gepubliceerd op 02 februari 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
12 OKTOBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1995, bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996, bekrachtigd bij het decreet van 4 maart 1998, en bij de decreten van 20 december 1996, 26 mei 1998 en 18 mei 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1998 en 9 februari 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 14 juli 2000;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 30.532/3 van de Raad van State, gegeven op 30 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;2° Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort;3° grafische informatie : kaartmateriaal, hetzij op papier, hetzij via informaticasystemen;4° code van goede praktijk : door de OVAM aanvaarde geschreven en publiek toegankelijke regels met betrekking tot het uitvoeren van onderzoeken, het nemen van monsters en het analyseren van monsters, met inbegrip van de bij de betrokken beroepscategorieën algemeen aanvaarde regels van goed vakmanschap.5° risicogrond : grond waarop een inrichting gevestigd is of was of waarop een activiteit uitgeoefend wordt of werd die is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet.6° AJD : afdeling Juridische Dienstverlening van de administratie Algemene Administratieve Diensten van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.»
Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 3.In artikel 4, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « bovendien » geschrapt.
Art. 4.Hoofdstuk III van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 6 tot 21, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK III. - Erkenning van bodemsaneringsdeskundigen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 6.
Zowel een rechtspersoon als een natuurlijke persoon kan erkend worden als bodemsaneringsdeskundige mits hij voldoet aan de in dit besluit gestelde voorwaarden.
Art. 7. § 1. Twee types van deskundigheid worden onderscheiden : 1° erkenning van type 1 : erkenning vereist voor : a) het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet;b) het leiden van de opstelling van een voorstel van beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet;c) het leiden van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet;d) het voorstellen en leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en/of veiligheidsmaatregelen, voor zover deze maatregelen geen grondwateronttrekkingen omvatten, geen grondverzet van meer dan 100 m3;of een afgraving van meer dan 1 meter ten opzichte van het maaiveld inhouden; e) het opmaken van een technisch verslag als bedoeld in artikel 56.2° erkenning van type 2 : erkenning vereist voor : a) het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet;b) het leiden van de opstelling van een voorstel van beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet;c) het leiden van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet;d) het leiden van de opstelling en van de uitvoering van een bodemsaneringsproject, zoals bedoeld in artikel 15, § 2, van het decreet;e) het leiden van bodemsaneringswerken, zoals bedoeld in artikel 19, § 1, van het decreet;f) het leiden van de uitvoering van maatregelen van bewaking en controle, zoals bedoeld in artikel 20, § 2, van het decreet;g) het leiden van de uitvoering van een eindevaluatieonderzoek, zoals bedoeld in artikel 21, § 3, van het decreet;h) het voorstellen en leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en/of veiligheidsmaatregelen;i) het opmaken van een technisch verslag, zoals bedoeld in artikel 56. § 2. De persoon die een erkenning van type 2 heeft, bezit van rechtswege ook een erkenning van type 1. Afdeling 2. - Voorwaarden tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige
Art. 8. § 1. Om erkend te worden als bodemsaneringsdeskundige van type 1 gelden de volgende voorwaarden : 1° als het gaat om een natuurlijke persoon : a) de nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie;b) grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, fysica, geologie, scheikunde;c) minimaal 3 jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor het onderzoek betreffende bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;d) grondige kennis hebben van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit(en);e) zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel en een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM;f) zelf de nodige ervaring hebben om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren of een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren;g) een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als erkende bodemsaneringsdeskundige dekt;h) wanneer de bodemsaneringsdeskundige : 1) een handelaar is : - niet in staat van faillissement of van vereffening verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijksoortige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2) geen handelaar is : - niet in staat van kennelijk onvermogen verkeren, dan wel in soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2° als het gaat om een rechtspersoon : a) opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, en zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Unie hebben, of er zijn maatschappelijke zetel hebben, op voorwaarde dat zijn werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van een lidstaat van de Europese Unie;b) als het gaat om een handelaar;ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van de wetgeving van de lidstaat van de Europese Unie waar hij gevestigd is; c) een of meer personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, fysica, geologie, scheikunde;d) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 3 jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;e) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die een grondige kennis heeft van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit(en);f) zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel en een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM;g) een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren;h) een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als erkende bodemsaneringsdeskundige dekt;i) wanneer de bodemsaneringsdeskundige : 1) een handelaar is : - niet in staat van faillissement of van vereffening verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijksoortige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2) geen handelaar is : - niet in staat van kenneliijk onvermogen verkeren, dan wel in soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; § 2. De grondige kennis, bedoeld in sub 1°, b), en in sub 2°, c), van § 1, moet worden aangetoond met academische diploma's of diploma's van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie. § 3. Het ter beschikking hebben, bedoeld in sub 1°, e) en f), alsook in sub 2°, f) en g), van § 1, moet van die aard zijn dat de uit het decreet voortvloeiende termijnen voor het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek kunnen worden nageleefd.
Art. 9. § 1. Om erkend te worden als bodemsaneringsdeskundige van type 2 gelden de volgende voorwaarden : 1° als het gaat om een natuurlijke persoon : a) de nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie;b) grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, bouwkunde, fysica, geologie, grondmechanica, microbiologie, scheikunde;c) minimaal 3 jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;d) minimaal 5 jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor het opstellen van bodemsaneringsprojecten en het begeleiden van bodemsaneringswerken gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;e) kennis hebben van en minimaal 5 jaar beroepservaring hebben met het aannemingsrecht gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;f) minimaal 5 jaar ervaring hebben met het opstellen van bestekken voor de aanneming van werken gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;g) een grondige kennis hebben van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit(en), alsook van de Vlaamse reglementeringen inzake de milieuvergunning, het grondwaterbeheer en de stedenbouw;h) zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel en een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM;i) zelf de nodige ervaring hebben om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren of een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren;j) de contractuele beschikking hebben over de nodige middelen om infrastructuurwerken te ontwerpen en te begeleiden;k) een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als erkende bodemsaneringsdeskundige dekt; l) wanneer de bodemsaneringsdeskundige : 1) een handelaar is : - niet in staat van faillissement of van vereffening verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijksoortige procedure die in.een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2) geen handelaar is : - niet in staat van kennelijk onvermogen verkeren, dan wel in soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2° als het gaat om een rechtspersoon : a) opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, en zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Unie hebben, of er zijn maatschappelijke zetel hebben, op voorwaarde dat zijn werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van een lidstaat van de Europese Unie;b) als het gaat om een handelaar;ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van de wetgeving van de lidstaat van de Europese Unie waar hij gevestigd is; c) een of meer personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, bouwkunde, fysica, geologie, grondmechanica, microbiologie, scheikunde;d) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 3 jaar beroepservaring heeft in een milieusector relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;e) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 5 jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het opstellen van bodemsaneringsprojecten en het begeleiden van bodemsaneringswerken gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;f) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die kennis heeft van en minimaal 5 jaar beroepservaring heeft met het aannemingsrecht gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;g) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 5 jaar ervaring heeft met het opstellen van bestekken voor de aanneming van werken gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;h) ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die een grondige kennis heeft van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit(en), alsook van de Vlaamse reglementeringen inzake de milieuvergunning, het grondwaterbeheer en de stedenbouw;i) zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel en een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM;j) een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren;k) de contractuele beschikking hebben over de nodige middelen om infrastructuurwerken te ontwerpen en te begeleiden;l) een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als erkende bodemsaneringsdeskundige dekt;m) wanneer de bodemsaneringsdeskundige : 1) een handelaar is : - niet in staat van faillissement of van vereffening verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijksoortige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; 2) geen handelaar is : - niet in staat van kenneliijk onvermogen verkeren, dan wel in soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt; - niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie; § 2. De grondige kennis, bedoeld in sub 1°, b), en in sub 2°, c), van § 1, moet worden aangetoond met academische diploma's of diploma's van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie. § 3. Het ter beschikking hebben, bedoeld in sub 1°, h), i) en j), alsook in sub 2°, i), j) en k), van § 1, moet van die aard zijn dat de uit het decreet voortvloeiende termijnen kunnen worden nageleefd. Afdeling 3. - Procedure tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige
Art.10.
De aanvraag om erkend te worden als bodemsaneringsdeskundige moet per aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De aanvraag moet gebeuren aan de hand van het standaardaanvraagformulier waarvan het model wordt vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van de OVAM. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Art. 11. § 1. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor erkenning van type 1 ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° het correct en volledig ingevulde standaardaanvraagformulier;2° als het een rechtspersoon betreft, de statuten van de rechtspersoon;3° als het een rechtspersoon betreft, de naam (of namen) van de natuurlijke persoon (of personen) die door de rechtspersoon aangesteld is (of zijn) als verantwoordelijk persoon (of personen);4° een eensluidend verklaard afschrift van de diploma's waardoor de volgens artikel 8 vereiste kennis wordt aangetoond;5° een curriculum vitae van de personen die over de kennis en ervaring, zoals vereist in artikel 8, beschikken, waaruit die kennis en ervaring blijkt;6° een bewijs dat de aanvrager de beschikking heeft over de modellen en de personen, bepaald in artikel 8;7° een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager stelt binnen een maand na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, zoals bepaald in artikel 8, te sluiten en de OVAM in kennis te stellen van de afgesloten polis;8° een verklaring waarin de aanvrager stelt dat alle analyses van monsters en alle boringen verricht zullen worden, zoals bepaald in artikel 15;als de aanvrager zelf boringen wenst uit te voeren, moet een beschrijving van de beschikbare apparatuur toegevoegd worden; die beschrijving moet van die aard zijn dat de kwaliteit en de geschiktheid van de apparatuur aangetoond wordt; 9° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de personen, bedoeld in artikel 8;10° als de aanvrager handelaar is, moet een bewijs toegevoegd worden dat de aanvrager : a) niet in staat van faillissement of van vereffening verkeert of geen gerechtelijk akkoord heeft verkregen, dan wel in een soortgelijke toestand verkeert als gevolg van een gelijksoortige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt;b) niet het voorwerp is van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie;11° een attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft. § 2. Het getuigschrift, het bewijs en het attest, bedoeld in sub 9°, 10° en 11°, van § 1, moeten van recente datum zijn. Art. 12. § 1. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor erkenning van type 2 ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° het correct en volledig ingevulde standaardaanvraagformulier;2° als het een rechtspersoon betreft, de statuten van de rechtspersoon;3° als het een rechtspersoon betreft, de naam (of namen) van de natuurlijke persoon (of personen) die door de rechtspersoon aangesteld is (of zijn) als verantwoordelijk persoon (of personen);4° een eensluidend verklaard afschrift van de diploma's waardoor de volgens artikel 9 vereiste kennis wordt aangetoond;5° een curriculum vitae van de personen die over de kennis en ervaring, zoals vereist in artikel 9, beschikken, waaruit die kennis en ervaring blijkt;6° een bewijs dat de aanvrager de beschikking heeft over de modellen en de personen, bepaald in artikel 9;7° een bewijs dat de aanvrager de contractuele beschikking heeft over de middelen om infrastructuurwerken te ontwerpen en te begeleiden;8° een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager stelt binnen een maand na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid, zoals bepaald in artikel 9, te sluiten en OVAM in kennis te stellen van de afgesloten polis;9° een verklaring waarin men stelt dat alle analyses van monsters en alle boringen verricht zuilen worden zoals bepaald in artikel 15;als de aanvrager zelf boringen wenst uit te voeren, moet een beschrijving van de beschikbare apparatuur toegevoegd worden; die beschrijving moet van die aard zijn dat de kwaliteit en de geschiktheid van de apparatuur aangetoond wordt; 10° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de personen, bedoeld in artikel 9;11° als de aanvrager handelaar is, moet een bewijs toegevoegd worden dat de aanvrager : a) niet in staat van faillissement of van vereffening verkeert of geen gerechtelijk akkoord heeft verkregen, dan wei in een soortgelijke toestand verkeert ais gevolg van een gelijksoortige procedure die in een lidstaat van de Europese Unie geldt;b) niet het voorwerp is van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wetten en regelingen van een lidstaat van de Europese Unie;12° een attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft. § 2. Het getuigschrift, het bewijs en het attest, bedoeld in sub 10°, 11° en 12°, van § 1, moeten van recente datum zijn. Art. 13.
De procedure voor de behandeling van de aanvragen tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige is als volgt. 1° Onderzoek van de ontvankelijkheid : De OVAM verzendt binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de in artikel 10 bedoelde aanvraag een ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag. De OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige of passende aanvullingen. Als de OVAM niet binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de aanvraag om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als de OVAM om aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste of aangevulde aanvraag opnieuw per aangetekende brief naar de OVAM gestuurd. De OVAM verzendt binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de aangepaste of aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangepaste aanvraag. 2° Onderzoek van de aanvraag en beslissing : De OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en doet binnen 120 dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag bij gemotiveerde beslissing uitspraak over de ontvankelijke aanvraag. Op basis van een aanvraag tot een erkenning van type 2 kan een erkenning van type 1 worden verleend, mits uit het onderzoek blijkt dat de aanvrager niet voldoet aan de eisen, gesteld voor een erkenning van type 2, maar wel aan die voor een erkenning van type 1. 3° Betekening van de beslissing : Binnen 150 dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag wordt de beslissing over de erkenningsaanvraag door de OVAM per aangetekende brief aan de aanvrager betekend.De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 14.
De statutair benoemde ambtenaren van niveau A van de afdeling van de OVAM die bevoegd is voor de bodemsanering en wier namen in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden, hebben, voor de uitvoering van hun taak, van rechtswege de erkenning als bodemsaneringsdeskundige van type 2. Afdeling 4. - Voorwaarden inzake het gebruik van de erkenning als
bodemsaneringsdeskundige Art. 15.
In het kader van het gebruik van de erkenning is de erkende bodemsaneringsdeskundige ertoe gehouden : 1° alle monsters die genomen worden in het kader van het decreet te laten analyseren bij een laboratorium dat erkend is voor de uit te voeren metingen krachtens het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;2° boringen die uitgevoerd worden in het kader van het decreet : a) ofwel te laten verrichten door een aannemer die erkend is voor boringen in de categorie G 1 volgens het ministerieel besluit van 27 januari 1991 tot nadere bepaling van de indeling van de werken volgens hun aard in categorieën en ondercategorieën met betrekking tot de erkenning van de aannemers;b) ofwel in eigen beheer uit te voeren;in dat geval moet de deskundige beschikken over een verklaring van de OVAM waaruit blijkt dat de deskundige bepaalde boringen zelf mag verrichten; 3° de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet, te leiden in overeenstemming met de standaardprocedure voor oriënterend bodemonderzoek, opgesteld door de OVAM;4° de opstelling van een voorstel van beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet, en de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet, te leiden in overeenstemming met de standaardprocedure voor beschrijvend bodemonderzoek, opgesteld door de OVAM;5° in elk rapport te verklaren dat hij voor de uitvoering van deze opdracht niet verkeert in een van de gevallen van onverenigbaarheid, opgenomen in dit besluit;6° tijdens de twaalfde, vierentwintigste, zesendertigste en achtenveertigste maand na datum van de beslissing houdende erkenning als bodemsaneringsdeskundige aan de OVAM een lijst te bezorgen van de personen en de modellen waarop de bodemsaneringsdeskundige een beroep doet om te voldoen aan : a) artikel 8, § 1, 1°, e) en f) : voor een natuurlijke persoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 1;b) artikel 8, § 1, 2°, c), d), e), f) en g) : voor een rechtspersoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 1;c) artikel 9, § 1, 1°, h) en i) : voor een natuurlijke persoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 2;d) artikel 9, § 1, 2°, c), d), e), f), g), h), i) en j) : voor een rechtspersoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 2;7° de verslagen als auteurs mee te laten ondertekenen door de personen waarop hij een beroep doet om een onderzoek uit te voeren : a) voor de onderzoeken, uitgevoerd onder leiding van een natuurlijke persoon, erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 1 : de personen, vermeld in artikel 8, § 1, 1°, f);b) voor de onderzoeken, uitgevoerd onder leiding van een rechtspersoon, erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 1 : de personen, vermeld in artikel 8, § 1, 2°, c), d), e) en g);c) voor de onderzoeken, uitgevoerd onder leiding van een natuurlijke persoon, erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 2 : de personen, vermeld in artikel 9, § 1, 1°, i);d) voor de onderzoeken, uitgevoerd onder leiding van een rechtspersoon, erkend als bodemsaneringsdeskundige van type 2 : de personen, vermeld in artikel 9, § 1, 2°, c), d), e), f), g), h) en j);8° een klachtenregister bij te houden dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid. Afdeling 5. - Schorsing en opheffing van de erkenning
Art. 16. § 1. De OVAM kan te allen tijde de erkenning als bodemsaneringsdeskundige schorsen voor een termijn van maximaal 6 maanden in elk van de volgende gevallen : 1° wanneer de bodemsaneringsdeskundige de taken waarmee hij is belast door dit besluit en het decreet niet reglementair of niet objectief uitvoert;2° wanneer de bodemsaneringsdeskundige niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, gesteld in dit besluit;3° wanneer de bodemsaneringsdeskundige onregelmatigheden begaat bij de uitvoering van de opdrachten waarvoor de erkenning krachtens artikel 7 vereist is;4° wanneer de bodemsaneringsdeskundige bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de bodemsaneringsdeskundige aantast;5° wanneer de bodemsaneringsdeskundige de voorwaarden inzake het gebruik van de erkenning, gesteld in dit besluit, niet naleeft; § 2. De OVAM brengt de houder van de erkenning per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte van de voorgenomen beslissing en haar motieven. Binnen deze termijn kan de houder van de erkenning zich verweren of zijn zaken in orde brengen. § 3. De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM per aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De schorsing gaat in op de dertigste dag volgend op de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Art. 17. § 1. De OVAM kan te allen tijde de erkenning als bodemsaneringsdeskundige opheffen in elk van de volgende gevallen : 1° wanneer de bodemsaneringsdeskundige de taken waarmee hij is belast door dit besluit en het decreet herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uitvoert;2° wanneer de bodemsaneringsdeskundige bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij op grond van artikel 16, § 1, 2° geschorst werd;3° wanneer de bodemsaneringsdeskundige ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden begaat bij de uitvoering van de opdrachten waarvoor de erkenning krachtens artikel 7 vereist is;4° wanneer de bodemsaneringsdeskundige bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de bodemsaneringsdeskundige in ernstige mate aantast;5° wanneer de bodemsaneringsdeskundige de voorwaarden inzake het gebruik van de erkenning, gesteld in dit besluit, herhaaldelijk niet naleeft. § 2. De OVAM brengt de houder van de erkenning per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte van de voorgenomen beslissing en haar motieven. Binnen deze termijn kan de houder van de erkenning zich verweren of zijn zaken in orde brengen. § 3. De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM per aangetekende brief aan de bodemsaneringsdeskundige betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De opheffing gaat in op de dertigste dag volgend op de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Art. 18.
De erkenning als bodemsaneringsdeskundige wordt van rechtswege geacht nooit te zijn verleend als de bodemsaneringsdeskundige na het verstrijken van de termijn van 1 maand volgend op de erkenning niet het bewijs heeft geleverd dat hij de voorgeschreven verzekering voor beroepsaansprakelijkheid heeft afgesloten. Afdeling 6. - Duur, verlenging en niet-overdraagbaarheid van de
erkenning Art. 19. § 1. De erkenning wordt verleend voor maximaal 5 jaar. De OVAM kan deze erkenning verlengen overeenkomstig de procedure, vastgesteld in afdeling 3. § 2. Erkenningen zijn niet overdraagbaar. Afdeling 7. - Onverenigbaarheden
Art. 20.
Van de erkenning kan geen gebruik gemaakt worden in een of meer van de volgende gevallen : 1° als de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot en met de derde graad en in de zijlijn tot en met de vierde graad, met de opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken betreft - met de opdrachtgever of met de uitvoerder van de werken, of met ieder ander persoon die voor rekening van voormelde opdrachtgever respectievelijk uitvoerder, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent;2° als de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent, zelf of bij tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van de opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken betreft - van de opdrachtgever of van de uitvoerder van de werken;3° als de bodemsaneringsdeskundige of een persoon die voor rekening van de bodemsaneringsdeskundige een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent, in rechte of in feite, zelf of bij tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent bij voormelde opdrachtgever, of - als het de leiding van bodemsaneringswerken betreft - van de opdrachtgever of van de uitvoerder;4° als de activiteiten van bodemsaneringsdeskundige in die hoedanigheid, als natuurlijke of rechtspersoon, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk gefinancierd, gecontroleerd of beheerd worden, onder welke vorm dan ook, door de opdrachtgever of de uitvoerder van de werken. Afdeling 8. - Overgangsbepaling
Art. 21.
De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die een bodemonderzoek heeft uitgevoerd volgens een code van goede praktijk, waarvan de resultaten voor 31 december 1996 aan de OVAM werden overhandigd, wordt bij wijze van overgangsregeling van rechtswege als bodemsaneringsdeskundige erkend voor de uitvoering van dat specifieke bodemonderzoek. »
Art. 5.Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 22 tot 30, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK IV. - Register van de verontreinigde gronden en bodemattesten Afdeling 1. - Inrichting en werking van het register
Art. 22. § 1. De gegevens met betrekking tot verontreinigde gronden worden in het register van verontreinigde gronden opgeslagen. § 2. De in het register aanwezige bestanden kunnen worden vervolledigd en/of bijgewerkt op basis van gegevens onder meer afkomstig van erkende bodemsaneringsdeskundigen, van besturen en diensten, inbegrepen politiediensten, en van instrumenterende ambtenaren.
Art. 23.
Op eerste verzoek bezorgen alle diensten van de Vlaamse regering alle nuttige gegevens aan de OVAM alsook aan de erkende bodemsaneringsdeskundige voor zover deze bodemsaneringsdeskundige handelt in opdracht van de OVAM. Art. 24.
Voor elke bekende verontreinigde grond worden in het register van de verontreingigde gronden de gegevens, bedoeld in artikel 4, § 2, van het decreet, opgenomen en beheerd.
Art. 25.
De OVAM staat niet in voor de juistheid van de gegevens die haar overeenkomstig dit besluit rechtstreeks of onrechtstreeks worden verstrekt. Afdeling 2. - Toegankelijkheid van het register
Art. 26.
Het bodemattest vermeldt in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 4, § 2, a), van het decreet.
Als zij bestaan, worden op het bodemattest de volgende gegevens opgenomen : de verwijzing naar : 1° de in uitvoering van het decreet door de OVAM gegeven aanmaning(en) tot het uitvoeren van een beschrijvend bodemonderzoek;2° de uitvoering van de door of krachtens het decreet opgelegde verplichtingen, namelijk : a) het opstellen van een bodemsaneringsproject;b) het aangaan jegens de OVAM van de verbintenis tot uitvoering van de bodemsaneringswerken;c) het stellen van de door het decreet voorgeschreven financiële zekerheden;d) het eventueel verzekeren van de nazorg. Art. 27. § 1. Het in artikel 4, § 4, van het decreet bedoelde verzoek, alsook de aanvraag, bedoeld in de artikelen 36, § 1, en 41, § 2, van het decreet, moeten worden gericht aan de OVAM. Dit moet, op straffe van onontvankelijkheid, gebeuren met een correct ingevuld standaardaanvraagformulier voor bodemattest.
Het model van het standaardaanvraagformulier voor bodemattest wordt vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van de OVAM. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Het standaardaanvraagformulier voor bodemattest moet op straffe van onontvankelijkheid vergezeld zijn van het bewijs van betaling van de retributie, bedoeld in artikel 28. § 2. Het bodemattest heeft betrekking op één kadastraal perceel. De aanvraag kan betrekking hebben op één of meer kadastrale percelen.
Art. 28.
De uitreiking van een bodemattest krachtens artikel 4, § 4, artikel 36, § 1, en artikel 41, § 2, van het decreet is afhankelijk van de betaling van een retributie waarvan het bedrag is vastgesteld op 1 000 frank per kadastraal perceel. Voor percelen zonder kadastraal perceelnummer bedraagt de retributie 1 000 frank per sectie, of bij ontstentenis van indeling per sectie, per afdeling.
De aanvrager moet de verschuldigde retributie storten op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van zijn naam en het kadastraal perceelnummer waarop de aanvraag betrekking heeft. Als de aanvraag op meerdere kadastrale percelen betrekking heeft, moet hij benevens zijn naam slechts één van de aangevraagde kadastrale perceelnummers vermelden. Als de aanvraag op één of meerdere percelen zonder kadastraal perceelnummer betrekking heeft, moet hij benevens zijn naam ook de afdeling en de sectie waarbinnen het bedoelde perceel of één van de bedoelde percelen gelegen is, vermelden.
Art. 29. § 1. Als een aanvraag of verzoek door de afdeling bevoegd voor de bodemsanering van de OVAM onontvankelijk wordt bevonden, deelt de OVAM dit binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de aanvraag per aangetekende brief aan de aanvrager mee met de vermelding van de reden in het licht van de bepalingen van artikel 27, § 1. § 2. Bij een onontvankelijke aanvraag of een onontvankelijk verzoek moet de aanvrager deze binnen de twee maanden na de ontvangst van de mededeling van onontvankelijkheid ontvankelijk maken, zoniet wordt de aanvraag of het verzoek geacht definitief onontvankelijk te zijn.
Bij een onontvankelijke aanvraag of een onontvankelijk verzoek wordt het retributierecht niet teruggestort, tenzij hierom schriftelijk binnen de twee maanden na de ontvangst van de mededeling van onontvankelijkheid wordt verzocht. In dit geval wordt een retributierecht van 1 000 frank per aanvraagformulier ingehouden.
Art. 30. § 1. Hebben uitsluitend rechtstreeks toegang tot het register van verontreinigde gronden met het oog op het opbouwen, het vervolledigen en het beheren ervan : 1° de administrateur-generaal van de OVAM;2° de adjunct-administrateur-generaal van de OVAM;3° de door de administrateur-generaal van de OVAM aangeduide personeelsleden van de OVAM. § 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden die bij het uitoefenen van hun functie betrokken zijn bij het opbouwen, het vervolledigen en het beheren van het register van verontreinigde gronden, treffen alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de discretie van de opgenomen gegevens te verzekeren en te beletten dat ze vervormd, beschadigd of meegedeeld worden aan personen die geen recht hebben om er kennis van te nemen. § 3. De OVAM ziet toe op de rechtmatigheid van de mededeling van de gegevens. »
Art. 6.Hoofdstuk V van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 31 tot 34, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK V. - Bodemsaneringsnormen en achtergrondwaarden Afdeling 1. - Bodemsaneringsnormen
Art. 31.
Ter uitvoering van artikel 7, § 1, van het decreet gelden de bodemsaneringsnormen, vastgesteld in bijlage 4.
De in het eerste lid bedoelde normen zijn niet van toepassing op bodems van oppervlaktewateren, zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.
Art. 32.
Om te kunnen oordelen of bodemverontreiniging de bodemsaneringsnormen overschrijdt, moeten alle analyses uitgevoerd worden volgens de methodes, vastgesteld in bijlage 5, of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard.
De OVAM spreekt zich uit binnen 90 dagen na datum van ontvangst van het verzoek om een methode gelijkwaardig te verklaren. Bij ontstentenis van een uitspraak binnen de voorziene termijn wordt de methode geacht niet gelijkwaardig te zijn.
Als de OVAM een methode gelijkwaardig verklaart, geldt deze verklaring enkel voor het laboratorium dat het verzoek heeft ingediend en dit voor de resterende duur van de erkenning van het betreffende laboratorium. Afdeling 2. - Achtergrondwaarden
Art. 33.
Ter uitvoering van artikel 8, § 1, van het decreet gelden de achtergrondwaarden, als vastgesteld in bijlage 6.
Art. 34.
Bij de vergelijking van de gemeten concentraties aan de achtergrondwaarden dienen alle analyses uitgevoerd te worden volgens de methodes, vastgesteld in bijlage 5, of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard.
De OVAM spreekt zich uit binnen 90 dagen na datum van ontvangst van het verzoek om een methode gelijkwaardig te verklaren. Bij ontstentenis van een uitspraak binnen de voorziene termijn wordt de methode geacht niet gelijkwaardig te zijn.
Als de OVAM een methode gelijkwaardig verklaart, geldt deze verklaring enkel voor het laboratorium dat het verzoek heeft ingediend en dit voor de resterende duur van de erkenning van het betreffende laboratorium. »
Art. 7.Hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 35 tot 37, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK VI. - Beroepsprocedures opgenomen in het decreet Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 35. § 1. Er wordt een Adviescommissie Bodemsanering opgericht.
De Adviescommissie Bodemsanering is samengesteld uit drie onafhankelijke deskundigen en een vertegenwoordiger van de AJD, die het voorzitterschap van deze commissie waarneemt. Het secretariaat wordt waargenomen door de AJD. § 2. De Vlaamse minister kan nadere bepalingen uitwerken en wijst de leden aan. Afdeling 2. - Beroep bedoeld in artikel 18 van het decreet
Art. 36. § 1. Het beroep, bedoeld in artikel 18 van het decreet, moet per aangetekende brief met ontvangstbewijs worden ingediend bij de Vlaamse regering, per adres AJD. § 2. Het beroep bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een voor eensluidend verklaard afschrift van de bestreden beslissing. § 3. De AJD onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. § 4. Wordt het beroep onontvankelijk bevonden, dan worden de indiener van het beroep en de OVAM door de AJD binnen veertien dagen na ontvangst van het beroep per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld.
Wordt het beroep ontvankelijk bevonden, dan worden de indiener van het beroep, de OVAM, alsook de Adviescommissie Bodemsanering binnen veertien dagen na ontvangst van het beroep per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld. § 5. Binnen veertien dagen na ontvangst van die kennisgeving legt de OVAM per aangetekende brief het administratief dossier neer bij de Adviescommissie Bodemsanering per adres AJD, eventueel vergezeld van een nota met opmerkingen ten aanzien van het ingediende beroep. § 6. De Adviescommissie Bodemsanering verleent met betrekking tot het beroep een gemotiveerd advies aan de Vlaamse regering. Daarbij zal de Adviescommissie Bodemsanering zich, inzake die overwegingen en onderdelen van de bestreden beslissing waarbij de OVAM uitspraak doet als erkende bodemsaneringsdeskundige, beperken tot een marginale toetsing waarbij ze in haar advies op gemotiveerde wijze uitspraak doet over de eventuele manifeste onredelijkheid van de overwegingen en onderdelen in kwestie van de bestreden beslissing.
Binnen twintig dagen na ontvangst van het in § 5 bedoelde administratief dossier en de eventuele nota van de OVAM zendt de Adviescommissie Bodemsanering haar gemotiveerd advies per aangetekende brief aan de Vlaamse regering, per adres van de Vlaamse minister. § 7. Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep, bedoeld in § 1, doet de Vlaamse regering bij gemotiveerde beslissing uitspraak over het ingediende beroep.
De beslissing van de Vlaamse regering wordt binnen een termijn van tien dagen na datum van deze beslissing per aangetekende brief ter kennis gebracht van de indiener van het beroep, de OVAM en in voorkomend geval van de andere personen en organen, vermeld in artikel 17, § 3, van het decreet. Afdeling 3. - Beroep bedoeld in artikel 23 van het decreet
Art. 37. § 1. Het beroep, bedoeld in artikel 23 van het decreet, moet worden betekend of afgegeven tegen ontvangstbewijs aan de Vlaamse regering, per adres AJD. § 2. Het beroep bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een voor eensluidend verklaard afschrift van de bestreden beslissing. § 3. De AJD onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. § 4. Wordt het beroep onontvankelijk bevonden, dan worden de indiener van het beroep en de OVAM door de AJD binnen veertien dagen na ontvangst van het beroep per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld.
Wordt het beroep ontvankelijk bevonden, dan worden de indiener van het beroep, de OVAM, alsook de Adviescommissie Bodemsanering binnen veertien dagen na ontvangst van het beroep per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld. § 5. Binnen veertien dagen na ontvangst van die kennisgeving legt de OVAM per aangetekende brief het administratief dossier neer bij de Adviescommissie Bodemsanering per adres AJD, eventueel vergezeld van een nota met opmerkingen ten aanzien van het ingediende beroep. § 6. De Adviescommissie Bodemsanering verleent met betrekking tot het beroep een gemotiveerd advies aan de Vlaamse regering. Daarbij zal de Adviescommissie Bodemsanering zich, inzake die overwegingen en onderdelen van de bestreden beslissing waarbij de OVAM uitspraak doet als erkende bodemsaneringsdeskundige, beperken tot een marginale toetsing waarbij ze in haar advies op gemotiveerde wijze uitspraak doet over de eventuele manifeste onredelijkheid van de overwegingen en onderdelen in kwestie van de bestreden beslissing.
Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het in § 5 bedoelde administratief dossier en de eventuele nota van de OVAM zendt de Adviescommissie Bodemsanering haar gemotiveerd advies per aangetekende brief aan de Vlaamse regering, per adres van de Vlaamse minister. § 7. Binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van het beroep, bedoeld in § 1, doet de Vlaamse regering bij gemotiveerde beslissing uitspraak over het ingediende beroep.
De beslissing van de Vlaamse regering wordt binnen een termijn van tien dagen na datum van deze beslissing per aangetekende brief ter kennis gebracht van de indiener van het beroep en de OVAM. »
Art. 8.Hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 38 tot 43, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK VII. - Financiële zekerheden Afdeling 1. - Financiële zekerheden in verband met de kosten van
bodemsanering Art. 38. § 1. Een financiële zekerheid kan de volgende vormen aannemen, afzonderlijk of in combinatie : 1° een onherroepelijke garantie van een financiële instelling met zetel in een lidstaat van de Europese Unie;2° een borgsom gestort op een rekening bij de Deposito- en Consignatiekas waarbij de gelden als volgt worden besteed : a) na betekening per aangetekende brief door de OVAM aan de Deposito- en Consignatiekas van de vaststelling dat de verbintenissen niet of niet volledig worden nagekomen en na betekening per aangetekende brief door de OVAM van haar beslissing om een bodemsanering ambtshalve uit te voeren, stelt de Deposito- en Consignatiekas het saldo van de borgsom ter beschikking van de OVAM om de ambtshalve uitgevoerde bodemsanering te financieren;b) de borgsteller kan beschikken over het saldo, na de betekening per aangetekende brief van de vaststelling door de OVAM dat de verbintenissen waarvoor de borgsom werd gestort, werden nagekomen. § 2. De OVAM heeft bovendien de mogelijkheid om als financiële zekerheid te aanvaarden : 1° een erkenning door een erkende verzekeringsonderneming van haar verbintenis om de kosten van de bodemsanering of een deel ervan te vergoeden;2° een borgtocht als is aangetoond dat de kosten van de bodemsanering kunnen gedragen worden;3° een hypotheek als is aangetoond dat de kosten van de bodemsanering kunnen gedragen worden;4° andere als is aangetoond dat de kosten van de bodemsanering kunnen gedragen worden. § 3. Naarmate de bodemsanering vordert, kan het bedrag van de financiële zekerheid, gesteld ten voordele van de OVAM, op schriftelijk verzoek afgebouwd worden. Het schriftelijk verzoek wordt per aangetekende brief gericht aan de OVAM en moet vergezeld zijn van de nodige bewijzen die de afbouw van het bedrag van de financiële zekerheid rechtvaardigen. De OVAM spreekt zich binnen een termijn van 60 dagen na datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek uit over de voorgestelde afbouw van het bedrag van de financiële zekerheid. In ieder geval moet het bedrag van de financiële zekerheid na afbouw nog voldoende zijn om de kostprijs van de nog uit te voeren bodemsanering te dekken.
