Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 september 2001
gepubliceerd op 26 oktober 2001

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project trajectbegeleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036209
pub.
26/10/2001
prom.
14/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/14/2001036209/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project trajectbegeleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs - II, inzonderheid op artikel 46, § 1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 26 februari 2001;

Gelet op het protocol nr. 395 van 20 april 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 168 van 20 april 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 11 mei 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen één maand;

Gelet op het advies 31.718/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het deeltijds beroepssecundair onderwijs, bedoeld in het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs - II, titel IV, hoofdstuk I, afdeling 3.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder "leerling" verstaan de deeltijds leerplichtige jongere die als regelmatige leerling in het deeltijds beroepssecundair onderwijs is ingeschreven.

Deze jongere wordt ook na het einde van de leerplicht, uiterlijk tot het schooljaar dat eindigt in het kalenderjaar waarin de leeftijd van 20 jaar wordt bereikt, als leerling beschouwd op voorwaarde dat hij, met het oog op het behalen van een volwaardige kwalificatie, het deeltijds beroepssecundair onderwijs verder ononderbroken volgt.

Art. 3.Het project trajectbegeleiding beoogt de leerling naar een duurzame inschakeling in de arbeidsmarkt te loodsen door middel van een geïndividualiseerde benadering en het bijbrengen van een startkwalificatie. Trajectbegeleiding moet voortijdig afhaken voorkomen.

Art. 4.§ 1. Voor de uitvoering van het project wordt aan elk centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs per in artikel 2 bedoelde regelmatige leerling op 1 februari van het voorafgaand schooljaar, 0,14 uren-leraar toegekend. § 2. Voor de uitvoering van het project in het experimenteel modulair onderwijs tijdens de schooljaren 2000-2001 en 2001-2002 wordt per schooljaar aan elk centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs per in artikel 2 bedoelde regelmatige leerling op 1 februari van het voorafgaand schooljaar, bijkomend 0,30 uren-leraar toegekend, voor zover het een leerling betreft van een opleiding die in het betrokken centrum modulair wordt georganiseerd. Een opleiding die vanaf 1 september 2000 respectievelijk 1 september 2001 modulair wordt georganiseerd, wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht dat reeds op 1 februari voorafgaandelijk te zijn. § 3. Voor het schooljaar 2001-2002 kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, in functie van de beschikbare kredieten de in §§ 1 en 2 vermelde coëfficiënten aanpassen.

Art. 5.De in artikel 4 bedoelde uren zijn uren die geen lesuren zijn en worden ingericht onder vorm van bijzondere pedagogische taken. Ze mogen uitsluitend voor het project worden aangewend en kunnen niet naar een ander centrum of een andere school of naar een volgend schooljaar worden overgedragen.

Art. 6.De personeelsleden die fungeren in de in artikel 4 bedoelde uren worden aangesteld als tijdelijk personeelslid. Deze uren kunnen niet vacant worden verklaard. Een inrichtende macht kan op basis van deze uren in geen geval personeelsleden vast benoemen, affecteren of muteren.

Art. 7.§ 1. Binnen één maand na de start van het schooljaar bezorgen de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs aan de bevoegde administratie van het departement onderwijs een overzicht van de wijze van toekenning aan de individuele personeelsleden van de in artikel 4 bedoelde uren. Eventuele wijzigingen terzake die zich in de loop van het schooljaar voordoen, worden onmiddellijk aan dezelfde administratie meegedeeld. § 2. Met het oog op een eventuele bijsturing van het project, zullen de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs hun medewerking verlenen aan de evaluatie die door de overheid wordt georganiseerd.

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1999 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2002.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 september 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^