Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 mei 1998
gepubliceerd op 28 juli 1998

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de verzekering tegen inkomensverlies door onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid bij hypothecaire leningen voor de bouw, de koop, de renovatie of de koop met renovatie van bepaalde woningen in het Vlaams Gewest

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035820
pub.
28/07/1998
prom.
12/05/1998
ELI
eli/besluit/1998/05/12/1998035820/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 MEI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de verzekering tegen inkomensverlies door onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid bij hypothecaire leningen voor de bouw, de koop, de renovatie of de koop met renovatie van bepaalde woningen in het Vlaams Gewest


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 80;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting en financiën, gegeven op 5 mei 1998;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat gezien gelet op de economische omstandigheden aan potentiële kandidaat bouwers, kopers en renoveerders van woningen, de noodzakelijke waarborgen moeten kunnen gegeven worden gegeven om bij loonverlies door onvrijwilligge werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, de lening verder terug te kunnen betalen;

Overwegende dat op de begroting van het Vlaamse Gewest de nodige kredieten werden ingeschreven om een verzekering tegen inkomensverlies te financieren;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° administratie: de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° verzekeraar: het Vlaamse Ggewest of één of meerdere private instellingen aan wie het Vlaams Ggewest de in artikel 2 bedoelde verzekeringsopdracht heeft uitbesteed;4° aanvrager: één of meer natuurlijke meerderjarige personen die een hypothecaire lening aangaan;5° inkomen: het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de aanvrager verminderd met 40 000 frank per persoon ten laste;6° maandelijks netto-inkomen: a) als de aanvrager een werknemer is, het bruto maandloon van de laatste normale volledige werkmaand, die de onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid voorafgaat, verminderd met de werknemersbijdragen in de sociale zekerheid en de normale wettelijke bedrijfsvoorheffingen die eveneens betrekking hebben op die laatste volledige werkmaand die de onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid voorafgaat;b) als de aanvrager een zelfstandige is, het twaalfde deel van het nettoresultaat van het laatst beschikbare aanslagjaar, verlaagd met de basisbelasting en verhoogd met de belastingvermindering op de belastingvrije sommen.Als bij de laatst beschikbare aanslag het huwelijksquotiënt werd toegepast, moet het nettoresultaat tevens verminderd worden met de basisbelasting voor de partner en verhoogd met de belastingvermindering op de belastingvrije som voor de partner;. 7° persoon ten laste: a) het inwonend kind dat op de datum van de aanvraag tot verzekering geen 18 jaar is of voor wie op die datum aan de aanvrager kinderbijslag of wezenrente wordt uitbetaald of dat, na overlegging van bewijzen, door de minister wordt beschouwd als komende ten laste;b) de aanvrager of een familielid dat deel uitmaakt van zijn gezin en met hem de woning betrekt of zal betrekken, voorzover de aanvrager of het familielid als ernstig gehandicapt wordt beschouwd overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 1988, tot bepaling van de attesten die in aanmerking genomen worden om een ernstige handicap vast te stellen;8° datum van de aanvraag tot verzekering: de datum van het ontvangstbewijs dat de verzekeraar verstuurt zodra dat het dossier volledig is conform artikel 10 van dit besluit;9° arbeidsongeschiktheid: elke toestand die aanleiding geeft tot het verkrijgen van tegemoetkomingen in het kader van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit en waarbij de persoon in kwestie geen andere beroepsinkomsten heeft, noch als werknemer, noch als zelfstandige.Arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte komt niet in aanmerking; 10° onvrijwillige werkloosheid: elke toestand van onvrijwillige volledige werkloosheid die aanleiding geeft tot het verkrijgen van werkloosheidsuitkeringen door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en waarbij de persoon in kwestie geen andere beroepsinkomsten heeft, noch als werknemer, noch als zelfstandige.Bruggepensioneerden worden niet als werklozen beschouwd; 11° kredietinstelling: een instelling die ofwel ingeschreven is overeenkomstig het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de hypothecaire leningen of vrijgesteld van deze inschrijving ofwel ingeschreven of geregistreerd is overeenkomstig de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; 12° lening: een hypothecair krediet zoals bepaald in de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, gewaarborgd door een hypotheek of een voorrecht op de te kopen of te bouwen woning.

Art. 2.Afhankelijk van de stand van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, kan de minister, onder de hierna bepaalde voorwaarden ten bedrage van de hierna bepaalde bedragen, de volgende risico's verzekeren: 1° het risico van de werknemer die voor de bouw, de koop of de koop met renovatie, verbetering, of aanpassing of renovatie van een enige woning een lening afsluit, en zijn contractuele verplichtingen niet kan nakomen ten gevolge van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid;2° het risico van de zelfstandige die voor de bouw, de koop of de koop met renovatie, verbetering, of aanpassing of renovatie van een enige woning een lening afsluit, en zijn contractuele verplichtingen niet kan nakomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid. De verzekering, bedoeld in het eerste lid kan uitbesteed worden aan één of meer private instellingen, waarbij een geregelde verslaggeving aan en de nodige controlemogelijkheden door de administratie worden vastgelegd. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor een verzekering tegen inkomensverlies

Art. 3.§ 1. De aanvrager van een verzekering tegen inkomensverlies moet op het moment van zijn aanvraag voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° een lening afgesloten hebben voor één van de volgende verrichtingen: a) het kopen en/of het eventueel renoveren, verbeteren of aanpassen van een woning die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 4, § 1;b) het bouwen, met inbegrip van vervangingsbouw, van een woning die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 4, § 2;2° in het derde jaar dat de aanvraag voorafgaat, een inkomen hebben gehad dat niet meer bedraagt dan: a) 1 200 000 frank voor alleenstaanden;b) 1 700 000 frank voor gehuwden en samenwonenden; deze bedragen worden verhoogd met 100 000 frank per persoon ten laste. 3° geen andere woning in volle eigendom hebben, tenzij het gaat om een ongeschikte woning;4° een beroepsactiviteit uitoefenen: a) als de aanvrager een werknemer is, minstens in een deeltijdse betrekking tewerkgesteld zijn met ofwel een contract van onbepaalde duur waarvan de proefperiode reeds voltooid is, ofwel een tijdelijk contract voorzover de aanvrager een anciënniteit van 3 jaar kan bewijzen bij zijn laatste werkgever;b) als de aanvrager een zelfstandige is, minstens 3 jaar zijn zelfstandige activiteit uitoefenen;5° niet arbeidsongeschikt zijn. § 2. Komen niet in aanmerking: 1° leningen waarvan de akte werd verleden vóór 1 januari 1998;2° leningen die afgesloten werden ter vervanging van een andere hypothecaire lening;3° leningen waarvan het geleende bedrag minder dan 2 000 000 frank bedraagt;4° het gedeelte van leningen waarop de gewestwaarborg van toepassing is, op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997, of op grond van het besluit van 20 maart 1991 houdende de voorwaarden betreffende leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van middelgrote woningen.

Art. 4.§ 1. De woning die de aanvrager koopt en eventueel renoveert, verbetert of aanpast, moet bestemd zijn om er zijn hoofdverblijfplaats te vestigen; § 2. De woning die de aanvrager bouwt, moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° bestemd zijn om er zijn hoofdverblijfplaats te vestigen.2° een oppervlakte hebben, voor de bewoonbare vertrekken van de woning waarvan de hoogte minstens 2,10 meter bedraagt, die voor huizen de 210 m2 en voor appartementen de 105 m2 niet overschrijdt, te verhogen met 25 m2 per bijkomende persoon ten laste. HOOFDSTUK III. - Nadere regelen Afdeling 1. - De verzekering

Art. 5.§ 1. De periode van verzekering begint te lopen op het ogenblik van de eerste opname van het geleende kapitaal.

Als de kennisgeving bedoeld in artikel 6, na de eerste kapitaalsopneming plaatsvindt, begint de verzekering te lopen op het ogenblik van de kennisgeving. § 2. De periode van verzekering eindigt 10 jaar later. Ze kan niet worden opgeschort.

Art. 6.§ 1. De aanvraag tot verzekering wordt ingediend bij de verzekeraar. § 2. Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd: 1° een door de aanvrager ondertekend document waarin hij verklaart dat: a) de aanvraag betrekking heeft op de bouw, de koop en/of koop met renovatie, verbetering of aanpassing, van zijn enige woning in volle eigendom, ongeschikte woningen buiten beschouwing gelaten;b) hij niet arbeidsongeschikt is;c) hij de woning als hoofdverblijfplaats zal gebruiken;2° een door de burgemeester of de kredietinstelling eensluidend verklaard afschrift van het origineel aanslagbiljet betreffende het inkomen van het derde jaar dat de aanvraag tot verzekering voorafgaat;3° een bewijs dat de aanvrager een beroepsactiviteit uitoefent, meer bepaald: a) als hij een werknemer is, een attest van zijn werkgever waarin die bevestigt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag tot verzekering minstens deeltijds in zijn bedrijf werkzaam was met een contract van onbepaalde duur, waarvan de proefperiode reeds was verstreken, of met een tijdelijk contract en een gecumuleerde anciënniteit van 3 jaar;b) als hij een zelfstandige is, een attest van de sociale verzekeringsinstelling waarin die instelling bevestigt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag tot verzekering zijn zelfstandige activiteit reeds drie jaar uitoefent;4° een door de kredietinstelling opgemaakte tabel van de maandelijkse lasten van de lening.Bij leningen met variabele interestvoet wordt gerekend met de interestvoet die bij de afsluiting van de lening van toepassing was; 5° een verklaring van de kredietinstelling dat: a) ze op de hoogte is van het bestaan van de verzekering en dat ze de hypothecaire schuldenaars zal ontlasten voor alle betalingen die ze ter uitvoering van de verzekering in de toekomst zal ontvangen. § 3. De verzekeraar controleert of aan de voorwaarden voldaan is en geeft de aanvrager binnen een maand na de volledige aanvraag tot verzekering kennis van zijn gemotiveerde beslissing.

Ontvangt de aanvrager binnen een maand na de volledige aanvraag tot verzekering geen kennisgeving, dan is de verzekering verworven.

Op voorwaarde dat de door de aanvrager verstrekte inlichtingen niet frauduleus zijn, aanvaardt de verzekeraar onherroepelijk de verzekering van de aanvrager op zich te nemen als de verzekering overeenkomstig artikel 5, § 1, aanvangt binnen een jaar, nadat hij heeft toegezegd.

Deze termijn van één jaar wordt stilzwijgend met één jaar verlengd als aan de in de artikelen 3 en 4 gestelde voorwaarden op het ogenblik van de eerste opneming van het kapitaal nog steeds voldaan is. Afdeling 2. - Tegemoetkomingen

Art. 7.§ 1. De verzekeraar komt tegemoet in de aflossing van de hypothecaire lasten van de verzekerde nadat een wachttijd van 6 maanden ononderbroken onvrijwillige werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid voltooid is.

Bij werkloosheid vangt de wachttijd aan op de dag van de inschrijving als werkzoekende bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en bij arbeidsongeschiktheid op de datum van het medisch attest waarin de arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld.

Als bij een voorgaande periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid de wachttijd voltooid werd, wordt ze bij een nieuwe periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid niet meer in aanmerking genomen.

Als bij een voorgaande periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid de wachttijd niet voltooid werd, wordt bij een nieuwe periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid de oude periode ook niet in aanmerking genomen. § 2. Onverminderd het tweede lid, eindigt de periode van tegemoetkomingen op het ogenblik dat de verzekerde niet meer onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt is. Als de periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid eindigt de eerste 15 kalenderdagen van een kalendermaand, dan wordt voor die maand geen tegemoetkoming verleend. In het andere geval wordt een tegemoetkoming voor de gehele maand gegeven.

De verzekeraar komt in de aflossing van de hypothecaire lasten tegemoet gedurende maximaal 36 maanden.

De periode van tegemoetkomingen kan de periode van verzekering overschrijden.

Art. 8.De tegemoetkomingen worden maandelijks uitgekeerd. De begunstigde is de kredietinstelling waarbij de verzekerde zijn lening heeft afgesloten.

Art. 9.§ 1. Het bedrag van de tegemoetkoming is afhankelijk van de hypothecaire lasten van de verzekerde en van het netto-inkomen vóór en tijdens de periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.

Het basisbedrag van de tegemoetkoming is één twaalfde deel van het geheel van de financiële verplichtingen die de verzekerde in de loop van één jaar verschuldigd is. Bij een lening met schuldsaldoverzekering omvat dit de interestlasten, de aflossingen van het kapitaal en de premie voor de schuldsaldoverzekering. Bij een lening met een gemengde levensverzekering bestaat het basisbedrag uit de interesten en de premie voor de gemengde levensverzekering.

Het basisbedrag wordt vervolgens verminderd met 10 000 frank. Als dat bedrag groter is dan 20 000 frank, dan wordt het beperkt tot 20 000 frank. Dat bedrag wordt het verminderd basisbedrag genoemd.

De som van het verminderde basisbedrag en het vervangingsinkomen mag niet hoger zijn dan 90% van het maandelijks netto-inkomen van de verzekerde. Als hieraan is voldaan, dan is de basistegemoetkoming gelijk aan het verminderde basisbedrag. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, dan wordt de basistegemoetkoming gelijkgesteld aan het verschil tussen enerzijds 90 % van het netto-inkomen van de verzekerde in de periode die de onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid voorafgaat, en anderzijds het vervangingsinkomen. § 2. Het bedrag van de maandelijkse tegemoetkoming van de verzekering is bovendien afhankelijk van de duur van de ononderbroken periode van onvrijwillige werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid.

Voor de eerste twaalf maanden van de periode van onvrijwillige werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid, te rekenen vanaf de voltooiing van de wachttijd, is de maandelijkse tegemoetkoming gelijk aan de basistgemoetkoming.

Voor de volgende twaalf maanden van de periode wordt de tegemoetkoming beperkt tot 80 % van de basistegemoetkoming.

Voor de daaropvolgende twaalf maanden wordt de tegemoetkoming beperkt tot 60 % van de basistegemoetkoming.

Voor de toepassing van de voormelde verminderingen van de tegemoetkomingen wordt een periode als onderbroken beschouwd bij een tussentijdse tewerkstelling van minimum drie opeenvolgende maanden.

Bij een nieuwe periode van onvrijwillige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, die werd voorafgegaan door een periode waarin minstens drie opeenvolgende maanden werd gewerkt, is de maandelijkse tegemoetkoming opnieuw gelijk aan de basistussenkomst voor de eerste twaalf maanden van de nieuwe periode en worden nadien de voormelde verminderingen toegepast. § 3. De uitbetaling wordt in elk geval stopgezet met ingang van de maand volgend op de volledige terugbetaling van de lening. De aanvrager en/of de kredietinstelling stelt de verzekeraar hiervan onmiddellijk in kennis. De kredietinstelling stort de eventueel te veel betaalde bedragen terug.

Art. 10.§ 1. De aanvraag tot tegemoetkomingen wordt bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs ingediend bij de verzekeraar. § 2. Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd: 1° als de verzekerde werknemer is en onvrijwillig werkloos: a) een afschrift van de loonfiches van de laatste twee maanden;b) een attest van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling of van de instelling die de werkloosheidsvergoedingen uitbetaalt, die de datum vermeldt waarop de werkloze zich als werkzoekende heeft ingeschreven;c) een maandelijks bewijs van de betalingen van werkloosheidsuitkeringen zolang de werkloosheid aanhoudt;2° als de verzekerde werknemer is en arbeidsongeschiktheid: a) een afschrift van de loonfiches van de laatste twee maanden;b) een medisch attest met vermelding van de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid; c) een bewijs van de periodieke betalingen door het ziekenfondsde mutualiteit zolang de arbeidsongeschiktheid aanhoudt;. 3° als de verzekerde is zelfstandig is en arbeidsongeschikt: a) een afschrift van het laatste beschikbare aanslagbiljet van de directe belastingen;b) een medisch attest met vermelding van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid;c) een bewijs van de periodieke betalingen door het ziekenfonds zolang de arbeidsongeschiktheid aanhoudt. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 11.Artikel 80 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en dit besluit treden in werking op 1 mei 1998.

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 mei 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^