Art. 39. § 1. Als de OVAM verzoekt een financiële zekerheid te stellen, wordt het voorstel met betrekking tot de aard, de omvang en de termijn van de financiële zekerheid betekend aan de OVAM. § 2. De OVAM bepaalt uiterlijk gelijktijdig met de conformverklaring van het bodemsaneringsproject de omvang, de termijn en de aard van de financiële zekerheid die gesteld moet worden. § 3. Op gemotiveerd verzoek van de OVAM wordt een voorstel tot bijkomende financiële zekerheden ingediend, als de OVAM : 1° desgevallend aanvullingen bij of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject vraagt en wanneer ze van mening is dat deze gevraagde aanvullingen bij of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject aanleiding dienen te geven tot het stellen van bijkomende financiële zekerheden;2° van mening is dat het aangepaste of gewijzigde bodemsaneringsproject aanleiding dient te geven tot het stellen van bijkomende financiële zekerheden;3° van mening is dat, op basis van de uitspraak van de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 18 van het decreet, bijkomende financiële zekerheden moeten gesteld worden;4° van mening is dat, op basis van de verklaring conform artikel 21, § 3, van het decreet waarin de resultaten van de bodemsanering vastgelegd worden, bijkomende financiële zekerheden moeten gesteld worden. Het verzoek van de OVAM, bedoeld in het eerste lid, moet schriftelijk gebeuren binnen de hierna gestelde termijn : a) in het geval, bedoeld in 1° van het eerste lid : gelijktijdig met de beslissing van de OVAM om aanvullingen bij of wijzigingen aan het bodemsaneringsproject op te leggen, bedoeld in artikel 17, § 2, van het decreet;b) in het geval, bedoeld in 2° van het eerste lid : in de conformverklaring van het aangepaste of gewijzigde bodemsaneringsproject;c) in het geval, bedoeld in 3° van het eerste lid : binnen de 30 dagen nadat de OVAM in kennis is gesteld van de uitspraak van de Vlaamse regering, overeenkomstig artikel 18 van het decreet;d) in het geval, bedoeld in 4° van het eerste lid : binnen de 30 dagen volgend op de datum van de verklaring, bedoeld in artikel 21, § 3, van het decreet. § 4. De financiële zekerheid moet gesteld worden binnen de 30 dagen na de beslissing van de OVAM omtrent de omvang, de termijn en de aard van de financiële zekerheden.
Art. 40.
Als de OVAM ambtshalve overgaat tot het opstellen van een bodemsaneringsproject, kan ze opleggen dat het bedrag van de financiële zekerheid wordt verhoogd tot het bedrag van de bodemsaneringswerken, zoals dat geraamd wordt in het door de OVAM opgestelde bodemsaneringsproject. Als de in het bodemsaneringsproject geraamde kosten lager zijn dan het bedrag van de gestelde financiële zekerheid, kan dit bedrag op overeenkomstige wijze worden verlaagd. Afdeling 2. - Financiële zekerheden in verband met de mogelijke
aansprakelijkheid voor de schade veroorzaakt door de bodemsanering of door andere maatregelen Art. 41. § 1. Wanneer de OVAM verzoekt een financiële zekerheid te stellen voor mogelijke aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door de bodemsanering of door andere maatregelen, kan de OVAM, afzonderlijk of in combinatie, de volgende financiële zekerheden aanvaarden : 1° een onherroepelijke garantie van een financiële instelling;2° een aansprakelijkheidsverzekering;3° een borgstelling. § 2. Het voorstel met betrekking tot de omvang, de termijn en de aard van de financiële zekerheid moet binnen een termijn van 30 dagen na datum van ontvangst van het verzoek aan de OVAM betekend worden. § 3. De OVAM bepaalt, rekening houdend met een voorlopige evaluatie van de risico's op schade die de bodemsanering of andere maatregelen kunnen opleveren, de omvang, de termijn en de aard van de financiële zekerheden die gesteld moeten worden. § 4. Binnen de 30 dagen na ontvangst van de financiële zekerheid spreekt de OVAM zich uit over de conformiteit ervan met hetgeen door haar bepaald was conform § 3. »
Art. 9.Hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 44 tot 45, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK VIII. - Gemeentelijke inventaris Afdeling 1. - Inrichting en werking van de gemeentelijke inventaris
Art. 42. § 1. Een grond wordt in de gemeentelijke inventaris opgenomen op basis van gegevens waarover de gemeente beschikt in verband met beslissingen over vergunningen en meldingen van hinderlijke inrichtingen, als hinderlijk ingedeeld ingevolge de huidige of vroegere wetgeving, en gegevens aan de gemeente verstrekt door de Bestendige Deputatie van de provincie, betreffende inrichtingen of activiteiten die opgenomen zijn in de lijst van artikel 3, § 1, van het decreet. De Bestendige Deputatie van de provincie verstrekt de gegevens aan de gemeenten op basis van concrete vragen. § 2. De in de gemeentelijke inventaris aanwezige gegevens worden vervolledigd of bijgewerkt op basis van gegevens, afkomstig van onder meer openbare besturen en diensten, inbegrepen politiediensten, en van instrumenterende ambtenaren.
Art. 43. § 1. Overeenkomstig artikel 37, § 4, van het decreet wordt voor elke bekende risicogrond de volgende informatie in de gemeentelijke inventaris opgenomen, beheerd en bewaard : 1° de meest recente kadastrale gegevens, zoals meegedeeld door de bevoegde diensten van het ministerie van Financiën;2° de inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken;3° facultatief : de identiteit van de eigenaar(s) en de gebruiker(s);4° facultatief : bepaalde karakteristieken van de grond. § 2. De in § 1, 1° en 2°, vermelde gegevens bevatten ten minste : 1° inzake de identificatie van de grond : fusiegemeente, deelgemeente, postnummer, straat en nummer;2° inzake de ligging van de grond : afdeling(en), sectie(s), perceelnummer(s), data waarop de gegevens slaan.3° inzake de inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken : nummer, beschrijving, categorie en, voorzover gekend, start- en einddatum. § 3. De in § 1, 3° en 4°, vermelde facultatieve gegevens bevatten zo mogelijk : 1° inzake de identiteit van de eigenaar(s) : naam, voorna(a)m(en), straat en nummer, postnummer, gemeente;2° inzake de identiteit van de gebruiker(s) : naam, voorna(a)m(en), straat en nummer, postnummer, gemeente;3° inzake de karakteristieken van de grond : Lambert-coördinaten (x en y) van het centrale punt van het perceel, bestemmingstype volgens de vigerende plannen van aanleg of de vigerende ruimtelijke uitvoeringsplannen, grondwaterkwetsbaarheid. Art. 44.
De gemeente staat niet in voor de juistheid van de gegevens die haar overeenkomstig dit besluit rechtstreeks of onrechtstreeks worden verstrekt. Afdeling 2. - Toegankelijkheid van de gemeentelijke inventaris
Art. 45. § 1. Het eenvoudig verzoek, bedoeld in artikel 37, § 5, tweede lid, van het decreet, moet schriftelijk worden gericht aan de gemeente waar de betreffende grond gelegen is. Dat kan gebeuren met het standaardaanvraagformulier voor een uittreksel waarvan het model wordt vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van de OVAM. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 2. Het uittreksel heeft betrekking op één enkel kadastraal perceel.
Het verzoek kan betrekking hebben op een of meer kadastrale percelen. § 3. Het uittreksel draagt als hoofding « Uittreksel uit de gemeentelijke inventaris van risicogronden » en vermeldt de gegevens, bedoeld in § 2 en § 3, van artikel 43. »
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IX ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IX. - Melding van overdracht, stopzetting of sluiting Afdeling 1. - Melding van overdracht
Art. 46. § 1. De melding van overdracht, bedoeld in artikel 37, § 3, van het decreet, moet per aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De melding moet, op straffe van onontvankelijkheid, gebeuren met het volledig en correct ingevulde standaardmeldingsformulier voor overdracht. Het model van het meldingsformulier wordt vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van de OVAM. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 2. Als een melding van overdracht door de OVAM onontvankelijk wordt bevonden, deelt ze dat binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst ervan per aangetekende brief mee aan de overdrager met vermelding van de reden van onontvankelijkheid. Afdeling 2 -- Melding van sluiting of stopzetting
Art. 47. § 1. De melding van de sluiting van een inrichting of de stopzetting van een activiteit, bedoeld in artikel 44 van het decreet, moet per aangetekende brief worden gericht aan de OVAM. De melding moet, op straffe van onontvankelijkheid, gebeuren met het volledig en correct ingevulde standaardmeldingsformulier voor sluiting of stopzetting. Het model van het meldingsformulier wordt vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van de OVAM. Dit besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 2. Als een melding van sluiting of stopzetting door de OVAM onontvankelijk wordt bevonden, deelt ze dat binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst ervan per aangetekende brief mee aan de exploitant met vermelding van de reden van onontvankelijkheid. »
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk X ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK X. - Nadere regelen met betrekking tot het gebruik van uitgegraven bodem Afdeling 1. - Definities
Art. 48.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° Vlarem I : het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd.2° Vlarem II : het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd.3° Vlarea : het besluit van 17 december 1997 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, zoals herhaaldelijk gewijzigd.4° ontvangende grond : grond waarop de uitgegraven bodem wordt gebruikt.5° verdachte grond : risicogrond of grond die opgenomen is in het register van de verontreinigde gronden, bedoeld in artikel 4 van het decreet, of waarvoor aanwijzingen bestaan van bodemverontreiniging.6° fysisch scheiden : het wegnemen van een deel of het geheel van de steenfractie en van bodemvreemde materialen uit uitgegraven bodem.7° kadastrale werkzone : - het kadastraal perceel of een gedeelte daarvan; - meerdere kadastrale percelen met dezelfde milieukenmerken waarop eenzelfde project wordt uitgevoerd.
Voor gronden zonder kadastraal perceelnummer wordt als kadastrale werkzone beschouwd, de gronden waarop werken in het kader van eenzelfde project worden uitgevoerd. 8° tussentijdse opslagplaats : locatie voor een in de tijd beperkte opslag van uitgegraven bodem met het oog op de definitieve bestemming al dan niet na fysische scheiding of reiniging.9° ANRE : afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. 10° werk : werk, zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1.3. van het Vlarea. 11° bouwstof : bouwstof, zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1.4. van het Vlarea. Afdeling 2. - Algemene bepalingen
Art. 49.
De bepalingen van dit hoofdstuk regelen het gebruik van uitgegraven bodem.
De bepalingen voor het gebruik van uitgegraven bodem gelden evenzeer voor het gebruik van gereinigde uitgegraven bodem en van uitgegraven bodem waarop een fysische scheiding wordt toegepast.
Art. 50.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op grondstoffen afkomstig van groeven, graverijen en uitgravingen, vergunningsplichtig overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, waarvan de herkomst bewezen wordt door een erkende bodembeheerorganisatie, door de ANRE of door de OVAM. Afdeling 3.--. Het gebruik van uitgegraven bodem als bodem
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. 51. § 1. Voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem moet geen technisch verslag en bodembeheerrapport opgemaakt worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een niet-verdachte grond en voorzover de totale uitgraving op de niet-verdachte grond niet meer dan 250 m3; bedraagt. § 2. Voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem moet een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgemaakt worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de totale uitgraving op een niet-verdachte grond meer dan 250 m3; bedraagt.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor gebruik van uitgegraven bodem als bodem binnen de kadastrale werkzone Art. 52.
Het gebruik van uitgegraven bodem als bodem binnen de kadastrale werkzone is toegelaten onder de volgende voorwaarden : 1° Uitgegraven bodem met concentraties aan verontreinigende stoffen lager of gelijk aan 80 % van de overeenstemmende bodemsaneringsnormen kan vrij gebruikt worden.2° Uitgegraven bodem met concentraties aan verontreinigende stoffen hoger dan 80 % van de overeenstemmende bodemsaneringsnormen kan met toepassing van een code van goede praktijk als bodem gebruikt worden als uit een technisch verslag en bodembeheerrapport blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik. Onderafdeling 3. - Voorwaarden van gebruik van uitgegraven bodem als bodem buiten de kadastrale werkzone Art. 53.
Het gebruik van uitgegraven bodem als bodem buiten de kadastrale werkzone is toegelaten onder de volgende voorwaarden : 1° Uitgegraven bodem die voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 7, kan vrij worden gebruikt in bestemmingstypes I tot en met V.2° Uitgegraven bodem die voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 8, kan vrij worden gebruikt in bestemmingstype I als de ontvangende grond hogere concentraties aan verontreinigende stoffen bevat dan deze opgenomen in bijlage 7, op voorwaarde dat de concentraties in de uitgegraven bodem lager zijn dan de concentraties die gemeten worden in de ontvangende grond.3° Uitgegraven bodem die voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 8, kan vrij worden gebruikt in bestemmingstypes II tot en met V.4° Van de voorwaarden gesteld in 3° kan afgeweken worden, als de ontvangende grond hogere concentraties aan verontreinigende stoffen bevat dan deze opgenomen in bijlage 8, op voorwaarde dat de concentraties in de uitgegraven bodem lager zijn dan of gelijk zijn aan deze die gemeten worden in de ontvangende grond.Wanneer de uitgegraven bodem de bodemsaneringsnormen overschrijdt van het bestemmingstype van de zone waaruit hij afkomstig is, moet hij voor gebruik gereinigd worden, tenzij de uitgegraven bodem niet reinigbaar is.
De bouwheer dient door middel van een studie, uitgevoerd door een erkende bodemsaneringsdeskundige volgens een code van goede praktijk, het bewijs te leveren dat het gebruik van de uitgegraven bodem als bodem geen verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen geen bijkomend risico oplevert. In de studie worden de milieukenmerken van de uitgegraven bodem geëvalueerd in functie van de milieukenmerken van de ontvangende grond. 5° Bij het gebruik van uitgegraven bodem als opvulmateriaal voor een vergunde groeve, graverij of uitgraving die geheel of gedeeltelijk binnen bestemmingstype I gelegen is, kan van de voorwaarden, gesteld in 2° van dit artikel, worden afgeweken, behalve voor de bovenste laag van 70 cm. De bouwheer dient door middel van een studie, uitgevoerd door een erkende bodemsaneringsdeskundige volgens een code van goede praktijk, het bewijs te leveren dat het gebruik van de uitgegraven bodem als bodem geen verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigende stoffen geen bijkomend risico oplevert. In de studie worden de milieukenmerken van de uitgegraven bodem geëvalueerd in functie van de milieukenmerken van de ontvangende grond. 6° Uitgegraven bodem die voor zijn gebruik fysisch wordt gescheiden volgens de best beschikbare techniek met als doel het gehalte aan stenen en bodemvreemde materialen te reduceren, kan worden gebruikt mits na fysische scheiding het gehalte aan stenen die niet op natuurlijke wijze ter plaatse aanwezig zijn in de uitgegraven bodem maximum 5 gewichtsprocent bedraagt, de afmeting van de voorkomende stenen die niet op natuurlijke wijze ter plaatse aanwezig zijn niet groter is dan 50mm en het gehalte aan bodemvreemde materialen in de uitgegraven bodem maximum 0,5 gewichts- en volumeprocent bedraagt. Afdeling 4. - Het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. 54. § 1. Voor het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof moet geen technisch verslag en bodembeheerrapport opgemaakt worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een niet verdachte grond voor zover de toe te passen hoeveelheid niet meer dan 250 m3; bedraagt. § 2. Voor het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof moet een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgemaakt te worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de toe te passen hoeveelheid uitgegraven bodem afkomstig van een niet verdachte grond meer dan 250 m3; bedraagt. Uit het technisch verslag en bodembeheerrapport moet blijken dat de uitgegraven bodem voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof Art. 55.
Voor het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof gelden de voorwaarden inzake samenstelling en gebruik voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof in of als bouwstof, vermeld in de artikelen 4.2.2.1. en 4.2.2.2., § 1, § 2, eerste lid en § 3, van het Vlarea. De specifieke toepassingen en de aanvullende voorwaarden, bedoeld in artikel 4.2.2.2., § 2, eerste lid, van het Vlarea, worden uitdrukkelijk in het bodembeheerrapport vermeld.
Onverminderd de voorwaarden bepaald in het vorige lid, is het gebruik van uitgegraven bodem in of als bouwstof enkel toegelaten binnen de realisatie van een werk. Afdeling 5. - Technisch verslag en bodembeheerrapport
Art. 56. § 1. Het technisch verslag wordt opgemaakt door een erkende bodemsaneringsdeskundige volgens een code van goede praktijk. Het wordt opgemaakt op basis van de analyseresultaten van representatieve mengmonsters die werden genomen volgens een bemonsteringsprocedure, aanvaard door de OVAM. De bemonsteringsprocedures zijn onder meer afhankelijk van de hoeveelheid, de homogeniteit en het al of niet verdacht zijn van de bodem.
Alle analyses moeten uitgevoerd worden volgens de methodes, opgenomen in bijlage 5, of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt bevonden. De OVAM spreekt zich hierover uit binnen 90 dagen na ontvangst van dit verzoek. Bij ontstentenis van een uitspraak binnen de vastgestelde termijn wordt de methode geacht niet gelijkwaardig te zijn. § 2. Het technisch verslag omvat de volgende gegevens. 1° In ieder geval : a) de identificatie van de grond waar de bodem uitgegraven werd of uitgegraven zal worden;b) de identiteit van de eigenaar van de grond waar de bodem uitgegraven werd of uitgegraven zal worden;c) de identificatie van de grond waar bemonsterd en geanalyseerd werd;d) de bevestiging dat werd bemonsterd en geanalyseerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;e) de analyseresultaten, inclusief de naam van het laboratorium.2° voorzover gekend : de identiteit van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de bodem uitgegraven, respectievelijk getransporteerd heeft. Art. 57. § 1. Het bodembeheerrapport wordt afgeleverd door een bodembeheerorganisatie, erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
In afwijking daarvan kan een tussentijdse opslagplaats, erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, bodembeheerrapporten afleveren met betrekking tot uitgegraven bodem, door haar in ontvangst genomen met het oog op de verhandeling ervan.
In afwijking van het eerste lid van deze bepaling kan een grondreinigingscentrum, erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, bodembeheerrapporten afleveren met betrekking tot uitgegraven bodem, door haar in ontvangst genomen met het oog op de reiniging ervan en de verhandeling van de gereinigde uitgegraven bodem. § 2. Het bodembeheerrapport attesteert de conformiteit van de uitgegraven bodem met de voorwaarden voor het beoogde gebruik. § 3. Het bodembeheerrapport wordt afgeleverd op basis van een technisch verslag en omvat : 1° de nodige verwijzingen naar het technisch verslag;2° de identificatie van de plaats waar de ontvangende bodem gelegen is;3° de voorwaarden waaronder de uitgegraven bodem mag worden gebruikt;4° in de gevallen, bedoeld in artikel 53, 4° en 5° : de milieukenmerken van de ontvangende grond, inclusief de studie die vereist is overeenkomstig voormelde bepalingen. Afdeling 6. - Bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats en
grondreinigingscentrum : erkenning in het kader van de regeling met betrekking tot het gebruik van uitgegraven bodem Onderafdeling 1. - Voorwaarden tot erkenning en voorwaarden tot gebruik van de erkenning Art. 58.
Om als bodembeheerorganisatie erkend te worden en erkend te blijven, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° voldoende representatief zijn voor de verschillende sectoren die betrokken zijn bij het gebruik van uitgegraven bodem;3° uitsluitend als statutair doel hebben het leveren van studiewerk, het afleveren van bodembeheerrapporten en het verstrekken van informatie en advies inzake uitgegraven bodem;4° een of meer personen in dienst hebben die een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : microbiologie, biologie, bodemkunde, fysica, geologie, scheikunde;5° ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 3 jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;6° een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring voor de beoordeling van de analyse- en bemonsteringsprocedure en het technisch verslag op hun inhoud;7° beschikken over een procedure die haar in staat stelt de uitgegraven bodem waarvoor ze een bodembeheerrapport aflevert, te traceren;8° beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;9° de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden, moeten over hun burgerlijke en politieke rechten beschikken en mogen geen strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;10° bijhouden van een klachtenregister dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;11° bijhouden van een register van bodembeheerrapporten dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid.De bodembeheerrapporten moeten gedurende een termijn van vijf jaar bijgehouden worden.
De grondige kennis, bedoeld in 4°, moet worden aangetoond met academische diploma's of met diploma's van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie.
Art. 59 Om als tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem of als grondreinigingscentrum voor uitgegraven bodem erkend te worden en erkend te blijven, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° een rechtspersoon zijn, opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest;2° niet in staat van faillissement verkeren, noch het voorwerp uitmaken van een procedure tot faillietverklaring, noch een gerechtelijk akkoord hebben aangevraagd of verkregen;3° één of meer personen in dienst hebben die een grondige kennis hebben van de volgende disciplines : microbiologie, biologie, bodemkunde, fysica, geologie, scheikunde;4° ten minste één natuurlijke persoon in dienst hebben die minimaal 3 jaar beroepservaring heeft in een milieusector die relevant is voor het onderzoek inzake bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;5° een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring voor de beoordeling van de analyse- en bemonsteringsprocedure en het technisch verslag op hun inhoud;6° minstens één of meer personen in dienst hebben en een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben die samen een grondige kennis en ervaring hebben om de aanvaarding en de beoordeling van uitgegraven bodem overeenkomstig dit besluit te garanderen;7° beschikken over een procedure die haar in staat stelt de uitgegraven bodem waarvoor ze een bodembeheerrapport aflevert, te traceren;8° voldoen aan een door de OVAM aanvaard kwaliteitsreglement houdende administratieve bepalingen en technische voorzieningen die garanderen dat de aangeboden uitgegraven bodem voldoet aan de in dit besluit vermelde normen.Dat reglement omvat minstens : a) een procedure voor het in ontvangst nemen van, het opslaan van, het fysisch scheiden en/of reinigen en het afleveren van uitgegraven bodem;b) registers voor aan- en afvoer van uitgegraven bodem, reststoffen en hulpstoffen;c) een projectdossier per partij grond met vermelding van herkomst, in- en uitgangsanalyses, verwerkingsmethode en locatie van gebruik van de uitgegraven bodem.9° beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;10° de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden, moeten over hun burgerlijke en politieke rechten beschikken en mogen geen strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;11° beschikken over de nodige infrastructuur en installaties voor de exploitatie van de inrichting;12° bijhouden van een klachtenregister dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;13° bijhouden van een register van bodembeheerrapporten dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;de bodembeheerrapporten moeten gedurende een termijn van vijf jaar bijgehouden worden. 14° voldoen aan een tweejaarlijkse keuring door een erkende bodembeheerorganisatie die nagaat of aan de voornoemde bepalingen in dit artikel is voldaan.De keuring moet voldoen aan de door OVAM opgelegde procedures of een evenwaardige code van goede praktijk; 15° beschikken over de nodige vergunningen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;16° voldoen aan de voorwaarden opgelegd door of krachtens Vlarem I en II. De grondige kennis, bedoeld in 3°, moet worden aangetoond met academische diploma's of met diploma's van het hoger onderwijs van het lange type of ermee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie.
Onderafdeling 2. - Procedure tot erkenning Art. 60.
De aanvraag om erkend te worden, bedoeld in artikel 58 en 59, moet per aangetekende brief worden gericht aan de Vlaamse minister, op het adres van de OVAM. Art. 61.
Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor erkenning ten minste de volgende gegevens bevatten : 1° de statuten van de rechtspersoon;2° de naam (of namen) van de natuurlijke persoon (of personen) die door de rechtspersoon aangesteld is (of zijn) als verantwoordelijk persoon (of personen);3° een eensluidend verklaard afschrift van de diploma's, zoals bedoeld in artikel 58, tweede lid, respectievelijk artikel 59, tweede lid;4° een curriculum vitae van de personen die over de kennis en ervaring zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, 4° tot en met 6°, respectievelijk artikel 59, eerste lid, 3° tot en met 6°, beschikken, waaruit die kennis en ervaring blijkt;5° een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart binnen 30 dagen na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid te sluiten zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, 8°, respectievelijk artikel 59, eerste lid, 9°, en de OVAM in kennis te stellen van de afgesloten polis;6° een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de personen, bedoeld in artikel 58, eerste lid, 9°, respectievelijk artikel 59, eerste lid, 10°;7° een recent attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft;8° wat de tussentijdse opslagplaatsen en grondreinigingscentra betreft, een beschrijving van de infrastructuur en installaties, bedoeld in artikel 59, eerste lid, 11°. Art. 62.
De procedure voor de behandeling van de aanvragen tot erkenning zoals bedoeld in artikel 58 en 59 is als volgt. 1° Onderzoek van de ontvankelijkheid : De OVAM verzendt binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag.De OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige of passende aanvullingen.
Als de OVAM niet binnen de 30 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als de OVAM om aanvullingen verzoekt, wordt de aangepaste of aangevulde aanvraag opnieuw per aangetekende brief aan de OVAM toegestuurd. De OVAM verzendt binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van de aangepaste of aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs aan de aanvrager, waarbij de OVAM zich tevens uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangepaste aanvraag. 2° Onderzoek en advisering van de aanvraag : De OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en stuurt die, samen met haar advies, binnen 90 dagen na de datum van het ontvangstbewijs naar de Vlaamse minister.3° Beslissing : De Vlaamse minster doet binnen 120 dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag bij gemotiveerde beslissing over de ontvankelijke aanvraag.4° Betekening van de beslissing : Binnen 150 dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag wordt de beslissing over de erkenningsaanvraag door de OVAM per aangetekende brief aan de aanvrager betekend.De beslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Onderafdeling 3. - Schorsing en opheffing van de erkenning Art. 63. § 1. De Vlaamse minister kan te allen tijde de erkenning, bedoeld in artikel 58 en 59, schorsen voor een termijn van maximaal 6 maanden in elk van de volgende gevallen : 1° wanneer de houder van de erkenning de taken waarmee hij is belast door dit besluit niet reglementair of niet objectief uitvoert;2° wanneer de houder van de erkenning niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, gesteld in dit besluit;3° wanneer de houder van de erkenning onregelmatigheden begaat bij het afleveren van bodembeheerrapporten en bij de toepassing van de procedures, voorgeschreven in dit besluit;5° bij een erkende bodembeheerorganisatie, wanneer de onafhankelijkheid tegenover de betrokkenen bij een project niet gegarandeerd wordt. § 2. De OVAM brengt de houder van de erkenning per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte van de voorgenomen beslissing en haar motieven. Binnen deze termijn kan de houder van de erkenning zich verweren of zijn zaken in orde brengen. § 3. De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM per aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Art. 64. § 1. De Vlaamse minister kan te allen tijde de erkenning, bedoeld in artikel 58 en 59, opheffen in elk van de volgende gevallen : 1° wanneer de houder van de erkenning de taken waarmee hij is belast door dit besluit herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uitvoert;2° wanneer de houder van de erkenning bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij op grond van artikel 63, § 1, 2° geschorst werd;3° wanneer de houder van de erkenning ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden begaat bij het afleveren van bodembeheerrapporten en bij de toepassing van de procedures, voorgeschreven in dit besluit;4° wanneer de houder van de erkenning bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon in ernstige mate aantast;5° bij een erkende bodembeheerorganisatie, wanneer de onafhankelijkheid tegenover de betrokkenen bij een project bij herhaling niet gegarandeerd wordt. § 2. De OVAM brengt de houder van de erkenning per aangetekende brief en minstens 30 dagen voor de betekening ervan, op de hoogte van de voorgenomen beslissing en haar motieven. Binnen deze termijn kan de houder van de erkenning zich verweren of zijn zaken in orde brengen. § 3. De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM per aangetekende brief aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Art. 65.
De erkenning wordt van rechtswege geacht nooit te zijn verleend als de houder van de erkenning uiterlijk bij het verstrijken van de termijn, bepaald in artikel 61, 5°, niet het bewijs heeft geleverd dat de voorgeschreven verzekering voor beroepsaansprakelijkheid werd afgesloten.
Onderafdeling 4. - Duur, verlenging en niet-overdraagbaarheid van de erkenning Art 66.
De erkenning wordt verleend voor maximaal 5 jaar. De Vlaamse minister kan die erkenning verlengen overeenkomstig de procedure, vastgesteld in de artikelen 60, 61 en 62.
Art. 67.
Erkenningen zijn niet overdraagbaar.
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk XI ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK XI. - Toezicht Art. 69.
De in artikel 21 van het decreet bedoelde toezichthoudende ambtenaren van de OVAM worden, op voorstel van de administrateur-generaal van de OVAM, door de Vlaamse minister aangewezen. Deze ambtenaren maken zich bekend door een legitimatiebewijs, ondertekend door de administrateur-generaal van de OVAM. »
Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk XII ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK XII. - Slotbepaling Art. 70.
De Vlaamse minister is belast met de uitvoering van dit besluit. »
Art. 14.Bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Bijlage 1 Lijst van inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 15.Bijlage 2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1998, wordt opgeheven.
Art. 16.Bijlage 3 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, wordt opgeheven.
Art. 17.Bijlage 4 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Bijlage 4 Bodemsaneringsnormen Art. 1.
De bodemsaneringsnormen voor het vaste deel van de aarde gelden voor een standaardbodem met een gehalte aan klei van 10 % (op de minerale bestanddelen) en een gehalte organisch materiaal van 2 % (op de luchtdroge bodem).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art. 2.
De in artikel 1 vermelde bodemsaneringsnormen zijn verschillend afhankelijk van de bestemming volgens de vigerende plannen van aanleg of de vigerende ruimtelijke uitvoeringsplannen, of naar gelang van de aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden. Per grond wordt het overeenkomstig bestemmingstype opgezocht. De bodemsaneringsnormen voor deze grond worden in artikel 1 weergegeven in de kolom onder het cijfer van het betreffende bestemmingstype. De volgende bestemmingstypes worden onderscheiden : 1° bestemmingstype I : - bosgebied; - groengebied; - valleigebied; - natuurgebied; - natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat; - bosgebied met ecologisch belang; - bijzonder natuurgebied; - gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met nabestemming natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat; - zone voor natuurontwikkeling; - ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling; - oeverstreek met bijzondere bestemming; - beschermd duingebied; - bijzonder groengebied; - gebied dat behoort tot het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN); - agrarisch gebied met ecologisch belang; - voor het duingebied belangrijk landbouwgebied; 2° Bestemmingstype II : - agrarisch gebied; - landelijk gebied met toeristische waarde; - parkgebied met semi-agrarische functie; - woongebied met landelijk karakter; - woongebied met geringe dichtheid; - landelijk woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde; - kleintuingebied; - agrarisch gebied met bijzondere waarde; - abdijgebied; 3° bestemmingstype III : - woongebied; - woonuitbreidingsgebied; - woongebied met grote dichtheid; - woongebied met middelgrote dichtheid; - woonpark; - woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde; - woongebied waar bijzondere voorschriften betreffende de hoogte van de gebouwen gelden; - pleisterplaats voor nomaden, zigeuners of woonwagenbewoners; - scholen en kinderspeelterreinen; - gebied voor service-residentie; - gemengd woon- en industriegebied; - gemengd woon- en parkgebied - bedrijfsgebied met stedelijk karakter; - zone van handelsvestigingen; - reservegebied voor woonwijken; - speelbos of speelweide; - gebied voor jeugdcamping; 4° bestemmingstype IV : - parkgebied; - recreatiegebied; - gebied voor dagrecreatie; - gebied voor verblijfrecreatie; - sportterrein; - golfterrein; - gebied voor vissport; - gebied voor groenvoorziening met recreatieve accommodatie; - toeristisch recreatiepark; - gebied voor recreatiepark; - reservegebied voor recreatie; 5° bestemmingstype V : - industriegebied; - industriegebied voor vervuilende industrieën; - industriegebied voor milieubelastende industrieën; - gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen; - dienstverleningsgebied; - industriegebied met bijzondere bestemming; - gebied hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven; - gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (andere dan scholen en kindertuinen); - luchtvaartterrein; - industriestortgebied; - bezinkingsgebied; - transportzone; - gemengd gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied (andere dan scholen en kinderspeelterreinen); - gebied voor kerninstallatie; - stortgebied; - wetenschapspark; - reservegebied voor ambachtelijke uitbreiding; - reservegebied voor industriële uitbreiding; - reservegebied voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen; - reservegebied voor beperkte industriële uitbreiding.
Art. 3.
Als een grond als bestemming bufferzone heeft, berekent men de bodemsaneringsnormen die krachtens deze bijlage gelden voor de bestemmingen van alle zones die aan de bufferzone palen. Hierbij verrekent men telkens de bodemkenmerken van de te beoordelen grond in de bufferzone. De strengste van de zo gevonden waarden geldt als bodemsaneringsnorm voor de betreffende grond.
Art. 4.
De hiernavolgende bestemmingen die in overdruk worden weergegeven op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen, worden beoordeeld krachtens deze bijlage op basis van de bestemming bepaald door de grondkleur : - landschappelijk waardevol gebied; - ontginningsgebied; - uitbreiding van ontginningsgebied; - opspuitings- en ontginningsgebied; - reservegebied voor ontginning; - tijdelijk ontginningsgebied; - kleiontginningsgebied; - kleiontginningsreservegebied; - renovatiegebied; - overstromingsgebied; - opspuitingsgebied; - reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden.
Art. 5.
Alle gronden die niet onder eerder genoemde bestemmingen ressorteren, dienen beoordeeld te worden op basis van de functies die de bodem er vervult. Op basis van de beoordeling van deze functies wordt de betreffende grond ingedeeld onder één van de vermelde bestemmingstypes.
Art. 6.
De waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III, afgebakend conform het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones, worden volledig ingedeeld in bestemmingstype I. Art. 7. § 1. Gronden die op basis van de artikelen 2, 3 en 4 ingedeeld worden onder bestemmingstype III, IV of V maar die feitelijk als landbouwgrond gebruikt worden, dienen beoordeeld te worden alsof ze ingedeeld zouden zijn in bestemmingstype II. § 2. Gronden die op basis van de artikelen 2, 3 en 4 ingedeeld worden onder bestemmingstype IV of V maar die feitelijk voor bewoning gebruikt worden, dienen beoordeeld te worden alsof ze ingedeeld zouden zijn in bestemmingstype III. § 3. Gronden die op basis van de artikelen 2, 3 en 4 ingedeeld worden onder bestemmingstype V maar die feitelijk voor recreatie gebruikt worden, dienen beoordeeld te worden alsof ze ingedeeld zouden zijn in bestemmingstype IV.'
Art. 18.Bijlage 5 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Bijlage 5 Methodes voor de analyse van monsters Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 19.Bijlage 6 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
« Bijlage 6 Achtergrondwaarden voor de bodemkwaliteit De achtergrondwaarden voor het vaste deel van de aarde gelden voor een standaardbodem met een gehalte aan klei van 10 % (op de minerale bestanddelen) en een gehalte organisch materiaal van 2 % (op de luchtdroge bodem).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 20.Aan hetzelfde besluit worden de volgende bijlagen toegevoegd : 1° bijlage 7, opgenomen als bijlage I;2° bijlage 8, opgenomen als bijlage II.
Art. 21.De bodemsaneringsdeskundigen die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 4 werden erkend, beschikken over een termijn van zes maanden, vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, om bij aangetekend schrijven aan de OVAM te bewijzen dat zij voldoen aan de volgende bepalingen van Hoofdstuk III zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit : - artikel 8, § 1, 1°, c) en d) : voor een natuurlijk persoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 1; - artikel 8, § 1, 2°, d) en e) : voor een rechtspersoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 1; - artikel 9, § 1, 1°, c), d), e), f) en g) : voor een natuurlijk persoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 2; - artikel 9, § 1, 2°, d), e), f), g) en h) : voor een rechtspersoon die erkend is als bodemsaneringsdeskundige van type 2;
Art. 22.Voor de exploitanten van de inrichtingen of activiteiten die ingevolge dit besluit ofwel voor het eerst onder categorie A, B of C, ofwel in een categorie met een hogere onderzoekfrequentie ingedeeld worden in de lijst bedoeld in artikel 14, wordt de verplichting een eerste maal op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren zoals bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, uitgesteld met een periode van drie jaar te rekenen vanaf hetzij de datum hetzij het verstrijken van de periode vermeld in artikel 4, § 1, 1°, a), artikel 4, § 1, 2°, a), dan wel artikel 4, § 1, 3°, a), van voormeld besluit.
Art. 23.De beroepen zoals bedoeld in de artikelen 18 en 23 van het decreet die vóór de inwerkingtreding van artikel 7 worden ingediend, worden afgehandeld volgens de procedure die van toepassing is op het ogenblik van het indienen van het beroep.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin het besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, behoudens de artikelen 5 en 16 die in werking treden op 1 januari 2002, behoudens de artikelen 14, 17 en 19 die in werking treden op 1 april 2002, en behoudens de afdelingen 2, 3, 4 en 5 van hoofdstuk X ingevoegd bij artikel 11 die in werking treden één jaar na de datum waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. In geval het besluit vóór 1 november 2001 in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt, treden de bepalingen van artikel 7 pas in werking vanaf 1 januari 2002.
Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 oktober 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
BIJLAGE I « Bijlage 7 Toepassen van uitgegraven bodem op een ontvangende grond die geheel of gedeeltelijk binnen bestemmingstype I gelegen is of in zones die als uiterst kwetsbaar voor het grondwater zijn aangeduid op de vlaamse kwetsbaarheidskaarten.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Brussel, 12 oktober 2001.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
BIJLAGE II « Bijlage 8 Toepassen van uitgegraven bodem op een ontvangende grond die binnen bestemmingstype II, III, IV of V gelegen is De voorwaarden gelden per stof die in onderstaande tabel zijn opgenomen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Brussel, 12 oktober 2001.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA