Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 06 maart 2009
gepubliceerd op 09 april 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende vorming voor directeurs van de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding

bron
vlaamse overheid
numac
2009201526
pub.
09/04/2009
prom.
06/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/06/2009201526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MAART 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende vorming voor directeurs van de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen, artikel 56 tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 15 juli 2008;

Gelet op het protocol nr. 682 van 5 december 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 447 van 5 december 2008 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het advies 45.838/1 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° directeur : een directeur van een instelling zoals vermeld in 2° of van een centrum voor leerlingenbegeleiding;2° onderwijsinstelling : een school voor het basisonderwijs, een instelling voor het secundair onderwijs, een centrum voor volwassenenonderwijs, een instelling voor het deeltijds kunstonderwijs;3° minister : Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs;4° nascholingskoepels : het Gemeenschapsonderwijs en de verenigingen zonder winstoogmerk zoals vermeld in artikel 49 van het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen;5° representatieve vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie en die een werking ontplooit in het onderwijs. HOOFDSTUK II. - Toekenning van middelen

Art. 2.De Vlaamse Gemeenschap stelt jaarlijks de in artikel 44 van het decreet van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen bedoelde middelen ter beschikking van de nascholingskoepels pro rata van het aantal onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding die op 1 februari van het jaar waarin de middelen worden uitbetaald, behoren tot het gemeenschapsonderwijs of de representatieve groeperingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs.

Art. 3.De nascholingskoepels dragen er zorg voor dat bij ontoereikende middelen het opleidingsaanbod gegarandeerd wordt voor recent aangestelde directeurs, door voorrang te verlenen aan directeurs met het minste anciënniteit in het ambt van directeur.

Elke nascholingskoepel stelt in overleg met de representatieve vakorganisaties van de personeelsleden uit het onderwijs een opleidingsreglement op en deelt dit mee aan zijn respectieve directeurs en aan de minister. Het opleidingsreglement bevat minimaal de procedure voor de aanvraag van de opleiding en de wijze van uitbetaling. HOOFDSTUK III. - Opleidingen voor directeurs

Art. 4.Om voor terugbetaling in aanmerking te komen, moeten de opleidingen opgenomen zijn in een lijst die vastgelegd wordt door elke nascholingskoepel afzonderlijk in overleg met de respectieve representatieve vakorganisaties en moeten de opleidingen gericht zijn op het versterken van de professionele competenties voor het schoolleiderschap van de instellingen. Elke nascholingskoepel deelt deze lijst mee aan zijn respectieve directeurs en aan de minister. HOOFDSTUK IV. - Financiering en verantwoording

Art. 5.De middelen bedoeld in artikel 2 worden elk schooljaar in oktober uitbetaald aan de nascholingskoepels.

Art. 6.Ten laatste in de maand november en voor de eerste keer in 2009 bezorgen de nascholingskoepels een verslag aan de minister betreffende het gebruik van de in het vorig schooljaar toegekende middelen zoals bedoeld in artikel 6 van dit besluit. Dat verslag bestaat uit en financieel rapport en een inhoudelijk rapport.

In het financiële rapport wordt de aanwending van de toegekende middelen verantwoord en derhalve minstens duidelijk weergegeven welke middelen aangewend werden voor welke initiatieven.

Het inhoudelijk rapport moet minstens gedetailleerde informatie bevatten over 1° de inhoud en duur van de opleidingen vermeld in de lijst zoals bedoeld in artikel 5;2° de opleidingen die effectief werden gevolgd;3° de organisaties die de opleidingen hebben georganiseerd;4° op welke wijze deze opleidingen zich richten op het versterken van de professionele competenties voor het schoolleiderschap;5° het al dan niet leiden van deze opleidingen tot het behalen van een certificaat of diploma. De verslagen worden ten laatste in de maand februari volgend op het indienen ervan besproken in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs.

Art. 7.Niet aangewende middelen kunnen gedurende drie opeenvolgende jaren worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.

Na drie jaar worden niet aangewende middelen teruggevorderd door het Departement Onderwijs en Vorming.

Art. 8.Ten onrechte aangewende middelen worden onmiddellijk teruggevorderd van de nascholingskoepels

Art. 9.Dit besluit wordt om de vier jaar en voor het eerst in februari 2012 geëvalueerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 maart 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming F. VANDENBROUCKE

^