gepubliceerd op 22 september 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de opdrachthouders en projectleiders
14 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de opdrachthouders en projectleiders
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het advies van het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 9 oktober 1997, 4 december 1997 en 19 maart 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 september 1997;
Gelet op de protocollen nrs. 88.227 van 3 februari 1998 en 94.243 van 26 maart 1998 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 17 februari 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 worden in artikel II 21, tweede lid, vervangen bij besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, de woorden « een staf Coördinatie » geschrapt.
Art. 2.In hetzelfde statuut worden in artikel II 22, § 1, tweede lid, tweede streepje, de woorden « de staf Coördinatie » vervangen door de woorden « de departementale opdrachthouders ».
Art. 3.In hetzelfde statuut wordt het opschrift van Deel II, Titel 6 vervangen door wat volgt : « TITEL 6. DE OPDRACHTHOUDERS EN DE PROJECTLEIDERS ».
Art. 4.Artikel II 30 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel II 30. § 1. In het departement Coördinatie, Staf Centrale Coördinatie, duidt de voorzitter van het college van secretarissen-generaal volgende opdrachthouders aan die worden belast met generieke interdepartementale aangelegenheden : vier ambtenaren van rang A1 of A2 die intern worden aangewezen of extern kunnen worden aangeworven. § 2. Onder de ambtenaren van rang A1 van het ministerie kunnen in elk departement opdrachthouders tijdelijk worden aangesteld die worden belast met departementale opdrachten inzake human ressources management, vorming en communicatie. Het college van secretarissen-generaal bepaalt op gemotiveerde wijze het aantal en de verdeling van de opdrachthouders over de departementen.
De secretaris-generaal duidt op gemotiveerde wijze voor het eigen departement de opdrachthouders aan. De aanduiding van de opdrachthouders human ressources management en vorming gebeurt door de ambtenaar van de rang A3 of A2A belast met de leiding van de Algemene Administratieve Diensten in overleg met de secretaris-generaal van het betreffende departement.
Bij ontstentenis van een opdrachthouder belast met de vorming, wordt het afdelingshoofd van de afdeling belast met personeelszaken binnen het departement belast met de leiding en begeleiding van de stagiairs overeenkomstig artikel VII 5. § 3. De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling duidt op gemotiveerde wijze en in overleg met de secretaris-generaal van het departement Algemene Zaken en Financiën onder de ambtenaren van rang A1 van het ministerie maximum zes opdrachthouders aan die, ten behoeve van de administratie Personeelsontwikkeling, worden belast met de vorming, het human ressources management of de organisatieontwikkeling. »
Art. 5.In hetzelfde statuut wordt een artikel II 30bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel II 30bis. § 1. Onder de ambtenaren van het ministerie kunnen projectleiders tijdelijk worden aangesteld die worden belast met de leiding van belangrijke departementale of interdepartementale projecten. Tot projectleider kunnen tijdelijk worden aangesteld de ambtenaren van de rang A1 of waar nodig ambtenaren van rang A2 of hoger. § 2. De secretaris-generaal wijst voor zijn departement de projectleiders aan die belast worden met departementale projecten.
Deze projecten worden voorafgaandelijk ter goedkeuring aan de functioneel bevoegde minister(s) voorgelegd, vooraleer de projectleider geselecteerd en aangewezen wordt. § 3. Het college van secretarissen-generaal wijst de projectleiders aan die belast worden met interdepartementale projecten. Deze projecten worden opgestart hetzij bij beslissing van de Vlaamse regering, hetzij op voorstel van het college van secretarissen-generaal en na voorafgaandelijke goedkeuring door de Vlaamse regering. § 4. In afwijking van §§ 1 en 2 worden de projectleiders van rang A3 en rang A4 aangeduid door de Vlaamse regering. § 5. De projectleiderstoelage zoals bepaald in artikel XIII 81ter kan gecumuleerd worden met andere toelagen. »
Art. 6.Artikel II 31 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Artikel II 31. De beslissing tot tijdelijke aanstelling van de opdrachthouders en projectleiders omvat de omschrijving, de begindatum en de motivering van de aanstelling, de standplaats en wat de projectleider betreft de duur van de opdracht.
De tijdelijke aanstelling van de opdrachthouders wordt bekrachtigd door de Vlaamse regering op gezamenlijk voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken. »
Art. 7.Artikel II 32 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel II 32. De opdrachthouders worden tijdelijk aangesteld conform een procedure bepaald door het college van secretarissen-generaal.
In deze procedure wordt voorzien in een externe en/of interne potentieelinschatting als selectievoorwaarde.
De inhoud, de organisatie en de uitvoering van de externe en/of interne potentieelinschatting worden bepaald door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling.
De departementale directieraad van het departement waar de kandidaat op dat moment effectief werkzaam is, bepaalt op gemotiveerde wijze of de kandidaat kan deelnemen aan de potentieelinschatting. »
Art. 8.Artikel II 33 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel II 33. De duur van de tijdelijke aanstelling tot opdrachthouder bedraagt maximum zes jaar, meermaals verlengbaar met dezelfde duur. De verlenging gebeurt stilzwijgend.
De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging en op de dag van de aanwijzing of bevordering van de opdrachthouder tot een hogere rang.
De overheid bevoegd voor de tijdelijke aanstelling kan, mits er een motivering gegeven wordt, een einde stellen aan deze aanstelling hetzij om functionele redenen, hetzij op vraag van de opdrachthouder zelf. »
Art. 9.In hetzelfde statuut wordt een artikel II 33bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel II 33bis. De duur van de tijdelijke aanstelling tot projectleider is gelijk aan de duur van het project.
De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten en bij een beslissing tot loopbaanvertraging.
De tijdelijke aanstelling kan worden beëindigd op de dag van de aanwijzing of bevordering van de projectleider tot een hogere rang.
De overheid bevoegd voor de tijdelijke aanstelling kan, mits er een motivering gegeven wordt, een einde stellen aan deze aanstelling hetzij om functionele redenen, hetzij op vraag van de projectleider zelf. »
Art. 10.Artikel II 34 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Artikel II 34. De opdrachthouder of projectleider behoudt tijdens de duur van zijn opdracht zijn dienstaanwijzing, evenals het recht op salarisverhoging of op bevordering tot een hogere graad, op dezelfde wijze als wanneer hij niet met een opdracht was belast.
De beslissing tot het toekennen van een functioneringstoelage of loopbaanvertraging wordt voor de opdrachthouders belast met interdepartementale opdrachten genomen door het college van secretarissen-generaal, en voor de opdrachthouders belast met departementale opdrachten of belast met de vorming, het human ressources management of de organisatieontwikkeling door de departementale directieraad.
Voor de opdrachthouders belast met de vorming, het human ressources management of de organisatieontwikkeling wordt de beslissing genomen na overleg met de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling.
De beslissing tot het toekennen van een functioneringstoelage of een loopbaanvertraging wordt voor projectleiders belast met interdepartementale projecten genomen door het college van secretarissen-generaal, en voor de projectleiders belast met departementale projecten door de departementale directieraad. »
Art. 11.In artikel II 46, tweede lid, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996, wordt vervangen als volgt : « De aanwijzingen van de coördinatoren en de opdrachthouders die werden aangeduid vóór 1 oktober 1997 worden verlengd overeenkomstig de regeling van kracht vóór 1 oktober 1997 totdat de opdrachthouders aangesteld zijn overeenkomstig de regeling van de artikelen II 30 tot II 33. »
Art. 12.In artikel VIII 25 van hetzelfde statuut worden § 4, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, en § 5 opgeheven.
Art. 13.In artikel XIII 33, § 2, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 8 december 1994, 1 juni 1995, 20 juni 1996 en 11 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° - Algemeen personeel - worden in de rubriek « Ingenieur, arts en informaticus » de woorden « met de functie van opdrachthouder (ten vroegste na een proefperiode van 2 jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven)... A280 » ingevoegd en worden in de rubriek « Adjunct van de directeur » de woorden « met de functie van opdrachthouder (ten vroegste na een proefperiode van 2 jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven)... A281 » ingevoegd; 2° in 4° - Mandaat - wordt de rubriek « Opdrachthouder of Coördinator » geschrapt.
Art. 14.In hetzelfde statuut wordt in Deel XIII, Titel 3, Hoofdstuk 5, Toelagen aan specifieke categorieën van personeel, een afdeling 9 toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 9. Projectleiderstoelage Artikel XIII 81ter. § 1. Aan de projectleider vermeld in artikel II 30bis kan een projectleiderstoelage toegekend worden waarvan het bedrag à 100 % op jaarbasis bepaald wordt door de Vlaamse minister bevoegd voor ambtenarenzaken en door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). De toelage kan niet lager dan 96.089 fr. en niet hoger dan 343.175 fr. zijn.
De toelage is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel XIII 23. » § 2. Om de hoogte van de toelage, binnen de grenzen vermeld in § 1, te bepalen, worden volgende criteria gebruikt : - de moeilijkheidsgraad en complexiteit van het project; - de maatschappelijke of organisatorische relevantie van het project; - de duurtijd van het project; - de verantwoordelijkheid van de projectleider. »
Art. 15.Er wordt in deel XIII, Titel 6, Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen, een artikel XIII 155novies ingevoegd dat luidt als volgt : « Artikel XIII 155novies. De opdrachthouder of coördinator, bedoeld in artikel II 46, geniet tot 31 maart 1998 de salarisschaal A281 of de salarisschaal A280 (indien vastbenoemd in loopbaan A12). Bij een nieuwe aanwijzing tot opdrachthouder vanaf 1 april 1998 behoudt hij de salarisschaal A281, respectievelijk A280.
Art. 16.In hetzelfde statuut wordt bijlage 15, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 april 1998 en 16 juni 1998, vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 11 dat uitwerking heeft vanaf 1 april 1997.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld