9 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer

De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, 22 december 1999 en 28 april 2000;

Overwegende de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap 86/278/EEG van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw;

Overwegende dat de Europese Commissie in een met redenen omkleed advies van 4 april 2000 het Vlaamse Gewest aanmaant om de gebrekkige omzetting van richtlijn 86/278/EEG ongedaan te maken;

Overwegende dat het Vlaamse Gewest zich bewust is van de op 2 punten onvoldoende omzetting van vermelde richtlijn;

Gelet op het advies van de inspectie van Financiën van 11 december 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat een correcte omzetting van richtlijn 86/278/EEG niet langer kan worden uitgesteld wegens de lopende inbreukprocedure;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 4.2.1.3, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1°. de concentraties in de cultuurgrond, bepaald volgens subbijlage 4.2.1.C. overschrijden voor geen enkel metaal de concentraties, vastgesteld door subbijlage 4.2.1.D. »

Art. 2.Aan hetzelfde besluit wordt na subbijlage 4.2.1.C een subbijlage 4.2.1.D toegevoegd, als bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 februari 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

Bijlage Subbijlage 4.2.1.D Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) De concentratie geldt voor het metaal en de verbindingen ervan, uitgedrukt als metaal. De bepaling van de totaalconcentratie aan metalen gebeurt volgens de methode AAC 2/II/A.3, opgenomen in het afvalstoffenanalysecompendium.

Het afvalstoffenanalysecompendium is een bundel van aanbevolen of verplichte analysemethoden, opgesteld door VITO in opdracht van OVAM. Deze bundel is goedgekeurd bij het ministerieel besluit van 14 februari 2001 en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (2) Standaardbodem bezit een gehalte van 10 % klei op de minerale bestanddelen en een gehalte van 2 % organisch materiaal op de luchtdroge bodem. De maximumwaarden aan metalen in de bodem waarop nog behandeld zuiveringsslib mag worden gebruikt zijn afhankelijk van de gemeten gehalten aan klei en organisch materiaal in representatieve stalen van de bodem. De omrekening van de maximumwaarden gebeurt op basis van onderstaande formule : OMREKENINGSFORMULE M (x,y) = M (10,2) + (x-10)* B + (y-2)* C waarbij : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De voorgestelde formule mag enkel gehanteerd worden onder de volgende voorwaarden : - het gemeten gehalte aan klei ligt tussen 1 % en 50 %; - het gemeten gehalte aan organisch materiaal ligt tussen 1 en 20 %.

Indien het gemeten gehalte aan klei lager ligt dan 1 %, dan moet worden gerekend met een verondersteld gehalte van 1 %. Indien het gemeten gehalte aan klei hoger ligt dan 50 %, dan moet worden gerekend met een verondersteld gehalte van 50 %.

Indien het gemeten gehalte aan organisch materiaal lager ligt dan 1 %, dan moet worden gerekend met een verondersteld gehalte van 1 %. Indien het gemeten gehalte aan organisch materiaal hoger ligt dan 20 %, dan moet worden gerekend met een verondersteld gehalte van 20 %.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 februari 2001 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer.

Brussel, 9 februari 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA