gepubliceerd op 03 februari 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een vijfde preventiestimulerend programma
13 DECEMBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een vijfde preventiestimulerend programma
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op de artikelen 40, § 1, 1° en 40, § 2, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994;
Gelet op het decreet van 5 juli 2002 houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2002, inzonderheid artikel 22;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 november 2001;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 22 februari 2002;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 maart 2002 betreffende het verzoek om advies door de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 33.144/3 van de Raad van State, gegeven op 19 november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu;2° preventie : het ontstaan van afval- en emissiestromen voorkomen of verminderen en de milieuschadelijkheid van afval- en emissiestromen voorkomen of zo veel mogelijk verminderen;3° prioritaire doelgroepen : doelgroepen waarvoor een specifieke promotiecampagne wordt gevoerd na de bekendmaking van het jaarprogramma;4° beoordelingscommissie : commissie voor de beoordeling van de ingediende preventieprojecten en van de projectresultaten;5° preventieproject : geheel van activiteiten dat beantwoordt aan de bepalingen van artikel 6 van dit besluit;6° lagere besturen : provincies, provinciebedrijven, gemeenten, gemeentebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Art. 2.§ 1. Er wordt een vijfde preventiestimulerend programma - hierna PRESTI 5-programma te noemen - ingesteld dat tot doel heeft preventie te stimuleren door een grote verscheidenheid aan lokale, regionale of sectorale preventieprojecten te subsidiëren. § 2. Het PRESTI 5-programma richt zich in de eerste plaats tot het bedrijfsleven, inzonderheid tot de K.M.O.-wereld. § 3. Het PRESTI 5-programma voorziet in een subsidie voor de dekking van een deel van de kosten die verbonden zijn aan de goedgekeurde preventieprojecten. HOOFDSTUK II. - Beheer en organisatie
Art. 3.De minister stelt jaarlijks in een jaarprogramma de subsidieerbare projecttypes, projectthema's, prioritaire doelgroepen en oproepperiode vast.
Art. 4.§ 1. Het PRESTI 5-programma wordt beheerd door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest, hierna OVAM te noemen. § 2. OVAM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma en voor het beheer van de budgetten.
Art. 5.§ 1. Voor het PRESTI 5-programma wordt een beoordelingscommissie opgericht. § 2. De beoordelingscommissie vergadert op uitnodiging van OVAM. § 3. De beoordelingscommissie wordt samengesteld uit : 1° twee vertegenwoordigers van OVAM (voorzitter en secretaris);2° een vertegenwoordiger van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM);3° een vertegenwoordiger van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL) van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° een vertegenwoordiger van de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° een vertegenwoordiger van het Steunpunt en Informatiecentrum voor Preventie van afval en emissies (STIP). Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger aangeduid die optreedt bij afwezigheid van het effectieve lid.
Bovendien kunnen naar gelang van de specificiteit van de te beoordelen projecten deskundigen uitgenodigd worden door de beoordelingscommissie. § 4. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De secretaris heeft geen stemrecht. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden waaraan de preventieprojecten moeten voldoen
Art. 6.§ 1. Elk preventieproject moet, overeenkomstig artikel 3 aansluiten bij de jaarlijks bepaalde projecttypes en projectthema's. § 2. De projecttypes worden geselecteerd uit de volgende reeks : 1° onderzoeksproject : project waarbij onderzoek wordt uitgevoerd naar preventiemaatregelen met betrekking tot vermindering van het ontstaan van afvalstoffen en emissies;2° actieplanning : project waarbij concrete preventiemaatregelen worden gepland en uitgevoerd, die rechtstreeks een aantoonbare vermindering van afval en emissies verwezenlijken;3° proefproject : project waarbij een nieuwe preventietechniek of -maatregel wordt uitgetest en geëvalueerd;4° demonstratieproject : project waarbij op zoek gegaan wordt naar een voorbeeld rond preventie van afval en emissies en dat in een tweede fase getoond wordt aan een relevante doelgroep;5° ervaringsuitwisseling : project waarbij de mogelijkheid gecreëerd wordt om ervaringen uit te wisselen in het kader van preventie van afval en emissies;6° informatievoorziening en sensibilisering : project waarbij een preventieboodschap gecommuniceerd wordt naar een al dan niet specifieke doelgroep;7° advisering : project waarbij adviesverlening wordt georganiseerd voor een al dan niet specifieke doelgroep. § 3. De projectthema's worden geselecteerd uit de volgende reeks : 1° meten is weten : het meten van de feitelijke milieubelasting door permanente analyse, het nagaan in welke mate vorderingen gemaakt worden bij het verbeteren van de milieuprestaties;2° milieukosten : het in kaart brengen, volgen en evalueren van preventie-, correctie- en faalkosten.Preventiekosten zijn alle kosten die een bedrijf in een zo vroeg mogelijk stadium maakt om aantasting van de milieukwaliteit te voorkomen. Correctiekosten zijn kosten van bijsturing zodat minder milieubelastende emissies of afvalstoffen ontstaan, kosten om potentieel schadelijke effecten van de ontstane vormen van milieubeïnvloeding te verminderen of te beheersen.
Faalkosten zijn kosten die het bedrijf maakt om de vormen van milieubeïnvloeding te verwijderen, kosten waarmee het bedrijf binnen de bedrijfsgrenzen wordt geconfronteerd omdat de aantasting van de milieukwaliteit niet in een eerder stadium voorkomen of beperkt kon worden; 3° milieuzorg en milieubeheer : het systematisch, samenhangend en voortdurend terugkoppelen en evalueren van alle inspanningen en activiteiten van het bedrijf, gericht op het inzicht krijgen in en het voorkomen, verminderen en beheersen van de effecten van de bedrijfsvoering op het milieu;4° maatregelen en technieken : het doorvoeren van wijzigingen in productieprocessen, technische aanpassingen aan installaties;het toepassen van milieuvriendelijker technieken; 5° ketenbeheer : het dusdanig beheren van stofkringlopen in de economische productketen van grondstof-productieproces-product-afval, zodat deze stofkringlopen zo veel mogelijk op milieuverantwoorde wijze gesloten zijn en de energievoorziening zo veel mogelijk via duurzame energiebronnen verloopt;6° productontwikkeling : het minimaliseren van de milieu-impact over de hele levenscyclus van een product door gerichte keuzes te maken in het ontwerp ervan. § 4. Preventieprojecten kunnen rond de verschillende milieuaspecten (afval, water, lucht,...) uitgewerkt worden.
Art. 7.Elk preventieproject moet een onderdeel bevatten, dat de verspreiding van de ondernomen acties en resultaten garandeert.
Art. 8.De volgende projecten zijn uitgesloten van deelname : 1° projecten ingediend door lagere besturen;2° projecten ingediend door politieke partijen;3° projecten met betrekking tot het opzetten van erkenningssystemen voor milieuzorg zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1998 tot instelling en organisatie van een vierde preventiestimulerend programma. HOOFDSTUK IV. - Procedure
Art. 9.§ 1. Voor elk jaarprogramma dat vastgesteld is overeenkomstig artikel 3, voert OVAM campagne om het bekend te maken bij de prioritaire doelgroepen. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een preventieproject wordt aangetekend bij OVAM ingediend door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. Elke aanvraag dient minimaal de volgende gegevens te bevatten : 1° de administratieve gegevens van de projectindiener;2° een projectomschrijving;3° een aanwijzing van de betrokken partijen;4° een duidelijke planning van de diverse activiteiten;5° een aanwijzing van de projectverantwoordelijke;6° de vooropgestelde resultaten van het project;7° de uitwerking van de verspreidingsfase;8° de projectkosten en projectopbrengsten. § 3. De ingediende aanvragen worden door OVAM onderzocht op volledigheid en ontvankelijkheid. De projectverantwoordelijke wordt binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag op de hoogte gebracht van de volledigheid en ontvankelijkheid van het dossier. Tot het einde van de oproepperiode kunnen desgevallend bij aangetekend schrijven vervolledigheidsstukken worden opgestuurd naar OVAM. OVAM bereidt per aanvraag het dossier voor ten behoeve van de beoordelingscommissie. § 4. De beoordelingscommissie beoordeelt de preventieprojecten voor subsidiëring, houdt daarbij rekening met de doelstellingen van het programma en brengt hierover advies uit aan de minister. § 5. De ingediende preventieprojecten worden bij hun beoordeling getoetst aan volgende criteria, opgesomd in volgorde van afnemende belangrijkheid : 1° conformiteit met de van toepassing zijnde milieuwetgeving;2° deugdelijkheid van de projectmotivering en mate van uitwerking van het project; 3° actieradius van de organisatie, m.a.w. hoe groot is de doelgroep die kan bereikt worden met het preventieproject; 4° geschiktheid voor verspreiding;5° werkelijke reductie-impact van het afval en de emissies die gerealiseerd wordt door het preventieproject;6° innovatief karakter van het preventieproject;7° kostprijs en subsidiëring van het preventieproject;8° tot de prioritaire doelgroep behorende. § 6. Bij beoordeling van de aanvraag weegt de beoordelingscommissie de begrote projectkosten af ten opzichte van de vooropgestelde realisaties van het project. Op basis van deze afweging wordt een maximaal subsidiebedrag voor het project voorgesteld aan de minister ter vastlegging. § 7. De beoordelingscommissie adviseert bij de beoordeling van de aanvraag welk rapporteringsschema gevolgd moet worden.
Art. 10.§ 1. De minister bericht de aanvrager binnen de 80 werkdagen na het einde van de oproepperiode per aangetekende brief over zijn beslissing. § 2. Het besluit duidt de startdatum van het project aan. De uitvoering van een project kan maximaal achttien maanden in beslag nemen.
Art. 11.OVAM bereidt per uitgevoerd preventieproject een dossier voor ten behoeve van een resultaatgerichte eindbeoordeling door de beoordelingscommissie. HOOFDSTUK V. - Subsidiëring
Art. 12.§ 1. Het maximale subsidiebedrag bedraagt 65 % van de projectkosten. De projectkosten worden beschouwd als zijnde het deficit van de verantwoorde projectkosten en projectopbrengsten. § 2. Het subsidieprogramma staat open voor projecten met een minimumsubsidie van 2.500 euro (tweeduizend vijfhonderd euro). § 3. Als projectkosten worden de volgende kostensoorten in aanmerking genomen, voorzover ze betrekking hebben op de periode waarbinnen het project uitgevoerd wordt : 1° directe personeelskosten van de partijen, betrokken bij de uitvoering;2° werkingskosten, eigen aan de uitvoering van het project. § 4. Als opbrengsten dienen te worden beschouwd alle subsidies, vormen van cofinanciering en ontvangen inkomsten met betrekking tot het project. § 5. De uitbetaling van de subsidie gebeurt als volgt : 1° een eerste schijf bij de start van het project ten bedrage van 25 % van de toegekende subsidie;2° een tweede schijf ten bedrage van 25 % van de toegekende subsidie bij indiening en goedkeuring door OVAM van de eerstvolgende rapportering, na het voltooien van de helft van de projectactiviteiten;3° het overblijvende gedeelte van de subsidie, op voorwaarde dat de beoordelingscommissie het eindrapport, inclusief kostenverantwoording en de geleverde prestaties heeft goedgekeurd. § 6. Als op het einde van het project het subsidiebedrag op basis van de projectkosten die in aanmerking komen, lager blijkt te zijn dan de som van de reeds uitbetaalde schijven, vordert OVAM het reeds uitbetaalde teveel terug van de projectverantwoordelijke. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen inzake projectresultaten
Art. 13.§ 1. Elke projectverantwoordelijke is verplicht tussentijds te rapporteren aan OVAM over de stand van zaken overeenkomstig het opgelegde rapporteringsschema. § 2. Elke projectverantwoordelijke is verplicht bij het einde van het project te rapporteren aan OVAM over het verloop van het project en de behaalde resultaten.
Art. 14.§ 1. Alle documenten genoemd in artikel 13 van dit besluit dienen ter beschikking te worden gesteld van OVAM. Verder verspreiding ervan kan slechts met instemming van de projectverantwoordelijke. HOOFDSTUK VII. - Looptijd van het programma
Art. 15.§ 1. Van 1 januari 2003 tot 31 december 2006 zullen 4 jaarprogramma's worden vastgesteld. § 2. Op basis van de resultaten en de ervaringen van uitgevoerde preventieprojecten adviseert OVAM aan de minister nieuwe en efficiënte voorstellen voor de volgende jaarprogramma's. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.
Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 december 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA