Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 juli 2005
gepubliceerd op 17 februari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035267
pub.
17/02/2006
prom.
08/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/08/2006035267/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JULI 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 19, eerste lid, 2°, artikel 23bis, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, artikel 24, eerste lid en artikel 28, derde lid, 10°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, gewijzigd met de besluiten van 26 september 2003 en 14 juli 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, gewijzigd met het besluit van 25 februari 2005;

Overwegende artikel 5 van de richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt;

Overwegende artikel 3, lid 6 van de richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 18 april 2005;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad voor Vlaanderen, gegeven op 6 maart 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 9 juli 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 14 augustus 2003 en 16 juni 2005;

Gelet op het advies 38.369/1 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen worden een 13° en 14° toegevoegd, die luiden als volgt : « 13° schrijfrecht : recht op toegang tot de centrale databank, bedoeld in artikel 13, om gegevens met betrekking tot bepaalde groenestroomcertificaten te consulteren en deze gegevens aan te passen; 14° garantie van oorsprong : bewijsstuk om aan te tonen dat een aan eindafnemers geleverde hoeveelheid elektriciteit afkomstig is uit hernieuwbare energiebronnen.»

Art. 2.Artikel 13 wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 13.§ 1. De VREG registreert de gegevens van de toegekende groenestroomcertificaten in een centrale databank. Deze registratie waarborgt de echtheid van de groenestroomcertificaten. § 2. Per groenestroomcertificaat worden minstens volgende gegevens geregistreerd : 1° de gegevens van de eigenaar van het groenestroomcertificaat;2° het registratienummer van het groenestroomcertificaat;3° de gegevens van de productie-installatie, waaronder de productieplaats, het nominaal vermogen, de datum van indienstname en de steun, die voor de productie-installatie werd ontvangen;4° het productiejaar en de maand van productie;5° de gebruikte hernieuwbare energiebron, waarbij voor biomassa de aard van de biologisch afbreekbare fractie wordt omschreven;6° of het groenestroomcertificaat aanvaardbaar of niet-aanvaardbaar is voor het voldoen aan de certificatenverplichting, zoals bedoeld in artikel 15;7° indien het groenestroomcertificaat aanvaardbaar is, of het groenestroomcertificaat al of niet werd voorgelegd in het kader van de certificatenverplichting, of dat het niet meer kan worden voorgelegd, zoals bedoeld in de gevallen opgenomen in artikel 23, § 2bis van het Elektriciteitsdecreet;8° of het groenestroomcertificaat kan worden gebruikt als garantie van oorsprong. § 3. De vermelding, bedoeld in § 2, 6°, is : 1° « aanvaardbaar », in geval het groenestroomcertificaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 15, § 1, en niet is uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 15, § 2;2° « niet-aanvaardbaar », in geval het groenestroomcertificaat niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 15, § 1, en in de gevallen, bedoeld in artikel 15, § 2. § 4. De vermelding, bedoeld in § 2, 7°, is : 1° « ingeleverd », wanneer het groenestroomcertificaat reeds werd voorgelegd om te voldoen aan de certificatenverplichting, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 14, eerste lid;2° « nog niet ingeleverd », wanneer het groenestroomcertificaat nog niet werd voorgelegd om te voldoen aan de certificatenverplichting, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 14, eerste lid;3° « niet van toepassing », in geval de vermelding, bedoeld in § 2, 6°, « niet-aanvaardbaar » is. § 5. De vermelding, bedoeld in § 2, 8°, is : 1° « nog niet gebruikt », in de gevallen bedoeld in § 6 en artikel 15quater, § 2;2° « ter plaatse gebruikt », in de gevallen bedoeld in § 7;3° « gebruikt », in de gevallen bedoeld in artikel 15bis ;4° « uitgevoerd », in de gevallen bedoeld in artikel 15ter ;5° « vervallen », in de gevallen bedoeld in artikel 15quinquies. § 6. Bij de creatie van een groenestroomcertificaat is de vermelding, bedoeld in § 2, 8°, « nog niet gebruikt ». § 7. In afwijking van § 6, wordt, bij een aantal groenestroomcertificaten dat overeenstemt met de hoeveelheid elektriciteit die op de site van de productie-installatie in kwestie wordt verbruikt of op een directe lijn wordt geïnjecteerd, de vermelding « ter plaatse gebruikt », bedoeld in § 2, 8°, onmiddellijk aangebracht door de VREG op basis van het verschil tussen de geproduceerde elektriciteit en de gegevens die haar worden bezorgd met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit die door de productie-installatie in kwestie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, en op het distributie- of transmissienet wordt geïnjecteerd.

De gegevens, met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit die door de productie-installatie in kwestie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, en op het distributie- of transmissienet wordt geïnjecteerd, worden gemeten en bezorgd aan de VREG door de distributienetbeheerder of transmissienetbeheerder van het net waarop de installatie is aangesloten.

Wanneer het gaat om een productie-installatie, die per jaar meer dan 10 000 kWh elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, opwekt, worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid, maandelijks bezorgd.

Wanneer het gaat om een productie-installatie, die per jaar 10 000 kWh of minder elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, opwekt en wanneer deze gegevens op de site via een aparte meter worden opgemeten, worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid, jaarlijks bezorgd. Wanneer op de site geen aparte meter is geplaatst voor de meteropname van deze gegevens, wordt er geacht geen geïnjecteerde netto hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te zijn.

De VREG kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop de metingen, bedoeld in het tweede lid dienen te gebeuren en dienen te worden bezorgd aan de VREG. § 8. De eigenaar van een groenestroomcertificaat heeft leesrecht in de centrale databank voor wat betreft de gegevens van de groenestroomcertificaten waarvan hij eigenaar is. § 9. Wanneer de vermelding, bedoeld § 2, 8°, « nog niet gebruikt » is, heeft de eigenaar van een groenestroomcertificaat schrijfrecht om de vermelding te wijzigen naar « gebruikt » of « uitgevoerd », respectievelijk met toepassing van artikel 15bis en artikel 15ter. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt afdeling IV van hoofdstuk II vervangen door wat volgt : « Afdeling IV. - Het gebruik van de groenestroomcertificaten Onderafdeling I. -Algemene bepaling

Art. 13bis.Groenestroomcertificaten kunnen worden aangewend : 1° als bewijsstuk in het kader van de certificatenverplichting,onder de voorwaarden, bepaald in onderafdeling II;2° als garantie van oorsprong in het kader van de verkoop van elektriciteit als elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of iedere andere benaming die erop zou kunnen wijzen dat de elektriciteit werd opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling III. Onderafdeling II. - Het gebruik van de groenestroomcertificaten in het kader van de certificatenverplichting

Art. 14.De VREG bepaalt de procedure voor de voorlegging van groenestroomcertificaten om te voldoen aan de certificatenverplichting.

Zodra een groenestroomcertificaat wordt voorgelegd om te voldoen aan de certificatenverplichting, is het niet meer verhandelbaar en kan het niet meer worden gebruikt als garantie van oorsprong, overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling III.

Art. 15.§ 1. Voor het voldoen aan de certificatenverplichting aanvaardt de VREG enkel de groenestroomcertificaten die worden toegekend voor elektriciteit, opgewekt door middel van : 1° zonne-energie;2° windenergie;3° waterkracht kleiner dan 10 MW;4° getijdenenergie en golfslagenergie;5° aardwarmte;6° biogas voortkomend uit de vergisting van organisch-biologische stoffen : a) in vergistingsinstallaties;b) in stortplaatsen;7° energie opgewekt uit volgende organisch-biologisch stoffen : a) producten, bestaande uit plantaardige materialen of delen daarvan van landbouw of bosbouw;b) dierlijke mest;c) organisch-biologische afvalstoffen die selectief ingezameld werden en niet in aamerking komen voor materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale uitvoeringsplan;d) organisch-biologische afvalstoffen die gesorteerd worden uit restafval en niet in aanmerking komen voor materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale uitvoeringsplan;e) het organisch-biologisch deel van restafval, op voorwaarde dat de betrokken verwerkingsinstallatie door energierecuperatie een primaire energiebesparing realiseert van minstens 35 % van de energie-inhoud van de afvalstoffen verwerkt in de installatie. § 2. De groenestroomcertificaten die naar het buitenland werden uitgevoerd, worden niet aanvaard voor het voldoen aan de certificatenverplichting. § 3. Groenestroomcertificaten die werden gebruikt als garantie van oorsprong overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling III, kunnen nog worden gebruikt in het kader van de certificatenverplichting, op voorwaarde dat de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 6°, « aanvaardbaar » is, en de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 7°, « nog niet ingeleverd » is.

Onderafdeling III. - Het gebruik van groenestroomcertificaten als garantie van oorsprong

Art. 15bis.§ 1. Groenestroomcertificaten worden gebruikt als garantie van oorsprong wanneer ze worden voorgelegd in het kader van de verkoop van elektriciteit aan eindafnemers als elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen dat de elektriciteit werd opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in artikel 23bis van het Elektriciteitsdecreet.

Enkel groenestroomcertificaten die nog niet werden gebruikt als garantie van oorsprong, en waarvan bijgevolg de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, « nog niet gebruikt « is, kunnen worden gebruikt in de zin van het vorig lid. § 2. Een leverancier wijzigt maandelijks de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, van « nog niet gebruikt » in « gebruikt », bij het aantal groenestroomcertificaten dat overeenkomt met de hoeveelheid elektriciteit, opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, die hij in de voorgaande maand heeft verkocht aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest. Hierbij wordt ook de maand en het jaar geregistreerd waarin deze overeenstemmende hoeveelheid elektriciteit werd verkocht.

De VREG kan de nadere procedure vastleggen met betrekking tot de wijze waarop een leverancier bij groenestroomcertificaten waarvan hij eigenaar is de vermelding « nog niet gebruikt », zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, kan wijzigen in « gebruikt ».

Art. 15ter.Enkel groenestroomcertificaten waarvan de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, « nog niet gebruikt » is, kunnen worden uitgevoerd buiten het Vlaamse Gewest. Wanneer een dergelijk groenestroomcertificaat buiten het Vlaamse Gewest wordt uitgevoerd als garantie van oorsprong, draagt de VREG op vraag van de eigenaar van het betrokken groenestroomcertificaat de nodige gegevens van het groenestroomcertificaat over aan de bevoegde instantie in het gewest of het land waarnaar het groenestroomcertificaat werd uitgevoerd. Na de overdracht wordt de vermelding, zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, van het betrokken groenestroomcertificaat, in de databank gewijzigd van « nog niet gebruikt » in « uitgevoerd ».

Art. 15quater.§ 1. Een garantie van oorsprong die afkomstig is uit een ander gewest of een ander land, kan in het Vlaamse Gewest worden ingevoerd om hier te worden aangewend als garantie van oorsprong, op voorwaarde dat de eigenaar ervan aan de VREG aantoont dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden : 1° de garantie van oorsprong vermeldt minstens volgende gegevens : a) de gebruikte hernieuwbare energiebron;b) de gegevens van de productie-installatie, waaronder de productieplaats en voor waterkrachtcentrales het nominaal vermogen van de productie-installatie;c) de datum van productie van de overeenstemmende hoeveelheid elektriciteit;d) een identificatie van de instantie die de garantie van oorsprong heeft uitgereikt;e) de hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen waarop de garantie van oorsprong betrekking heeft;2° de garantie van oorsprong is uitgereikt voor netto geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in artikel 5;3° de garantie van oorsprong is het enige bewijs dat voor de betreffende hoeveelheid elektriciteit werd uitgereikt en dat aantoont dat een producent in een daarin aangegeven jaar een daarin aangegeven hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in kWh, heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in artikel 5;4° de hoeveelheid elektriciteit waarop de garantie van oorsprong betrekking heeft, is nog niet verkocht onder de benaming elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of een gelijkwaardige benaming. § 2. Wanneer de garantie van oorsprong uit een ander gewest of een ander land wordt ingevoerd, worden de gegevens ervan geregistreerd in de centrale databank in de vorm van een groenestroomcertificaat met de volgende vermeldingen : 1° « niet-aanvaardbaar », zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 6°;2° « niet van toepassing », zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 7°;3° « nog niet gebruikt », zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°. Groenestroomcertificaten uit een ander gewest of een ander land kunnen worden geregistreerd met de vermelding « aanvaardbaar » in het geval de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 25 van het Elektriciteitsdecreet beslist de betreffende certificaten te aanvaarden.

Deze registratie gebeurt na de overdracht van de nodige gegevens van de garantie van oorsprong aan de VREG door de bevoegde instantie van het ander gewest of een ander land, en nadat in het ander land of gewest de garantie van oorsprong definitief onbruikbaar is gemaakt.

De VREG bepaalt via welk formaat, welk medium en welke procedure deze garanties van oorsprong kunnen worden ingevoerd uit een ander gewest of een ander land.

Art. 15quinquies.Groenestroomcertificaten kunnen enkel worden gebruikt als garantie van oorsprong tot vijf jaar na de toekenning ervan. Indien een groenestroomcertificaat na afloop van deze termijn nog niet werd gebruikt als garantie van oorsprong wordt de vermelding, bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, van dit groenestroomcertificaat door de VREG gewijzigd van « nog niet gebruikt » in « vervallen ».

Art. 15sexies.§ 1. Een leverancier van elektriciteit maakt maandelijks aan iedere distributienetbeheerder en de transmissienetbeheerder een lijst over met de eindafnemers, die op diens net zijn aangesloten en die door de leverancier worden voorzien van elektriciteit, opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, met per eindafnemer aanduiding van het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, in de totale elektriciteitslevering aan deze eindafnemer.

De VREG kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de wijze waarop de leverancier de gegevens, bedoeld in het vorig lid, dient over te maken. § 2. De distributienetbeheerders en de transmissienetbeheerder melden maandelijks aan de VREG en aan de betrokken leverancier de geaggregeerde afnamegegevens van de eindafnemers, bedoeld in § 1, opgesplitst naargelang het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de totale elektriciteitslevering aan deze eindafnemers.

De VREG kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop deze metingen dienen te gebeuren en de meetgegevens ervan dienen te worden bezorgd aan de VREG. § 3. De VREG controleert maandelijks, op basis van de gegevens, bedoeld in § 2, of een leverancier bij het correcte aantal groenestroomcertificaten de vermelding heeft aangebracht dat deze werden gebruikt als garantie van oorsprong, zoals bedoeld in artikel 15bis.

Indien de leverancier bij te veel groenestroomcertificaten de vermelding « nog niet gebruikt » heeft gewijzigd in « gebruikt », zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, wordt het overschot overgedragen naar de volgende maand.

Indien de leverancier bij onvoldoende groenestroomcertificaten de vermelding zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, heeft gewijzigd in « gebruikt », brengt de VREG de betrokken leverancier hiervan op de hoogte. De leverancier wijzigt binnen 10 werkdagen na deze melding bij het ontbrekende aantal groenestroomcertificaten de vermelding zoals bedoeld in artikel 13, § 2, 8°, in « gebruikt ». § 4. De VREG biedt op haar website aan eindafnemers van elektriciteit de mogelijkheid aan om te controleren of, en in welke mate, hun leverancier hun elektriciteit heeft geleverd die werd opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens van de controle, bedoeld in § 3. »

Art. 4.Aan het eerste lid van artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd : « en naargelang die al dan niet nog kunnen worden gebruikt als garantie van oorsprong, overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling III van afdeling IV. ».

Art. 5.Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2003, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 11.§ 1. Op elke factuur of op een begeleidend document daarbij en in al het promotiemateriaal dat hij rechtstreeks aan zijn eindafnemers overmaakt, vermeldt de leverancier : 1° de oorsprong van de door hem in het voorgaande kalenderjaar geleverde elektriciteit aan eindafnemers, in totaal en voor het aangeboden product en dit vanaf 1 maart van het lopende jaar;2° de referentiebronnen waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen. De minister bepaalt de vorm waarop deze vermeldingen dienen te gebeuren en de referentiebronnen waarnaar dient te worden verwezen. § 2. De oorsprong van de elektriciteit wordt opgegeven onder volgende categorieën : 1° elektriciteit geproduceerd met hernieuwbare energiebronnen;2° elektriciteit geproduceerd in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties;3° elektriciteit geproduceerd met fossiele brandstoffen;4° elektriciteit geproduceerd in nucleaire centrales;5° elektriciteit waarvan de oorsprong onbekend is. De indeling van elektriciteit in de categorie elektriciteit waarvan de oorsprong onbekend is, is enkel toegestaan voor een fractie kleiner dan 5 % of ingeval de leverancier gemotiveerd kan aantonen dat de oorsprong van de elektriciteit niet achterhaald kan worden. De leverancier vraagt hiervoor de goedkeuring van de VREG. § 3. Het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in § 2, 1°, wordt ten laatste vanaf 1 maart van het lopende jaar bepaald op basis van de verhouding van het aantal groenestroomcertificaten, uitgedrukt in MWh, dat door de leverancier voor leveringen in het voorgaande kalenderjaar werd gebruikt als garantie van oorsprong, zoals bedoeld in artikel 15bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, ten opzichte van de hoeveelheid, uitgedrukt in MWh, in het vorig kalenderjaar geleverde elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest door de betrokken leverancier. Deze verhouding wordt bepaald zowel voor het totaal van zijn leveringen als voor zijn leveringen van het aangeboden product aan de betrokken eindafnemers.

Het aandeel elektriciteit uit de andere energiebronnen, zoals bedoeld in § 2, 2° tot en met 5°, wordt door de leverancier vanaf 1 maart van het lopende jaar als volgt bepaald : (1 - het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen zoals bedoeld in het vorig lid). Dit aandeel wordt vervolgens verdeeld over de energiebronnen, zoals bedoeld in § 2, 2° tot en met 5°, op basis van het aandeel van de andere energiebronnen dan de hernieuwbare energiebronnen in de totale brandstofmix van het productiepark in het voorgaande kalenderjaar van de leverancier en/of van de elektriciteitsproducenten waarmee de leverancier rechtstreekse en/of onrechtstreekse overeenkomsten had afgesloten om zijn leveringen van het voorgaande kalenderjaar te dekken. Deze verhouding wordt bepaald zowel voor het totaal van zijn leveringen als voor zijn leveringen van het aangeboden product aan de betrokken eindafnemers.

Voor elektriciteit die is verkregen via invoer of via elektriciteitsuitwisseling op een elektriciteitsbeurs, kunnen de door de betrokken invoerder of elektriciteitsbeurs verstrekte geaggregeerde cijfers worden gebruikt voor de bepaling van het aandeel elektriciteit uit de energiebronnen, zoals bedoeld in § 2, 2° tot en met 5°. § 4. De leverancier dient vanaf 2006 jaarlijks vóór 1 maart een rapport in bij de VREG over de oorsprong van de geleverde elektriciteit tijdens het voorgaande kalenderjaar. De VREG stelt dat rapport ter beschikking van ANRE. Het syntheseverslag wordt gepubliceerd op de website van de VREG, samen met de door de leveranciers gehanteerde percentages inzake de oorsprong van de door hen geleverde elektriciteit, bedoeld in § 1, 1°. § 5. De minister kan nadere regels voor de praktische uitvoering en rapportering in het kader van dit artikel vastleggen. »

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^