Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 juni 1997
gepubliceerd op 05 juli 1997

Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van regionale preventiecellen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997035806
pub.
05/07/1997
prom.
10/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/10/1997035806/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van regionale preventiecellen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, inzonderheid op artikel 2, 9;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989 en de wet van 4 augustus 1996;

Overwegende dat er dringend maatregelen nodig zijn om het hoofd te bieden aan het toenemend aantal faillissementen bij kleine ondernemingen;

Overwegende dat een afdoend preventief bedrijfsbeleid een direct economisch belang heeft;

Overwegende dat een regionale preventiecel niet zelfbedruipend kan werken;

Overwegende dat dringend een reglementair kader nodig is dat de subsidiëring van regionale preventiecellen regelt zodat, de bestaande regionale preventiecellen hun werkzaamheden verder kunnen uitbouwen en op korte termijn nieuwe regionale preventiecellen kunnen opstarten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 1997;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het KMO-beleid, 2° de administratie : de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° kleine onderneming (KO) : een onderneming die minder dan 50 werknemers telt en waarvan de exploitatiezetel gevestigd is in het Vlaamse Gewest;4° regionale preventiecel : vereniging die tot doel heeft kleine ondernemingen aan te sporen tot een beleid gericht op het voorkomen van moeilijkheden die hun levensvatbaarheid kunnen bedreigen. HOOFDSTUK II. - Aanvraagprocedure

Art. 2.De initiatiefnemende organisatie die een regionale preventiecel wenst te starten, kan een subsidieaanvraag indienen.

Hiervoor richt zij een aanvraag aan de minister, en verschaft zij alle aanvullende inlichtingen op eenvoudig verzoek van de minister of de administratie.

De administratie onderzoekt of aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 4 en 5 van dit besluit voldaan is, en doet aan de minister een gemotiveerd voorstel tot subsidiëring als regionale preventiecel.

Als meerdere initiatiefnemende organisaties een subsidiëringsaanvraag hebben ingediend voor een regionale preventiecel in een arrondissement, dient de administratie het advies van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) in te winnen voordat zij een subsidiëringsvoorstel aan de minister voorlegt.

Art. 3.Per arrondissement kan de minister ten hoogste één regionale preventiecel erkennen.

Art. 4.Om gesubsidieerd te kunnen worden en te blijven als regionale preventiecel moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden : 1° Voorwaarden aangaande de rechtspersoonlijkheid : a) De regionale preventiecel moet opgericht worden in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk; b) In de statuten moet worden ingeschreven dat de representatieve organisaties van de werkgevers, de werknemers, de middenstand en de landbouw die in de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigd zijn, alsmede ieder streekplatform dat actief is in werkingsgebied van een regionale preventiecel, uitgenodigd zullen worden om in de algemene vergadering van de v.z.w. te zetelen. Bij de subsidiëringsaanvraag moet de samenstelling van de algemene vergadering worden gevoegd. 2° voorwaarden aangaande de werking : a) In de statuten moet duidelijk worden ingeschreven dat de samenwerking tussen de preventiecel en de kleine onderneming steeds op vrijwillige basis zal gebeuren en dat het initiatief van de kleine onderneming moet uitgaan.b) In de statuten moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de preventiecel geen ruchtbaarheid mag geven aan de gegevens of feiten waarvan zij in het kader van een dossierbehandeling kennis heeft gekregen en dat de preventiecel zich verbindt tot een zorgvuldige discretieplicht.c) De raad van bestuur en de algemene vergadering dienen de algemene beleidslijnen van de vereniging uit te zetten maar mogen in geen enkel opzicht ingrijpen in individuele begeleidingsopdrachten.d) De preventiecel moet er zich toe verbinden semestrieel de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid een verslag te bezorgen over haar werkzaamheden.Dit verslag moet minimaal een statistisch overzicht bevatten omtrent het aantal kleine ondernemingen die een beroep hebben gedaan op begeleiding, een vooruitgangsrapportering omtrent de begeleide ondernemingen en een beschrijving van de vastgestelde structurele problemen bij kleine ondernemingen. 3° Het werkingsgebied van een regionale preventiecel moet samenvallen met één of meerdere arrondissementen.4° De preventiecel moet bij haar aanvraag een duidelijke projectbeschrijving voegen. De projectbeschrijving dient een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van het concept dat zal worden gehanteerd bij de begeleiding van kleine ondernemingen.

De volgende elementen dienen hierbij aangegeven te worden: a) de doelstellingen;b) de methodiek;c) het beoogde werkingsgebied met het aantal KO's;d) coördinaten en curriculum vitae van de personeelsleden van de initiatiefnemende organisatie die belast zullen worden met de begeleiding van de KO's;5° De aanvraag moet een gedetailleerde weergave van het geraamde budget bevatten. HOOFDSTUK III. - Projectperiode en subsidiëring

Art. 5.De projectperiode bedraagt 3 jaar.

In de loop van het derde werkingsjaar kan de initiatiefnemende organisatie de verlenging van de subsidiëring aanvragen.

Bij de beoordeling van deze verlengingsaanvraag zal de administratie in haar advies aan de minister rekening houden met de mogelijkheid en de resultaten van het lopende project.

Art. 6.1. Voor zover daarvoor voldoende kredieten zijn voorzien op de begroting van het FEERR-KO, mag de bevoegde minister een subsidie toekennen voor een projectperiode van 3 jaar die 50 % van de totale kosten gemaakt door de initiatiefnemende organisatie bedraagt, met een maximum van 2,5 miljoen frank per werkingsjaar. 2. De subsidie is cumuleerbaar met andere subsidies die worden verstrekt in het kader van een specifiek regionaal economisch programma. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de subsidie

Art. 7.1. De toegekende steun voor een project wordt als volgt uitbetaald : Een eerste schijf van 30 % wordt uitbetaald na de ondertekening van het ministerieel besluit en na indiening van een vordering.

Een tweede schijf van 30 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het eerste werkingsjaar.

Een derde schijf van 30 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het tweede werkingsjaar.

Het saldo van 10 % wordt uitbetaald na goedkeuring door de minister van het activiteitenverslag van het derde werkingsjaar. 2. Het activiteitenverslag moet de uitvoering van het project nauwkeurig weergeven.Het dient de volgende elementen te bevatten : 1° Een evaluatie met een statistisch overzicht van de ondernemingen die werden begeleid, een rapportering over de vooruitgang die werd geboekt bij de begeleide ondernemingen, een beschrijving van de vastgestelde structurele problemen bij kleine ondernemingen en een beschrijving van de problemen die de preventiecel ondervindt bij haar werking en die dienstig zijn bij de verdere uittekening van het Vlaamse beleid terzake.2° Een toetsing aan de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden.3° Een financieel verslag over het voorbije werkingsjaar waarin de initiatiefnemende organisatie een verantwoording aflegt over de aanwending van het toegekende bedrag.Daartoe houdt zij de gedetailleerde boekhouding bij van alle uitgaven verbonden aan het project. HOOFDSTUK V. - Controle

Art. 8.De administratie is belast met de controle op de aanwending van de subsidie.

Het totale door het Gewest uitgekeerde bedrag kan in geen geval 50 % overschrijden van de totale verantwoorde uitgaven voor het project tijdens ieder werkingsjaar van de projectperiode. Indien bij de eindafrekening blijkt dat de reeds door het Gewest gestorte sommen dit maximum overschrijden, dient de initiatiefnemende organisatie het te veel uitgekeerde bedrag onmiddellijk terug te betalen.

Art. 9.De verdere subsidiëring wordt stopgezet als blijkt dat de subsidiëringsvoorwaarden niet worden nageleefd of vanaf het tweede werkingsjaar per begeleidingsadviseur en per werkingsjaar minder dan 50 kleine ondernemingen worden begeleid waarvan op basis van een financiële analyse kan worden verondersteld dat zij met continuïteitsproblemen kampen. HOOFDSTUK VI. - Bijdrage van de KMO's

Art. 10.De regionale preventiecel dient de kleine ondernemingen die om begeleiding of advies verzoeken een deelname in de kosten van de regionale preventiecel op te leggen. De totale ontvangsten uit de begeleiding of adviesverlening dienen vanaf het derde werkingsjaar minimaal 25 % van de totale middelen van de regionale preventiecel te bedragen. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het KMO-beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 juni 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^