gepubliceerd op 07 september 2004
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het voorkomen van de veteranenziekte of legionellose op voor het publiek toegankelijke plaatsen
11 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het voorkomen van de veteranenziekte of legionellose op voor het publiek toegankelijke plaatsen
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, inzonderheid op artikel 39 tot en met 43;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2002 betreffende de primaire preventie van de veteranenziekte in voor het publiek toegankelijke plaatsen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 april 2004;
Gelet op het advies nummer 37.048/3 van de Raad van State, gegeven op 11 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de veteranenziekte een ernstige, potentieel dodelijke aandoening is, waarop het risico sterk terug te dringen is door het nemen van een aantal functionele en structurele preventieve maatregelen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° administratie : de administratie van de diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, bevoegd voor de gezondheidszorg;2° aërosol : nevel van in de lucht verdeelde zeer fijne vloeistofdeeltjes;3° aërosolproducerende installatie : systeem waaronder watervoorzieningen, circulatiesystemen, koelsysteem of koeltorens, klimaatregelingssysteem met luchtvochtigheidsbehandeling, whirlpools en andere watersystemen, waarbij het water in contact wordt gebracht met de lucht en waarbij aërosol kan ontstaan;4° circulatiesysteem : kringvormige leiding voor de verdeling van warm water of mengwater, waarin de temperatuur van het water binnen zekere temperatuurgrenzen gehouden wordt, door de continue circulatie van het water over een warmwaterproductietoestel of over een mengtoestel, en die onderdelen bevat waar het water in contact wordt gebracht met de lucht en waarbij aërosol kan ontstaan;5° decreet : het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;6° exploitant : uitbater of beheerder van een inrichting;7° exposant : deelnemer aan een expositie;8° expositie : het al dan niet voor commerciële doeleinden tentoonstellen van aërosolproducerende installaties;9° expositieruimte : inrichting waar exposities worden georganiseerd;10° hoog toezicht : het toezicht in tweede orde, na het gemeentelijk toezicht, in alle voor het publiek toegankelijke plaatsen in het Nederlandse taalgebied, en het toezicht in eerste orde in die instellingen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad dat ressorteert onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap;11° inrichting : al of niet overdekte locatie, ruimte, gebouw of bedrijf, al dan niet voor het publiek toegankelijk, waar aërosolproducerende installaties aanwezig zijn, die, in het licht van de veteranenziekte of legionellose, een risico kunnen vormen voor de volksgezondheid op publiek toegankelijke plaatsen;12° klimaatregelingssysteem met luchtvochtigheidsbehandeling : systeem dat de vochtigheidsgraad van de lucht, bestemd voor verdeling binnen het gebouw, regelt door rechtstreeks contact met water.Het betreft onder andere bevochtiging met sproeiers, bevochtiging over een bevochtigingspakket of bevochtiging over gespannen draden; 13° koelsysteem of koeltoren : systeem waarin water gekoeld wordt door rechtstreeks contact met de omgevingslucht, waarbij een gedeelte van het water wordt verdampt;14° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;15° proefproject : project van een onderzoeker of producent om een goedkeuring te verkrijgen van een systeem voor desinfectie van een watervoorziening, anders dan de aanbevolen thermische desinfectie;16° publiek toegankelijke plaatsen : al of niet overdekte gebouwen, locaties, ruimten, waar onder andere : a) al dan niet tegen betaling, aan het publiek diensten worden verstrekt, met inbegrip van plaatsen waar voedingsmiddelen of dranken ter consumptie worden aangeboden;b) zieken of bejaarden worden opgevangen en/of verzorgd;c) preventieve of curatieve gezondheidszorg wordt verstrekt;d) kinderen, jongeren of studenten worden opgevangen, gehuisvest en/of verzorgd;e) onderwijs en/of beroepsopleiding worden verstrekt;f) vertoningen plaatsvinden;g) tentoonstellingen worden georganiseerd;h) sport wordt beoefend;i) openluchtrecreatieve bedrijven, zoals kampeerterreinen en kampeerverblijfparken, gevestigd zijn;17° veteranenziekte of legionellose : een longontsteking, veroorzaakt door de bacterie Legionella pneumophila;18° Vlaamse Gezondheidsinspectie : de ambtenaren van de administratie onder meer belast met taken inzake milieugezondheid;19° water bestemd voor menselijke consumptie : water dat onbehandeld of na behandeling bestemd is om te drinken, te koken, voedsel te bereiden of dat bestemd is voor andere huishoudelijke doeleinden, ongeacht de herkomst en ongeacht of het water wordt geleverd via een waterdistributienetwerk of via een private waterwinning;20° watervoorziening : een distributiesysteem voor water, vanaf het punt van de levering of, in geval van privaat putwater, vanaf het punt van waterwinning tot en met elk tappunt, met inbegrip van alle onderdelen die ermee in verbinding staan, met uitzondering van de systemen waarop alleen toiletten en/of wastafels zonder douchesystemen aangesloten zijn. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Ter uitvoering van artikelen 39 tot en met 42 van het decreet bepaalt dit besluit maatregelen tegen Legionella pneumophila ter voorkoming van de veteranenziekte of legionellose.
Art. 3.Dit besluit is van toepassing voor alle inrichtingen met uitzondering van die inrichtingen waarvan de exploitant kan aantonen dat er op één dag nooit meer dan tien personen komen.
Art. 4.De minister bepaalt de indeling van de inrichtingen in twee categorieën naargelang van het risico voor de volksgezondheid : 1° hoogrisico-inrichtingen;2° matigrisico-inrichtingen. HOOFDSTUK III. - Maatregelen Afdeling I. - Algemene maatregelen voor inrichtingen
Art. 5.De inrichtingen, bedoeld in artikel 4, moeten steeds zo geconstrueerd worden dat een risico op besmetting met Legionella pneumophila op een publiek toegankelijke plaats minimaal is.
Art. 6.In hoog risico-inrichtingen bedoeld in artikel 4, 1° moet de watervoorziening aan de volgende eisen beantwoorden : 1° Koudwatervoorzieningen : a) de temperatuur van het water moet steeds lager zijn dan 25°C;b) de aërosolproducerende installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin doorstroming mogelijk is;2° Warmwatervoorzieningen : a) de aërosolproducerende installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin doorstroming mogelijk is;b) de productie van het warm water moet zo gebeuren dat in het warmwaterproductietoestel iedere zone minstens eenmaal per etmaal op 60°C wordt gebracht;c) de verdeling van het warm water moet gebeuren op de volgende wijze : 1) de temperatuur van het water bij het vertrek van de verdeelleiding aan het warmwaterproductietoestel moet steeds minstens 60°C bedragen;2) in de warmwaterleidingen die op temperatuur worden gehouden door middel van een circulatiesysteem moet de temperatuur van het water bij het einde van de terugvoerleiding minstens 55°C bedragen;3) in de warmwaterleidingen die op temperatuur worden gehouden door middel van een andere methode dan een circulatiesysteem, moet de temperatuur op elk punt hoger zijn dan 55°C.3° De lengte van mengwaterleidingen vóór ieder tappunt die niet beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 6, 1°, a en artikel 6, 2°, c, 2) en 3), mag maximaal vijf meter bedragen.De waterinhoud van deze leidingen mag maximaal drie liter bedragen. 4° Voor bestaande watervoorzieningen geldt een overgangstermijn tot 10 januari 2013 om zich te conformeren aan de bepalingen voorzien in artikel 6, 1° tot en met 3°.Nieuwe watervoorzieningen moeten geconstrueerd zijn conform de bepalingen van artikel 6, 1° tot en met 3°.
Elke eindverantwoordelijke voor het ontwerpen en/of plaatsen van een nieuwe watervoorziening of delen ervan en na de aanpassing van een bestaande watervoorziening levert voor zijn bijdrage een conformiteitsattest af, dat toegevoegd wordt aan het beheersplan opgelegd in artikel 8.
Het conformiteitsattest bevat minstens : a) naam en adres van de eindverantwoordelijken;b) type en beschrijving van de aërosolproducerende installatie;c) naam en adres van de inrichting en de exploitant;d) conformiteitsverklaring.
Art. 7.In matig risico-inrichtingen bedoeld in artikel 4, 2° moet de watervoorziening die niet voldoet aan de eisen zoals bepaald in artikel 6, aan de volgende eisen beantwoorden : 1° Koudwatervoorzieningen : a) de temperatuur van het water moet steeds lager zijn dan 25 °C;b) de aërosolproducerende installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin doorstroming mogelijk is;2° Warmwatervoorzieningen : a) de aërosolproducerende installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin doorstroming mogelijk is;b) de productie van het warm water moet zo gebeuren dat in het warmwaterproductietoestel iedere zone minstens eenmaal per etmaal op 60 °C wordt gebracht;c) de verdeling van het warm water moet gebeuren op de volgende wijze : de temperatuur van het water bij het vertrek van de verdeelleiding aan het warmwaterproductietoestel moet steeds minstens 60 °C bedragen;d) warmwaterleidingen die niet op een temperatuur van minstens 55 °C gehouden worden, worden wekelijks gespoeld waarbij één van de volgende verhoudingen van temperatuur en tijd wordt toegepast : temperatuur : 60 °C en spoeltijd : 2 minuten; temperatuur : 65 °C en spoeltijd : 1 minuten; temperatuur : 70 °C en spoeltijd : 30 seconden. 3° Voor bestaande watervoorzieningen geldt een overgangstermijn tot 10 januari 2013 om zich te conformeren aan de bepalingen voorzien in artikel 7, 1° en 2°.Nieuwe watervoorzieningen moeten geconstrueerd zijn conform de bepalingen van artikel 7, 1° en 2°.
Elke eindverantwoordelijke voor het ontwerpen en/of plaatsen van een nieuwe watervoorziening of delen ervan en na de aanpassing van een bestaande watervoorziening levert voor zijn bijdrage een conformiteitsattest af, dat toegevoegd wordt aan het beheersplan opgelegd in artikel 8.
Het conformiteitsattest bevat minstens : a) naam en adres van de eindverantwoordelijken;b) type en beschrijving van de aërosolproducerende installatie;c) naam en adres van de inrichting en de exploitant;d) conformiteitsverklaring.
Art. 8.§ 1. De exploitant van hoog en matig risico-inrichtingen stelt een beheersplan op voor alle aërosolproducerende installaties.
Het beheersplan bevat minimaal de identificatie- en contactgegevens van de exploitant, een technische beschrijving en een risicoanalyse en preventiemaatregelen met betrekking tot de aërosolproducerende installatie. Bij iedere wijziging van de aërosolproducerende installatie, het gebruik daarvan of wijzigingen in de omgevingsfactoren die een invloed kunnen hebben op het risico wordt dit beheersplan geëvalueerd en eventueel bijgestuurd. § 2. De risicoanalyse bevat een evaluatie van de aërosolproducerende installatie met als doel de risicopunten voor de groei van de legionellabacterie en aërosolvorming, zowel op bouwtechnisch als op bedrijfstechnisch vlak, te identificeren. § 3. De preventiemaatregelen omvatten structurele, controle-, onderhouds-, beheers- en correctieve maatregelen die het risico op legionellagroei minimaliseren.
Op representatieve plaatsen nabij de kritieke punten, bepaald in de risicoanalyse : 1° moet de temperatuur van de koud- en de warmwatervoorziening op regelmatige tijdstippen zoals gemotiveerd beschreven in het beheersplan, gemeten worden met gekalibreerde thermometers;2° moeten aftapkranen geplaatst worden. § 4. Voor de bestaande aërosolproducerende installaties moet een beheersplan opgesteld worden tegen uiterlijk 10 januari 2005, met uitzondering voor de hoog risico-inrichtingen die al in het bezit moeten zijn van een beheersplan bij het van kracht worden van dit besluit.
Voor nieuwe aërosolproducerende installaties moet vóór de eerste ingebruikname een beheersplan opgesteld worden.
Art. 9.De fysische, chemische en microbiële eigenschappen van het water, alsook de preventiemaatregelen, bedoeld in artikel 8, § 3, mogen geen onevenredige neveneffecten hebben voor de volksgezondheid en het milieu.
Indien de preventiemaatregelen het spoelen van waterleidingen met heet water omvat, bevat het beheersplan een omschrijving van de getroffen voorzieningen om het risico van verbranding bij personen te voorkomen.
Art. 10.De exploitant is verplicht de preventiemaatregelen, die in het beheersplan zijn opgenomen, uit te voeren. Alle relevante gegevens worden in een register genoteerd, dat gedurende drie jaar bewaard wordt door de exploitant. Het register ligt ter inzage van de personen, bedoeld in artikel 40 en 42 van het decreet.
Art. 11.De exploitant meldt de volgende gegevens aan de burgemeester van de plaats waar de inrichting zich bevindt : 1° de aërosolproducerende installaties in de inrichting;2° de naam en het adres van de inrichting;3° de naam en het adres van de exploitant;4° de plaats van bewaring van het register en het beheersplan. Deze melding gebeurt uiterlijk op de datum waartegen de exploitant over een beheersplan moet beschikken.
Voor de inrichtingen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie uitsluitend behoren tot de Vlaamse Gemeenschap moet de exploitant de bovenstaande gegevens aan de administratie melden.
Art. 12.De minister kan beslissen dat de eisen, opgesomd in artikel 6 of artikel 7, niet, of slechts gedeeltelijk, van toepassing zijn voor watervoorzieningen die deel uitmaken van een proefproject, bepaald in artikel 13, of voor voorzieningen die uitgerust zijn met een systeem voor desinfectie, zoals bepaald in artikel 14, anders dan de aanbevolen thermische desinfectie.
Art. 13.De minister kan proefprojecten goedkeuren die voldoen aan de volgende eisen : 1° er worden geen andere bestanddelen aan het water toegevoegd dan bestanddelen die toegestaan zijn voor de behandeling van water bestemd voor menselijke consumptie.Bovendien worden er geen methoden gebruikt die resulteren in overschrijding van de toegestane concentraties voor stoffen in water bestemd voor menselijke consumptie; 2° de werkzaamheid en de veiligheid voor mens en milieu van de methode moet effectief zijn aangetoond in reproduceerbare proeven op laboratoriumschaal;3° het proefproject wordt begeleid door een stuurgroep waarin minstens drie van elkaar onafhankelijke universitaire diensten en een persoon van de administratie zijn vertegenwoordigd.De stuurgroep rapporteert halfjaarlijks aan de minister; 4° alle financiële lasten die verbonden zijn aan de erkenning, realisatie en voortgangsbewaking van het proefproject zijn ten laste van het proefproject of van de exploitant.
Art. 14.Na evaluatie van een in artikel 13 genoemd proefproject kan, na adviesvraag aan de Hoge Gezondheidsraad, de minister de gebruikte techniek goedkeuren en certifiëren voor gebruik voor specifieke doeleinden onder welomschreven voorwaarden. Afdeling II. - Specifieke maatregelen voor exposities
Art. 15.Tijdens exposities is het tentoonstellen en gebruiken van aërosolproducerende installaties verboden.
Art. 16.Artikel 15 is niet van toepassing als : 1° de gebruikte aërosolproducerende installaties volledig zijn afgesloten zodat bezoekers niet blootgesteld kunnen worden aan de veroorzaakte aërosolen;2° het gaat om aërosolproducerende installaties die tentoongesteld of gebruikt worden overeenkomstig artikel 17.
Art. 17.§ 1. Voor de aërosolproducerende installaties, bedoeld in artikel 16, 2°, moet steeds met gereinigde en gedesinfecteerde toestellen gewerkt worden en moet water bestemd voor menselijke consumptie als vulwater gebruikt worden. § 2. Tenzij de grootte en eigenheid van de gebruikte aërosolproducerende installaties dit niet toelaten, en deze onmogelijkheid bevestigd wordt door de organisator van de expositie, moeten de aërosolproducerende installaties dagelijks gereinigd en gedesinfecteerd worden en moet het gebruikte water dagelijks ververst worden door de exposant. De temperatuur van het water moet permanent afleesbaar zijn. § 3. De temperatuur van het gebruikte water in de aërosolproducerende installaties, bedoeld in artikel 16, 2° mag op geen enkel moment 20 °C overschrijden. De gebruikte of tentoongestelde aërosolproducerende installaties mogen geen onderdelen bevatten die bedoeld zijn om het water op te warmen. De watertemperatuur wordt iedere dag minstens viermaal geregistreerd door de exposant, met name vóór de opening van de expositie, alsook op drie andere, over de dagelijkse openingsperiode gespreide, momenten. § 4. Bij overschrijding van een watertemperatuur van 20 °C moet de exposant de aërosolproducerende installatie onmiddellijk stilleggen en zo snel mogelijk ledigen, reinigen en desinfecteren.
Art. 18.De exploitant van de expositieruimte, waar aërosolproducerende installaties tentoongesteld of gebruikt worden, brengt de burgemeester van de plaats waar de expositie plaatsvindt uiterlijk veertien dagen vóór de opening op de hoogte van de betrokken expositie. Voor de inrichtingen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die gezien hun organisatie moeten beschouwd worden als uitsluitend ressorterend tot de Vlaamse Gemeenschap gebeurt deze melding door de exploitant bij de administratie. Deze melding bevat naam en adres van de exploitatie, naam en adres van de exploitant, plaats van bewaring van het register en de exploitatieperiode.
Art. 19.§ 1. De exploitant van de expositieruimte houdt een register bij per expositie waarin de volgende gegevens in verband met de expositie genoteerd worden : 1° de identificatiegegevens van de organisator van de expositie;2° de periode waarin de expositie plaatsvindt;3° de plaats op de expositie waar aërosolproducerende installaties opgesteld zijn, alsook de vermelding van het type aërosolproducerende installatie;4° de identificatiegegevens van de exposanten;5° voor de aërosolproducerende installaties die vallen onder artikel 16, 2° : a) alle temperatuurmetingen met datum en tijdstip waarop ze uitgevoerd werden;b) de data en tijdstippen waarop de watertemperatuur van de gebruikte systemen 20 °C overschreed;c) de data en tijdstippen waarop de gebruikte aërosolproducerende installaties gereinigd werden, al dan niet wegens temperatuuroverschrijding;d) de data en tijdstippen waarop het water in de gebruikte aërosolproducerende installaties ververst werd, al dan niet wegens temperatuuroverschrijding;e) de identificatiegegevens van de personen die deze handelingen uitvoerden;f) in voorkomend geval, de motivering waarom in bepaalde aërosolproducerende installaties de dagelijkse reiniging en verversing niet konden worden uitgevoerd. § 2. Het register ligt steeds ter inzage van de personen, bedoeld in artikelen 40 en 42 van het decreet, en wordt door de exploitant tot minstens twee maand na afloop van de expositie bijgehouden.
Art. 20.De exploitant moet de gegevens van artikel 19, § 1, 1° en 2°, in het register van de expositieruimte noteren. HOOFDSTUK IV. - Toezicht
Art. 21.De burgemeesters van de gemeenten van het Nederlandse taalgebied worden, conform artikel 39, 40 en 42 van het decreet, belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
Art. 22.De Vlaamse Gezondheidsinspectie oefent, zoals bepaald in artikelen 40 en 41 van het decreet, het hoog toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
Art. 23.Bij aanwijzing of vermoeden van onzorgvuldig beheer, van een onzorgvuldig opgesteld beheersplan of bij inschatting van een verhoogd risico, kunnen de toezichthoudende ambtenaren extra onderzoeken opleggen en op basis van de risico-inschatting maatregelen bevelen zoals bepaald in artikel 41 van het decreet. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 24.Het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2002 betreffende de primaire preventie van de veteranenziekte in voor het publiek toegankelijke plaatsen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 januari 2004, wordt opgeheven.
Art. 25.Dit besluit wordt aangehaald als : het Legionellabesluit.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 juni 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER