Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 maart 1998
gepubliceerd op 30 april 1998

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor het Vlaamse gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieu-effectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035464
pub.
30/04/1998
prom.
10/03/1998
ELI
eli/besluit/1998/03/10/1998035464/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor het Vlaamse gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieu-effectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 oktober 1996 betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, inzonderheid op artikel 51, derde en vierde lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor het Vlaamse gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieu-effectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning, gewijzigd door de besluiten van 25 januari 1995 en 4 februari 1997;

Gelet op het arrest C-133/94 van het Europees Hof van Justitie van 2 mei 1996 inzake het niet volledig en correct in Belgisch recht omzetten van de EG-Richtlijn 85/337/EEG van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;

Gelet op het akkoord van begroting gegeven op 6 maart 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat dringend een verdere aanpassing van het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 dient doorgevoerd in het licht van de brief van 8 september 1997 van de Europese Commissie houdende aanmaning van de Lid-Staat België, in het bijzonder het Vlaamse Gewest, tot volledige uitvoering van het voormelde arrest C-133/94 van het Europees Hof van Justitie van 2 mei 1996, bij gebreke waarvan dit Hof op grond van artikel 171, tweede lid, van het EG-Verdrag de Lid-Staat opnieuw kan dagvaarden voor het Hof van Justitie en een dwangsom kan opleggen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 januari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling en de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor het Vlaamse gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieu-effectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning, gewijzigd door de besluiten van 25 januari 1995 en 4 februari 1997 wordt aangevuld met de volgende bepalingen : « 18° De volgende landbouwprojecten voor zover niet opgenomen in sub 14° tot en met sub 17° : a) projecten met betrekking tot de bestemming van woeste gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw in zoverre de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt en het project geheel of gedeeltelijk gelegen is in : - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied; - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld ecologisch waardevol gebied; - ofwel binnen de perimeter van een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en/of "Ramsar"-gebied; b) waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden die een verlaging van de freatische grondwatertafel voor gevolg hebben in één of meer van de volgende gebieden : - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied; - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld ecologisch waardevol gebied; - ofwel binnen de perimeter van een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en/of "Ramsar"-gebied; c) kweekvijvers voor zalmachtigen met een oppervlakte van 10 ha of meer;d) terugwinning van land op zee vanaf een oppervlakte van 10 ha of meer.19° Transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen inzoverre de spanning 220 kV of meer en de lengte van de leidingen 15 km of meer bedraagt.20° De volgende infrastructuurprojecten voor zover niet opgenomen in sub 1° tot en met 9°, in sub 12°, sub 13° en/of in sub 15° : a) skiliften en kabelspoorwegen in zoverre de lengte 1 km of meer bedraagt en het project geheel of gedeeltelijk gelegen is in : - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied; - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld ecologisch waardevol gebied; - ofwel binnen de perimeter van een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en/of "Ramsar"-gebied; b) aanleg van wegen, havens (met inbegrip van visserij-havens) en luchthavens inzoverre het gaat om : - de omvorming van wegen tot autosnelwegen; - de omvorming van wegen tot autowegen; - de aanpassing van hoofdwegen teneinde de inrichting van deze wegen aan te passen aan de inrichtingsprincipes voor het hoofdwegennet zoals gedefiniëerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; - de aanpassing van primaire wegen teneinde de inrichting van deze wegen aan te passen aan de inrichtingsprincipes voor het primaire wegennet zoals gedefiniëerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor zover de oorspronkelijke wegzate geheel of gedeeltelijk verlaten wordt; - de aanleg en/of ingrijpende wijziging van visserijhavens; - het verplaatsen en/of het verlengen van start- of landingsbanen van vliegvelden met een start- en landingsbaan van in totaal ten minste 2 100 m; c) werken inzake kanalisering en regulering van waterwegen voor zover het gaat om kanalen en waterwegen bevaarbaar voor schepen van meer dan 1 350 ton;d) stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of duurzaam opslaan van water wanneer de oppervlakte 50 ha of meer bedraagt;e) trams, boven- en ondergrondse metro's, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, welke uitsluitend of overwegende voor personenvervoer zijn bestemd met een lengte van 10 km of meer;f) aanleg van waterleidingen over lange afstand wanneer enerzijds de lengte buiten de bebouwde kom 10 km of meer en anderzijds de doorsnede van de leiding 1 meter of meer bedraagt;g) aanleg van oliepijpleidingen geheel of gedeeltelijk gelegen in : - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied; - ofwel een volgens het plan van aanleg vastgesteld ecologisch waardevol gebied; - ofwel binnen de perimeter van een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de EG-richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en/of "Ramsar"-gebied. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 maart 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke ordening, E. BALDEWIJNS

^