gepubliceerd op 16 januari 2004
Besluit van de Vlaamse regering houdende gelijkstelling van voorzieningen, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met de in het kader van de zorgverzekering van rechtswege erkende voorzieningen
14 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende gelijkstelling van voorzieningen, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met de in het kader van de zorgverzekering van rechtswege erkende voorzieningen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000, 18 mei 2001 en 20 december 2002, inzonderheid op artikel 6, § 1;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 december 2001, 25 oktober 2002 en 13 december 2002;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juli 2002 en 3 november 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het uitblijven van het advies nadelig is voor de Vlaamse Brusselaars die zich ter goeder trouw bij de Vlaamse zorgverzekering aangesloten hebben. Vanuit het oogpunt van de gebruikers is het aangewezen voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zo snel mogelijk te voorzien in de mogelijkheid om de kosten van de bi-communautaire voorzieningen, die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erkend zijn, eveneens voor de Vlaamse zorgverzekering in aanmerking te laten komen;
Gelet op de adviezen van de Raad van State, gegeven op 5 november 2002 en op 18 februari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000, 18 mei 2001 en 20 december 2002;2° zorgkassen : de zorgkassen die erkend zijn krachtens artikel 15, eerste lid, van het decreet, en de zorgkas, bedoeld in artikel 14, derde lid, van het decreet;3° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen;4° Fonds : het Vlaams Zorgfonds, bedoeld in artikel 11 van het decreet;5° leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van het Fonds;6° zorgvorm : de niet-medische hulp- en dienstverlening die verstrekt wordt door een residentiële voorziening of een niet-residentiële voorziening;7° voorziening : de voorziening die op een professionele basis één of meer vormen van niet-medische hulp- en dienstverlening verstrekt of organiseert.
Art. 2.§ 1. De voorzieningen, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kunnen worden gelijkgesteld met van rechtswege erkende voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering. § 2. Om te kunnen worden gelijkgesteld, moeten de voorzieningen, bedoeld in § 1, erkend zijn door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, en moeten zij, na beslissing van de minister, daartoe een overeenkomst houdende gelijkstelling hebben gesloten met het Fonds, vertegenwoordigd door de leidend ambtenaar.
Art. 3.§ 1. De voorzieningen, bedoeld in artikel 2, richten hun aanvraag tot het sluiten van een overeenkomst houdende gelijkstelling, samen met de vereiste stavingsstukken, per aangetekende brief aan het Fonds.
Voor de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, moet worden gebruikgemaakt van het door de minister vastgestelde aanvraagformulier. De overeenkomst houdende gelijkstelling, maakt integraal deel uit van het aanvraagformulier en omvat, naast de bepalingen van artikel 2, § 2, artikel 4, § 2, artikel 5 en artikel 6, § 1, minstens de voorwaarden voor taalgebruik.
De overeenkomst houdende gelijkstelling wordt door de voorziening reeds ondertekend op het ogenblik van indiening van de aanvraag. § 2. Het Fonds onderzoekt de aanvraag. Indien een voorziening, na daartoe verzocht te zijn door het Fonds, nalaat de stukken die met de aanvraag verband houden over te maken, kan geen overeenkomst houdende gelijkstelling worden afgesloten. § 3. Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag wordt de beslissing van de minister om een overeenkomst houdende gelijkstelling te sluiten of het gemotiveerde voornemen van de leidend ambtenaar om geen overeenkomst houdende gelijkstelling af te sluiten, per aangetekende brief aan de voorziening in kwestie meegedeeld. § 4. In geval van een beslissing om een overeenkomst houdende gelijkstelling te sluiten, wordt een exemplaar van de overeenkomst houdende gelijkstelling, ondertekend door de leidend ambtenaar, per aangetekende brief aan de voorziening in kwestie bezorgd.
In geval van een voornemen om geen overeenkomst houdende gelijkstelling te sluiten, vermeldt de brief de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen en de vereisten waaraan het bezwaarschrift moet voldoen.
Art. 4.§ 1. De overeenkomst houdende gelijkstelling geldt, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van de artikelen 5 en 6, voor een onbepaalde duur.
Het Fonds stelt de zorgkassen onverwijld in kennis van het sluiten van een overeenkomst houdende gelijkstelling. § 2. Het Fonds oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de overeenkomst houdende gelijkstelling.
Art. 5.§ 1. De overeenkomst houdende gelijkstelling wordt van rechtswege beëindigd met ingang van de datum waarop de erkenning van de voorziening door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt geschorst of ingetrokken. § 2. Het Fonds stelt de zorgkassen onverwijld in kennis van de van rechtswege beëindiging van een overeenkomst houdende gelijkstelling.
Art. 6.§ 1. De overeenkomst houdende gelijkstelling kan eenzijdig worden verbroken vanaf het ogenblik dat het Fonds vaststelt dat : 1° de voorziening de overeenkomst houdende gelijkstelling niet naleeft;2° de voorziening de kostprijs, die hij aanrekent aan een gebruiker, voor een bepaalde zorgvorm verhoogt omdat die gebruiker recht heeft op een in het decreet bedoelde tenlasteneming. § 2. Het gemotiveerde voornemen van de leidend ambtenaar om de overeenkomst houdende gelijkstelling eenzijdig te verbreken wordt per aangetekende brief aan de voorziening meegedeeld. De brief vermeldt de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen en de vereisten waaraan het bezwaarschrift moet voldoen.
Art. 7.§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan een voorziening, tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het voornemen om geen overeenkomst houdende gelijkstelling te sluiten of na ontvangst van het voornemen om de overeenkomst houdende gelijkstelling eenzijdig te verbreken, daartegen per aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Fonds. De voorziening kan daarin vragen om gehoord te worden.
Het Fonds onderzoekt het bezwaar en hoort de voorziening als die daarom heeft verzocht in het bezwaarschrift. De beslissing van de minister wordt binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift aan de voorziening meegedeeld. § 2. Als een voorziening tegen een meegedeeld voornemen om geen overeenkomst houdende gelijkstelling te sluiten of tegen een meegedeeld voornemen om de overeenkomst houdende gelijkstelling eenzijdig te verbreken, geen bezwaarschrift heeft ingediend, conform § 1, wordt het voornemen geacht een beslissing tot weigering van het sluiten van een overeenkomst houdende gelijkstelling te zijn of een beslissing tot eenzijdige verbreking van de overeenkomst houdende gelijkstelling. § 3. Het Fonds stelt de zorgkassen onverwijld in kennis van de beslissing tot het eenzijdig verbreken van een overeenkomst houdende gelijkstelling.
Art. 8.Als het sluiten van een overeenkomst houdende gelijkstelling werd geweigerd of de overeenkomst houdende gelijkstelling eenzijdig door de leidend ambtenaar werd verbroken, kan een voorziening geen nieuwe aanvraag tot gelijkstelling indienen, tenzij wordt aangetoond dat de redenen voor de weigering of de verbreking niet langer bestaan.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 november 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER