Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 november 2013
gepubliceerd op 19 december 2013

Besluit van de Vlaamse Regering tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

bron
vlaamse overheid
numac
2013206794
pub.
19/12/2013
prom.
08/11/2013
ELI
eli/besluit/2013/11/08/2013206794/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 7bis, § 1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 september 2013;

Gelet op advies 54.158/3 van de Raad van State, gegeven op 15 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° aflossingsperiode : de periode waarin de lening moet worden afgelost, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten, vastgelegd in de toepasselijke contractuele bepalingen inclusief, als dat van toepassing is, het desbetreffende bestek en de bepalingen waarnaar daarin wordt verwezen, met dien verstande dat die periode voor de toepassing van dit besluit wordt geacht te zijn ingekort als ze zo lang zou zijn of worden dat ze, samen met de opnameperiode van de betreffende lening, meer dan dertig jaar bedraagt;2° agent : de entiteit die zelf beantwoordt aan één van de categorieën opgesomd in artikel 20 hierna en die door de financiers is aangesteld als hun vertegenwoordiger voor de doeleinden van onder meer de waarborgovereenkomst en haar implementatie, alsook, desgevallend, elke vervanger die de financiers onderling zouden beslissen hiertoe aan te stellen, waarbij het Fonds gerechtigd is uit te gaan van een rechtsgeldige mandatering van de agent om in naam en voor rekening van de financiers te handelen, te communiceren inclusief kennisgevingen en betalingen te ontvangen en beslissingen mee te delen, alsook de zekerheden, gekoppeld aan de gewaarborgde lening, aan te houden voor de financiers en, na subrogatie, het Fonds;3° alternatieve lening : aan de voorziening toegekende niet-achtergestelde kredietopening en daaruit volgende opnames of lening, al dan niet gestructureerd middels een of meerdere tranches met een of meerdere schuldeisers, die hetzij (i) is vervat in verhandelbare effecten, hetzij (ii) op het einde van de contractuele looptijd van de lening of op het einde van de duur van de haar betreffende investeringswaarborg een hoog percentage van openstaand kapitaal heeft op de lening of op een of meer van haar betreffende tranches die worden gedekt door de investeringswaarborg, hetzij (iii) een combinatie uitmaakt van (i) en (ii).Voor de berekening van dit percentage aan openstaand kapitaal worden de tranches uitgesloten die uitdrukkelijk uitgesloten zijn van het voordeel van de waarborg en contractueel achtergesteld zijn aan de gewaarborgde delen of tranches; 4° centrum voor kortverblijf : een voorziening als vermeld in artikel 30 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;5° dagverzorgingscentrum : een voorziening als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;6° decreet van 23 februari 1994 : het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;7° financier : een schuldeiser of effecthouder die op enig ogenblik een lening of enig deel daarvan dat door het Fonds is gewaarborgd heeft toegekend of aanhoudt;8° functie daghospitalisatie binnen een ziekenhuis : een aanwijsbare entiteit binnen de vestigingsplaats van een ziekenhuis, met uitzondering van een psychiatrisch ziekenhuis, waarin verstrekkingen worden verricht als vermeld in de desbetreffende artikelen van de overeenkomst tussen de verplegingsinrichtingen en de verzekeringsinstellingen, zonder dat die verstrekkingen aanleiding geven tot een ziekenhuisverblijf met overnachting;9° investeringswaarborg : een alternatieve vorm van investeringswaarborg als vermeld in artikel 7bis, § 1, derde lid van het decreet van 23 februari 1994;10° klassieke lening : aan de voorziening toegekende niet-achtergestelde kredietopening en daaruit volgende opnames of lening, al dan niet gestructureerd middels een of meerdere tranches en/of met een of meerdere schuldeisers, die niet is vervat in verhandelbare effecten en zonder dat deze kredietopening of lening of enige tranche ervan een hoog percentage van openstaand kapitaal heeft op het einde van haar contractuele looptijd of op het einde van de duur van de haar betreffende investeringswaarborg.Voor de berekening van dit percentage aan openstaand kapitaal worden de tranches uitgesloten die uitdrukkelijk uitgesloten zijn van het voordeel van de waarborg en contractueel achtergesteld zijn aan de gewaarborgde delen of tranches; 11° lening : de niet- achtergestelde leningen of andere niet-achtergestelde financieringsinstrumenten waarop de investeringswaarborg voor een project betrekking heeft;12° lokaal dienstencentrum : een voorziening als vermeld in artikel 16 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;13° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;14° opnameperiode : de periode waarin de lening, in een of meer schijven, kan worden opgenomen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten, vastgelegd in de toepasselijke contractuele bepalingen inclusief, als dat van toepassing is, het desbetreffende bestek en de bepalingen waarnaar daarin wordt verwezen;15° project : het voorwerp van de geplande investering, omschreven in het masterplan, waarvoor een investeringssubsidie of investeringswaarborg wordt gevraagd;16° psychiatrisch verzorgingstehuis : een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 170 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;17° psychiatrisch ziekenhuis : een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;18° rechtsopvolger : algemene rechtsverkrijger of rechtsverkrijger onder bijzondere titel;19° regionaal dienstencentrum : een voorziening als vermeld in artikel 20 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009;20° rust- en verzorgingstehuis : een rust- en verzorgingstehuis als vermeld in artikel 170 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;21° verzorgingsinstelling : een ziekenhuis, psychiatrisch ziekenhuis, een rust- en verzorgingstehuis, een psychiatrisch verzorgingstehuis of een functie daghospitalisatie binnen een ziekenhuis;22° waarborgovereenkomst : de overeenkomst tussen het Fonds en de financiers of, in voorkomend geval, de agent die aangewezen is door of voor de financiers, waarin de voorwaarden en modaliteiten van een investeringswaarborg voor een specifiek project nader worden bepaald;23° woonzorgcentrum : een voorziening als vermeld in artikel 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;24° ziekenhuis : een voorziening als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de sector van de verzorgingsinstellingen, op de sector van de voorzieningen voor ouderen en de voorzieningen in de thuiszorg, en op de sector van de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap.

In het eerste lid wordt verstaan onder : 1° voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg : een woonzorgcentrum, een regionaal dienstencentrum, een lokaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf; 2° voorziening voor de sociale integratie van personen met een handicap : een van de voorzieningen, met uitzondering van de revalidatiecentra en de centra voor ontwikkelingsstoornissen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap, als het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld, exclusief btw en algemene onkosten, naargelang van de aard van de investering, overeenkomstig de bepalingen van het voormelde besluit, hoger is dan het bedrag van 80.000 euro, exclusief btw en algemene onkosten. Dat bedrag van 80.000 euro wordt jaarlijks per 1 januari van rechtswege aangepast aan de bouwindex, waarbij de basisindex de bouwindex is van 1 januari 1994.

Ter uitvoering van artikel 7bis, § 1, derde lid van het decreet van 23 februari 1994 kan door het Fonds een investeringswaarborg verleend worden aan aanvragers voor de uitvoering van hun projecten, onder de voorwaarden, vermeld in het decreet van 23 februari 1994 en in dit besluit.

Alle bepalingen van dit besluit die niet tot hoofdstuk 5 of hoofdstuk 6 behoren, worden benoemd als generieke bepalingen die voor alle leningen gelden. De geldigheid van de bepalingen uit hoofdstuk 5 of hoofdstuk 6, hangt af van een bedrag bepaald op 75 % van de in artikel 4 bepaalde maximale subsidiabele kostprijs van het project.

Indien voornoemd bedrag minder dan 50 miljoen euro bedraagt, kan enkel een klassieke lening gewaarborgd worden. Hierop gelden naast de generieke bepalingen, de bepalingen uit hoofdstuk 5 van dit besluit.

Indien voornoemd bedrag minimaal 50 miljoen euro bedraagt, kan de aanvrager kiezen tussen de waarborg voor hetzij een klassieke lening, hetzij een alternatieve lening of een combinatie van beide. Voor een klassieke lening gelden naast de generieke bepalingen, de bepalingen van hoofdstuk 5 van dit besluit. Voor een alternatieve lening gelden naast de generieke bepalingen, de bepalingen van hoofdstuk 6 van dit besluit.

Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het decreet houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest van 7 mei 2004, meer bepaald met betrekking tot effectisering zoals bepaald in het voornoemd decreet. HOOFDSTUK 3. - De investeringswaarborg

Art. 3.Het principieel akkoord over de investeringswaarborg kan alleen worden verleend als de aanvrager voor zijn project over een principieel akkoord beschikt als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

De leningen waarop de investeringswaarborg betrekking heeft, moeten door de aanvrager zijn aangegaan of uitgegeven en geplaatst bij een of meer financiers. Als er in verschillende financiers is voorzien van bij aanvang of als de mogelijkheid wordt gelaten om de financiering waarop de investeringswaarborg betrekking heeft, geheel of ten dele over te dragen aan andere partijen waardoor een pluraliteit van schuldeisers kan ontstaan, wordt op elk moment een agent of een andere persoon, hoe die ook genoemd wordt, door de financiers aangesteld als hun vertegenwoordiger, tenzij het anders schriftelijk is overeengekomen met het Fonds. Het Fonds is gerechtigd ervan uit te gaan dat een dergelijke agent rechtsgeldig is gemandateerd om in naam en voor rekening van de financiers te handelen, te communiceren inclusief kennisgevingen te ontvangen en te beslissen, alsook de zekerheden, gekoppeld aan de gewaarborgde lening, aan te houden voor de financiers en, na subrogatie, het Fonds. De aanvrager en de financiers zullen daarvoor in voorkomend geval de nodige contractuele regelingen treffen.

De duur van de gewaarborgde leningen voor de opname- en aflossingsperiode samen mag niet langer zijn dan dertig jaar en mag nooit de economische levensduur van het onderliggende actief of investering overschrijden. Als de duur van de gewaarborgde lening dertig jaar overschrijdt, is de waarborg vanaf de overschrijding niet langer uitoefenbaar en afdwingbaar tegen het Fonds, onverminderd de uitvoerbaarheid van een eventuele afroep van de waarborg die geldig verricht is voor het verstrijken van de duur.

De waarborg is alleen verleenbaar als uit voorzichtige verwachtingen blijkt dat de financiële slaagkansen van het project zeer reëel zijn en er geen gehele of gedeeltelijke uitwinning van de waarborg te verwachten valt.

Door het afsluiten van de waarborg aanvaardt : 1° de aanvrager ermee akkoord te gaan om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds enerzijds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven, wat betreft de onroerende goederen die betrekking hebben op het project en de grond of het terrein waarop deze onroerende goederen zich bevinden, met behoud van de toepassing van de wettelijke hypotheek, vermeld in artikel 7bis, § 1, derde lid van het decreet van 23 februari 1994, en anderzijds een pandovereenkomst af te sluiten en het pand tegenstelbaar te maken met toepassing van artikel 27 van dit besluit;2° elke financier, voor zichzelf en zijn rechtsopvolgers, akkoord te gaan met een pari-passuregeling tussen het Fonds en de financiers voor : a) de verkoopopbrengst van het goed die toekomt aan het Fonds of aan de financiers met toepassing van artikel 13 van dit besluit;b) de opbrengsten van de realisatie van het pand met toepassing van artikel 27 van dit besluit. Die pari- passuregeling geldt als op de onroerende goederen die betrekking hebben op het project, een hypotheek is of wordt ingeschreven door het Fonds en door een of meer financiers, en als die onroerende goederen het voorwerp uitmaken van een realisatie, alsook bij de realisatie van het voormelde pand; 3° elke financier, voor zichzelf en zijn rechtsopvolgers, ermee akkoord te gaan om geen andere waarborgen te vestigen voor de door het Fonds gewaarborgde lening dan een hypotheek, een hypothecair mandaat op de onroerende goederen of een pand, gevestigd met toepassing van artikel 27 van dit besluit, die betrekking hebben op het project.

Art. 4.De investeringswaarborg heeft alleen betrekking op het effectief uitstaande kapitaalsaldo en op de vervallen intresten, met uitzondering van de moratoire intresten en de intercalaire intresten.

De afroep of uitbetaling van de waarborg door het Fonds werkt niet bevrijdend ten opzichte van de aanvrager noch, in voorkomend geval, ten opzichte van zijn persoonlijke of zakelijke borgen. Door de uitbetaling van de waarborg beschikt het Fonds over een integraal verhaalsrecht op de aanvrager. Door de uitbetaling van de waarborg wordt het Fonds gesubrogeerd in de rechten van de financiers, waarbij het Fonds zich echter pas kan beroepen op de zekerheden die de financiers hebben ten opzichte van de aanvrager voor andere schulden dan die welke door het Fonds zijn gewaarborgd, nadat alle andere schulden van de aanvrager voor het project dan de door het Fonds gewaarborgde schuld zijn aangezuiverd.

De investeringswaarborg dekt 100 % van het kapitaalgedeelte van de lening en, gedurende de aflossingsperiode, 100 % van de intresten.

Het maximum aan kapitaalgedeelte dat in aanmerking komt voor de dekking van 100 % door de investeringswaarborg wordt geregeld in artikel 21 voor de klassieke leningen en in artikel 25 voor de alternatieve leningen.

De maximale subsidiabele kostprijs van het project bedraagt tien zesde van het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld op de datum van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling, naargelang van de aard van de investering, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen, of overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, of overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap. In geval van prioritaire investeringen bedraagt de maximale subsidiabele kostprijs van het project tienmaal het totale bedrag dat wordt berekend en vastgesteld op de datum van het bevel tot aanvang van de werken of van het plaatsen van de bestelling, naargelang van de aard van de investering, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen.

In het voorgaande lid wordt verstaan onder prioritaire investering : een investering in de sector van de verzorgingsinstellingen die is goedgekeurd op de desbetreffende Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van een bepaald jaar volgens het protocolakkoord Bouwkalender.

Het niveau van de gewaarborgde intresten, vermeld in het eerste lid, wordt beperkt tot de contractuele intresten. HOOFDSTUK 4. - Procedure voor het verlenen van een investeringswaarborg

Art. 5.De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg kan door de aanvrager op zijn vroegst ingediend worden op de datum van het principieel akkoord over de alternatieve investeringssubsidie voor het project ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg wordt gericht aan het Fonds.

De aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° een verklaring van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om een principieel akkoord over een investeringswaarborg aan te vragen, waarbij hij ermee akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van het Fonds met het Fonds een conventionele hypotheek af te sluiten of aan het Fonds een hypothecair mandaat te geven als vermeld in artikel 3, vijfde lid;2° het financieel plan voor het project waarbij wordt aangetoond dat de uitbating ten minste kostendekkend is en een afdoende terugbetalingscapaciteit waarborgt;3° de ontwerpen van financieringsovereenkomst die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomst, vermeld in het tweede lid, 3°, bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de aanvrager naast een door het Fonds gewaarborgde lening een financiering wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de aanvrager een ontwerp van financieringsovereenkomst voor over een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst voor een financiering zonder waarborg door het Fonds.

Art. 6.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 5, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 5. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.

Art. 7.Het Fonds beslist over het verlenen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de gemotiveerde beslissing van het Fonds.

Een principieel akkoord over de investeringswaarborg houdt in dat het project van de aanvrager in principe in aanmerking komt voor een investeringswaarborg. Een principieel akkoord vermeldt onder meer het project waarop het betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer het geldig is. Een principieel akkoord over de investeringswaarborg vervalt van rechtswege bij verval van het principieel akkoord, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

Art. 8.Uiterlijk negentig kalenderdagen voor de aanvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project, kan de aanvrager de wijziging aanvragen van het principieel akkoord. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de stukken die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag voor het oorspronkelijke principieel akkoord. De aanvraag wordt verstuurd naar het Fonds.

Het Fonds stuurt binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds.

Het Fonds beslist over de aanvraag tot wijziging van het principieel akkoord binnen zestig kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag.

De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van hetzij het akkoord van het Fonds met de aanvraag, hetzij de gemotiveerde negatieve beslissing.

Art. 9.Na de ontvangst van het principieel akkoord over de investeringswaarborg of, in voorkomend geval, van het akkoord van het Fonds met de wijziging van het principieel akkoord, en nadat hij het bevel heeft gegeven tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, kan de aanvrager een aanvraag doen tot het verlenen van de investeringswaarborg voor de uitvoering van zijn project.

De aanvraag tot het verlenen van de investeringswaarborg bevat de volgende documenten : 1° voor de aanvragers die hun jaarrekening niet neerleggen bij de Nationale Bank van België : de laatst goedgekeurde jaarrekening en, in voorkomend geval, het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening;2° een geactualiseerd financieel plan voor het project;3° geactualiseerde ontwerpen van financieringsovereenkomsten die betrekking hebben op de totale financiering van het project. De ontwerpen van financieringsovereenkomsten, vermeld in het tweede lid, 3°, bevatten een afbetalingskalender die een onderscheid maakt tussen kapitaal en intresten. Als de aanvrager naast een door het Fonds gewaarborgde lening een financiering wil sluiten zonder waarborg door het Fonds, legt de aanvrager een ontwerp van financieringsovereenkomst voor over een door het Fonds gewaarborgde lening en afzonderlijk een ontwerp van financieringsovereenkomst voor een financiering zonder waarborg door het Fonds.

Art. 10.Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9. Het Fonds stuurt binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in artikel 9. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Het Fonds vraagt binnen veertien kalenderdagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag advies aan een of meer ambtenaren die ter beschikking staan van het Fonds of aan een of meer externe deskundigen, waarbij de vergoeding van die externe deskundigen ten laste is van de begroting van het Fonds. De ambtenaren en de externe deskundigen kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.

Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviesvraag.

Art. 11.Het Fonds beslist over het verlenen van de investeringswaarborg. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de gemotiveerde beslissing van het Fonds.

Art. 12.Als de investeringswaarborg wordt verleend voor een bilaterale financieringsovereenkomst, wordt de financieringsovereenkomst meeondertekend door het Fonds, met vermelding van de volgende clausule : "Het Fonds verbindt er zich toe de investeringswaarborg te geven onder de voorwaarden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden".

Als de investeringswaarborg wordt verleend voor een financieringsovereenkomst waarbij, bij aanvang of mogelijk in een later stadium, verschillende financiers betrokken zijn, kan de gehoudenheid van het Fonds en de modaliteiten daarvan worden omschreven in een waarborgovereenkomst die met de financiers en, in voorkomend geval, met de agent, aangewezen door of voor de financiers, afgesloten moet worden volgens een modeltekst die opgesteld en, in voorkomend geval, per waarborgdossier verder besproken moet worden door het Fonds. Het Fonds zal deze waarborgovereenkomst in plaats van de financieringsovereenkomst mee ondertekenen.

Art. 13.Voor elke investeringswaarborg stemmen de financiers, door het aangaan of overnemen van de betreffende financiering of een deel ervan, onherroepelijk ermee in om hun aanspraken ten aanzien van de aanvrager, zowel die welke de gewaarborgde financiering betreffen als andere huidige of toekomstige aanspraken die het project betreffen, te onderwerpen aan een pari-passuregeling.

De pari-passuregeling, vermeld in het eerste lid, strekt ertoe de rang van de vorderingen die de gewaarborgde financiering betreffen en de daaraan gekoppelde huidige of toekomstige persoonlijke of zakelijke zekerheden en alle mandaten tot het vestigen van dergelijke zekerheden, zowel in situaties van samenloop als buiten situaties van samenloop, te beschermen ten opzichte van andere huidige of toekomstige vorderingen en zekerheden van de financiers en hun rechtsopvolgers die het project betreffen, jegens de aanvrager, tenzij het uitdrukkelijk anders is overeengekomen met het Fonds.

De pari-passuregeling, vermeld in het eerste lid, wordt verder uitgewerkt en wordt neergelegd in een door het Fonds met de financiers of, in voorkomend geval, met de agent, aangewezen door of voor de financiers, alsook met de andere kredietverleners in welke titel ook van de betreffende aanvrager, af te sluiten pari-passuovereenkomst, volgens een modeltekst die opgesteld en, in voorkomend geval, per project verder besproken kan worden door het Fonds.

Art. 14.§ 1. De financiers kunnen de waarborg afroepen als ze op grond van de contractuele bepalingen van de lening de aanvrager formeel in gebreke hebben gesteld en de lening geheel hebben opgezegd.

Bij pluraliteit van financiers is het derhalve niet mogelijk dat slechts een deel van hen opzegt en de waarborg afroept.

Binnen zestig kalenderdagen na de opzegging deelt de financier of de agent per aangetekende brief de afroep mee aan het Fonds. Die mededeling bevat een voorstel om de waarborg voorlopig betaalbaar te stellen, in afwachting van de afsluiting van het dossier na de uitwinning van alle andere zekerheden die in voorkomend geval aan de gewaarborgde lening zijn gehecht. Die termijn is een vervaltermijn. § 2. Het voorstel tot voorlopige betaling bevat : 1° de motivering waarom de lening is opgezegd;2° het uitstaande bedrag van de lening in kapitaal en de interesten op de datum van de opzegging;3° een behoorlijk onderbouwd en met redenen omkleed voorstel van afrekening, waarin rekening wordt gehouden met de redelijkerwijs te verwachten realisaties uit de zekerheden die gekoppeld zijn aan de lening;4° het rekeningnummer waarop het bedrag van de voorlopige betaling, na onderzoek en na aanvaarding door het Fonds, wordt overgeschreven. § 3. Het Fonds onderzoekt het voorstel tot voorlopige betaling en voert, als het dat voorstel aanvaardt, binnen redelijke termijn na de ontvangst ervan, de voorlopige betaling uit als de financiers de contractuele voorwaarden van de lening en de desgevallende waarborgovereenkomst hebben gerespecteerd. § 4. De financiers en het Fonds zullen in gemeen overleg overgaan tot realisatie van de zekerheden. Zonder afbreuk te doen aan het subrogatierecht van het Fonds, vermeld in artikel 4, tweede lid, zal elke financier alsook, in voorkomend geval, de agent, naar zijn beste vermogen handelen om binnen zo kort als redelijkerwijs mogelijke termijnen, zowel in zijn eigen naam als in naam en voor rekening van het Fonds, over te gaan tot de invordering van alle bedragen die verschuldigd zijn door de aanvrager onder de gewaarborgde financieringsovereenkomsten en tot de uitwinning van de daaraan gekoppelde zekerheden, tegen de best mogelijke voorwaarden.

Art. 15.De financier of, in voorkomend geval, de agent dient een aanvraag tot eindafrekening en afsluiting van het dossier in uiterlijk zestig kalenderdagen nadat alle zekerheden zijn uitgewonnen, nadat het faillissement gesloten is, of nadat een akkoord is gesloten met het Fonds om de uitwinning stop te zetten. Die aanvraag tot afsluiting bevat : 1° een verwijzing naar het voorstel tot voorlopige betaling;2° het resultaat van de uitwinning van de zekerheden;3° het saldo;4° het rekeningnummer waarop het bedrag wordt overgeschreven. De financier of, in voorkomend geval, de agent, kan, behalve in geval van een specifiek andersluidend akkoord van het Fonds, geen afsluiting van het dossier voorstellen vóór alle zekerheden met betrekking tot het project zijn uitgewonnen.

Art. 16.§ 1. De betaalbaarstelling van de waarborg en elke betaling die daarop volgt, stellen de aanvrager niet vrij van zijn contractuele verplichtingen tegenover de financier die voortvloeien uit de lening. § 2. De financiers delen de betalingen die na de afroep nog worden ontvangen op grond van de contractuele bepalingen van de lening waaraan de waarborg is gehecht, mee aan het Fonds binnen dertig kalenderdagen. Het gaat zowel om de betalingen waartoe de aanvrager of een derde op vrijwillige basis overgaat, als die welke in rechte worden afgedwongen.

De financiers storten, desgevallend volgens nadere voorwaarden die vastgelegd worden in de waarborgovereenkomst, aan het Fonds een evenredig deel van het bedrag van de betalingen, vermeld in het eerste lid, die hij van de aanvrager of een derde persoon ontvangen heeft, binnen de redelijkerwijs kortst mogelijke termijn door, na aftrek van de redelijke en verantwoorde inningskosten.

Art. 17.De investeringswaarborg heeft pas uitwerking vanaf de datum waarop de aanvrager aan het Fonds een waarborgbijdrage betaalt, die wordt vastgesteld volgens de volgende formule : bijdrage = (0,225 % x IB + ?ni = 0 (0,05 % x UBi), waarbij : 1° IB : initieel bedrag = maximaal gewaarborgd bedrag in hoofdsom van de lening op het moment van de medeondertekening van de financieringsovereenkomst door het Fonds, in voorkomend geval van de ondertekening door het Fonds van de waarborgovereenkomst;2° UBi : uitstaand bedrag, uitstaand gewaarborgd bedrag in hoofdsom van de lening in jaar i, na aflossing van het bedrag voor jaar i;3° n : looptijd van de lening die zowel de opname- als de aflossingsperiode omvat, en die maximaal dertig jaar beslaat. In geval van een variabele intrestvoet wordt voor de berekening van de waarborgbijdrage uitgegaan van een aflossingstabel op basis van de referentierentevoet, vermeld in het contract voor de looptijd van de lening, verhoogd met de contractuele marge.

De bijdrage wordt betaald aan het Fonds binnen dertig kalenderdagen na de medeondertekening van de financieringsovereenkomst door het Fonds, in voorkomend geval na de ondertekening door het Fonds van de waarborgovereenkomst.

In geval van een opnameperiode is de waarborgbijdrage verschuldigd op basis van een voorlopige bijdrage en een definitieve afrekening. De voorlopige bijdrage wordt betaald binnen dertig dagen na de medeondertekening van de financieringsovereenkomst door het Fonds, in voorkomend geval na de ondertekening door het Fonds van de waarborgovereenkomst en vastgesteld volgens de volgende formule : voorlopige bijdrage = (0,225 % x IB).

Voor de definitieve afrekening wordt de voorlopige bijdrage in mindering gebracht van de bijdrage, zoals bepaald op het einde van de opnameperiode volgens de formule, vermeld in het eerste lid. De definitieve afrekening wordt betaald binnen dertig dagen nadat de definitieve afrekening is meegedeeld. Het Fonds brengt de financier of, in voorkomend geval, de aan het Fonds meegedeelde agent, aangewezen door of voor de financiers, onmiddellijk na de betaling op de hoogte van de betalingsdatum of van het niet tijdig verrichten van de betaling door de aanvrager.

Als de bijdrage niet gestort wordt binnen de aangegeven termijn, vermeld in dit artikel, vervalt de investeringswaarborg van het Fonds.

Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager of, als de financiers de betaling verrichten voor rekening van de aanvrager, kan het Fonds bij wijze van uitzondering afwijken van de vermelde vervaltermijnen.

Art. 18.Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden van het Fonds door de aanvrager of van de aanvrager door het Fonds, vermeld in dit hoofdstuk, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. HOOFDSTUK 5. - Klassieke leningen

Art. 19.Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op klassieke leningen.

Art. 20.Iedere financier van een klassieke lening moet behoren tot 1 van volgende categorieën : a) een kredietinstelling die de vergunning, vermeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, heeft verkregen, en de ermee verbonden vennootschappen, vermeld in artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, alsook iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, in overeenstemming met titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen of in haar EER-lidstaat van herkomst onderworpen is aan een toezicht als kredietinstelling, in het bijzonder ter uitvoering van de nationale wetgeving voor de omzetting van Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van de kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, als tot omzetting van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang en tot uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking);b) de Europese Investeringsbank;c) een verzekeringsonderneming als vermeld in artikel 91bis van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de ermee verbonden vennootschappen, vermeld in artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, alsook iedere verzekeringsonderneming die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, in overeenstemming met de voormelde wet van 9 juli 1975, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen of in haar EER-lidstaat van herkomst onderworpen is aan een toezicht als verzekeringsonderneming, in het bijzonder ter uitvoering van de nationale wetgeving tot omzetting van de Richtlijn 98/78/EG van 27 oktober 1998 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep;d) een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als vermeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook iedere instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in die EER-lidstaat onderworpen is aan een toezicht ter uitvoering van de nationale wetgeving tot omzetting van de Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;e) een beleggingsonderneming als vermeld in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, alsook iedere onderneming waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten of aanbieden van een of meer beleggingsdiensten voor derden of het uitoefenen van een of meer beleggingsactiviteiten, die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in die EER-lidstaat onderworpen is aan een toezicht ter uitvoering van de nationale wetgeving die de Richtlijn 93/22/EG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten omzet;f) een openbare of institutionele vastgoedbevak als vermeld in artikel 1, 1°, en 1, 2°, van het koninklijk besluit van 7 december 2010 met betrekking tot vastgoedbevaks;g) een coöperatieve vennootschap, erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie, als vermeld in het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen;h) elke rechtspersoon die deel uitmaakt van de consolidatiekring van de Vlaamse overheid;i) investeringsfondsen, eventueel exclusief beheerd door een of meer financiers die deel uitmaken van de voorgaande categorieën a tot en met h of door een met een dergelijke financier verbonden entiteit die onder reglementair prudentieel toezicht van een financiële toezichthouder van een EER-lidstaat staat, met inbegrip van het toezicht, zoals bepaald in de Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010; bij gebreke waarvan de betreffende financier zich niet langer zal kunnen beroepen op het voordeel van de investeringswaarborg.

Art. 21.Het maximum aan kapitaalgedeelte dat in aanmerking komt voor de dekking van 100 % door de investeringswaarborg, vermeld in artikel 4, eerste lid, is voor de sector van de verzorgingsinstellingen gelijk aan 75 % van de subsidiabele kostprijs van het project. Voor de sectoren van de voorzieningen voor de ouderen en de voorzieningen in de thuiszorg en de sector van de voorzieningen voor sociale integratie van personen met een handicap bedraagt dat percentage 85 % van de subsidiabele kostprijs. HOOFDSTUK 6. - Alternatieve leningen

Art. 22.Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op alternatieve leningen.

Art. 23.De financier van een alternatieve lening is een rechtspersoon naar Belgisch recht of gelijkaardig door het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.

Art. 24.§ 1. Tussen aanvrager en financier mag geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaan. § 2. De aanvrager en de financier worden geacht een ongeoorloofde verwantschapsband te hebben als de ene rechtstreeks of onrechtstreeks de bevoegdheid heeft om bij de andere een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid. § 3. De ongeoorloofde verwantschapsband wordt onweerlegbaar vermoed als : 1° de financier in het bezit is van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de deelnamerechten van de aanvrager;2° de aanvrager in het bezit is van de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan het totaal van de effecten van de financier;3° de meerderheid van de bestuurders van de financier, op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid bezit of bezitten van de stemrechten die verbonden zijn aan de deelnamerechten van de aanvrager;4° de meerderheid van de bestuurders of de leden van de aanvrager op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid bezit of bezitten van de stemrechten die verbonden zijn aan de effecten van de financier;5° de financier of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden het recht heeft of hebben om de meerderheid van de bestuurders van de aanvrager te benoemen of te ontslaan;6° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders of leden of zijn economische rechthebbenden het recht heeft of hebben om de meerderheid van de bestuurders van de financier te benoemen of te ontslaan;7° de financier of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden krachtens de statuten van de aanvrager of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid beschikt of beschikken om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;8° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders, leden of zijn economische rechthebbenden krachtens de statuten van de financier of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid beschikt of beschikken om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;9° de financier, zijn bestuurders of aandeelhouders op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de aanvrager stemrechten hebben uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de op deze algemene vergaderingen vertegenwoordigde aandelen;10° de aanvrager, zijn bestuurders of aandeelhouders op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de financier stemrechten hebben uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de op deze algemene vergaderingen vertegenwoordigde aandelen;11° de financier en de aanvrager onder een centrale leiding staan.Zij worden vermoed onder een centrale leiding te staan als : a) de centrale leiding voortvloeit uit de statuten van de financier enerzijds, en de aanvrager anderzijds, of uit een overeenkomst tussen alle betrokken entiteiten;b) de bestuursorganen van respectievelijk de financier en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, voor het merendeel uit dezelfde personen bestaan;c) de meerderheid van de aandelen of lidmaatschapsrechten van financier en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, worden gehouden door dezelfde personen;12° de financier een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid van de aanvrager door een participatie van minstens tien % te nemen in het lidmaatschap van de aanvrager;13° de aanvrager rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid van de financier door een participatie van minstens tien % te nemen in het kapitaal van de financier;14° de bestuurders of de aandeelhouders van de aanvrager enerzijds, en de financier of zijn bestuurders of de aandeelhouders anderzijds, bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of echtgenoten zijn. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben gesloten, met echtgenoten gelijkgesteld.

De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het ophouden van het wettelijk samenlevingscontract. § 4. Voor de beoordeling van de gevallen, vermeld in paragraaf 3, is het niet belangrijk dat : 1° de bestuurders of aandeelhouders van de financier enerzijds, of de bestuurders of leden van de aanvrager anderzijds, alleen of samen handelen.Tenzij anders wordt bewezen, worden personen die op hetzelfde ogenblik bestuurder of aandeelhouder zijn van de financier en bestuurder of lid van de aanvrager, geacht samen te handelen; 2° de verwantschapsband op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze, met tussenplaatsing van andere entiteiten of tussenpersonen, tot stand komt;3° stemrechten worden geschorst of onderworpen zijn aan stemkrachtbeperking. § 5. De ongeoorloofde verwantschapsband kan in feite worden vermoed door het Fonds op basis van andere elementen dan de elementen, vermeld in paragraaf 3. Dat vermoeden is weerlegbaar door de aanvrager. § 6. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de verwantschapsband tussen de aanvrager en de financier. § 7. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de rechtsband met de financiers, en over de marktconformiteit van de vergoedingen die gebaseerd zijn op die rechtsband.

Art. 25.Het maximum aan kapitaalgedeelte dat in aanmerking komt voor de dekking van 100 % door de investeringswaarborg, vermeld in artikel 4, eerste lid, is gelijk aan 75 % van de subsidiabele kostprijs van het project. HOOFDSTUK 7. - Toezichtregeling, maatregelen en sancties Afdeling 1. - Zekerheden

Art. 26.Als op verzoek van het Fonds een hypothecair mandaat of een hypotheek wordt gevestigd, of een hypotheek wordt ingeschreven, worden de kosten en lasten die daaruit voortvloeien, door het Fonds ten laste genomen, maximaal voor het bedrag van de betaalde bijdrage, vermeld in artikel 17. De kosten en lasten die dat bedrag overschrijden, zijn ten laste van de aanvrager. Als de aanvrager niet in de mogelijkheid is die kosten en lasten te betalen, zal het Fonds de betaling voorschieten. In dat laatste geval behoudt het Fonds zich het recht voor om de voorgeschoten bedragen terug te vorderen van de aanvrager.

Met toepassing van het eerste lid betaalt het Fonds de bedragen ten laste van het reservefonds van het Fonds, vermeld in artikel 14 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Art. 27.In geval van een lening met een hoog percentage van openstaand kapitaal op het einde van de looptijd van de lening of op het einde van de duur van de investeringswaarborg, zoals in het bijzonder in het geval van een lening die één of meer 'bullet'-tranches bevat, zal het Fonds bijkomende bepalingen laten opnemen in de financieringsovereenkomst, de waarborgovereenkomst en de pari-passuovereenkomst, met het oog op de opbouw van zowel een liquiditeitsreserve als een solvabiliteitsreserve en, in voorkomend geval, met het oog op de verpanding van deze reserves, alsook van de eventuele opbrengsten en instrumenten die ervoor in de plaats zouden komen, tot zekerheid van alle bestaande of toekomstige, eisbare en eventuele, vorderingen van het Fonds jegens de aanvrager.

De liquiditeitsreserve stemt overeen met minstens 6 maand interesten en hoofdsom, uitgaande van een pro forma schuldprofiel van een annuïteitenlening, met 6-maandelijkse annuïteiten, postnumerando te betalen, met dezelfde looptijd en geactualiseerde kost als de betreffende gewaarborgde lening of tranches van de lening met een hoog percentage van openstaand kapitaal op het einde van de looptijd van de lening of op het einde van de duur van de investeringswaarborg. Dit pro forma schuldprofiel wordt opgesteld door het Fonds en als bijlage bij de Waarborgovereenkomst gevoegd.

De solvabiliteitsreserve moet een voldoende reserveopbouw door de aanvrager voor de terugbetaling van het eindkapitaal van de desbetreffende tranches garanderen. De contractuele bepalingen over die reserveopbouw kunnen onder meer betrekking hebben op het jaarlijks te reserveren bedrag, de beleggingsvoorwaarden voor de gereserveerde bedragen en de vorm en frequentie van de verplichte periodieke schriftelijke rapportering van de aanvrager over de evolutie van de reserve en de beschermingsmaatregelen die daarop betrekking hebben.

Het bestaan van de liquiditeits- en solvabiliteitsreserve en de nakoming van de verbintenissen dienaangaande, dient door de aanvrager aangetoond, volgens de door het Fonds te bepalen periodiciteit, door voorlegging van een recent certificaat van de financiële instelling of instellingen waarbij voornoemde reserves worden aangehouden. Deze financiële instelling of instellingen behoort of behoren tot een van de categorieën zoals vermeld onder artikel 20, a).

De aanvrager moet in geval van gebruik van een lening als vermeld in het eerste lid, in overleg met het Fonds opteren voor verschillende leningen met een evenwichtige spreiding van de eindvervaldagen. Een gewaarborgd bedrag van een lening beschreven in het eerste lid die op eindvervaldag komt of is gekomen kan geen tweede keer gewaarborgd worden. Afdeling 2. - Verplichtingen van de aanvrager

Art. 28.De aanvrager voert zijn project uit conform het verleende principieel akkoord of het gewijzigde principieel akkoord.

De aanvrager die geen jaarrekening neerlegt bij de Nationale Bank van België, zal jaarlijks en voor de duur van de gewaarborgde lening een kopie van zijn laatst goedgekeurde jaarrekening en, in voorkomend geval, van het verslag van de bedrijfsrevisor over de jaarrekening aan het Fonds bezorgen.

Als artikel 27 van toepassing is, kan het Fonds op elk moment aan de aanvrager een toelichting over de reserveopbouw vragen, alsook van de evoluties dienaangaande.

De aanvrager zal op het eerste schriftelijke verzoek van het Fonds een up-to-date overzicht bezorgen van de uitstaande bedragen in hoofdsom, de interesten, de kosten en vergoedingen onder kredieten, de leaseovereenkomsten, de leningsovereenkomsten en de overeenkomsten met het effect van een financiering die aangegaan zijn door de aanvrager met betrekking tot het project.

Art. 29.De aanvrager zal het goed dat betrekking heeft op het project, noch de grond of het terrein waarop het goed zich bevindt, op geen enkele wijze belasten met een zekerheid ten voordele van een derde, tenzij met de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de minister. Die verplichting geldt vanaf de aanvraag tot het verkrijgen van een principieel akkoord over de investeringswaarborg. De investeringswaarborg kan niet worden verleend als die verplichting niet wordt nageleefd.

Art. 30.De investeringswaarborg kan niet worden toegekend als de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, in het bijzonder artikel 87, niet worden nageleefd. Afdeling 3. - Verplichtingen van de financiers

Art. 31.Het Fonds kan altijd van de financiers of, in voorkomend geval, van de agent, aangewezen door of voor de financiers en meegedeeld aan het Fonds, eisen dat de financiers aan het Fonds een recent attest bezorgen dat afkomstig is van het bevoegde hypotheekkantoor waaruit blijkt of er op de goederen die betrekking hebben op het project, al dan niet een hypotheek is gevestigd.

De financier of, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, brengt het Fonds vooraf op de hoogte van het verkrijgen van een pand op roerende goederen van de aanvrager in het bijzonder in het geval van artikel 27, een hypothecair mandaat of een hypothecaire inschrijving op de onroerende goederen die voorwerp zijn van het project en die verstrekt zijn tot zekerheid van de kredieten die betrekking hebben op het project, waaronder de door het Fonds gewaarborgde lening, van het omzetten van een dergelijk hypothecair mandaat in een hypothecaire inschrijving, alsook van de vervroegde opeising van dergelijke kredieten, waaronder de door het Fonds gewaarborgde lening.

De financiers zullen niet tot de uitwinning van hun hypotheek op de onroerende goederen die voorwerp zijn van het project en die verstrekt zijn tot zekerheid van de kredieten die betrekking hebben op het project, waaronder de door het Fonds gewaarborgde lening, overgaan zonder de voorafgaande toestemming van het Fonds. De financiers zullen voor de roerende goederen, geviseerd in artikel 27, geen pand ter afdekking van een andere financiering dan de door het Fonds gewaarborgde lening kunnen verkrijgen, noch tot uitwinning van dat pand kunnen overgaan zonder de voorafgaande toestemming van het Fonds.

De financiers zullen voor de onroerende goederen die betrekking hebben op het project, geen hypothecair mandaat of een hypothecaire inschrijving ter afdekking van andere financieringen dan de kredieten die betrekking hebben op het project, waaronder de door het Fonds gewaarborgde lening, kunnen verkrijgen, noch tot omzetting van een dergelijk hypothecair mandaat of tot uitwinning van hun hypotheek kunnen overgaan zonder de voorafgaande toestemming van het Fonds. Als het Fonds in de voormelde gevallen niet reageert op een aanvraag tot toestemming vanwege de financiers binnen een termijn van twintig werkdagen, die begint te lopen vanaf de ontvangst van de aanvraag die de financiers per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan het Fonds versturen, wordt dat gebrek aan reactie gelijkgesteld met de voormelde toestemming van het Fonds. Het Fonds kan die termijn van twintig werkdagen met maximaal twintig werkdagen verlengen als wegens uitzonderlijke omstandigheden het Fonds over de aanvraag tot toestemming niet kan beslissen binnen de oorspronkelijke termijn van twintig werkdagen. Het Fonds deelt die verlenging dan mee aan de financier of, in voorkomend geval, aan de agent, aangewezen door of voor de financiers, binnen de oorspronkelijke termijn van twintig werkdagen.

Het vooraf op de hoogte brengen van het Fonds door de financiers, vermeld in het tweede lid, gebeurt per aangetekende brief tegen afgifte van ontvangstbewijs. Als die kennisgeving betrekking heeft op het verkrijgen van een niet in de pari-passuovereenkomst opgenomen pand, een hypothecair mandaat of een hypothecaire inschrijving of als die kennisgeving betrekking heeft op de omzetting van een hypothecair mandaat in een hypothecaire inschrijving, wordt het Fonds in de aangetekende brief ook uitgenodigd voor een vergadering die plaatsvindt binnen een termijn van tien dagen, die begint te lopen vanaf de verzending van de aangetekende brief. Voor die vergadering plaatsvindt of voor die termijn van tien dagen verstreken is, naargelang welk feit zich het eerst voordoet, zullen de financiers niet overgaan tot de opgesomde acties die aanleiding geven tot het organiseren van de vergadering. De financiers kunnen op de vergadering de nodige informatie bezorgen aan het Fonds, onder meer over de kredietwaardigheid van de aanvrager.

De financiers en, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, zullen op het eerste verzoek en zonder vertraging alle medewerking verlenen aan het Fonds om de volledigheid en waarheidsgetrouwheid van de informatie die de aanvrager met toepassing van artikel 28, 29 en 32 moet verstrekken, te controleren.

De financiers en, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, zijn ertoe gehouden het Fonds op de hoogte te brengen van elke wijziging met invloed op het uitstaande bedrag in hoofdsom of op het kapitaal van de gewaarborgde lening, ingevolge toepassing van de bepalingen van de financieringsovereenkomst, zoals in het bijzonder de opbouw van kapitaal tijdens de opnameperiode en de herzieningen bij leningen met variabele intrest. In voorkomend geval zal aan het Fonds onverwijld een nieuwe aflossingstabel worden bezorgd voor een correcte registratie en opvolging van de waarborgpositie.

Het zesde lid van dit artikel doet geen afbreuk aan het feit dat de financiers en de aanvrager de modaliteiten van de gewaarborgde lening, of de nakoming ervan, niet zullen mogen wijzigen zonder het specifieke, voorafgaande en schriftelijke akkoord van het Fonds.

Als de aanvrager de afbetalingskalender niet naleeft, zijn de financiers en, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, ertoe gehouden het Fonds binnen een periode van zes weken na de vervaldag per aangetekende brief op de hoogte te brengen.

Als de aanvrager de afbetalingskalender niet naleeft, zullen de financiers, na akkoord van het Fonds, ermee instemmen om uitstel te verlenen, tenzij de financiers unaniem afzien van de verleende investeringswaarborg.

Als een of meer financiers of, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, ervan op de hoogte zijn dat de aanvrager artikel 29 van dit besluit of het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden van dat besluit heeft overtreden, zijn de financiers ertoe gehouden het Fonds onmiddellijk op de hoogte te brengen daarvan. Het Fonds kan ingevolge dat feit van de financiers eisen dat de financiers, tenzij ze afzien van de verleende investeringswaarborg, de gewaarborgde financieringsovereenkomst onmiddellijk opzeggen en dus de onmiddellijke betaling eisen van alle verschuldigde bedragen.

De investeringswaarborg vervalt als een of meer financiers of, in voorkomend geval, de agent, aangewezen door of voor de financiers, een van de verplichtingen, vermeld in dit artikel, niet nakomen. Afdeling 4. - Toezicht door de Vlaamse administratie

Art. 32.De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de verplichtingen, vermeld in dit besluit. De aanvrager verleent zijn medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Hij bezorgt aan de personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige stukken voor de uitvoering van de toezichtopdracht.

Art. 33.Voor de wijze waarop stukken ter kennis gebracht worden van het Fonds door de aanvrager of de financier of van de aanvrager of de financier door het Fonds, vermeld in dit hoofdstuk, kan de minister afwijkende regels bepalen die rekening houden met de nieuwste communicatiemiddelen. HOOFDSTUK 8. - Vrijstelling aanmeldingsplicht conform Besluit van de EU-Commissie van 20 december 2011, verder EU-besluit Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 34.Dit besluit, verder Waarborgbesluit, heeft betrekking op de waarborg ter facilitering van de financiering van openbare diensten die worden verleend door ziekenhuizen of in de gezondheidszorg, langdurige zorg en zorg voor en sociale inclusie van kwetsbare groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, 1, b) en c) van het EU-Besluit.

In zoverre die openbare diensten van algemeen economisch belang zijn, wordt op basis van het EU-besluit gebruik gemaakt van de vrijstelling van de aanmeldingsverplichting in artikel 108, derde lid van het Europese Verdrag betreffende werking van de Europese Unie. Afdeling 2. - belasting beheer diensten van algemeen economisch belang

Art. 35.Conform artikel 4, a) van het EU-besluit wordt de inhoud van de openbare dienstverplichtingen geregeld in de erkenningsbesluiten, waarnaar verwezen wordt in de definities vermeld onder artikel 1 van dit Waarborgbesluit.

Art. 36.De duur van de waarborg kan meer dan 10 tot maximaal 30 jaar bedragen. Dit is in overeenstemming met artikel 2, 2 van het EU-besluit gezien de waarborg dient ter facilitering van de kredieten voor lange termijninvesteringen. Conform artikel 3, derde lid van dit Waarborgbesluit kan de duur van de waarborg nooit de economische levensduur overschrijden wat een afschrijving op lange termijn zoals vermeld onder artikel 2, 2 van het EU-besluit, respecteert.

Art. 37.De betrokken onderneming zoals vermeld onder artikel 4, b) van het EU-besluit wordt bepaald door het principieel akkoord voor de subsidies verleend volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

Art. 38.De aard van uitsluitende of bijzondere voorrechten vermeld onder artikel 4, c) van het EU-besluit wordt geregeld conform de erkenningsbesluiten zoals vermeld onder artikel 35 van dit Waarborgbesluit. Afdeling 3. - Compensatie

Art. 39.Het voordeel van de waarborg voor de aanvrager beperkt zich uitsluitend tot een eventueel voordeligere intrestvoet vanwege de financier. Het Fonds verleent daarbij geen directe financiële compensatie en rekent zelf ook een waarborgbijdrage aan zoals vermeld onder artikel 17 van dit Waarborgbesluit. Het voordeel van de waarborg ligt dan ook steeds lager dan de intrestkost en nettokost van de openbare dienstverlening zoals vermeld onder artikel 5,1 van het EU-besluit.

Art. 40.Het gewaarborgde bedrag is beperkt tot het reëel openstaande saldo zoals bepaald onder artikel 4, eerste lid van dit Waarborgbesluit. De gewaarborgde lening bedraagt ook nooit meer dan de subsidiabele kostprijs zoals bepaald in artikelen 21 en 25 van dit Waarborgbesluit.

Art. 41.Er werd voldaan aan artikel 5, 9 van het EU-besluit voor de scheiding van kosten en inkomsten activiteiten binnen en buiten de diensten van algemeen economisch belang. De aanvragers van dit waarborgbesluit worden immers verplicht tot het voeren van een boekhouding per activiteitencentrum, zoals bepaald in artikel 13 van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van 13 januari 2006. Afdeling 4. - controle op overcompensatie

Art. 42.Het Fonds rapporteert semestrieel per aanvrager over de openstaande waarborgpositie aan Eurostat in het kader van Europese Verordening EC 479/2009 betreffende de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

Art. 43.Overcompensatie van waarborg kan gelet op artikel 39 van dit Waarborgbesluit enkel betrekking hebben op projecten die niet langer meer dienstig zijn voor openbare diensten van algemeen economisch belang. Hierop wordt toegezien via Hoofdstuk 7, meer bepaald artikelen 30 en 31, voorlaatste lid, van dit Waarborgbesluit en het Decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, meer bepaald artikel 12. Afdeling 5. - verslaglegging

Art. 44.Dit besluit maakt mee deel uit van een tweejaarlijkse rapportering conform artikel 9 van het EU-besluit. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 45.Voor het project waarvoor ter uitvoering van het voormelde besluit van 1 september 2006, een principieel akkoord over de investeringswaarborg is verkregen, kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager de leidend ambtenaar ermee instemmen een addendum te formuleren bij het eerder verleende principieel akkoord om de gewijzigde bepalingen van dit besluit erop van toepassing te verklaren. Het kapitaalgedeelte waarop dit waarborgbesluit betrekking heeft, wordt dan berekend als het verschil tussen enerzijds het kapitaalgedeelte berekend volgens hetzij artikel 21, hetzij artikel 25 van dit besluit en anderzijds 90 % van de desgevallend reeds gewaarborgde leningen volgens het besluit van 1 september 2006. Voor de toepassing van dit lid zijn de leningen zoals omschreven in artikel 27, eerste lid, uitgesloten.

Zonder een dergelijk verzoek zal het verder behandeld worden overeenkomstig de bepalingen van het voormelde besluit van 1 september 2006.

De aanvraag voor investeringswaarborg waarvoor nog geen principieel akkoord is verkregen ter uitvoering van het voormelde besluit van 1 september 2006, zal verder worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Elke aanvraag voor investeringswaarborg die ingediend is vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, zal uitsluitend worden behandeld met toepassing van de bepalingen van dit besluit.

Art. 46.De Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 november 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^