gepubliceerd op 15 september 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de gespecialiseerde adviescentra en het kennis- en ondersteuningscentrum inzake individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de gespecialiseerde adviescentra en het kennis- en ondersteuningscentrum inzake individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op hoofdstuk VI;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1992 tot vaststelling van de criteria, modaliteiten en bedragen van de tussenkomsten voor individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 20 juli 1994, 21 december 1994, 28 februari 1996, 17 juni 1997, 24 juni 1997 en 23 juli 1998;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 14 juli 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld de nodige maatregelen moeten worden genomen om de gespecialiseerde adviesverlening inzake individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap te organiseren, te erkennen en te subsidiëren, zodat op korte termijn op een oordeelkundige wijze over de ingediende en nog in te dienen aanvragen kan worden beslist en de rechtszekerheid van de personen met een handicap wordt bevorderd;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap;2° het besluit : het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1992 tot vaststelling van de criteria, modaliteiten en bedragen van de tussenkomsten voor individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap;3° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap;4° een persoon met een handicap : een krachtens hoofdstuk V van het decreet bij het Fonds ingeschreven persoon met een handicap waarvoor bij de bijstandsindicatie de tenlasteneming van individuele materiële bijstand bepaald is;5° de individuele materiële bijstand : de bijstand zoals bedoeld in het besluit;6° het multidisciplinair team : de instantie, bedoeld in artikel 40, § 4, van het decreet;7° een GAC : een krachtens dit besluit erkend gespecialiseerd adviescentrum;8° het KOC : het krachtens dit besluit erkend kennis- en ondersteuningscentrum;9° de gegevensbank : de geïnformatiseerde verzameling van informatie over technische hulpmiddelen voor personen met een handicap;10° de PEC : de provinciale evaluatiecommissie, bedoeld in artikel 40, § 1, van het decreet;11° de BBC : de bijzondere bijstandscommissie, bedoeld in artikel 9bis van het besluit;12° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. HOOFDSTUK II. - De opdracht en de werking van een GAC
Art. 2.§ 1. Een GAC heeft als opdracht deskundig advies te verlenen over complexe en gespecialiseerde zorgvragen betreffende individuele materiële bijstand ten gunste van personen met een handicap, meer bepaald met betrekking tot hulpmiddelen.
Een GAC verleent deskundig advies en begeleidt het traject inzake de noodzaak, de keuze, de aankoop, het gebruik van het meest geschikte hulpmiddel voor de persoon met een handicap en de hieraan verbonden nazorg.
Ten aanzien van de aanpassing, de bouw of de verbouwing van een woning speelt een GAC in op de nood aan informatie en verleent advies inzake de technische en de financiële aspecten en de terzake geldende reglementering. § 2. Een GAC verleent deskundig advies aan en begeleidt het traject voor de betrokken persoon met een handicap met betrekking tot de volgende domeinen : 1° de aanpassing, de bouw of de verbouwing van een woning;2° de technische hulpmiddelen voor personen met een motorische handicap;3° de technische hulpmiddelen voor personen met een visuele handicap;4° de technische hulpmiddelen voor personen met een auditieve handicap;5° de technische hulpmiddelen inzake spraak en communicatie.
Art. 3.§ 1. Een GAC werkt volgens de volgende principes : 1° het waarborgen van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en beschikbaarheid tegenover de gebruiker;2° het verlenen van deskundige adviezen binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van de aanvraag, met dien verstande dat de in artikel 14, § 2, bedoelde verplichte adviezen bij voorrang verleend worden;3° bij het verlenen van een deskundig advies rekening houden met de gebruiksfrequentie, de doelmatigheid en de kostprijs van het hulpmiddel;4° het deskundig advies in overleg en bij voorkeur bij consensus met de persoon met een handicap verlenen, met dien verstande dat vermeld wordt als de gebruiker niet instemt met het advies, samen met de reden ervan en de eventuele alternatieven;5° het marktaanbod en de technologische innovaties opvolgen;6° de relevante informatie bezorgen aan de gegevensbank met het oog op de coördinatie ervan;7° hetzij op vraag van het Fonds, hetzij op eigen initiatief adviezen verlenen aan het Fonds met het oog op het wijzigen of aanvullen van de regelgeving inzake de individuele materiële bijstand. § 2. Een GAC neemt de volgende kwalitatieve en deontologische principes in acht : 1° de onafhankelijkheid tegenover producenten en leveranciers waarborgen;2° geen enkele fmanciële bijdrage vragen aan de personen met een handicap, zelfs niet in geval van consultatie van externe deskundigen;3° de omstandig en deskundig onderbouwde adviezen klant- en oplossingsgericht verlenen;4° de privacy, de filosofische en ideologische overtuiging van de gebruiker respecteren;5° de bruikbaarheid van de adviezen alsmede de tevredenheid van de personen met een handicap en van de Vlaamse overheid opvolgen met het oog op een continue kwaliteitsverbetering van de dienstverlening.
Art. 4.§ 1. De werking van de GAC's wordt gecoördineerd door het Fonds, dat tevens instaat voor de inspectie, het toezicht en de kwaliteitsbewaking. § 2. Een GAC sluit de samenwerkingsprotocols af volgens de bepalingen van het Fonds met het oog op de coördinatie van de onderscheiden GAC's, tussen de GAC's en het KOC en met het oog op de eventuele inbreng van externe deskundigen. Het Fonds bekrachtigt deze samenwerkingsprotocols. § 3. Elke GAC wordt permanent ondersteund door het KOC. HOOFDSTUK III. - De erkenning van een GAC
Art. 5.§ 1. Een GAC wordt erkend door het Fonds.
In afwijking van artikel 12 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap, worden de erkenningen eerst voorlopig verleend voor een periode van twee jaar.
Voor het einde van deze periode gebeurt een evaluatie volgens de methodiek van de doelmatigheidsanalyse. § 2. Het Fonds kan krachtens en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit de volgende GAC's erkennen : 1° één GAC dat inzonderheid advies verleent over de aanpassing, de bouw of de verbouwing van de woning;2° maximum drie GAC's die inzonderheid advies verlenen over technische hulpmiddelen voor personen met een motorische handicap;3° één GAC dat inzonderheid advies verleent over technische hulpmiddelen voor personen met een visuele handicap;4° één GAC dat inzonderheid advies verleent over technische hulpmiddelen voor personen met een auditieve handicap;5° één GAC dat inzonderheid advies verleent over technische spraak- en communicatiemiddelen voor personen met een handicap.
Art. 6.§ 1. Om erkend te worden en te blijven moet een GAC vanaf het ogenblik dat het de erkenningsaanvraag indient voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° ten minste één derde gebruikers en ervaringsdeskundigen uit verenigingen voor of van gebruikers opnemen in de algemene vergadering en de beheerraad van het GAC;3° ten minste één derde technische deskundigen uit voorzieningen voor personen met een handicap, ziekenfondsen, universiteiten en onderzoekscentra opnemen in de algemene vergadering en de beheerraad van het GAC;4° de in artikel 2 bepaalde opdrachten vervullen;5° de in artikel 3 bepaalde principes in acht nemen;6° wat de GAC's, bedoeld in artikel 5, § 2, 2° betreft, richten tot een werkingsgebied dat ten minste twee provincies bestrijkt, met dien verstande dat er wat het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad betreft, per domein een volledige dekking is;7° wat de GAC s, bedoeld in artikel 5, § 2, 1°, 3°, 4° en 5° betreft, zich richten tot het volledige Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad;8° wat het GAC, bedoeld in artikel 5, § 2, 1° betreft, beschikken over de nodige didactische materialen en audiovisuele middelen;9° wat de GAC's, bedoeld in artikel 5, § 2, 2°, 3°, 4° en 5°, betreft, beschikken over de nodige demonstratiematerialen en een onderzoeksruimte;10° per inrichtende macht kan maximaal 1 GAC erkend worden. § 2. Om erkend te blijven moet een GAC binnen een termijn van één jaar na de erkenning : de in artikel 4, § 2, bedoelde samenwerkingsprotocols hebben afgesloten, § 3. Om erkend te blijven moet een GAC vanaf 1 januari 2003 voldoen aan de bepalingen van het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen.
Art. 7.De aanvraag tot erkenning van een GAC gebeurt door de rechtspersoon die de inrichtende macht is van de aanvragende instantie. Dit gebeurt overeenkomstig artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
De aanvraag omvat ten minste de volgende documenten : 1° de volledige benaming, het adres en de rechtsvorm van de aanvragende instantie;2° een kopie van de statuten van de inrichtende macht;3° de samenstelling van de algemene vergadering en de beheerraad van de inrichtende macht;4° de omschrijving van het werkingsgebied;5° de specificatie van het bevoegdheidsdomein;6° het bewijs dat de nodige deskundige ervaring aanwezig is;7° de verbintenis te zullen voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
Art. 8.§ 1. Het Fonds evalueert het GAC na twee jaar van voorlopige erkenning. Bij gunstige evaluatie gebeurt de erkenning overeenkomstig hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale integratie van Personen met een Handicap. § 2. De bepalingen van het hoofdstuk III van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden zijn van toepassing op de weigeringen tot erkenning of tot verlenging van erkenning van de GAC's. HOOFDSTUK IV. - De subsidiëring van een GAC
Art. 9.Het Fonds kan aan de GAC's een subsidie verlenen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 10.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet een GAC : 1° krachtens dit besluit erkend zijn;2° ten minste één personeelslid tewerkstellen met ten minste het niveau van het niet-universitair hoger onderwijs;3° een degelijke boekhouding voeren en deze zodanig organiseren dat het Fonds een financiële controle kan doorvoeren op de correcte besteding van de verleende subsidies en dit volgens de door het Fonds bepaalde regels;4° aanvaarden dat het Fonds ter plaatse de werking en de boekhouding controleert;5° meewerken aan een jaarlijkse evaluatie volgens de bepalingen van het Fonds;6° jaarlijks een door de beheerraad goedgekeurd werkingsverslag overmaken aan het Fonds.
Art. 11.§ 1. In geval van subsidiëring verleent het Fonds een jaarlijkse basissubsidie van 2 000 000 frank aan het GAC. § 2. Het Fonds kan, op basis van de beschikbare kredieten, naast de in § 1 bedoelde basissubsidie nog een jaarlijkse aanvullende subsidie verlenen volgens de door de minister bepaalde criteria onder meer rekening houdende met de omvang van het werkingsgebied. Vanaf het tweede werkingsjaar wordt ook het aantal verleende adviezen in rekening gebracht. § 3. Voor centra die in de loop van een werkingsjaar erkend worden, worden de subsidies die bedoeld worden in dit hoofdstuk, slechts uitgekeerd in verhouding tot de periode van hun erkenning in het lopende jaar. § 4. De krachtens dit hoofdstuk verleende subsidies worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Ze worden gekoppeld aan de spilindex die van kracht is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 12.§ 1. De in artikel 11, § 1, bedoelde jaarlijkse basissubsidie wordt door het Fonds per kwartaal aan het GAC uitbetaald, op basis van de aan het Fonds voorgelegde bewijsstukken. § 2. De in artikel 11, § 2, bedoelde aanvullende subsidie wordt jaarlijks in de loop van de maand maart uitbetaald, op basis van een daartoe door het GAC bij het Fonds ingediende schuldvordering. § 3. Als de resultatenrekening van een centrum een bepaald jaar een batig saldo vertoont, moet het centrum hiermee reserves opbouwen. Deze reserves opgebouwd uit subsidies, mogen maximaal de werkingssubsidie ten belope van één jaar bedragen. De reserves moeten worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de opdracht van het centrum. De concrete aanwending ervan wordt door het Fonds nagegaan bij monde van de ambtenaren belast met het toezicht zoals bedoeld in hoofdstuk X van het decreet.
De gecumuleerde reserve dient beperkt te worden tot het gemiddelde van de subsidies die door de Vlaamse overheid toegekend werden de drie laatste jaren.
Art. 13.Het GAC mag van de in artikel 11 bedoelde subsidies hoogstens 20 % aanwenden voor de werkingskosten en moet hiervan ten minste 80 % besteden aan de personeelskosten, dit op straffe van terugvordering van de verleende subsidies en stopzetting van de subsidiëring. HOOFDSTUK V. - De procedure van gespecialiseerde adviesverlening door een GAC
Art. 14.§ 1. Een GAC verleent over het meest geschikte hulpmiddel of over de aanpassing ervan op maat, deskundig advies en begeleidt het traject op vraag van de persoon met een handicap of in geval van doorverwijzing door het multidisciplinair team. Naar gelang van de aard van de bijstandsvraag wordt de aanvraag voor advies tot één of meerdere GAC's gericht.
Het deskundig advies van een GAC kan ook gevraagd worden door de PEC en door de BBC. § 2. Het deskundig advies van een GAC is verplicht voor elke vraag tot tenlasteneming van de volgende hulpmiddelen : 1° het bouwen van een aangepaste woning, het verbouwen van een bestaande woning en het plaatsen van een lift of traplift, voorzover de kostprijs ervan ten minste 500 000 frank exclusief BTW bedraagt;2° de eerste aanpassing van een wagen, voorzover de federale regelgeving die aanpassing oplegt, en voor zover deze aanpassing niet voorzien is in de bijlage bij het besluit.
Art. 15.Het deskundig advies wordt steeds naar de persoon met een handicap toegezonden. Als de aanvraag uitgaat van een multidisciplinair team, een PEC of de BBC wordt het advies tevens naar die instantie gestuurd. HOOFDSTUK VI. - De opdracht en de werking van het KOC
Art. 16.Het KOC staat in voor de continue kennisverzameling en -opbouw van technische hulpmiddelen en voor de verspreiding ervan ter ondersteuning van de multidisciplinaire teams en de GAC's.
Het KOC beheert de gegevensbank die optimaal bereikbaar en bruikbaar is voor onder andere de multidisciplinaire teams en de GAC's. De gegevensbank dient onder meer informatie over de technische kenmerken en werking van het hulpmiddel, gebruikerservaring en actuele prijzen van de technische hulpmiddelen te bevatten.
Art. 17.§ 1. Het KOC werkt volgens de volgende principes : 1° het KOC zal de GAC's en de multidisciplinaire teams op een permanente wijze ondersteunen met betrekking tot de kennis van technische hulpmiddelen voor personen met een handicap;2° het KOC kan, hetzij op vraag van het Fonds, hetzij op eigen initiatief adviezen verlenen aan het Fonds met het oog op het wijzigen of aanvullen van de regelgeving over de individuele materiële bijstand;3° de werking van het KOC wordt gecontroleerd door het Fonds dat tevens instaat voor de kwaliteitsbewaking. § 2. Het KOC neemt de in artikel 3, § 2, bepaalde kwalitatieve en deontologische principes in acht.
Art. 18.Het KOC sluit de samenwerkingsprotocols af volgens de bepalingen van het Fonds met het oog op de coördinatie tussen de GAC's en het KOC en met het oog op de eventuele inbreng van externe deskundigen en de ter beschikking stelling van de gegevens van de in artikel 16 bedoelde gegevensbank. Het Fonds keurt deze samenwerkingsprotocols goed. HOOFDSTUK VII. - De erkenning van het KOC
Art. 19.Het KOC wordt erkend door het Fonds.
In afwijking van artikel 12 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, worden de erkenningen eerst voorlopig verleend voor een periode van twee jaar.
Voor het einde van deze periode gebeurt een evaluatie volgens de methodiek van de doelmatigheidsanalyse.
Art. 20.§ 1. Om erkend te worden en te blijven moet het KOC vanaf het ogenblik dat het de erkenningsaanvraag indient, voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° ten minste één derde gebruikers, ervaringsdeskundigen uit verenigingen voor of van gebruikers en technische deskundigen uit voorzieningen voor personen met een handicap en ziekenfondsen opnemen in de algemene vergadering en de beheerraad van het KOC;3° ten minste één derde technische deskundigen van universiteiten en onderzoekscentra opnemen in de algemene vergadering en de beheerraad van het KOC;4° een vertegenwoordiger van het Fonds als waarnemer opnemen in de algemene vergadering en in de beheerraad van het KOC;5° de in artikel 16 bepaalde opdrachten vervullen;6° de in artikel 17 bepaalde principes in acht nemen;7° zich richten tot het volledige Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;8° zich ten dienste stellen van alle erkende multidisciplinaire teams en alle GAC's. § 2. Om erkend te blijven moet het KOC binnen een termijn van één jaar na de erkenning de samenwerkingsprotocols, bedoeld in artikel 4, § 2, hebben afgesloten; § 3. Om erkend te blijven moet het KOC vanaf 1 januari 2003 voldoen aan de bepalingen van het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen.
Art. 21.De aanvraag tot erkenning van het KOC gebeurt door de rechtspersoon die de inrichtende macht is van de aanvragende instantie overeenkomstig artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
De aanvraag omvat ten minste de volgende zaken : 1° de volledige benaming, het adres en de rechtsvorm van de aanvragende instantie;2° een kopie van de statuten van de inrichtende macht;3° de samenstelling van de algemene vergadering en de beheerraad van de inrichtende macht;4° het bewijs dat de nodige deskundige ervaring aanwezig is;5° de verbintenis te zullen voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
Art. 22.§ 1. Het Fonds evalueert het KOC na de de twee jaar van voorlopige erkenning. Bij gunstige evaluatie gebeurt de erkenning overeenkomstig hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake verlenen van vergunningen en erkenningen door het Fonds. § 2. De bepalingen van het hoofdstuk III van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden zijn van toepassing op de weigeringen tot erkenning of tot verlenging van erkenning van het KOC. HOOFDSTUK VIII. - De subsidiëring van het KOC
Art. 23.Het Fonds kan aan het KOC een subsidie verlenen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 24.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het KOC : 1° krachtens dit besluit erkend zijn;2° ten minste twee personeelsleden tewerkstellen met ten minste het niveau van het niet-universitair hoger onderwijs;3° een degelijke boekhouding voeren en deze zodanig organiseren dat het Fonds een financiële controle kan doorvoeren op de correcte besteding van de verleende subsidies en dit volgens de door het Fonds bepaalde regels;4° aanvaarden dat het Fonds ter plaatse de werking en de boekhouding controleert;5° meewerken aan een jaarlijkse evaluatie volgens de bepalingen van het Fonds;6° jaarlijks een door de beheerraad goedgekeurd werkingsverslag overmaken aan het Fonds.
Art. 25.§ 1. Als aan de voorwaarden van artikel 24 voldaan is, verleent het Fonds een jaarlijkse werkingssubsidie van 6.000.000 frank aan het KOC. § 2. Het Fonds kan, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, naast de in § 1 bedoelde basissubsidie nog een aanvullende subsidie verlenen volgens door de minister bepaalde critena. § 3. Als het KOC in de loop van een werkingsjaar erkend wordt, worden de subsidies die bedoeld worden in dit hoofdstuk, slechts uitgekeerd in verhouding tot de periode van zijn erkenning in het lopende jaar. § 4. De krachtens dit hoofdstuk verleende subsidies worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Ze worden gekoppeld aan de spilindex die van kracht is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 26.§ 1. De in artikel 25, § 1, bedoelde werkingssubsidie wordt door het Fonds per kwartaal aan het KOC uitbetaald, op basis van de aan het Fonds voorgelegde bewijsstukken. §.2. De in artikel 25, § 2, bedoelde aanvullende subsidie kan jaarlijks worden uitgekeerd in de loop van de maand maart, op basis van een daartoe door het KOC ingediende schuldvordering. §.3. Als de resultatenrekening van het KOC een bepaald jaar een batig saldo vertoont gelden de bepalingen in artikel 12, § 3.
Art. 27.Het KOC mag van de in artikel 25 bedoelde subsidies hoogstens 20 % aanwenden voor de werkingskosten en moet hiervan ten minste 80 % besteden aan de personeelskosten, dit op straffe van terugvordering van de verleende subsidies en stopzetting van de subsidiëring. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 28.De bepalingen van hoofdstuk X van het decreet zijn van toepassing op de werking van de GAC's en van het KOC.
Art. 29.In het besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 11bis.Als het advies van een gespecialiseerd adviescentrum overeenkomstig de hierop van toepassing zijnde reglementering verplicht is, komen aankopen, leveringen of werken slechts in aanmerking voor tenlasteneming op voorwaarde dat voormeld advies gevolgd wordt.
Voor wat betreft het bedrag van de tenlasteneming kan van de bepalingen van het eerste lid afgeweken worden in volgende gevallen : 1° als de aankoop, leveringen of werken duurder zijn dan de in voormeld advies vermelde richtprijs, wordt het bedrag van de tenlasteneming beperkt tot die richtprijs, op voorwaarde dat het gespecialiseerd adviescentrum instemt met de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de aankoop, de levering of de werken;2° als de aanvrager aantoont dat met een minder duur alternatief tegemoetgekomen wordt aan al zijn noden of aan de noden van zijn omgeving, mag van het advies afgeweken worden.»
Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999, met uitzondering van artikelen 16 tot en met 27 die in werking treden op 1 januari 2000 en met uitzondering van de bepalingen bedoeld in artikel 14, § 2, die in werking treden vanaf de erkenning van een GAC zoals bedoeld in artikel 5, § 2, 1° en 2°.
Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS