gepubliceerd op 20 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de functioneringsevaluatie
9 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de functioneringsevaluatie
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het advies van het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 14 september 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 oktober 2000;
Gelet op het protocol nr. 154.439 van 25 oktober 2000 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 27 oktober 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 30.891/3 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel II 9, derde lid, van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 wordt vervangen door wat volgt : « De tweede kamer neemt kennis van elk beroep dat de stagiair instelt tegen een voorstel tot negatieve evaluatie van de stage en dat de ambtenaar instelt tegen : 1° de evaluatie onvoldoende;2° een vormgebrek tijdens de evaluatieprocedure;3° de beslissing tot loopbaanvertraging.»
Art. 2.In artikel II 34 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 en 14 april 2000, worden het tweede, derde en vierde lid opgeheven.
Art. 3.Artikel II 36quater, § 3 van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, wordt opgeheven.
Art. 4.In deel VIII van hetzelfde statuut wordt titel 2 "De functioneringsevaluatie", bestaande uit de artikelen VIII 8 tot en met VIII 31, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, 26 juni 1996, 4 februari 1997, 11 maart 1997, 21 mei 1997, 9 september 1997, 14 juli 1998, 9 februari 1999, 3 december 1999 en 14 april 2000, vervangen door wat volgt : "TITEL 2. - De functioneringsevaluatie HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied, doel en basisbeginselen van de evaluatie Art. VIII 8. § 1. Elke ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd wordt met betrekking tot deze prestaties geëvalueerd. § 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar.
Met ingang van de planning 2001 kan in uitzonderlijke omstandigheden op vraag van de geëvalueerde de periode waarover geëvalueerd wordt op maximum vijftien maand worden gebracht. § 3. De evaluatie betreft het functioneren en de beroepsbekwaamheid van de geëvalueerde ten aanzien van een met de evaluatoren afgesproken planning.
De planning wordt schriftelijk vastgelegd en blijft geldig zolang ze niet wordt gewijzigd.
De planning dient te worden overhandigd aan de geëvalueerde binnen de maand nadat ze werd opgesteld of gewijzigd. § 4. Het evaluatieverslag wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen de drie maanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt. HOOFDSTUK 2. - De evaluatoren Art. VIII 9. § 1. Tenzij anders bepaald, worden de ambtenaren geëvalueerd door ten minste twee leidinggevenden, van wie de eerste evaluator rechtstreeks leiding geeft aan de geëvalueerde.
De evaluator mag niet van een lagere rang zijn dan de geëvalueerde. § 2. Onder « leidinggevende » wordt in § 1 begrepen : de secretarissen-generaal, de leidend ambtenaren en de afdelingshoofden, ten overstaan van de personeelsleden die onder hun gezag staan, en de personeelsleden die zijn aangewezen om gezag uit te oefenen over een aantal personeelsleden.
Art. VIII 10. § 1. De secretaris-generaal, de leidend ambtenaar en de directeur-generaal met de functie van IT-manager worden geëvalueerd door de Vlaamse regering op basis van een evaluatieverslag opgemaakt door een externe evaluatie-instantie daartoe door de Vlaamse regering aangesteld. § 2. Ter voorbereiding van dit evaluatieverslag bevraagt deze externe evaluatie-instantie de personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaren hebben gepresteerd.
Wat het evaluatieverslag voor de secretarissen-generaal betreft, worden ook de leidend ambtenaren die onder hun gezag staan bevraagd. § 3. De preventieadviseur-coördinator wordt geëvalueerd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, in overleg met de voorzitter van het college van secretarissen-generaal. § 4. De secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid wordt, in overleg met de voorzitter van de Raad, geëvalueerd door de secretaris-generaal van het departement Wetenschap, Innovatie en Media en door de leidend ambtenaar, aangewezen door de departementale directieraad. § 5. De voorzitter en de ondervoorzitter van de V.Z.W. Sociale Dienst van de Vlaamse Gemeenschap worden geëvalueerd door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken en door de secretaris-generaal van het departement Algemene Zaken en Financiën.
De evaluatoren winnen daartoe alle nodige inlichtingen in bij de representatieve vakbonden. De functioneringsevaluatie betreft de wijze van uitoefening van hun opdracht. § 6. Het afdelingshoofd van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt geëvalueerd door de provinciegouverneur en de leidend ambtenaar van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden als eerste evaluator en door de secretaris-generaal van het departement als tweede evaluator. § 7. Met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001, wordt bij de evaluatie van de lijnmanagers eveneens rekening gehouden met de beschikbare informatie van onder hun gezag staande personeelsleden. § 8. Onder "lijnmanager" wordt in § 7 begrepen : de secretaris-generaal, de leidend ambtenaar, de directeur-generaal met de functie van IT-manager, de mandaathouder van rang A2A en de ambtenaar van rang A1 met een diensthoofdentoelage. HOOFDSTUK 3. - De procedure Art. VIII 11. De functioneringsevaluatie gebeurt na een evaluatiegesprek tussen de geëvalueerde en ten minste één evaluator.
Op verzoek van de geëvalueerde gebeurt het evaluatiegesprek met twee evaluatoren.
Indien de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de functioneringsevaluatie indien mogelijk mondeling of anders schriftelijk.
Indien de ambtenaar van niveau D of E hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.
Art. VIII 12. § 1. De functioneringsevaluatie wordt vastgelegd in een door de evaluatoren opgesteld beschrijvend evaluatieverslag dat geen einduitspraak over de geëvalueerde bevat, behalve indien de evaluatoren oordelen dat de ambtenaar globaal beschouwd "onvoldoende" heeft gepresteerd. § 2. Indien de twee evaluatoren geen consensus bereiken, bezorgen zij terzelfdertijd de aparte verslagen aan de geëvalueerde.
De functioneringsevaluatie van de evaluator met de hoogste rang is doorslaggevend.
Indien beide evaluatoren dezelfde rang hebben is de functioneringsevaluatie van de tweede evaluator doorslaggevend. § 3. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag. § 4. De geëvalueerde heeft het recht zijn persoonlijk evaluatiedossier te raadplegen.
Art. VIII 13. Alle personeelsleden of personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaar prestaties heeft verricht, kunnen via persoonlijke nota's gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van de ambtenaar vaststellen.
De betrokken ambtenaar kan opmerkingen toevoegen.
Hoofdstuk 4. Beroep tegen de evaluatie Art. VIII 14. § 1. Een ambtenaar van rang A2A en lager van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding "onvoldoende" of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
Het beroep wordt ingesteld binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag.
De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever. § 2. De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven. Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid. § 3. Het dossier wordt vervolgens binnen de vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie bevoegd voor de definitieve beslissing; zij beslist binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is. § 4. De departementale directieraad is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de evaluatie « onvoldoende », behalve voor wat betreft de hiernavermelde ambtenaren, voor wie voormelde beslissing wordt genomen door het College van secretarissen-generaal : - de ambtenaren van rang A2A en lager van de entiteit Sturing en Controle Informatica; - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit; - de preventie-adviseur-coördinator; - de secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid; - de opdrachthouders van de staf Centrale Coördinatie; - de projectleiders met een interdepartementaal project.
In voorkomend geval neemt de als evaluator betrokken leidend ambtenaar of secretaris-generaal niet deel aan de beraadslaging in de departementale directieraad of het college van secretarissen-generaal.
Het college van secretarissen-generaal is eveneens bevoegd voor de definitieve beslissing over de functioneringsevaluatie, wanneer door toepassing van het derde lid de departementale directieraad is samengesteld uit minder dan drie leden.
In geval van een vormgebrek, kan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid beslissen dat de evaluatie moet worden overgedaan.
Art. VIII 15. § 1. De ambtenaar van de rang A4 en van de rang A3 van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding "onvoldoende" of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag. Het beroep is opschortend. § 2. De ambtenaar bedoeld in § 1, heeft het recht om te worden gehoord door de Vlaamse regering en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever. § 3. De beslissing van de Vlaamse regering is bindend. De Vlaamse regering beslist binnen dertig kalenderdagen; zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is. »
Art. 5.In artikel VIII 78 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid worden de woorden "artikel VIII 15" vervangen door de woorden "artikel VIII 8, § 2".2° § 1, tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « In afwijking van het eerste lid wordt de beslissing tot loopbaanvertraging voor de volgende ambtenaren genomen door de evaluatoren : - secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid; - senior-auditor; - junior-auditor; - preventieadviseur; - opdrachthouder staf Centrale Coördinatie; - projectleider met een interdepartementaal project. » 3° in § 1, vierde lid worden de woorden "het bevoegde college van afdelingshoofden op zijn vraag gehoord vooraleer deze een beslissing neemt over de loopbaanvertraging.» vervangen door de woorden "de overheid die de beslissing over de loopbaanvertraging neemt op zijn vraag gehoord vooraleer deze beslissing wordt genomen. Tevens wordt hem schriftelijk meegedeeld op grond van welke motieven de loopbaanvertraging wordt voorgesteld. » 4° Er wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3.De ambtenaar kan tegen de beslissing tot loopbaanvertraging beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
Het beroep wordt ingesteld binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van de beslissing tot loopbaanvertraging.
De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Indien er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven. Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid.
Het dossier wordt vervolgens binnen de vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie bevoegd voor de definitieve beslissing; zij beslist binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
De departementale directieraad is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de loopbaanvertraging, behalve voor wat betreft de hiernavermelde ambtenaren, voor wie voormelde beslissing wordt genomen door het college van secretarissen-generaal : - de ambtenaren van rang A2 en lager van de entiteit Sturing en Controle Informatica; - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit; - de secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid; - de opdrachthouders van de staf Centrale Coördinatie; - de projectleider met een interdepartementaal project.
De betrokken leidend ambtenaar neemt niet deel aan de beraadslaging in de departementale directieraden. »
Art. 6.Artikel VIII 102 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.
Art. 7.In deel XIII van hetzelfde statuut wordt hoofdstuk 4bis "Prestatietoelagen", bestaande uit de artikelen XIII 57bis tot en met XIII 57septies, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 en 14 april 2000, vervangen door wat volgt : "HOOFDSTUK 4bis. - Prestatietoelagen Afdeling 1. - De managements- en staftoelage
Art. XIII 57bis. § 1. De secretaris-generaal, de leidend ambtenaar, de directeur-generaal met de functie van IT-manager en het afdelingshoofd kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20% van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 57sexies. § 2. De ambtenaren van rang A2 die een staffunctie hebben, kunnen een staftoelage ontvangen tussen 0 en 20% van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 57sexies.
Art. XIII 57ter. § 1. Het percentage aan managementstoelage wordt per ambtenaar bepaald door de Vlaamse regering voor de ambtenaren van rang A4 en A3, en door de departementale directieraad voor het afdelingshoofd.
Voor een afdelingshoofd van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt het percentage aan managementstoelage bepaald door de departementale directieraad na raadpleging van de betrokken provinciegouverneur. § 2. Het percentage aan staftoelage wordt per ambtenaar bepaald door de departementale directieraad.
Voor een ambtenaar van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt het percentage van de staftoelage bepaald door de departementale directieraad na raadpleging van de betrokken gouverneur. § 3. De toekenning van een managementstoelage of een staftoelage is mogelijk tot 30 juni 2002. Afdeling 2. Functioneringstoelage
Art. XIII 57quater. De ambtenaren kunnen een functioneringstoelage krijgen tot maximum 15 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 57sexies.
In voorkomend geval bedraagt voor de ambtenaren van niveau D en E de functioneringstoelage minimum 5 % van hun salaris.
De ambtenaren die in aanmerking komen voor een managements- of staftoelage komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.
Art. XIII 57quinquies. § 1. Het college van afdelingshoofden beslist over de toekenning van de functioneringstoelage en legt deze beslissing ter bekrachtiging voor aan de departementale directieraad. § 2. In afwijking van § 1 wordt de beslissing over de toekenning van een functioneringstoelage genomen : a) door het College van secretarissen-generaal, voor wat betreft de volgende ambtenaren : - mandaathouder bij de entiteit « Sturing en Controle Informatica »; - secretaris van de Vlaamse Raad voor het Wetenschapsbeleid; - preventieadviseur-coördinator; - preventieadviseur; - senior-auditor; - junior-auditor; - opdrachthouder bij de staf Centrale Coördinatie; - projectleider belast met een interdepartementaal project. b) door de departementale directieraad, voor wat betreft de departementale opdrachthouders en de departementale projectleiders. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. XIII 57sexies. § 1. Een managementstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gefunctioneerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
Een staftoelage of functioneringstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. § 2. Met salaris, zoals bedoeld in artikel XIII 57bis en XIII 57quater wordt verstaan het geïndexeerde jaarsalaris, van toepassing in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het waarnemen van een hoger ambt.
Art. XIII 57septies. De managementstoelage, de staftoelage en de functioneringstoelage worden uitbetaald voor 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar. »
Art. 8.Art. XIV 14 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1998, 8 juni 2000, 8 september 2000 en 9 februari 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 14. Na de proeftijd wordt het contractuele personeelslid met een langere tewerkstellingsduur dan 1 jaar, jaarlijks beoordeeld, volgens dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar.
Een ongunstige beoordeling kan leiden tot ontslag. »
Art. 9.Artikel XIV 14bis van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 december 1998, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 14bis. § 1. De hiernavermelde contractuele personeelsleden worden beoordeeld door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) : a) voorlichtingsambtenaar;b) opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken;c) Vlaamse bouwmeester § 2.De hiernavermelde contractuele personeelsleden worden door de Vlaamse regering beoordeeld op basis van een gezamenlijk verslag van de secretaris-generaal onder wiens gezag de beoordeelde staat, en een externe evaluatie-instantie die de Vlaamse regering daartoe heeft aangesteld. Ter voorbereiding van dit verslag bevraagt deze externe evaluatie-instantie de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) onder wie het betrokken contractueel personeelslid ressorteert. a) ICT-manager;b) gewestelijke havencommissaris. § 3. Het hoofd van de entiteit Interne Audit, wordt beoordeeld door de Vlaamse regering op basis van een beoordelingsvoorstel van het auditcomité.
De manager-auditors worden beoordeeld door het hoofd van de entiteit Interne Audit en door de voorzitter van het college van secretarissen-generaal als lid van het auditcomité. § 4. Met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001 wordt bij de beoordeling van de contractuele lijnmanagers rekening gehouden met de beschikbare informatie van onder hun gezag staande personeelsleden. § 5. Onder "contractuele lijnmanager" wordt in § 4 begrepen : het contractuele personeelslid dat leiding geeft over een entiteit vermeld in bijlage 15 bij dit besluit, de manager-auditor en de directeur van het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen. »
Art. 10.Artikel XIV 14ter van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 2000, wordt opgeheven.
Art. 11.Artikel XIV 14quater van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000, wordt opgeheven.
Art. 12.Artikel XIV 14quinquies van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 februari 2001, wordt opgeheven.
Art. 13.In artikel XIV 51 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 4, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998, wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Het contractuele personeelslid kan volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar, een functioneringstoelage krijgen, indien uit de beoordeling blijkt dat het uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd. » 2° § 5, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1998, 14 april 2000, 8 juni 2000, 8 september 2000 en 9 februari 2001, wordt vervangen door wat volgt : « In afwijking van § 4 wordt de functioneringstoelage toegekend : a) aan de voorlichtingsambtenaar, de opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken en de Vlaamse bouwmeester : door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s);b) aan de ICT-manager, de gewestelijke havencommissaris en het contractuele hoofd van de entiteit Interne Audit : door de Vlaamse regering;c) aan de manager-auditors door het hoofd van de entiteit Interne Audit.»
Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS