gepubliceerd op 29 december 1998
Besluit van de Vlaamse regering houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven
10 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1998 en 5 mei 1993;
Gelet op het decreet van 7 juli 1998 houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven en leereilandprojecten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 26 maart 1996;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 februari 1998 houdende toekenning van een dotatie voor 1998 aan de VDAB voor tewerkstellingsprogramma's;
Gelet op het regeerakkoord van 14 juni 1995 van de Vlaamse regering, inzonderheid de clausule die betrekking heeft op sociale economie;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, gegeven op 10 november 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is het experiment invoegbedrijven na evaluatie op een aantal specifieke punten bij te sturen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;2° invoegbedrijven : startende bedrijven, erkend door de minister, die maximaal drie jaar als handelsvereniging of als burgerlijke vereniging met een handelskenmerk bestaan en die, na een middellange invoegperiode waarbij ondersteuning nodig is, hun plaats innemen tussen gewone bedrijven in het normaal economisch circuit;3° invoegwerknemers : langdurig niet-werkende werkzoekenden met maximaal een diploma hoger secundair onderwijs die in trajectmatige begeleidingsacties zijn opgenomen en toegeleid; dit zijn niet-werkende werkzoekenden die op de dag vóór de indiensttreding sedert ten minste twaalf maanden als werkzoekende ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en gedurende deze periode noch in loondienst werkten, noch een zelfstandige bedrijvigheid uitoefenden; 4° totale loonkost : a) loon : het loon in geld waarop de invoegwerknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft, met uitzondering van de vergoedingen wegens beëindiging van de overeenkomst; het vakantiegeld dat toegekend wordt door of in uitvoering van de op 28 juni 1971 gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers of door de collectieve arbeidsovereenkomsten, die gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit; de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers in uitvoering van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten bij de werkgever. b) sociale bijdragen : de bijdragen van de werkgevers in zoverre die verschuldigd zijn, voor het geheel van de stelsels van de sociale zekerheid zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en, in voorkomend geval, de werkgeversbijdragen verschuldigd krachtens de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden of van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij, of de werkgeversbijdragen voor het geheel van de stelsels van de sociale zekerheid, zoals bedoeld in artikel 12 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid; de eventuele vrijstellingen in de RSZ-bijdrage; de premies en de bijdrage voor de verzekering tegen arbeidsongevallen bedoeld in de wet van 10 april 1971 inzake de arbeidsongevallen; de solidariteitsbijdrage voor het Fonds voor de beroepsziekten zoals bedoeld in de wetten betreffende schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970; de loonmatigingsbijdrage in toepassing van het koninklijk besluit nr. 40 van 18 april 1986, gewijzigd door de programmawet van 30 december 1988; de kosten gemaakt door de werkgever voor de aansluiting bij een interbedrijfsgeneeskundige dienst.
Voor de bepaling van de totale loonkost worden de vrijstellingen in de RSZ-bijdrage in mindering gebracht. 5° de administratie : de Administratie Werkgelegenheid van het Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;6° overeenkomst : overeenkomst die tussen de minister en de werkgever wordt gesloten met het oog op de aanwerving van invoegwerknemers met premies zoals bedoeld in hoofdstuk III van onderhavig besluit;7° premie : tussenkomst in de totale loonkost van een invoegwerknemer, zoals bepaald in hoofdstuk III van onderhavig besluit. HOOFDSTUK II. - Erkenningsmodaliteiten
Art. 2.Om erkend te worden als invoegbedrijf moet aan volgende voorwaarden voldaan worden : 1° de rechtsvorm van een handelsvereniging of burgerlijke vereniging met een handelskenmerk aannemen;2° een bedrijfsklimaat scheppen waarbij personen en arbeid voorrang krijgen op kapitaal en kapitalisatie en organisatievormen hanteren waarbij democratische medezeggenschap samengaat met een efficiënt management;3° activiteiten ontplooien die geen negatieve maatschappelijke meerwaarde ressorteren : de producten of productiewijzen vervuilen het milieu niet, dragen bij tot een duurzame ontwikkeling en het product of de dienst heeft een maatschappelijk nut;4° in de aanvraag een personeelsplanning voorzien van vier jaar, waarbij de voorziene tewerkstelling van invoegwerknemers in het vierde jaar wordt beschouwd als richtlijn;binnen de tijdsperiode van vier jaar worden invoegwerknemers aangeworven met een maximumgrens van invoegwerknemers die gelijk is aan de richtlijn vermeerderd met 50 %; 5° op het einde van het derde jaar moet de minimumgrens van drie voltijdse equivalenten invoegwerknemers bereikt zijn en moet het bestand van invoegwerknemers in voltijdse equivalenten minstens 30 % uitmaken van het totale personeelsbestand;6° in reeds bestaande startende bedrijven moet de tewerkstelling van invoegwerknemers bijkomend zijn in verhouding tot het aantal eigen personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het betrokken bedrijf in de vier kwartalen voorafgaand aan de aanvraag;het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen over deze vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn deze personeelsleden waarmee een arbeidsovereenkomst werd afgesloten; 7° potentiële rendabiliteit vertonen;de appreciatie van de autonome loonvorming gebeurt aan de hand van een financieel plan. HOOFDSTUK III. - Vaststelling en betaling van de premies
Art. 3.§ 1. Het jaarbedrag aan 100 % voor de vaststelling van de premie per voltijdse equivalent wordt bepaald als volgt : voor een totale loonkost tussen 500 000- 549 999 F :premie 500 000 F 550 000- 599 999 F : premie 550 000 F 600 000- 649 999 F : premie 600 000 F 650 000- 699 999 F : premie 650 000 F 700 000- 749 999 F : premie 700 000 F 750 000- 799 999 F : premie 750 000 F 800 000- 849 999 F : premie 800 000 F 850 000- 899 999 F : premie 850 000 F 900 000- 949 999 F : premie 900 000 F 950 000- 999 999 F : premie 950 000 F 1 000 000- 1 049 999 F : premie 1 000 000 F 1 050 000- 1 099 999 F : premie 1 050 000 F 1 100 000- 1 149 999 F : premie 1 100 000 F 1 150 000- 1 199 999 F : premie 1 150 000 F 1 200 000- 1 249 999 F : premie 1 200 000 F vanaf 1 250 000 F : premie 1 250 000 F § 2. Voor het eerste, tweede, derde en vierde jaar worden de premies bepaald op respectievelijk 80 %, 60 %, 40 % en 20 % van de vermelde bedragen. § 3. Als referentiebasis voor de totale loonkost wordt de laagste loonschaal per categorie genomen, vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het bevoegde paritair comité.
Deze referentiebasis en de corresponderende premie worden gehandhaafd gedurende de volledige periode van de uitbetaling van de premie.
Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst wordt de laagste loonschaal per categorie genomen, vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het nationaal aanvullend paritair comité nr. 218 voor bedienden en/of de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 151 voor arbeiders. § 4. Voor de vaststelling van de premie wordt uitgegaan van de geïndexeerde lonen op datum van de indienstneming van de eerste invoegwerknemer.
Bij bijkomende aanwerving, zoals bepaald in artikel 21, wordt uitgegaan van de geïndexeerde lonen op datum van de beslissing van de minister die betrekking heeft op deze bijkomende aanwerving. § 5. De premie mag in geen geval de totale loonkost overschrijden.
Art. 4.De premie, zoals bepaald in artikel 3, kan worden toegekend voor maximaal vier jaar. Per premie neemt de periode van maximum vier jaar een aanvang op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis.
Deze periode wordt wel verlengd met de termijn verlopen tussen de uitdiensttreding van de titularis en de indiensttreding van de definitieve vervanger.
Na vier jaar is geen verdere betoelaging mogelijk, behoudens bij definitieve vervanging tijdens het jaar volgend op het vierde jaar, waarbij de premie ten belope van maximum 12 maanden voor de vervanger 20 % bedraagt. Bij éénzelfde werkgever kan dergelijke vervanging maximaal tweemaal betoelaagd worden.
Art. 5.Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend.
Art. 6.De toekenning van een premie, zoals bepaald in artikel 3, gebeurt slechts tot aan de maximumgrens vermeld in artikel 2, 4°.
Art. 7.De toekenning van een premie, zoals bepaald in artikel 3, voor een bijkomende invoegwerknemer boven de maximumgrens in een erkend invoegbedrijf, gebeurt slechts voor een periode van maximaal 3 jaar, waarbij het eerste jaar aan 60 %, het tweede jaar aan 40 % en het derde jaar aan 20 % van de vastgestelde premie wordt betoelaagd.
Art. 8.De premie kan enkel gecumuleerd worden met de vrijstellingen in de RSZ-bijdrage, met het bedrag van de banenplanuitkering zoals bepaald in artikel 131 sexies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en met de loonsubsidie toegekend in toepassing van het Besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 aan werkgevers die personen met een handicap tewerkstellen onder gewone arbeidsvoorwaarden overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26 gesloten op 15 oktober 1975 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 maart 1977.
Wanneer de werkgever een andere tegemoetkoming dan de hier vermelde in de loonkost van een invoegwerknemer ontvangt, moet hij de minister hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen.
Art. 9.De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, die hiervoor over de nodige middelen uit zijn dotatie beschikt, staat in voor de betaling van de premies. HOOFDSTUK IV. - Procedure
Art. 10.De werkgever die invoegwerknemers wenst aan te werven, richt een aanvraag tot de administratie, gebruik makend van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de administratie.
Art. 11.De aanvraag tot tewerkstelling van invoegwerknemers wordt overgemaakt aan de projectadviseurs van de administratie zodat zij in de mogelijkheid zijn de aanvraag mee te begeleiden en op te volgen.
Art. 12.§ 1. De aanvraag tot tewerkstelling van invoegwerknemers wordt aan het advies onderworpen van het subregionaal tewerkstellingscomité. § 2. Het subregionaal tewerkstellingscomité in wiens ambtsgebied de plaats van tewerkstelling van de invoegwerknemers is gelegen, brengt ten aanzien van de minister een gemotiveerd advies uit binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Indien er verschillende plaatsen van tewerkstelling zijn, is het subregionaal tewerkstellingscomité bevoegd in wiens ambtsgebied de plaats ligt van waaruit het project wordt gecoördineerd.
Dit advies heeft inzonderheid betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale tewerkstellingspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale initiatieven en met de commerciële sector.
Indien de minister binnen deze termijn het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité niet heeft ontvangen, wordt het geacht te zijn uitgebracht.
Art. 13.De aanvraag tot tewerkstelling van invoegwerknemers wordt overgemaakt aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie, dat de aanvraag onderzoekt op elk van de erkenningscriteria vermeld in artikel 2, op elk punt een exhaustieve uitleg met appreciatie geeft en binnen de dertig dagen hierover een rapport opstelt en overmaakt aan de administratie.
Art. 14.Het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité en het rapport van het Samenwerkingsverband Sociale Economie worden gebundeld door de administratie en voorgelegd aan de Adviescommissie Invoegbedrijven.
Art. 15.De Adviescommissie Invoegbedrijven is samengesteld uit stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden.
Stemgerechtigde leden zijn drie vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en drie vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties.
Niet-stemgerechtigde leden zijn een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister van Economie, een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, een vertegenwoordiger van de minister, drie vertegenwoordigers van het Samenwerkingsverband Sociale Economie, een vertegenwoordiger van het Waarborgfonds, een vertegenwoordiger van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, een vertegenwoordiger van de Administratie Financiën en Begroting en een vertegenwoordiger van de administratie.
De vertegenwoordiger van de minister neemt het voorzitterschap waar.
Een ambtenaar van de administratie fungeert als secretaris.
In de Adviescommissie Invoegbedrijven wordt een consensus nagestreefd.
Bij ontstentenis hiervan wordt een meerderheids- en minderheidsstandpunt medegedeeld.
Art. 16.De Adviescommissie Invoegbedrijven formuleert een principieel advies met betrekking tot de erkenning op basis van het voorliggend rapport van het Samenwerkingsverband Sociale Economie en het advies van het bevoegde subregionaal tewerkstellingscomité.
Bij negatief principieel advies wordt het dossier via de administratie aan de minister overgemaakt.
Bij positief principieel advies wordt dit door de zorg van de administratie aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie medegedeeld, die het dossier verder onderzoekt en binnen de twee maanden een eindrapport aan de administratie overmaakt, die het op haar beurt aan de Adviescommissie Invoegbedrijven overmaakt.
De Adviescommissie Invoegbedrijven verstrekt haar eindadvies.
De adviescommissie kan, op basis van het voorliggend rapport en eindrapport van het Samenwerkingsverband Sociale Economie en het advies van het bevoegde subregionaal tewerkstellingscomité, tegelijkertijd een principieel en een eindadvies met betrekking tot de erkenning uitbrengen.
Het eindadvies wordt door de zorg van de administratie aan de minister overgemaakt.
Art. 17.Aan de hand van het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité, het eindrapport van het Samenwerkingsverband Sociale Economie en het eindadvies van de Adviescommissie Invoegbedrijven beslist de minister om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen. Hiertoe wordt een overeenkomst afgesloten.
Art. 18.De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan het subregionaal tewerkstellingscomité en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd of geacht werd te zijn uitgebracht overeenkomstig artikel 12, § 2.
De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan de Adviescommissie Invoegbedrijven en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd.
De minister deelt de eventuele beslissing tot niet-erkenning mee aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie en aan de werkgever.
Art. 19.Bij erkenning legt de minister de werkgever een voorstel tot overeenkomst voor. De minister en de werkgever ondertekenen deze overeenkomst. In de overeenkomst worden het aantal premies uitgedrukt in voltijdse equivalenten en het bedrag van de premie op jaarbasis vermeld. Afschrift van deze overeenkomst wordt overgemaakt aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie.
Art. 20.De minister betekent, ter uitvoering van de overeenkomst, de beslissing over de toekenning van de premie aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. In deze beslissing worden het aantal premies uitgedrukt in voltijdse equivalenten en het bedrag van de premie op jaarbasis vermeld.
Art. 21.De werkgever dient een nieuwe aanvraag in voor elke bijkomende aanwerving van invoegwerknemers boven de maximumgrens binnen de periode van vier jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. In dat geval wordt de procedure toegepast zoals voorzien in de artikelen 10 tot 19 van onderhavig besluit.
Art. 22.De werkgever dient een aanvraag in voor elke wijziging aan de overeenkomst. Vooraleer er enig begin van uitvoering wordt aan gegeven, is de goedkeuring van de minister vereist.
Art. 23.De minister stelt het bedrag vast dat de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding stort voor de tiende van de lopende kalendermaand. Dit bedrag wordt berekend op basis van de effectieve tewerkstelling binnen het kader van de toegekende premies voor de betrokken maand. Er is slechts recht op een premie voor de werkelijk verrichte arbeidsprestaties.
Art. 24.§ 1. De indienstneming van de eerste invoegwerknemer dient te geschieden binnen de drie maanden vanaf de betekening van de overeenkomst. De minister kan een éénmalige verlenging van de aanwervingstermijn van maximaal drie maanden toestaan op gemotiveerd verzoek van de werkgever en na advies van de projectadviseur. § 2. Een uitdienstgetreden invoegwerknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen invoegwerknemer.
De minister kan een éénmalige verlenging van de vervangingstermijn van maximaal drie maanden toestaan indien de werkgever het bewijs levert dat het verstrijken van de vervangingstermijn zonder indienstname van een invoegwerknemer niet aan hem te wijten is en na advies van de projectadviseur.
Indien de invoegwerknemer niet binnen de vervangingstermijn in dienst werd genomen, vervalt het recht op de toegekende premie.
Art. 25.Enkel indien het noodzakelijk is voor de economische leefbaarheid van het bedrijf, kan de werkgever het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderen. Hij richt hiertoe voorafgaandelijk via aangetekend schrijven een gemotiveerd verzoek aan de administratie.
De administratie maakt het verzoek over aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie, dat binnen de 14 dagen rapporteert aan de administratie over de economische leefbaarheid van het bedrijf en over de invloed hierop van een niet-vermindering van het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers. Tevens wordt het advies van de projectadviseur ingewonnen.
De minister deelt binnen de dertig dagen de toelating tot of de weigering van de vermindering van het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers mee aan de werkgever, aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie en aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
Art. 26.De directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding draagt de werknemers voor die als invoegwerknemers zullen worden tewerkgesteld of verleent zijn goedkeuring aan de door de werkgever voorgedragen kandidaten, rekening houdend met de structuur van de werkloosheid in het ambtsgebied van de subregionale tewerkstellingsdienst en met de toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 1, 3° van dit besluit.
Art. 27.De werkgever vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en maakt dit over aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Telkens zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, dient de werkgever onverwijld een vervangend inlichtingenblad over te maken.
Art. 28.De minister kan onder de voorwaarden die hij bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen aan het Samenwerkingsverband Sociale Economie, dat ondersteunende of dienstverlenende taken verricht voor de invoegbedrijven. HOOFDSTUK V. - Verbintenissen
Art. 29.Onverminderd de bepalingen van artikel 2, moeten, om erkend te worden als invoegbedrijf volgende verbintenissen onderschreven worden : 1° binnen de drie maanden volgend op de datum van betekening van de overeenkomst de eerste invoegwerknemer tewerkstellen;2° binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de overeenkomst het minimum aantal van 3 voltijdse equivalenten invoegwerknemers tewerkstellen;3° binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de overeenkomst minstens 30 % invoegwerknemers tewerkstellen op het totale personeelsbestand;4° aanvaarden dat de selectie van de invoegwerknemers gebeurt door de begeleidingsconsulenten van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende derden waarmee een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten.De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de erkende derden staan mede in voor de begeleiding van de invoegwerknemers tijdens de periode van tewerkstelling in het invoegbedrijf. 5° de invoegwerknemers met contracten van onbepaalde duur in dienst nemen;6° de invoegwerknemers de in de sector vigerende CAO-lonen uitbetalen;7° gedurende minstens vier jaar na de laatste uitbetaling van een premie voor een invoegwerknemer, met uitzondering van de premie ten belope van 12 maanden bij vervanging tijdens het jaar volgend op het vierde jaar, het aantal voltijdse equivalenten invoegwerknemers handhaven;8° tot 5 jaar na de eerste premie uitbetaling de kapitaalvergoeding tot 8 % beperken;9° indien onder aanneming in het vooruitzicht wordt gesteld, de activiteiten voor minstens drie verschillende bedrijven uitvoeren;10° in geen geval middelen hanteren die markt verstorend zijn naar prijszetting toe;11° de ambtenaren en beambten van de administratie toestemming geven, zonder voorafgaande waarschuwing, vrij binnen te gaan in alle lokalen of andere werkplaatsen waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij aan hun toezicht zijn onderworpen en hen de mogelijkheid geven om elk onderzoek, elke controle en enquêtes in te stellen, alsook alle inlichtingen in te winnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden en de taken die in de goedgekeurde aanvraag vastgesteld zijn voor de tewerkstelling van de werknemers, door de werkgevers nageleefd worden;12° indien het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, een overeenkomst af te sluiten met een erkend outplacement-bureau. HOOFDSTUK VI. - Informatiedoorstroming
Art. 30.De administratie maakt jaarlijks via haar vertegenwoordiger de nodige relevante informatie omtrent het stelsel van de invoegbedrijven over aan elk subregionaal tewerkstellingscomité. HOOFDSTUK VII. - Toezicht en naleving
Art. 31.De inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de invoegbedrijven in het algemeen en op de naleving van de verbintenissen zoals bepaald in hoofdstuk V in het bijzonder.
Bij dringende en dwingende omstandigheden kunnen de inspecteurs van de administratie als voorlopig bewarende maatregel beslissen niet-ingenomen arbeidsplaatsen binnen een invoegbedrijf niet meer te laten opvullen. Deze maatregel wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de minister, van het subregionaal tewerkstellingscomité en van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en blijft gelden tot op de datum waarop de minister over de grond van de bewarende maatregel een beslissing neemt.
Het subregionaal tewerkstellingscomité onder wiens bevoegdheid de goedgekeurde overeenkomst valt, kan steeds een verzoek tot controle richten tot de administratie. De administratie informeert het subregionaal tewerkstellingscomité over de bevindingen van het onderzoek.
Art. 32.De begeleidingsconsulenten van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende derden volgen de invoegwerknemers, opgenomen in het wederinschakelingsplan. Het Samenwerkingsverband Sociale Economie doet een aanbod van ondersteuning en dienstverlening aan de invoegbedrijven.
Art. 33.De minister kan, in geval de werkgever niet voldoet aan de verbintenis zoals bepaald in artikel 29, 7°, hetzij door niet-vervanging van een invoegwerknemer, hetzij door vervanging door andere personeelsleden, de voor die arbeidsplaats uitgekeerde premie terugvorderen.
Art. 34.De minister kan, in geval een invoegbedrijf overgaat tot vermindering van het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers zonder voorafgaandelijk gemotiveerd verzoek zoals bepaald in artikel 25, de betaling van een geldsom, die gelijk is aan 250 000 frank per verminderde tewerkgestelde invoegwerknemer, vorderen.
Art. 35.§ 1. De minister kan de premietoekenning stopzetten indien de werkgever nalaat melding te maken van een ontvangen tussenkomst in de loonkost, andere dan vermeld in artikel 8, die aan eenzelfde tewerkstelling wordt toegekend.
De minister kan tot terugvordering overgaan vanaf de dag waarop de arbeidsplaats werd gesubsidieerd. § 2. De minister kan de premietoekenning stopzetten indien de werkgever aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding niet tijdig de nodige gegevens zoals bepaald in artikel 27, meedeelt. § 3. De minister kan de premietoekenning stopzetten indien vastgesteld werd dat de werkgever zware of herhaalde inbreuken heeft gepleegd tegen de regelen van de arbeids- en sociale wetgeving.
De minister kan tot terugvordering overgaan vanaf de dag waarop de arbeidsplaats werd gesubsidieerd.
Art. 36.De minister betekent de beslissing tot stopzetting van premietoekenning aan de werkgever en aan het subregionaal tewerkstellingscomité.
Art. 37.Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de later aan de werkgever verschuldigde bedragen. Zo nodig laat de administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding de dossiers van de weerspannige debiteurs overzenden aan het Bestuur van de BTW en van de Registratie en Domeinen.
De door hoger genoemd Bestuur in te stellen vervolgingen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949, zoals bij decreet van 23 toepasbaar gesteld voor het Vlaamse Gewest.
De aldus ingevorderde bedragen worden na aftrek van de eventuele kosten aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding terugbetaald. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 38.§ 1. De artikelen 1 en 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven en leereilandprojecten worden opgeheven. § 2. Deze artikelen blijven evenwel onverminderd gelden voor de invoegbedrijven die reeds in werking waren op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 39.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 40.De Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 november 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS