gepubliceerd op 21 maart 2003
Besluit van de Vlaamse regering inzake ICT-coördinatie in het onderwijs
10 JANUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering inzake ICT-coördinatie in het onderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op titel V gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 13 juli 2001, juncto de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 168 tot en met 171;
Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, inzonderheid op Titel VIII en artikel 97 gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, inzonderheid op artikel 48bis, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2001;
Gelet op het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor, inzonderheid op hoofdstuk X, afdeling 1;
Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 juli 2002;
Gelet op het protocol nr. 467 van 19 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 235 van 19 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelende onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs I;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 19 juli 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op advies 33.948/1/V van de Raad van State, gegeven op 12 september 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Dit besluit geldt voor het schooljaar 2002-2003. HOOFDSTUK II. -Toekenning en aard van de middelen
Art. 2.Er worden binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voor ICT-coördinatie in het onderwijs toegekend.
De in het eerste lid bedoelde middelen bestaan uit : 1o werkingsmiddelen die uitsluitend worden aangewend voor de logistieke en materiële ondersteuning van ICT-coördinatoren; 2o puntenenveloppen die uitsluitend worden aangewend voor personeelsomkadering inzake ICT-coördinatie.
Art. 3.§ 1. De in artikel 2 bedoelde middelen worden toegekend aan : 1o een scholengemeenschap in het secundair onderwijs, of; 2o een scholengroep, of; 3o een school, instelling of centrum binnen een samenwerkingsplatform tussen : a) (een) scho(o)l(en) voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs en/of;b) (een) scholengemeenschap(pen) in het secundair onderwijs en/of;c) (een) scholengroep(en) en/of;d) (een) onderwijsinstelling(en) voor gewoon secundair onderwijs, voor zover deze niet beho(o)r(t)(en) tot een scholengemeenschap in het secundair onderwijs en/of;e) (een) onderwijsinstelling(en) voor buitengewoon secundair onderwijs en/of;f) (een) centr(um)(a) voor volwassenenonderwijs en/of;g) (een) instelling(en) voor deeltijds kunstonderwijs. Het aantal overeenkomstig artikel 4 gewogen leerlingen moet per samenwerkingsplatform 1.100 te bedragen, behalve als : 1o een scholengemeenschap en/of een scholengroep deel uitma(a)k(t)(en) van bedoelde samenwerkingsplatformen; 2o het samenwerkingsplatform uitsluitend bestaat uit (een) scho(o)l(en) voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs. § 2. Aan de scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs worden de middelen apart toegekend, behalve als ze deel uitmaken van een in § 1, eerste lid, 3o, bedoeld samenwerkingsplatform. HOOFDSTUK III. - Berekening van de middelen
Art. 4.§ 1. De middelen worden berekend door per school, instelling of centrum het aantal regelmatige leerlingen/cursisten, respectievelijk het aantal lesurencursist te vermenigvuldigen met een coëfficiënt en een wegingsfactor. § 2. Het aantal regelmatige leerlingen/cursisten wordt geteld op de eerste schooldag van februari van het voorafgaande schooljaar. Voor het type 5 van het buitengewoon basis- en secundair onderwijs geldt daarentegen de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen, vastgesteld overeenkomstig de vigerende regelgeving.
Het aantal lesurencursist wordt geteld binnen de gebruikelijke referteperiode. § 3. De in § 1 bedoelde wegingsfactor bedraagt : 1o 1,25 voor de leerlingen in het basisonderwijs, de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers, de B-stroom van de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs, de leerlingen van de tweede, derde en vierde graad van het beroepssecundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs, het deeltijds secundair zeevisserij- onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs; 2o 1 voor de leerlingen in de A-stroom van de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs, de tweede en de derde graad van het algemeen secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs en het technisch secundair onderwijs; 3o 0,00136 voor de lesurencursist in de centra voor volwassenenonderwijs; 4o 0,25 voor de leerlingen in het deeltijds kunstonderwijs. § 4. De in § 1 bedoelde coëfficiënt bedraagt : 1o 0,03969 voor de berekening van de puntenenveloppen; 2o 0,7163 voor de berekening van de werkingsmiddelen. HOOFDSTUK IV. - Aanwending van de puntenenveloppen
Art. 5.§ 1. De punten van de enveloppe kunnen worden aangewend om één of meer betrekkingen op te richten in ambten van het ondersteunend personeel, administratief personeel, opvoedend hulppersoneel, onderwijzend en/of bestuurspersoneel, met uitzondering van de ambten van adjunct-directeur en directeur, rekening houdend met wat volgt : 1o als een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel wordt opgericht, gebeurt dit conform de bepalingen, opgenomen in artikel 97 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs; 2o als een betrekking in een ambt van het opvoedend hulppersoneel, in een ambt van het administratief personeel of in een ambt van administratief medewerker in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op weddenschaal 200, 201, 202, 203, 122, worden voor een voltijdse betrekking 63 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse betrekking worden 31,5 punten in rekening gebracht. Voor een deeltijdse betrekking in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt per uur 1,5 punten in rekening gebracht; 3o als een betrekking in een ambt van het opvoedend hulppersoneel, in een ambt van het administratief personeel of in een ambt van administratief medewerker in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op weddenschaal 158, 106, 163, 164, 100, 208, 104, 123, 126, worden voor een voltijdse betrekking 82 punten in rekening gebracht.
Voor een halftijdse betrekking worden 41 punten in rekening gebracht.
Voor een deeltijdse betrekking in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor volwassenenonderwijs worden per uur 2,5 punten in rekening gebracht; 4o als een betrekking in een ambt van het onderwijzend personeel wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op weddenschaal 501, worden voor een voltijdse betrekking 120 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse betrekking worden 60 punten in rekening gebracht. Voor een deeltijdse betrekking komt 1 uur leraar of 1 lesuur overeen met 6 punten; 5o als een betrekking in een ambt van het onderwijzend personeel wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op een andere weddenschaal dan weddenschaal 501, worden voor een voltijdse betrekking 82 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse betrekking worden 41 punten in rekening gebracht. Voor een deeltijdse betrekking komt 1 lestijd, 1 uur leraar of 1 lesuur overeen met 4 punten; 6o als een betrekking in een ambt van het bestuurspersoneel met uitzondering van de ambten van adjunct-directeur en directeur wordt opgericht, worden voor een voltijdse betrekking 120 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse betrekking worden 60 punten in rekening gebracht.
In de verschillende onderwijsniveaus kunnen alleen betrekkingen worden opgericht in de voor dat niveau vigerende ambten. § 2. Het personeelslid dat in de betrekking, bedoeld in § 1, eerste lid, wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, blijven verder van toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1o de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. De inrichtende macht van de instelling waaraan de betrekking wordt toegewezen, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Deze reaffectatie of wedertewerkstelling gebeurt steeds met instemming van het terbeschikkinggestelde personeelslid; 2o de inrichtende macht van de instelling waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in deze betrekking een personeelslid aan te stellen dat voorrang heeft voor een tijdelijke aanstelling of dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikel 21 en 21bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 23 en 23bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs; 3o de betrekking kan niet vacant worden verklaard. De inrichtende macht kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking. HOOFDSTUK V. - Administratieve toewijzing
Art. 6.Binnen de scholengemeenschap, scholengroep of samenwerkingsplatform, bedoeld in artikel 3, § 1, wordt vastgelegd aan welke school/scholen, onderwijsinstelling(en), centr(a)um voor volwassenenonderwijs of instelling(en) voor deeltijds kunstonderwijs de betrokken ICT-coördinator administratief wordt aangesteld. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002.
Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 januari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN