35quater, te verstrekken. De OVAM kan alle documenten en gegevens van een bodemsaneringsorganisatie opvragen. De bestuurders en de personeelsleden van een bodemsaneringsorganisatie moeten aan de OVAM alle toelichtingen en elke vorm van informatie verschaffen als de OVAM daarom verzoekt.
De OVAM heeft het recht zich de op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage te laten voorleggen. De OVAM kan eveneens een bodemsaneringsorganisatie verzoeken om in haar bijzijn en met haar uitrusting kopieën te maken in de door de OVAM gewenste vorm van het geheel of een deel van de voormelde gegevens, evenals om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om de controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen, vermeld in het decreet en dit besluit. § 2. De documenten en informatie, vermeld in § 1, moeten op verzoek van de OVAM binnen een door haar bepaalde termijn worden meegedeeld. § 3. De OVAM kan te allen tijde de boekhouding laten nazien door een bedrijfsrevisor die ze aanstelt. Die opdracht wordt dan uitgevoerd op kosten van de bodemsaneringsorganisatie. § 4. De OVAM evalueert het jaarlijkse saneringsprogramma dat haar door de bodemsaneringsorganisatie overeenkomstig artikel 72, 5°, wordt voorgelegd, en geeft haar goedkeuring of weigering binnen een termijn van zestig dagen nadat het programma haar werd voorgelegd. In geval van weigering moet een aangepast saneringsprogramma, dat rekening houdt met de door de OVAM geformuleerde opmerkingen, worden ingediend binnen de termijn, bepaald door de OVAM. § 5. De OVAM verifieert hoe de bodemsaneringsorganisatie de haar toevertrouwde taken waarneemt, alsook de informatie die aan haar meegedeeld moet worden krachtens het decreet of dit besluit. Afdeling V. - Voorwaarden van de overeenkomsten
Art. 75.§ 1. Het model van overeenkomst, vermeld in artikel 70, § 1, 3°, moet minstens de volgende gegevens vermelden : 1° de naam van de partijen;2° de uitdrukkelijke vermelding ter uitvoering van welke decretale bepaling de overeenkomst wordt gesloten;3° de taken van de bodemsaneringsorganisatie, vermeld in het decreet en dit besluit;4° de wederzijdse informatieverplichting van de bodemsaneringsorganisatie en de contractant;5° de looptijd van de overeenkomst;6° de betalingsvoorwaarden;7° de sancties bij niet-naleving van de verbintenissen door de bodemsaneringsorganisatie of de contractant. § 2. Het model van overeenkomst, vermeld in artikel 70, § 1, 4°, moet minstens de volgende gegevens vermelden : 1° de naam van de partijen;2° de uitdrukkelijke vermelding ter uitvoering van welke decretale bepaling de overeenkomst wordt gesloten;3° de verplichtingen van de bodemsaneringsorganisatie, en minstens : a) de omschrijving van de verontreiniging waarvoor de bodemsaneringsorganisatie de bodemsaneringsplicht overneemt;b) de voorwaarden van kennisgeving van de contractant door de bodemsaneringsorganisatie over de uitvoering van de overeenkomst;c) de wijze van informatieverlening aan de contractant;d) de wijze van betaling door de contractant;e) de wijze van zekerheidstelling door de contractant;f) het jaarlijks inlichten van de contractant over de verwachte uitvoeringsdatum van de onderzoeken en de bodemsanering;g) het feit dat de contractant ingelicht zal worden over de eventuele schorsing of intrekking van de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie en de wijze waarop dat in voorkomend geval zal gebeuren.4° de looptijd van de overeenkomst;5° de betalings- en terugbetalingsvoorwaarden tussen de partijen in geval van tekort of overschot bij beëindiging van de erkenningsperiode van de bodemsaneringsorganisatie;6° de verplichtingen van de contractant : a) tijdige en correcte betaling van de overeengekomen bedragen volgens de te bepalen voorwaarden;b) de uitdrukkelijke aanvaarding van het saneringsprogramma en de saneringswijze, vermeld in het conform verklaarde bodemsaneringsproject;c) de meldingsplicht omtrent het bestaan van de overeenkomst door de contractant aan derden-belanghebbenden;d) de tijdige schriftelijke mededeling aan de bodemsaneringsorganisatie van alle informatie die van belang kan zijn voor of bij de uitvoering van de overeenkomst.7° de sancties bij niet-naleving van de verbintenissen door de partijen, onder andere de terugkeer van de saneringsplicht in geval van tekortkomingen van de contractant;8° de regeling bij overdracht door de contractant van zijn activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht. § 3. De contractant, vermeld in § 2, 6°, is degene die een overeenkomst met de bodemsaneringsorganisatie sluit als vermeld in artikel 70, § 1, 3° en 4°. § 4. De bodemsaneringsorganisatie kan bij de Vlaamse Regering steeds een verzoek indienen tot wijziging van de modellen zoals vermeld in artikel 75, §§ 1 en 2. Een dergelijk verzoek moet altijd ingediend worden met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. De Vlaamse Regering neemt hierover, op voorstel van de Vlaamse minister, een beslissing binnen de negentig dagen. Afdeling VI. - Schorsing en intrekking van de erkenning van een
bodemsaneringsorganisatie
Art. 76.§ 1. Als een bodemsaneringsorganisatie een van de verplichtingen, vermeld in het decreet of het besluit, niet of onvoldoende nakomt, kan de Vlaamse minister, op advies van de OVAM, per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs een waarschuwing richten aan de bodemsaneringsorganisatie. § 2. Na advies van de OVAM kan de Vlaamse minister aan de Vlaamse Regering voorstellen om over te gaan tot schorsing of intrekking van de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie als daartoe gegronde redenen bestaan, in het bijzonder wanneer : 1° de bodemsaneringsorganisatie niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen, vermeld in het decreet, het besluit of de aangegane overeenkomsten, in het bijzonder wat betreft haar bodemsaneringsverplichting;2° de bodemsaneringsorganisatie niet voldoende gevolg geeft aan de waarschuwing, vermeld in § 1;3° de bodemsaneringsorganisatie niet handelt overeenkomstig de wetten, decreten, besluiten of haar statuten;4° afwending van gelden wordt vastgesteld. § 3. De Vlaamse minister brengt de bodemsaneringsorganisatie per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs op de hoogte van het voornemen tot schorsing of intrekking van de erkenning met vermelding van de reden. Binnen dertig dagen na de datum van de ontvangst van die brief kan de bodemsaneringsorganisatie haar verweermiddelen aan de Vlaamse minister kenbaar maken. De bodemsaneringsorganisatie kan tevens binnen diezelfde periode gehoord worden als ze daarom verzoekt. § 4. Dertig dagen na verloop van de termijn, vermeld in § 3 brengt de Vlaamse minister de bodemsaneringsorganisatie per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs op de hoogte van het besluit van de Vlaamse Regering tot schorsing of intrekking van de erkenning met vermelding van de redenen. De schorsing of de intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 5. De schorsing van de erkenning wordt pas beëindigd nadat de Vlaamse minister, op advies van de OVAM, de bodemsaneringsorganisatie hiervan per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs in kennis heeft gesteld. De beëindiging van de schorsing van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 6. Bij intrekking van de erkenning zal de bodemsaneringsorganisatie enkel de mogelijkheid hebben opnieuw erkend te worden na het doorlopen van een nieuwe procedure tot erkenning zoals bepaald in artikel 69 tot en met 71. »
Art. 2.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006, wordt hoofdstuk XII, dat bestaat uit artikel 70, vervangen door wat volgt volgt : « HOOFDSTUK XII. - Bodempreventie- en bodemsaneringsplicht Afdeling I. - Voorwaarden van de bodempreventie- en bodembeheersplicht
Onderafdeling I. - Individueel bodempreventie- en bodembeheersplan
Art. 77.Het krachtens artikel 5bis, § 1 en 2, van het decreet op te stellen individueel bodempreventie- en bodembeheersplan wordt opgemaakt door een erkende bodemsaneringsdeskundige, moet jaarlijks geactualiseerd worden, en moet de volgende maatregelen en documenten bevatten voor zover die relevant zijn in het geval in kwestie : 1° een rapport over volgende aspecten inzake preventie van bodemverontreiniging : a) de milieuvergunningstoestand;b) de infrastructuurvoorziening met het oog op bodembescherming;c) de reeds genomen maatregelen voor de voorkoming van nieuwe bodemverontreiniging;d) de nog te nemen maatregelen voor de voorkoming van nieuwe bodemverontreiniging.2° een rapport over volgende aspecten inzake het beheersen van bodemverontreiniging : a) de resultaten van risicogerichte metingen die in voorkomend geval getroffen werden als voorzorgsmaatregel;b) de reeds genomen maatregelen voor de voorkoming van verspreiding van bestaande bodemverontreiniging en voor de beheersing van bestaande bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteiten waarvoor het bodempreventie- en bodembeheersplan moet worden opgemaakt;c) de nog te nemen maatregelen voor de voorkoming van verspreiding van bestaande bodemverontreiniging en voor de beheersing van bestaande bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteiten waarvoor het bodempreventie- en bodembeheersplan moet worden opgemaakt;d) de te nemen maatregelen voor een optimale aanpak van de bestaande bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteiten waarvoor het bodempreventie- en bodembeheersplan moet worden opgemaakt;e) de mogelijke gevolgen van de bodemverontreiniging voor de exploitant, eigenaar, feitelijke gebruiker en het personeel van de inrichting, alsook voor de omgeving.3° maatregelen voor de voorlichting en sensibilisering van het personeel en de omgeving met betrekking tot de maatregelen die opgenomen zijn in het rapport, vermeld in punt 1° en 2°;4° een financieel plan dat het bewijs bevat van de opbouw van een financiële reserve die overeenstemt met de geschatte kosten voor het oriënterend bodemonderzoek en de bodemsanering veroorzaakt door de bodemverontreiniging, met betrekking tot de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht.De financiële reserve moet jaarlijks minimaal opgebouwd worden met 10 % van de kosten; 5° een planning van alle periodieke bodemonderzoeken die uitgevoerd moeten worden tijdens de erkenningsperiode van de bodemsaneringsorganisatie, met uitzondering van het eerste periodiek bodemonderzoek.
Art. 78.Het individueel bodempreventie- en bodembeheersplan, vermeld in artikel 5bis, § 1, van het decreet, wordt jaarlijks aan de OVAM betekend per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, uiterlijk op 31 december. Het eerste individueel bodempreventie- en bodembeheersplan wordt aan de OVAM voorgelegd uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op de bekendmaking van het besluit van de Vlaamse Regering.
Binnen honderd twintig dagen na de ontvangst van het individueel bodempreventie- en bodembeheersplan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit ervan met de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, of legt de OVAM aanvullingen of wijzigingen van het voorstel op.
Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, wordt het aangepaste of gewijzigde voorstel opnieuw aan de OVAM voorgelegd binnen een door de OVAM bepaalde termijn, op dezelfde wijze als vermeld in dit artikel. Binnen zestig dagen na de ontvangst van het aangepaste individueel bodempreventie- en bodembeheersplan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit van het aangepaste of gewijzigde voorstel.
De termijnen, vermeld in lid 1 tot en met lid 3, gaan telkens in op de datum van de ontvangst van het, in voorkomend geval aangepaste of gewijzigde, individueel bodempreventie- en bodembeheersplan.
Onderafdeling II. - Sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan
Art. 79.Het krachtens artikel 5bis, § 3, van het decreet door een erkende bodemsaneringsorganisatie op te stellen sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan moet een algemeen en een individueel deel bevatten, en wordt jaarlijks geactualiseerd.
Het algemene deel bevat een inventaris van de gekende specifieke verontreiniging, veroorzaakt door de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht, een beschrijving van haar specifieke aard en een opsomming van de maatregelen die algemeen geformuleerd kunnen worden ter voorkoming van nieuwe en ter beheersing van bestaande bodemverontreiniging die het gevolg is van de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht. Dit deel dient tevens een financieel plan te bevatten met de geschatte gecumuleerde kost voor de oriënterende bodemonderzoeken en de bodemsaneringen veroorzaakt door de bodemverontreiniging met betrekking tot de activiteit waarvoor de bodemsaneringsorganisatie werd opgericht, en dit voor alle personen die voor de uitvoering van hun verplichtingen, vermeld in artikel 5bis, § 1, van het decreet, een beroep doen op de bodemsaneringsorganisatie.
Het individuele deel bevat voor elke persoon die voor de uitvoering van zijn verplichtingen, vermeld in artikel 5bis, § 1, van het decreet, een beroep doet op de bodemsaneringsorganisatie, de opsomming van eventueel afwijkende of aanvullende maatregelen in de zin van het tweede lid, zoals de planning van alle periodieke oriënterende bodemonderzoeken die gedurende de erkenningsperiode uitgevoerd moeten worden, alsook een weergave van de resultaten van de risicogerichte metingen die eventueel getroffen werden als voorzorgsmaatregel.
Art. 80.Het sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan, vermeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet, wordt jaarlijks aan de OVAM betekend per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, uiterlijk op 31 december. Het eerste sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan wordt aan de OVAM voorgelegd, uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op de erkenning van de bodemsaneringsorganisatie, vermeld in artikel 71.
Binnen honderd twintig dagen na de ontvangst van het sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit ervan met de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, of legt de OVAM aanvullingen of wijzigingen van het voorstel op.
Als de OVAM aanvullingen of wijzigingen oplegt, wordt het aangepaste of gewijzigde voorstel opnieuw aan de OVAM voorgelegd binnen een door de OVAM bepaalde termijn, op dezelfde wijze als vermeld in dit artikel. Binnen honderd twintig dagen na de ontvangst van het aangepaste of gewijzigde sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit van het aangepaste of gewijzigde voorstel.
De termijn van honderd twintig dagen gaat telkens in op de datum van de ontvangst van het, in voorkomend geval aangepaste of gewijzigde, sectoraal bodempreventie- en bodembeheersplan. »
Art. 3.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006, wordt hoofdstuk XIII, bestaande uit artikel 81 tot en met 88, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK XIII. - Subsidiëring van de bodemsaneringsorganisatie Afdeling I. - Subsidie in het kader van artikel 35quinquies van het
decreet
Art. 81.Overeenkomstig artikel 35quinquies kan de Vlaamse Regering binnen de daartoe in de begroting van het Vlaamse Gewest vastgelegde kredieten, bijdragen in de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 35quater van het decreet. Deze bijdrage is maximaal gelijk aan de som van alle bijdragen die de bodemsaneringsorganisatie ontvangen heeft in het kader van de overeenkomsten, gesloten ter uitvoering van artikel 35quater van het decreet, met behoud van de toepassing van de bepalingen in het tweede lid.
De bijdrage, vermeld in het eerste lid, kan enkel betrekking hebben op de kosten verbonden aan de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 35quater van het decreet, voor zover die betrekking hebben op en aangewend worden voor historische bodemverontreiniging. Als er sprake is van gemengde bodemverontreiniging, kan de bijdrage, vermeld in het eerste lid, enkel betrekking hebben op en aangewend worden voor de gedeeltelijke financiering van de taken, vermeld in artikel 35quater van het decreet en enkel voor het als historisch te beschouwen deel van de bodemverontreiniging.
Art. 82.Een erkende bodemsaneringsorganisatie die van de mogelijkheid, vermeld in artikel 35quinquies van het decreet wil gebruikmaken, moet hiertoe per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs minimaal vijfjaarlijks een voorstel van subsidiëringsprogramma bezorgen aan de Vlaamse Regering, per adres van de Vlaamse minister, volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 83 en 84.
Als de Vlaamse Regering het voorstel, vermeld in het eerste lid, goedkeurt, moet de bodemsaneringsorganisatie voor de vaststelling en uitkering van de bijdrage jaarlijks per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs een aanvraag tot subsidiëring indienen bij de Vlaamse Regering per adres van de Vlaamse minister volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 85 en 86. Deze aanvraag heeft steeds betrekking op de subsidiëring van de werking van de bodemsaneringsorganisatie in het jaar dat volgt op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidiëring. Afdeling II. - Voorwaarden en procedure voor de toekenning van de
subsidie
Art. 83.Een eerste voorstel van subsidiëringsprogramma als vermeld in artikel 82, eerste lid, kan op zijn vroegst ingediend worden met de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 70. De volgende voorstellen van subsidiëringsprogramma als vermeld in artikel 82, eerste lid, moeten uiterlijk ingediend worden op 28 februari van het vierde subsidiejaar van het lopende subsidiëringsprogramma. Het voorstel van subsidiëringsprogramma moet gebaseerd zijn op de volgende prognoses en rapporten : 1° de prognose van de som van alle bedragen die de bodemsaneringsorganisatie de volgende vijf jaar meent te zullen ontvangen in het kader van de door haar gesloten of te sluiten overeenkomsten, vermeld in artikel 35quater van het decreet;2° een verantwoording van de omvang van de gelden, vermeld in punt 1°, in verhouding tot het financiële draagvlak van alle natuurlijke personen of rechtspersonen die de activiteit uitoefenen waarvoor de bodemsaneringsorganisatie is opgericht.Dit draagvlak moet bepaald worden op basis van een omstandig rapport over de financiële impact van de verplichtingen die de toepassing van het Bodemsaneringsdecreet op de bedoelde personen heeft, gerelateerd aan een omstandig rapport over de financiële analyse van de personen met bepaling van hun algemene financiële draagvlak.
Art. 84.De Vlaamse minister bezorgt binnen dertig dagen na de ontvangst van een voorstel van subsidiëringsprogramma een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van het voorstel. De Vlaamse minister kan steeds om de nodige of passende aanvullingen verzoeken.
Als de Vlaamse minister om aanvullingen verzoekt, wordt het aangepaste of aangevulde voorstel van subsidiëringsprogramma opnieuw ingediend overeenkomstig artikel 82, eerste lid. De Vlaamse minister zendt binnen dertig dagen na de ontvangst van het aangepaste of aangevulde voorstel een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich opnieuw uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van het aangepaste of aangevulde voorstel van subsidiëringsprogramma.
Op advies van de OVAM bezorgt de Vlaamse minister een voorstel van beslissing over het voorstel van subsidiëringsprogramma aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering spreekt zich uit over het voorstel van subsidiëringsprogramma binnen een termijn van negentig dagen na het versturen van het ontvangstbewijs waarbij het voorstel tot subsidiëringsprogramma ontvankelijk en volledig werd verklaard. Binnen tien dagen nadat de beslissing genomen is, wordt die aan de bodemsaneringsorganisatie betekend.
Alle documenten die met de toepassing van dit artikel verstuurd worden, worden verstuurd per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.
Art. 85.Een jaarlijkse aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 82, tweede lid, moet gebaseerd zijn op de volgende prognoses en rapporten : 1° de twee meest recente saneringsprogramma's, vermeld in artikel 72, 5°;2° de prognose van de som van alle bedragen die de bodemsaneringsorganisatie het lopende en het volgende jaar meent te zullen ontvangen in het kader van de door haar gesloten of te sluiten overeenkomsten, vermeld in artikel 35quater van het decreet;3° een financieel jaarverslag, geattesteerd door een bedrijfsrevisor, van het voorbije werkingsjaar;
Art. 86.Een aanvraag tot subsidiëring als vermeld in artikel 82, tweede lid, moet voor het eerst ingediend worden uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de beslissing, vermeld in artikel 84, derde lid. Nadien moet de aanvraag tot subsidiëring jaarlijks ingediend worden, uiterlijk op 31 maart.
De Vlaamse minister bezorgt binnen de dertig dagen na de ontvangst van een aanvraag tot subsidiëring een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van de aanvraag. De Vlaamse minister kan steeds om de nodige aanpassingen of aanvullingen verzoeken.
Als de Vlaamse minister om aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste of aangevulde aanvraag tot subsidiëring opnieuw ingediend overeenkomstig artikel 82, tweede lid. De Vlaamse minister zendt binnen dertig dagen na de ontvangst van de aangepaste of aangevulde aanvraag een ontvangstbewijs aan de bodemsaneringsorganisatie, waarbij hij zich opnieuw uitspreekt over de ontvankelijkheid en volledigheid van de aangepaste of aangevulde aanvraag tot subsidiëring.
De Vlaamse Regering spreekt zich, uiterlijk op 30 november van het jaar waarin de subsidie werd aangevraagd, uit over de aanvraag tot subsidiëring, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door het Vlaams parlement. De Vlaamse Regering houdt bij dit besluit rekening met haar besluit over het voorstel van subsidiëringsprogramma. Zij kan op basis van de intussen verkregen informatie en verslagen bedoeld in artikel 85 verrekenen wat te veel of te weinig werd uitbetaald in de voorgaande jaren.
Art. 87.De subsidie wordt uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking heeft, overgeschreven op de rekening van de bodemsaneringsorganisatie.
Art. 4.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006, wordt een hoofdstuk XIV, bestaande uit artikel 88, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK XIV. - TOEZICHT
Art. 88.De toezichthoudende ambtenaren van de OVAM, vermeld in artikel 21 van het decreet, worden, op voorstel van de administrateur-generaal van de OVAM, door de Vlaamse minister aangewezen. Die ambtenaren maken zich bekend door een legitimatiebewijs, ondertekend door de administrateur-generaal van de OVAM. »
Art. 5.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004 en 22 september 2006, wordt een hoofdstuk XV, bestaande uit artikel 89 ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK XV. - SLOTBEPALING
Art. 89.De Vlaamse minister is belast met de uitvoering van dit besluit. »
Art. 6.De Vlaamse minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 december 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS