Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 07 september 2001
gepubliceerd op 30 oktober 2001

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de regels inzake de financiële ondersteuning van het projectmatig werken van bepaalde organisaties voor sociaal-cultureel werk

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036235
pub.
30/10/2001
prom.
07/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/07/2001036235/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de regels inzake de financiële ondersteuning van het projectmatig werken van bepaalde organisaties voor sociaal-cultureel werk


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 december 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001, inzonderheid op artikel 49;

Gelet op het advies van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding, gegeven op 17 januari 2001;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 21 augustus 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat per 31 december 2000 de overgangsperiode eindigde waardoor bepaalde organisaties hun structurele subsidie verliezen; dat bijgevolg, in afwachting van de geplande nieuwe regelgeving met betrekking tot het sociaal-cultureel werk, snel een regeling moet kunnen worden getroffen om de toepasselijke bepaling van het programmadecreet van 22 december 2001 uit te voeren;

Overwegende dat deze organisaties, waarvan een aantal waardevolle doelstellingen hebben en een interessante werking hieromtrent kunnen ontwikkelen, in het licht van de geplande nieuwe regelgeving ondersteund moeten kunnen worden: Overwegende dat met het oog op het behoud van hun functionele en financiële overlevingskansen in het licht van de geplande nieuwe regelgeving, de gelegenheid moet kunnen gegeven worden om hun projectmatige werking vooralsnog financieel te laten ondersteunen;

Overwegende dat de Inspectie van Financiën eerst een positief advies kon geven na de goedkeuring van de begrotingscontrole 2001, nl. op 19 juli 2001;

Overwegende dat een subsidiebeslissing moet worden genomen voor het einde van het bedoelde werkingsjaar 2001;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De organisaties, bedoeld in artikel 30, § 1 en § 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor diensten voor sociaal-cultureel werk voor volwassenen en houdende een wijziging van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen, die bij het verstrijken van de overgangsperiode nog niet erkend waren, kunnen binnen de beschikbare begrotingskredieten voor de werkjaren 2001 en 2002 een aanvraag indienen tot financiële ondersteuning van een projectmatige werking.

Art. 2.Om voor financiële ondersteuning in aanmerking te komen moet de projectmatige werking van de organisatie zich situeren rond een maatschappelijk relevant thema of een cluster van nauw verwante thema's met maatschappelijke relevantie. De werking situeert zich op het vlak van de sensibilisatie en vorming van personen en groepen, wordt gekenmerkt door een methodische en procesmatige aanpak, heeft een emancipatorisch karakter en betekent een meerwaarde voor de samenleving.

Art. 3.§ 1. De projectmatige werking richt zich, langs diverse kanalen, tot het brede publiek in Vlaanderen en in Brussel. Aanvullend kan een werking ontplooid worden via non-profitorganisaties. § 2. De projectmatige werking bestaat uit sensibilisatie-activiteiten met minstens een jaarlijkse campagne, een aanbod aan cursussen, een documentatiecentrum, publicaties en hulp- en leermiddelen. § 3. De projectmatige werking wordt uitgeschreven in een projectplan, waarin de organisatie voor elk onderdeel realistische resultaatindicatoren aangeeft. Het projectplan wordt uitgeschreven voor de beide werkjaren waarbij per werkjaar wordt aangegeven welke realisaties gepland worden en welke financiële gevolgen hieraan verbonden zijn.

Art. 4.Het jaarlijkse maximumbedrag van de financiële ondersteuning is hoogstens gelijk aan het bedrag dat de aanvragende organisatie voorheen voor haar werking ontving op basis van het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor diensten voor sociaal-cultureel werk voor volwassenen en houdende een wijziging van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen.

Art. 5.Voor de beoordeling van de projectplannen stelt de Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur, een adviescommissie van deskundigen in.

Art. 6.§ 1. De aanvraag tot financiële ondersteuning wordt ingediend bij de afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheken van de administratie Cultuur tegen 1 oktober 2001. § 2. Naast de documenten die aantonen dat de projectmatige werking voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3, geeft de organisatie in een projectplan en in een jaarlijkse begroting aan hoe het project concreet gerealiseerd zal worden. De dossiervorming heeft tevens betrekking op de projectmatige werking die voorafgaat aan de inwerkingtreding van dit besluit voor zover zij betrekking heeft op een periode na 1 januari 2001. § 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur, neemt een beslissing tegen 1 november 2001.

Art. 7.De uitkering van de financiële ondersteuning gebeurt door middel van een voorschot van 75 percent van het subsidiebedrag, vermeld in artikel 4. Het voorschot vereist een jaarplan en een begroting. Het saldo van 25 percent wordt uitbetaald na het indienen van het financieel verslag en van het werkingsverslag, waarin wordt aangetoond hoe de resultaatsindicatoren zijn bereikt.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2001.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 september 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

^