gepubliceerd op 18 maart 2004
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en tot wijziging van de besluiten van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 en 14 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
9 JANUARI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en tot wijziging van de besluiten van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 en 14 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 3 en op artikel 20, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 21 oktober 1997 en 11 mei 1999;
Gelet op het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, inzonderheid op artikel 48bis, ingevoegd bij het decreet van 26 mei 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 22 oktober 1996, 12 januari 1999, 15 juni 1999, bij het decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 1999 en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 september 2000, 20 april 2001, 13 juli 2001, 5 oktober 2001, 31 mei 2002 en 28 november 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 6 september 1995, 26 juni 1996, 3 juni 1997, 17 december 1997, 24 maart 1998, 6 oktober 1998, 19 januari 1999, 15 juni 1999, 3 maart 2000, 17 maart 2000, 17 juli 2000, 19 januari 2001, 20 april 2001, 13 juli 2001, 18 januari 2002, 25 januari 2002, 31 mei 2002, 28 november 2003 en 28 november 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002 en 28 november 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 houdende wijziging van de besluiten van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 en 14 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering;
Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 08 januari 2004;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de inwerkingtreding van de regeling van het gebruik van uitgegraven bodem als bodem of in of als bouwstof, zoals ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 in Hoofdstuk X van het besluit van Vlarebo en zoals gewijzigd bij besluit van 14 juni 2002, grotendeels bepaald is op 1 januari 2004; dat deze regeling ook zijn weerslag heeft op de toepassing van de bepalingen van titel I en II van Vlarem inzake de rubriek 60 « Geheel of gedeeltelijk opvullen met niet-verontreinigde uitgegraven bodem van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers »; dat de toepassingsmodaliteiten voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem in het kader van deze regeling in belangrijke mate wordt geregeld via codes van goede praktijk; dat deze codes van goede praktijk werden uitgewerkt na de goedkeuring van het voormelde wijzigingsbesluit van 14 juni 2002; dat in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse regering de regeling grondverzet in het algemeen en de codes van goede praktijk in het bijzonder vanaf juni 2003 door het departement Leefmilieu en Infrastructuur met de erkende bodembeheerorganisatie v.z.w. Grondbank en de OVAM in een proefproject werd geproefdraaid met het oog op een eventuele bijsturing ervan; dat bij de evaluatie van de resultaten van voormeld proefproject eind november 2003 een aantal belangrijke knelpunten werden vastgesteld onder meer wat de praktische uitvoerbaarheid van de regeling grondverzet betreft vooral inzake het gedeeltelijk opvullen met niet-verontreinigde bodem van groeven en graverijen, en wat de garantie van het onafhankelijk optreden van een bodembeheerorganisatie betreft; dat de inwerkingtreding van de regeling grondverzet ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003 grotendeels vastgesteld is op 1 januari 2004; dat de Vlaamse regering de vastgestelde knelpunten dient weg te werken vooraleer de regeling grondverzet in werking treedt teneinde de praktische uitvoerbaarheid ervan te verzekeren en de nodige rechtszekerheid aan de rechtsonderhorigen betrokken bij de regeling grondverzet te verlenen; dat een optreden van de Vlaamse regering ter zake dan ook dringend noodzakelijk is;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 december 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van titel I van het VLAREM
Artikel 1.In rubriek 60 van bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002, worden onder « Opmerkingen » aan de woorden « voldoet aan de normen voor het vrij gebruik van uitgegraven bodem als bodem op een ontvangende grond die binnen bestemmingstype II, III, IV of V gelegen is, zoals bepaald in bijlage 8 van Vlarebo, respectievelijk aan de normen voor het vrij gebruik van uitgegraven bodem als bodem op een ontvangende grond die binnen bestemmingstype I gelegen is, zoals bepaald in bijlage 7 van Vlarebo » de woorden « of voldoet aan de bodemsaneringsnormen, zoals bepaald in bijlage 4 van Vlarebo, mits indien nodig aanvullende milieubeschermende voorwaarden die garanties geven inzake isoleren, beheren en controleren » toegevoegd. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
Art. 2.In artikel 5.60.2 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 en gewijzigd bij besluit van 28 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In de milieuvergunning kan van de in vorig lid vermelde normen afgeweken worden tot maximaal de bodemsaneringsnormen van het overeenkomstige bestemmingtype, zoals bepaald in bijlage 4 van Vlarebo, behalve voor de bovenste laag van 90 cm waarvoor in toepassing van het standstillbeginsel de actuele milieukwaliteit moet worden gerespecteerd, en indien : 1° de bouwheer door middel van een studie, uitgevoerd door een erkend bodemsaneringsdeskundige volgens een code van goede praktijk het bewijs levert dat het gebruik van de uitgegraven bodem als bodem geen verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen geen extra risico oplevert.In de studie worden de milieukenmerken van de uitgegraven bodem geëvalueerd in functie van deze van de ontvangende grond. 2° dat via het traceerbaarheidssysteem van een erkende bodembeheerorganisatie aangetoond wordt dat wanneer de uitgegraven bodem de bodemsaneringsnormen overschrijdt van het bestemmingstype van de zone waaruit hij afkomstig is, hij voor gebruik gereinigd is, tenzij de uitgegraven bodem niet reinigbaar is en dat hij omwille van bouwtechnische redenen niet bruikbaar is ».2° in het vierde lid wordt het woord « Omgekeerd » vervangen door het woord « Tevens ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van VLAREBO
Art. 3.In artikel 58, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001, wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : « Een bodembeheerorganisatie is representatief als in de raad van bestuur één of meerdere beroepsorganisaties, die voldoende representatief zijn voor de sectoren betrokken bij het gebruik van uitgegraven bodem, een mandaat bekleden. »
Art. 3bis.In Afdeling 6 van Hoofdstuk X van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 2002, wordt een onderafdeling 6 ingevoegd, bestaande uit artikel 68, dat luidt als volgt : "Onderafdeling 6. - Onverenigbaarheden
Art. 68.De bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats en grondreinigingscentrum kan geen gebruik maken van de erkenning in de volgende gevallen : 1° als hij of een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot en met de derde graad en in de zijlijn tot en met de vierde graad, met de erkende bodemsaneringsdeskundige die het technisch verslag of de studie, bedoeld in de artikelen 52 en 53, heeft opgemaakt;2° als een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent zelf of bij tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van de erkende bodemsaneringsdeskundige die het technisch verslag of de studie, bedoeld in de artikelen 52 en 53, heeft opgemaakt;3° als een persoon die voor zijn rekening een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent in rechte of in feite, zelf of bij tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent bij de erkende bodemsaneringsdeskundige die het technisch verslag of de studie, bedoeld in de artikelen 52 en 53, heeft opgemaakt;4° als zijn activiteiten rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk gefinancierd, gecontroleerd of beheerd worden, onder welke vorm dan ook, door de erkende bodemsaneringsdeskundige die het technisch verslag of de studie, bedoeld in de artikelen 52 en 53, heeft opgemaakt.» HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de besluiten van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 en 14 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering
Art. 4.In artikel 24 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003, worden aan de woorden « op 1 januari 2004 » de volgende woorden toegevoegd : « , behalve wat het gebruik van uitgegraven bodem als bodem of in of als bouwstof betreft in het kader van de uitvoering van werken stedenbouwkundig vergund en aanbesteed vóór 1 januari 2004, waarvoor de voormelde afdelingen van Hoofdstuk X van Vlarebo in werking treden op 1 april 2004. »
Art. 5.In artikel 31 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 2003, worden aan de woorden « op 1 januari 2004 » de volgende woorden toegevoegd : « , behalve wat het gebruik van uitgegraven bodem als bodem of in of als bouwstof betreft in het kader van de uitvoering van werken stedenbouwkundig vergund en aanbesteed vóór 1 januari 2004, waarvoor de voormelde artikelen in werking treden op 1 april 2004. » HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 januari 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN