gepubliceerd op 17 juli 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot het bezien, herzien en aanvullen van de kwetsbare zones water zoals bedoeld in artikel 15, §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
14 JUNI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot het bezien, herzien en aanvullen van de kwetsbare zones water zoals bedoeld in artikel 15, §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
De Vlaamse regering, Gelet op artikel 15, §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993, 20 december 1995, 19 december 1997, 11 mei 1999 en van 3 maart 2000;
Gelet op de Richtlijn van de Raad (91/676/EEG) van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
Overwegende dat de wateren zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, o.a. met behulp van de volgende criteria moeten worden vastgesteld : A. 1. of zoet oppervlaktewater, in het bijzonder indien gebruikt of bestemd voor de winning van drinkwater, een hogere dan in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde nitraatconcentratie bevat of zou kunnen bevatten indien de maatregelen overeenkomstig artikel 5 van de Richtlijn achterwege blijven;
A. 2. of grondwater van meer dan 50 mg nitraat per liter bevat of zou kunnen bevatten indien de maatregelen overeenkomstig artikel 5 van de Richtlijn achterwege blijven;
A. 3. of natuurlijke zoetwatermeren, andere zoetwatermassa's, estuaria, kustwateren en zeewater eutroof blijken te zijn of in de nabije toekomst eutroof zouden kunnen worden indien de maatregelen overeenkomst artikel 5 van de Richtlijn achterwege blijven.
Bij het toepassen van deze criteria dient eveneens volgens dezelfde Richtlijn rekening gehouden te worden met : B. 1. de fysische en milieukenmerken van de wateren en het land;
B. 2. de huidige kennis van het gedrag van stikstofverbindingen in het milieu (water en bodem);
B. 3. de huidige kennis van de gevolgen van de maatregelen overeenkomstig artikel 5 van de Richtlijn.
Overwegende dat de Vlaamse minister van Leefmilieu een regulier oppervlaktewatermeetnet en een grondwatermeetnet heeft geïnstalleerd in Vlaanderen en regelmatig bemonsterd; dat deze meetnetten in 1999 gevoelig werden uitgebreid met bijkomende Mest ActiePlan-meetpunten ten einde de landbouwsector te sensibiliseren en meer informatie te bekomen omtrent de nitraten uit agrarische bronnen; dat deze meetpunten in overleg met de landbouworganisaties werden vastgesteld op basis van volgende criteria voor oppervlaktewater : - het stroomgebied is hoofdzakelijk agrarisch; - er is geen invloed van industriële afvalwaterbronnen; - er is geen invloed van overstorten of effluentlozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties; - de hoeveelheid stikstof, afkomstig van huishoudelijk afvalwater is berekenbaar, en heeft een beperkte invloed.
Overwegende dat in toepassing van het criterium A. 1. van Bijlage I van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, de resultaten van het reguliere oppervlaktewatermeetnet met inbegrip van de bijkomende Mest Actie-Planmeetpunten, werden getoetst om vast te stellen of een hogere dan in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde nitraatconcentratie werd gemeten; dat een hogere dan in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde nitraatconcentratie wordt gemeten indien in meer dan 5 % van de monsters een nitraatconcentratie wordt gemeten die hoger is dan 50 mg nitraat/l en/of de nitraatconcentratie in één monster hoger is dan 75 mg nitraat/l; dat voor de aanwijzing van de bijhorende kwetsbare zones, conform artikel 3, 2, van dezelfde Richtlijn, de Vlaamse Hydrografische Atlas werd gebruikt; dat voor de voormelde toetsing van het oppervlaktewatermeetnet de meetperiode november 2000 tot en met februari 2002 werd weerhouden daar deze voor een belangrijk aantal zones van de Vlaams Hydrografische Atlas een verbetering van de nitraattoestand van de oppervlaktewateren aangeven; dat deze verbeteringen het gevolg zijn van een verscherping van de uitrijregeling voor dierlijke mest sedert 2000 met ingang van het decreet inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen van 3 maart 2000; dat de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw deze gunstige evolutie als gevolg van de inspanningen van de landbouwers wil honoreren door bij de afbakening kwetsbare zones water deze laatste metingen te hanteren; dat evenwel moet vermeld worden dat voor 4 Vlaamse Hydrografische Atlas-zones de toetsing van de meetperiode november 2000 tot en met februari 2002 een verslechtering van de nitraattoestand aantoonde waardoor deze zones moeten worden afgebakend als kwetsbare zones water; dat dit laatste een stimulans moet geven aan de landbouwers om onmiddellijk bijkomende inspanningen te leveren om de nitraatverontreiniging door agrarische bronnen te verminderen en zodoende bij de volgende herziening van de kwetsbare zones water conform artikel 3, 4 van de Richtlijn en artikel 15, § 3, van de decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen niet meer te moeten worden aangeduid als kwetsbare zone water;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 5, 3. en bijlage II van de Richtlijn 75/440/EEG de uitzonderlijk hoge regenneerslag van september 2001, welke de hoogste was sedert de start van de klimatologisch metingen in 1833 waargenomen in België door het Koninklijk Meteorologisch Instituut te Ukkel, heeft geleid tot uitzonderlijke nitraatuitspoeling in de zones 32, 51 en 157 van de Vlaamse Hydrografische Atlas, daar voor de rest van de meetperiode in deze zones geen overschrijdingen werden vastgesteld; dat omwille van deze reden deze zones 32, 51 en 157 van de Vlaamse Hydrografische Atlas niet worden weerhouden als kwetsbare zones water; dat deze zones evenwel bijzonder zullen opgevolgd worden en opnieuw herzien in december 2002 ten einde al dan niet te kunnen bevestigen dat deze zones niet kwetsbaar zijn;
Overwegende dat de Vlaamse Hydrografische Atlas-zone 481 een uitzonderlijke hydrografische zone betreft, met name twee ruimtelijk van elkaar door de Schelde gescheiden delen en waarbij de metingen op de rechteroever overschrijdingen vertonen op de in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde nitraatconcentratie en waarbij de meetpunten op de linkeroever geen overschrijdingen vertonen op de in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde nitraatconcentratie;
Overwegende dat de Vlaamse Hydrografische zone 154 noch een MAP-meetpunt, noch andere reguliere VMM-meetpunten bevat waardoor een aanduiding als kwetsbaar gebied op basis van het oppervlaktewatermeetnet niet mogelijk is.
Overwegende dat in de zones 0, 14, 16, 20, 21, 30, 81, 84, 86, 94, 120, 140, 141, 142, 143, 155, 156, 180, 200, 201, 210, 211, 220, 221, 230, 231, 232, 233, 240, 241, 242, 300, 301, 310, 312, 320, 340, 341, 342, 343, 344, 350, 440, 451, 452, 461, 470, 471, 474, 480, 560, 561, 641, 642, 710, 726, 831, 921, 922, 931, 933, 934, 935, 940, 941, 942, 944, 945 en in een gedeelte van de zone 481F van de Vlaamse Hydrografische Atlas een hogere dan in de Richtlijn 75/440/EEG vastgestelde imperatieve nitraatconcentratie werd vastgesteld;
Overwegende dat momenteel de gegevens ontbreken om in toepassing van het criterium A. 2. van Bijlage I van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, tot een bijkomende afbakening over te gaan.
Overwegende dat het eutrofiëringscriterium A. 3. van Bijlage I van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, in Vlaanderen is gehanteerd als een fosfaateutrofiëringsnorm en resulteerde in de aanwijzing van fosfaatrisicogebieden en fosfaatverzadigde gebieden bij besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot bepaling van de kritische grenswaarde en de richtwaarde voor fosfaatdoorslag, tot bepaling van de criteria voor aanduiding van fosfaatverzadigde gebieden op zure zandgronden en tot aanduiding van fosfaatverzadigde gebieden op zure zandgronden in uitvoering van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, en het besluit van de Vlaamse regering van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikel 13bis , 15, 15bis , 15quater , 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; dat in deze fosfaatverzadigde gebieden als actieprogramma verstrengde fosfaatbemestingsnormen worden opgelegd en tevens een beperking in de keuze van meststoffen conform artikel 15quater , § 1 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het Leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen; dat deze verstrenging verder gaat dan de bemestingsnormen van 170 kg N uit dierlijke mest wanneer de stikstof-fosfaatverhouding niet hoger is dan 4,25;
Overwegende dat het eutrofiëringscriterium A. 3. van Bijlage I van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, in Vlaanderen is gerelateerd aan het criterium A.1. van dezelfde Richtlijn; dat daarom in de kwetsbare zones water in Vlaanderen bijkomende maatregelen zijn opgelegd met betrekking tot de uitrijperiode voor dierlijke mest, chemische meststoffen en andere meststoffen; dat uit voorzorg en ter voorkoming van eutrofiëring over het gehele grondgebied van Vlaanderen in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het Leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen artikel 17 algemene uitrijbeperkingen oplegt met name inzake de periode van de toediening van de bemesting van zowel dierlijke mest, chemische meststoffen als andere meststoffen; dat er eveneens een verbod wordt opgelegd tot bemesting op de stroken gelegen binnen een afstand landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van waterlopen van 10 m wanneer de waterloop gelegen is in een Grote Eenheid Natuur of Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling afgebakend met toepassing van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, en van 5 m in de overige gevallen; dat er eveneens een verbod tot bemesting wordt opgelegd voor niet beteelte hellingen grenzend aan een waterloop binnen een afstand van 10 m landinwaarts, gemeten vanaf de bovenste rand van de waterloop; dat het verboden is te bemesten wanneer de cultuurgronden drassig zijn, overstroomd, bevroren of met sneeuw bedekt; dat al deze verbodsbepalingen zijn opgelegd ter voorkoming van rechtstreekse verontreiniging van waterlopen en ter voorkoming van eutrofiëring en dit voor het ganse grondgebied van Vlaanderen; dat de vrijwillige bijkomende maatregelen opgenomen in het Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen in toepassing van de verordening EG1257/99 met betrekking tot groenbedekking, erosiebestrijding, botanisch beheer, perceelrandenbeheer er mede op gericht zijn de nutriëntenverliezen uit diffuse agrarische bronnen te beperken;
Overwegende dat met de elementen B. 1., B. 2. en B. 3. van Bijlage I van de Richtlijn van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, impliciet werd rekening gehouden door gebruik te maken van de metingen van het oppervlaktewatermeetnet.
Overwegende dat de totale oppervlakte cultuurgrond, zoals bepaald in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, in agrarisch gebruik op het Vlaamse grondgebied 668.000 ha bedraagt in het productiejaar 2001; dat hiervan 311.252 ha worden aangeduid als kwetsbare zone water; dat dit 46,6 % van de totale oppervlakte cultuurgronden in agrarisch gebruik betreft;
Overwegende de beslissing van de Vlaamse regering van 8 september 2000 om tegen eind december 2001 belangrijke vooruitgang te boeken in de aanduiding van kwetsbare zones en in de formulering en de realisatie van de bindende regelgeving, overeenkomstig bijlage III van de Richtlijn 91/676/EEG;
Gelet op het advies van de stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 17 mei 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 12 maart 2002;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 15 mei 2002;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° De nitraatrichtlijn : de Richtlijn van de Raad (91/676/EEG) van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;3° VHA : Vlaamse Hydrografische Atlas.
Art. 2.Overeenkomstig artikel 15, § 3 tot en met § 5, van het decreet worden de volgende kwetsbare zones water aangeduid : 1. de volledige VHA-zones (nummer en naam) : 0, Bergenvaart 14, Beverdijkvaart van monding Oostkerkevaart (excl) tot monding in IJzer 16, Vladslovaart tot monding Lekevaartje (incl) 20, Grootgeleed 21, Moerdijkvaart tot monding Boegonjevaart (incl) 30, Jabbeekse beek 81, Vlietbeek/Zwartesluisbeek van monding 080/74001 (excl) tot Leopoldkanaal 84, Leopoldkanaal van stuw Sint-Laureins (incl) tot monding Moerhuizewatergang (incl) 86, Hoge Watering 94, Isabellavaart tot monding Noord Graaf Jansdijkader (incl) 120, kanaal Bossuit-Kortrijk 140, Poekebeek 141, afleidingskanaal van de Leie/Schipdonkkanaal tot kanaal Gent-Oostende (excl) 142, afleidingskanaal van de Leie/Schipdonkkanaal van kanaal Gent-Oostende (excl) tot monding Vaart van Eeklo 143, afleidingskanaal van de Leie/Schipdonkkanaal van monding Vaart van Eeklo (excl) tot monding Ede (excl) 155, kanaal Gent-Oostende van afleidingskanaal van de Leie/Schipdonkkanaal (excl) tot Bornebee 156, Rivierbeek 180, kanaal van Ieper naar de IJzer 200, Poperingevaart tot monding Holle Beek (incl) 201, Poperingevaart van monding Holle Beek (excl) tot monding in IJzer 210, Grote Kemmelbeek tot monding Vuile Beek (incl) 211, Grote Kemmelbeek van monding Vuile Beek (excl) tot monding in IJzer 220, Ieperlee tot monding Bellewaardebeek (incl) 221, Martjevaart 230, Heidebeek 231, IJzer tot monding Poperingsevaart (excl) 232, IJzer van monding Poperingsevaart (excl) tot monding kanaal Ieper-IJzer (excl) 233, IJzer van monding kanaal Ieper-IJzer (excl) tot monding Handzamevaart (excl) 240, Handzamevaart/Spanjaardsbeek tot monding Kasteelbeek (incl) 241, Handzamevaart van monding kanaal van Essen (incl) tot monding in IJzer 242, Handzamevaart tot monding Kasteelbeek (excl) tot monding kanaal van Essen (excl) 300, Leie tot monding Douvebeek (incl) 301, Leie van monding Douvebeek (excl) tot monding Geluwsebeek (excl) 310, Geluwsebeek 312, Heulebeek 320, Gaverbeek tot monding Hooibeek (excl) 340, Mandel tot monding Krommebeek (incl) 341, Rodebeek 342, Mandel van monding Krommebeek (excl) tot monding Devebeek (excl) 343, Devebeek 344, Mandel van monding Devebeek (excl) tot monding in Leie 350, Leie van monding Mandel (excl) tot monding Oude Mandelbeek (incl) 440, Schelde tot monding Grote/Zwarte Spierebeek (incl) 451, Molenbeek/Markebeek 452, Schelde van monding Molenbeek tot monding Zwalmbeek 461, Zwalmbeek van monding Molenbeek (incl) tot monding in Schelde 470, Schelde van monding Zwalmbeek (excl) tot monding Stampkotbeek (incl) 471, Schelde van monding Stampkotbeek (excl) tot Ringvaart sas van Merelbeke 474, Molenbeek/Gondebeek 480, Molenbeek/Kottembeek 560, Nete tot monding Itterbeek (excl) 561, Nete van monding Itterbeek (incl) tot monding in Rupel 641, Velp van monding waterloop (640/54001) (excl) tot monding Paardenbeek (incl) 642, Velp van monding Paardenbeek (excl) tot monding in Demer 710, Dijle tot monding IJsse (excl) 726, Vrouwvliet van monding Krekelbeek (excl) tot monding in Dijle 831, Groot Schijn van monding Kleine Beek (excl) tot monding Zwanebeek (incl) 921, Abeek 922, Maas van monding Bosbeek (excl) tot monding Lozerbroeksbeek 931, Warmbeek 933, A 934, Leyloop 935, Dommel 940, Mark tot monding Roeleindeloop (incl) 941, Mark van monding Roeleindeloop (excl) tot monding Muntloop (incl) 942, Weehagensebeek 944, Kleine A/Weerijsebeek van monding Weehagensebeek (excl) tot monding in Mark 945, Mark van monding Muntloop (excl) tot gewestgrens 2.de gedeeltelijke VHA-zone (nummer, naam, met omschrijving van het kwetsbare deel) : 481, Schelde van monding Molenbeek/Gondebeek (excl) tot monding Molenbeek/Grote Beek (excl), gedeeltelijk (het deel van deze hydrografische zone op de rechteroever van de Schelde waarin de woondkernen van Serskamp (Wetteren) en Schellebelle (Berlare) gelegen zijn en de Roebeek-Serskamsebeek (codenr. 481/78001) de belangrijkste waterloop is).
Art. 3.De minister bevoegd voor Leefmilieu, wordt gelast een digitaal geografisch bestand vast te leggen met de kwetsbare zones zoals opgesomd in artikel 2 en zoals weergegeven in de kaart op schaal 1/650.000 van bijlage I van dit besluit.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking bij publicatie in het Belgisch Staatsblad .
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juni 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA
Bijlage I Kaart op schaal 1/650.000 met aanduiding van de kwetsbare zones Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 2002 tot het bezien, herzien en aanvullen van de kwetsbare zones water zoals bedoeld in artikel 15, § 3, § 4 en § 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Brussel, 14 juni 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA