gepubliceerd op 18 april 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
10 MAART 1998. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzonder decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en het bijzonder decreet van 15 juli 1997;
Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, inzonderheid op artikel 11, § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 1994, 5 april 1995 en 23 september 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 december 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 17 december 1997, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 februari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 5 april 1995 en 23 september 1997, worden een 22°, 23°, 24° en 25° toegevoegd, die luiden als volgt : « 22° dienstencentrum : een centrum dat er inzonderheid voor zorgt dat diensten van materiële, hygiënische en sociale aard worden verleend aan bejaarden van een wijk, teneinde hen te helpen zo lang mogelijk hun zelfstandigheid en hun geïntegreerdheid in de gemeenschap te behouden; 23° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er voor langere tijd verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;24° dagverzorgingscentrum : een gebouw of een gedeelte van een gebouw, onder welke benaming ook, waar aan bejaarden dagverzorging zonder overnachting wordt gegeven, alsmede geheel of gedeeltelijk de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;25° ouderenvoorziening : een dienstencentrum, een rusthuis of een dagverzorgingscentrum.»
Art. 2.In afdeling 2 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling C ingevoegd, bestaande uit de artikelen 7duodecies tot en met 7vicies semel, die luidt als volgt : « Onderafdeling C. - Specifieke procedure voor de ouderenvoorzieningen
Art. 7duodecies.In afwijking van de artikelen 4 tot en met 7 geldt voor de ouderenvoorzieningen de procedure, zoals bepaald in de artikelen 7terdecies tot en met 7vicies semel.
Art. 7ter decies. De aanvraag tot subsidiebelofte verloopt in twee fasen. In een eerste fase moet de initiatiefnemer een zorgstrategisch plan ter goedkeuring indienen.
Het zorgstrategisch plan is een deel van het masterplan. Het beschrijft ten minste het volgende : 1° de huidige situatie in termen van zorgaanbod, infrastructuur, ligging en samenwerkingsverbanden;2° de toekomstvisie met betrekking tot diezelfde elementen, de geplande rol in de regio;3° de onderbouwing van de wenselijkheid en haalbaarheid van die toekomstvisie, op basis van een grondige omgevingsanalyse, met een projectie van zorgbehoeften en zorgaanbod, een afstemming op de andere zorgverstrekkers in de relevante invloedssfeer, en een diepgaande zelfevaluatie van de positie van de initiatiefnemer;4° de voorwaarden die vervuld moeten worden om de nagestreefde visie te realiseren;5° een beschrijving van de totaliteit van de investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de doelgroep en de geplande capaciteit per onderdeel. In afwijking van het tweede lid, 5°, worden voor dringende investeringen de gegevens, gevraagd in het tweede lid, 5°, verstrekt met betrekking tot het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd, met dien verstande dat tevens moet worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie op de totaliteit aan investeringen die de ouderenvoorziening in de komende tien jaar nog wenst te doen. Onder dringende investeringen worden verstaan : de investeringen die op korte termijn onontbeerlijk zijn, wil men de operationaliteit van de ouderenvoorziening vrijwaren. Het bedrag van de investering mag per project in geen geval op een hoger bedrag dan 20 miljoen Belgische frank geraamd worden. De Vlaamse minister, bevoegd voor verzorginginstellingen, bepaalt het maximale bedrag van de investeringssubsidie die het voorwerp van een subsidiebelofte kan uitmaken.
Art. 7quater decies. § 1. De aanvraag tot subsidiebelofte, met daarbij de aanvraag tot goedkeuring van een zorgstrategisch plan, bevat : 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing om een investeringssubsidie en eventueel een investeringswaarborg aan te vragen;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing over het in te dienen zorgstrategisch plan;3° de nodige bescheiden, statuten of documenten waaruit blijkt dat de initiatiefnemer hetzij een ondergeschikt bestuur is, hetzij een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de vereniging zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;4° het zorgstrategisch plan, bedoeld in artikel 7ter decies. § 2. Het zorgstrategisch plan wordt in 8 exemplaren bij het Fonds ingediend. Het kan met de post worden verstuurd bij aangetekend schrijven of aan de gemachtigde ambtenaar worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. Voor het opmaken van het zorgstrategisch plan moet de initiatiefnemer gebruik maken van modellen die door het Fonds ter beschikking worden gesteld. De initiatiefnemer kan gebruik maken van gegevens die het Fonds ter beschikking stelt. Het Fonds en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de initiatiefnemer.
Art. 7quinquies decies. Binnen tien kalenderdagen na ontvangst van het zorgstrategisch plan bezorgt het Fonds het zorgstrategisch plan aan de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, voor het opmaken van een evaluatienota over de zorgaspecten. Binnen dezelfde termijn bezorgt het Fonds het zorgstrategisch plan aan de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en/of aan één of meer externe deskundigen, voor het opmaken van een evaluatienota over de financiële aspecten.
Indien het dossier geen document bevat waaruit blijkt dat de in het zorgstrategisch plan geplande investeringen passen in de programmatie, bedoeld in artikel 11, § 1, van het decreet, wordt een kopie van de in het eerste lid vermelde stukken toegestuurd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, onderzoekt het dossier en meldt aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, of de geplande investeringen al dan niet passen in de programmatie.
Binnen veertig kalenderdagen nadat de administraties en/of deskundigen, vermeld in het eerste lid, het zorgstrategisch plan hebben ontvangen, stuurt het Fonds bij aangetekend schrijven de evaluatienota's naar de initiatiefnemer.
De initiatiefnemer beschikt over een termijn van veertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de evaluatienota's, om een reactienota in te dienen bij het Fonds, dan wel om het Fonds te laten weten dat hij een grondige aanpassing van zijn zorgstrategisch plan zal doorvoeren. Als de initiatiefnemer besluit het zorgstrategisch plan grondig aan te passen, start de procedure van voren af aan.
Art. 7sexies decies. Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de reactienota, of als binnen de gestelde termijn geen reactienota werd ingediend, binnen vijftien kalenderdagen na het verstrijken van die termijn, bezorgt het Fonds het dossier in kwestie aan de Commissie Zorgstrategie voor ouderenvoorzieningen, die het dossier een inschrijvingsdatum geeft. Het dossier bestaat uit : het ingediende zorgstrategisch plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota.
Art. 7septies decies. In de Commissie Zorgstrategie, bedoeld in artikel 7sexies decies, zitten drie interne en drie externe leden.
De drie interne leden behoren tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; ze worden aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen.
De drie externe leden worden aangesteld om hun deskundigheid in ouderenzorg.
Naargelang van de te behandelen dossiers op de vergaderingen van de Commissie Zorgstrategie, worden de externe leden gekozen, uit een lijst die de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, heeft goedgekeurd.
De Commissie Zorgstrategie stelt een huishoudelijk reglement op waarin de werking, de aanstelling van de externe leden en de onverenigbaarheden worden geregeld. De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, keurt het huishoudelijk reglement goed.
Het Fonds neemt het secretariaat van de Commissie Zorgstrategie waar.
Het Fonds verstrekt aan de Commissie Zorgstrategie de inlichtingen die voor de werking ervan noodzakelijk zijn.
Art. 7duodevicies.De Commissie Zorgstrategie, bedoeld in artikel 7sexies decies, heeft als opdracht de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, te adviseren over de ingediende zorgstrategische plannen.
De Commissie Zorgstrategie verleent haar advies binnen twee maanden nadat het dossier in kwestie bij haar is ingeschreven. Op gemotiveerd verzoek van de Commissie Zorgstrategie kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, de termijn voor adviesverlening met maximaal één maand verlengen.
Art. 7 undevicies. Het advies van de Commissie Zorgstrategie wordt, samen met het ingediende zorgstrategisch plan, de evaluatienota's en de eventuele reactienota, binnen vijftien kalenderdagen n|$$|Aaa de adviesverlening toegestuurd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het zorgstrategisch plan binnen een maand na ontvangst van het advies van de Commissie Zorgstrategie. Ingeval van toepassing van het tweede lid van artikel 7 quinquies decies kan het zorgstrategisch plan enkel goedgekeurd worden op voorwaarde dat de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, vastgesteld heeft dat de geplande investeringen passen in de programmatie.
Art. 7vicies.§ 1. Na goedkeuring van het zorgstrategisch plan kan de initiatiefnemer in een tweede fase van de aanvraag tot subsidiebelofte het technische en financiële aspect van het masterplan ter goedkeuring voorleggen. § 2. De aanvraag tot subsidiebelofte, met daarbij de aanvraag tot goedkeuring van het technische en financiële aspect van het masterplan, bevat het volgende : 1° de verwijzing naar het zorgstrategisch plan dat de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, heeft goedgekeurd;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de initiatiefnemer houdende de beslissing over het in te dienen technische en financiële aspect van het masterplan;3° een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden volgens de bepalingen van artikel 11, § 1 van het decreet;4° het technische en financiële aspect van het masterplan, dat ten minste de volgende onderdelen bevat : a) een beschrijving van de bestaande infrastructuur, met bijzondere aandacht voor het historische en architectonische belang, leeftijd, functionaliteit, gebruiksintensiteit, leefbaarheid en energie-efficiëntie;b) een beschrijving van de totaliteit van de investeringen die de initiatiefnemer in de komende tien jaar wenst te doen, met omschrijving van de fasering, de geplande uitvoeringstermijnen met kostenraming, aan de hand van het goedgekeurde zorgstrategisch plan.c) een schets van de bedoelde investeringswerkzaamheden;d) een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, vergezeld van de balans, de exploitatierekening en de winst-en-verliesrekening;e) eventueel een opdeling van de bedoelde investeringen in projecten en hun respectieve uitvoeringstermijnen. In afwijking van § 2, 4° b, worden voor dringende investeringen als bedoeld in artikel 7ter decies, tweede lid, 5°, de gegevens, gevraagd onder § 2, 4°, b, verstrekt met betrekking tot het project waarvoor de investeringssubsidie wordt gevraagd. In dat geval moet tevens worden aangetoond dat de investering past in de algemene visie op de totaliteit aan investeringen die de ouderenvoorziening in de komende tien jaar nog wenst te doen. § 3. Een aanvraag tot subsidiebelofte voor werkzaamheden moet behalve de in § 2 gevraagde stukken, bovendien de volgende onderdelen bevatten : 1° het stedenbouwkundig attest nr.2 indien, overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening, een bouwvergunning vereist is; 2° het advies van de bevoegde brandweerdienst;3° een algemeen vestigingsplan en een uittreksel van het kadastraal plan;4° een voorontwerp van de plannen op schaal 1/100, met vermelding van eventuele uitbreiding in toekomstige projecten;5° een technisch memorandum;6° een verslag over het gevolg dat is gegeven aan de voorafgaande werkvergaderingen en aan de aanbevelingen van de administraties;7° een raming van het project per projectfase;8° de oppervlakteberekening van het project. § 4. Een aanvraag tot subsidiebelofte voor aankoop, moet behalve de in § 2 en § 3 gevraagde stukken, bovendien het ontwerp van de aankoopakte bevatten. § 5. De aanvraag, bedoeld in dit artikel, moet bij het Fonds ingediend worden in drie exemplaren. Het kan met de post worden verstuurd bij aangetekend schrijven of aan de gemachtigde ambtenaar worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. § 6. De aanvraag, bedoeld in dit artikel, wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 8 en 9.
Art. 7vicies semel. De vergoeding van de externe leden, die vermeld zijn in artikel 7 septies decies, wordt bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, en is ten laste van de begroting van het Fonds.
Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 september 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « artikel 4, 5, 6 of 7decies.» vervangen door de woorden « artikel 4, 5, 6, 7decies of 7vicies »; 2° in § 2, eerste lid, worden in 1° na de woorden « de algemene ziekenhuizen » de woorden « en de ouderenvoorzieningen » toegevoegd.
Art. 4.In de artikelen 7ter, 7septies,7octies, 7novies,7decies en 7undecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 september 1997, worden de woorden « de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid » telkens vervangen door de woorden « de Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen ».
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de investeringen voor verzorgingsinstellingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 maart 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER