Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 oktober 2001
gepubliceerd op 08 december 2001

Besluit van de Vlaamse regering houdende eerste bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036331
pub.
08/12/2001
prom.
05/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/05/2001036331/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende eerste bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000


De Vlaamse regering, Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 67, § 2;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 20ter, § 2, ingevoegd bij het decreet van 5 juli 1989 en gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, inzonderheid op artikel 32ter, § 1, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en op artikel 32ter, § 3 en § 4, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op de wet van 17 mei 1976 tot oprichting van een Dienst voor de Scheepvaart en van een « Office de la Navigation », inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 3, § 2, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 9, § 1, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 18, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs II, inzonderheid op artikel 160, gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992, 7 juli 1998 en 18 mei 1999;

Gelet op het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid, inzonderheid op artikel 24, 44, § 1 en 45, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen, inzonderheid op artikel 20, § 1, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1996;

Gelet op het decreet van 4 mei 1994 betreffende de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, inzonderheid op artikel 57, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 32, § 1;

Gelet op het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 13 september 2000;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 6 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 22 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 8 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 13 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 26 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 14 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 14 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij, gegeven op 27 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen, gegeven op 27 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst voor de Scheepvaart, gegeven op 20 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 27 september 2000;

Gelet op het advies van de algemene raad van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 19 september 2000;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Export Vlaanderen, gegeven op 27 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest, gegeven op 12 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Milieumaatschappij, gegeven op 4 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Landmaatschappij, gegeven op 19 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 21 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor de Scheepvaart, gegeven op 30 augustus 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 12 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van Toerisme Vlaanderen, gegeven op 18 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 5 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 19 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, gegeven op 15 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 15 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 14 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 5 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van Kind en Gezin, gegeven op 4 oktober 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 8 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van Export Vlaanderen, gegeven op 4 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 20 september 2000;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 29 augustus 2000;

Gelet op artikel I 5 van het stambesluit VOI van 30 juni 2000;

Overwegende dat het advies van de directieraad van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen niet binnen de vastgestelde termijn is verstrekt;

Gelet op het akkoord van de minister van pensioenen, gegeven op 19 januari 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 december 2000;

Gelet op het protocol nr. 160.459 van 9 januari 2001 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering, op 15 december 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 31.551/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen, de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid en de Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In deel II van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 wordt een hoofdstuk VIbis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk VIbis. De expertenfuncties Art. II 16bis. § 1. Ambtenaren van de instelling kunnen tijdelijk worden aangesteld in een expertenfunctie. § 2. De expertenfunctie kan bepaald worden in de niveaus A, B, C en D. In niveau A kan naast de expertenfunctie ook een functie van senior-expert bepaald worden. De functies worden opgericht, omschreven en eventueel opnieuw afgeschaft op basis van de organisatiedoelstellingen en de noodwendigheden van de instelling door de directieraad na goedkeuring door de minister samen met de Vlaamse minister bevoegd voor ambtenarenzaken.

Art. II 16ter. De ambtenaren van de eerste twee rangen van elk niveau, behalve van niveau E, kunnen worden aangesteld als expert. De ambtenaren van rang A1 en A2 kunnen ook worden aangesteld als senior-expert, waarvoor een hogere graad van expertise vereist wordt.

De ambtenaar die in een expertenfunctie aangesteld wordt behoudt zijn rang en zijn graad. Hij behoudt gedurende zijn aanstelling het recht op verhoging in salaris of in salarisschaal en op aanwijzing en bevordering tot een hogere rang, op dezelfde wijze als wanneer hij niet in een expertenfunctie zou zijn aangesteld.

Art. II 16quater. § 1. De leidend ambtenaar wijst in voorkomend geval in overleg met het afdelingshoofd de ambtenaren aan die aangesteld worden in een expertenfunctie. § 2. De beslissing tot tijdelijke aanstelling in een expertenfunctie omvat de omschrijving van de functie, de toekenning van de eraan verbonden salarisschaal conform artikel XIII 32 van dit besluit, de begindatum en de motivering van de aanstelling. De aanstelling houdt tevens de dienstaanwijzing in van de betrokken ambtenaar. § 3. De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten en op de dag van de aanwijzing of bevordering van de aangestelde ambtenaar tot een hogere rang.

De overheid bevoegd voor de tijdelijke aanstelling kan, wanneer er een motivering gegeven wordt, een einde maken aan deze aanstelling hetzij op basis van de functioneringsevaluatie (anders dan besloten met onvoldoende) hetzij om functionele redenen, hetzij bij langdurige afwezigheid, hetzij op vraag van de ambtenaar zelf. »

Art. 2.§ 1. In de artikelen II 4, 3°, IV 3, VIII 33, VIII 78, § 4, 2., XI 24, XI 28, XI 29, XI 30, XI 31, XI 35, § 1 en § 4, XI 36, XI 37, XI 38, XI 39, XI 40, § 1, XI 41, XI 42, § 2, XIII 10, § 2, 2° en XIII 23, XIII 24, § 2, XIII 129 en XV 5 en in het opschrift van titel VI van deel XI van hetzelfde besluit worden de woorden « verminderde prestaties » vervangen door de woorden « deeltijdse prestaties ». § 2. In artikel XI 34, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « vermindering van prestaties » vervangen door de woorden « deeltijdse prestaties ». § 3. In artikel XI 75, 1° van hetzelfde besluit worden de woorden « verminderde prestaties » en « verminderd presteren » vervangen door respectievelijk « deeltijds prestaties » en « deeltijds presteren ».

Art. 3.In deel III van hetzelfde besluit, waarvan de artikelen III 1 tot en met III 7 worden gegroepeerd in « Hoofdstuk I. Deontologische rechten en plichten » en artikel III 8 wordt opgenomen in « Hoofdstuk III. Gemeenschappelijke bepalingen » wordt een tweede hoofdstuk ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk II. Intellectuele eigendomsrechten Art. III 7bis. § 1. De ambtenaar draagt aan de instelling het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan hij de (mede)auteur is en die hij ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt.

Deze overdracht betreft de auteursrechten op computerprogramma's met inbegrip van het begeleidend en voorbereidend materiaal, en op alle andere werken die de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt. § 2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in het salaris, zoals bepaald in deel XIII van dit besluit. § 3. De ambtenaar verleent aan de instelling de toelating om de werken, bedoeld in § 1, onder de naam van de instelling aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk.

Art. III 7ter. § 1. Alle uitvindingen die door de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door de instelling ter beschikking van de ambtenaar worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de instelling, zonder dat de ambtenaar een recht op financiële tegemoetkoming kan doen gelden. » § 2. In afwijking hiervan wordt voor de overdracht van vermogensrechten op de in § 1 bedoelde uitvindingen die niet ter uitvoering van het ambt worden gedaan aan de ambtenaar een financiële tegemoetkoming toegekend waarvan het bedrag bepaald wordt door de Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken en de minister. Om de hoogte van de uitkering te bepalen worden volgende criteria gebruikt : - de industriële of commerciële waarde van de uitvinding, - het belang van de bijdrage van de respectieve partijen bij de totstandkoming van de uitvinding.

Art. 4.Artikel V 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Art. V 2. § 1. Wanneer op verschillende wijzen in een vacante betrekking kan worden voorzien en er geen bepaling is die een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de benoemende overheid na advies van de directieraad op gemotiveerde wijze hoe zij de betrekking in de instelling opvult. § 2. Voor een vacante betrekking in de begingraad van elk niveau kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering van de geslaagden voor de vergelijkende overgangsexamens, na oproep gericht tot de geslaagden van de instelling, en terzelfder tijd tot de geslaagden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de geslaagden van het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de Vlaamse openbare instellingen met een vergelijkbaar personeelsstatuut of voor 2° de interne arbeidsmarkt en/of de verruimde arbeidsmarkt, of voor 3° aanwerving. § 3. Voor een vacante betrekking in een hiërarchisch hogere graad dan de begingraad van elk niveau, met uitzondering van een vacante betrekking in de rangen A2L en A3, kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering, of voor 2° de interne arbeidsmarkt en/of de verruimde arbeidsmarkt, of voor 3° bevordering en terzelfder tijd voor de interne arbeidsmarkt, of voor 4° aanwerving. De selectie bij bevordering en terzelfder tijd via de interne arbeidsmarkt gebeurt overeenkomstig de procedure voor bevordering bepaald in artikel VIII 62. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst.

Er kan worden afgeweken van de voormelde wijzen om in een vacante betrekking te voorzien als dit wordt bepaald in het instellingsspecifiek besluit. § 4. Voor een vacante betrekking in de rangen A3 en A2L kiest de benoemende overheid voor : 1° aanwerving of voor 2° de verruimde arbeidsmarkt.

Art. 5.In deel V van hetzelfde besluit worden titel II « De mutatie » en titel III « De herplaatsing », bestaande uit artikel V 4 tot en met V 15, vervangen door wat volgt : « TITEL II. DE INTERNE ARBEIDSMARKT HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. V 4. Voor de toepassing van deze titel wordt onder interne arbeidsmarkt verstaan : de overplaatsing van een ambtenaar naar een andere afdeling of andere organisatorische eenheid of naar een andere administratieve standplaats binnen de instelling zonder dat er een verandering van graad of een verhoging in graad mee gepaard gaat.

Art. V 5. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling of na aanmelding door de leidinggevende.

Art. V 6. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling : 1° hetzij door een gerichte kandidaatstelling naar aanleiding van een bekendmaking van een vacature;2° hetzij door een spontane kandidaatstelling. Art. V 7. § 1. De toegang tot de interne arbeidsmarkt na aanmelding is van toepassing op de ambtenaar die om organisatorische, functionele of medische redenen overgeplaatst moet worden. Uitgezonderd de toepassing van § 2, behoudt de ambtenaar in dit geval zijn graad en de daaraan verbonden salarisschaal. § 2. De overplaatsing van een ambtenaar om medische redenen kan, in afwijking van artikel V 4, ook gebeuren in een betrekking van een graad van een lagere rang. Deze betrekking kan zich ook situeren binnen de afdeling waar de ambtenaar is tewerkgesteld.

Behalve wanneer de ambtenaar het slachtoffer was van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, houdt de overplaatsing in dit geval de benoeming in de nieuwe graad in en wordt de ambtenaar ingeschaald in de nieuwe salarisschaal overeenkomstig artikel XIII 19, § 2 van dit besluit.

Art. V 8. In afwijking van artikel V 4 kan de ambtenaar van niveau B, C, D of E, om persoonlijke of functionele redenen, op eigen verzoek ook worden overgeplaatst in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan deze die hij bekleedt. Deze betrekking kan zich ook situeren binnen de afdeling waar de ambtenaar is tewerkgesteld. De ambtenaar wordt benoemd in deze nieuwe graad en ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal.

Art. V 9. Een ambtenaar komt slechts voor overplaatsing in aanmerking indien hij : 1° zich in de administratieve toestand « dienstactiviteit » bevindt;2° voldoet aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de te begeven functie uit te oefenen. HOOFDSTUK II. - De procedure Art. V 10. § 1. Indien de bevoegde overheid gekozen heeft om een vacante betrekking op te vullen via de interne arbeidsmarkt, zijn er twee mogelijkheden : 1° ofwel wordt er nagegaan of er zich reeds geschikte kandidaten hebben aangediend na aanmelding;is dit niet het geval, dan wordt de vacature bekendgemaakt; 2° ofwel wordt de vacature onmiddellijk bekendgemaakt en worden de gerichte en de spontane kandidaatstellingen en de aanmeldingen onderling vergeleken. § 2. Het bericht dat een vacante betrekking via de interne arbeidsmarkt kan begeven worden, omvat inzake de te verlenen betrekking : 1° een korte functiebeschrijving;2° het gewenste profiel;3° de wijze van kandidaatstelling en het adres waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen. Art. V 11. § 1. De leidinggevende van de ontvangende entiteit kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte ambtenaar voor een bepaalde functie. De selectiebeslissing moet worden gemotiveerd en houdt rekening met : 1° de kandidaatstelling of de aanmelding;2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;3° de functioneringsevaluatie;4° de beoordeling van de eventuele selectietest(en). § 2. De geselecteerde ambtenaar dient binnen drie maanden na de selectiebeslissing, bedoeld in § 1, zijn nieuwe functie op te nemen.

Art. V 12. De ambtenaar kan een aangeboden betrekking weigeren. De ambtenaar die overeenkomstig artikel V 7 werd aangemeld, mag dit echter slechts tweemaal; bij de derde weigering wordt hij ambtshalve overgeplaatst.

Art. V 13. In geval van overplaatsing wordt het besluit houdende wijziging van dienstaanwijzing en eventueel van verandering van graad ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid.

Art. V 14. Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair. »

Art. 6.In artikel VIII 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « twaalf rangen » vervangen door de woorden « vijftien rangen ».

Art. 7.In artikel VIII 5, derde lid van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « niveau B : twee rangen, genummerd B1 en B2 » worden vervangen door de woorden « niveau B : drie rangen, genummerd B1, B2 en B3 »;2° de woorden « niveau C : twee rangen, genummerd C1 en C2 » worden vervangen door de woorden « niveau C : drie rangen, genummerd C1, C2 en C3 »;3° de woorden « niveau D : twee rangen, genummerd D1 en D2 » worden vervangen door de woorden « niveau D : drie rangen, genummerd D1, D2 en D3 »;

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 63bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 63bis. Tot een graad van rang B3 kan worden bevorderd de ambtenaar met een graad van rang B2 en de ambtenaar met een graad van rang B1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft en die geslaagd is voor een test nopens de leidinggevende capaciteiten. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 64bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 64bis. Tot een graad van rang C3 kan worden bevorderd de ambtenaar met een graad van rang C2 en de ambtenaar met een graad van rang C1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft en die geslaagd is voor een test nopens de leidinggevende capaciteiten. »

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 65bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 65bis. Tot een graad van rang D3 kan worden bevorderd de ambtenaar met een graad van rang D2 en de ambtenaar met een graad van rang D1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze rang bereikt heeft en die geslaagd is voor een test nopens de leidinggevende capaciteiten. »

Art. 11.Artikel VIII 81 en VIII 82 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 12.In artikel VIII 90 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 13.In deel VIII, titel 10 van hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 91 ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. VIII 91. De ambtenaar van niveau E kan, vanaf de validering van de personeelsformatie van de instelling als personeelsplan, overgaan naar niveau D, als hij slaagt voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan hij tweemaal mag deelnemen.

In afwijking van het eerste lid kan in het instellingsspecifiek besluit worden bepaald dat de ambtenaar van niveau E, vanaf de validering van de personeelsformatie van de instelling als personeelsplan, kan overgaan naar niveau D, als hij slaagt voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan hij driemaal mag deelnemen. »

Art. 14.Aan artikel XI 15 van hetzelfde besluit wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Wanneer een pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de moeder het bevallingsverlof uitstellen tot op het ogenblik dat het kind naar huis komt. Overlijdt het kind binnen het jaar na de geboorte, mag de moeder het resterende gedeelte van het bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen. »

Art. 15.In artikel XI 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 3, tweede lid worden tussen de woorden « De ambtenaar » en de woorden « kan beroep aantekenen » de woorden « van rang A2 en lager » ingevoegd;2° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.In afwijking van § 1 wordt het verlof voor deeltijdse prestaties voor de leidend ambtenaar toegestaan door de Vlaamse regering. »

Art. 16.In deel XI van hetzelfde besluit wordt Titel VII « Verlof voor loopbaanonderbreking » vervangen door wat volgt : « TITEL VII. VERLOF VOOR LOOPBAANONDERBREKING » HOOFDSTUK I. - Algemene regeling Art. XI 42. § 1. De ambtenaar kan de loopbaan onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

De ambtenaar kan de loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.

De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijke halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten. § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar van minstens 50 jaar halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd, op voorwaarde dat hij schriftelijk zich ertoe verbindt deze halftijdse loopbaanonderbreking niet voor zijn pensionering stop te zetten.

Een ambtenaar van minstens 50 jaar kan halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd nemen, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die hij heeft genomen voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd. § 3. In afwijking van § 1 is de leidinggevende ambtenaar van niveau A, uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.

Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.

De stagiair is uitgesloten van loopbaanonderbreking.

In afwijking van § 1 kan in het instellingsspecifiek besluit worden bepaald voor welke categorieën van ambtenaren het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst is, afhankelijk van de goede werking van de dienst.

Art. XI 43. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.

Art. XI 44. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.

Art. XI 45. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe verricht ofwel elke dag, ofwel in een vaste verdeling per week of per maand.

De halftijdse loopbaanonderbreking kan evenwel niet gecombineerd worden met verlof voor deeltijdse prestaties.

Art. XI 46. § 1. De ambtenaar die zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken deelt aan de leidend ambtenaar de begindatum van zijn loopbaanonderbreking mee en de duur ervan. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de onderbreking, tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand. § 2. De overheid vult het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen in en geeft het af aan de ambtenaar.

Art. XI 47. Met een opzegging van twee maanden via een aangetekende brief gericht aan de leidend ambtenaar, kan de ambtenaar die zijn loopbaan onderbroken heeft zijn ambt opnieuw opnemen nog voordat de periode van onderbreking van zijn beroepsloopbaan verlopen is. HOOFDSTUK II. - Bijzondere stelsels Afdeling 1. - Palliatief verlof

Art. XI 48. § 1. In afwijking van artikel XI 42, § 1 bedraagt de duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder « palliatieve zorgen » wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. XI 48bis. Loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 48ter. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de leidend ambtenaar. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen behoeft. Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. De identiteit van de patiënt wordt niet vermeld.

In afwijking van artikel XI 46, § 1, kan de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn, vermeld in artikel XI 46 § 1, is niet van toepassing.

Art. XI 48quater. In afwijking van artikel XI 42, § 3, geldt het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 2. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of

familielid Art. XI 48quinquies. § 1. In afwijking van artikel XI 42, § 1, bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 12 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. In afwijking van artikel XI 42, § 1 kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid worden genomen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. § 3. Onder « zware ziekte » wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. § 4. Onder « gezinslid » wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de ambtenaar.

Onder « familielid » wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2de graad.

Art. XI 48sexies. Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 48septies. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan de leidend ambtenaar, en voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Op dit attest wordt tevens de identiteit van de patiënt vermeld.

In afwijking van artikel XI 46, § 1 kan de loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn vermeld in artikel XI 46, § 1 is niet van toepassing.

Art. XI 48octies. In afwijking van artikel XI 42, § 3 geldt het recht op loopbaanonderbreking om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 3. - Ouderschapsverlof

Art. XI 48novies. § 1. In afwijking van artikel XI 42, § 1 bedraagt de duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking 3 maanden, en van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij geboorte moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. § 3. De ambtenaar die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. XI 48decies. Het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking telt niet mee voor de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking waarop de ambtenaar recht heeft.

Art. XI 48undecies. Ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking kan worden genomen onmiddellijk aansluitend op het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. XI 48duodecies. In afwijking van artikel XI 42, § 3, geldt het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voor alle ambtenaren en stagiairs.

De mannelijke ambtenaar heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd. HOOFDSTUK III. - Onderbrekingsuitkeringen Art. XI 49. Aan de ambtenaar die zijn loopbaan overeenkomstig artikel XI 42 onderbreekt wordt een maandelijkse uitkering toegekend overeenkomstig de federale bepalingen terzake.

Art. XI 49bis. Indien de ambtenaar geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen bepaald door de federale overheid. HOOFDSTUK IV. - Vervanging Art. XI 50. De vervanging van de ambtenaar in loopbaanonderbreking vindt plaats overeenkomstig de federale bepalingen, vastgesteld in het KB van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

Voor de vervanging van ambtenaren van minstens 50 jaar die halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, worden bovendien alleen personen in aanmerking genomen die geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen voor de graad waarin de vervanging gebeurt.

Art. XI 50bis. De vervangers van halftijdse loopbaanonderbrekingen tot aan de pensioenleeftijd van ambtenaren van minstens 50 jaar, worden in dienst genomen als stagiair. Hiertoe worden voormelde loopbaanonderbrekingen gegroepeerd per graad en vervangen per voltijdse equivalent. » Art. XI 50ter. Er kan worden afgeweken van artikel XI 50, tweede lid en van artikel XI 50bis als dit wordt bepaald in het instellingsspecifiek besluit.

Art. 17.In artikel XI 74 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Aan 4° worden de woorden « van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner » toegevoegd;2° In 6° worden tussen de woorden « tweede graad » en de woorden « maar niet » de woorden « , een overgrootouder of een achterkleinkind » ingevoegd.

Art. 18.Aan artikel XI 75, 2° van hetzelfde besluit wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Indien de ambtenaar een betrekking wenst uit te oefenen als zelfstandige of bij een andere werkgever in de publieke of in de private sector waar geen stage of proefperiode dient doorlopen te worden, bedraagt de duur van het eenmalig contingent één jaar en bevindt de ambtenaar zich tijdens dit verlof in de stand non-activiteit »;

Art. 19.In artikel XI 78, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden « de regeling van de herplaatsing » vervangen door de woorden « de regeling van de interne arbeidsmarkt bedoeld in artikel V 7, § 1 ».

Art. 20.In artikel XIII 11, § 3 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen, door wat volgt : « Het voordeel van de validering van privé-diensten blijft behouden na wijziging in de hoedanigheid van de ambtenaar of wanneer aan de betrokken ambtenaar een andere functie of graad wordt toegekend. »

Art. 21.In artikel XIII 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2 worden de woorden « De ambtenaar die werd herplaatst overeenkomstig artikel V 14 » vervangen door de woorden « De ambtenaar die werd overgeplaatst overeenkomstig artikel V 7, § 2 »;2° In § 3 wordt het woord « herplaatste » vervangen door het woord « overgeplaatste » en wordt het woord « herplaatsing » vervangen door het woord « overplaatsing ».

Art. 22.In Deel XIII, Titel 1 van hetzelfde besluit wordt een Hoofdstuk 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 5bis : uitbetaling van het salaris voor niet opgenomen verlofdagen bij einde arbeidsrelatie Art. XIII 22bis. § 1. Wanneer de ambtenaar ingevolge de behoeften van de dienst het jaarlijks verlof waarop hij recht heeft niet heeft kunnen opnemen voor het einde van de arbeidsrelatie, worden deze dagen hem uitbetaald. § 2. Voor de toepassing van § 1 is het salaris dat in aanmerking moet worden genomen voor de uitbetaling dat voor volledige prestaties, eventueel aangevuld met de toelagen, bedoeld in de hoofdstukken 2 en 7 van titel 3 van deel XIII van dit besluit. »

Art. 23.§ 1. De term "indexcijfer van de consumptieprijzen" of "index van de consumptieprijzen" zoals hij voorkomt in hetzelfde besluit wordt vervangen door "gezondheidsindexcijfer" § 2. In artikel I 2 van hetzelfde besluit wordt de volgende bepaling toegevoegd : "Onder 'gezondheidsindexcijfer' wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. »

Art. 24.In artikel XIII 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1° worden de volgende woorden geschrapt : a) onder « Directeur » de woorden « krachtens artikel VIII 83 » en « A213 »;b) onder « Ingenieur, informaticus en arts » de woorden « krachtens VIII 82 » en « A124 »;c) onder « Adjunct van de directeur » de woorden « krachtens VIII 82 » en « A114 »;2° aan § 2, 1°, worden volgende woorden toegevoegd : a) onder « Adjunct van de directeur » de woorden « Leidinggevend hoofddeskundige » en « B311 »;b) onder « Deskundige » de woorden « Leidinggevend hoofdmedewerker » en « C311 »;c) onder « Medewerker » de woorden « Leidinggevend hoofdassistent » en « D311 »;3° aan § 2 wordt een 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° Expertenfunctie De expert geniet tijdens zijn aanstelling volgende salarisschaal : Expert in niveau A A291 Senior-expert in niveau A A292 Expert in niveau B B291 Expert in niveau C C291 Expert in niveau D D291 » 4° in § 2, 1°, worden de woorden : « (ten vroegste na een proefperiode van 2 jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven) » telkens vervangen door : « (ten vroegste na een proefperiode van één jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven;van dit jaar kan afgeweken worden op basis van voorgaande bewezen nuttige ervaring in de openbare of in de privé-sector). »

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel XIII 33bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIII 33bis. De ambtenaar die de salarisschaal A213, A124 of A114 geniet, behoudt deze salarisschaal. »

Art. 26.In artikel XIII 63, § 1, wordt na de eerste zin de volgende zin tussengevoegd : « Zij wordt maandelijks en na verlopen termijn betaald. »

Art. 27.In deel XIII van hetzelfde besluit wordt onder hoofdstuk 6 « Toelagen aan specifieke categorieën van personeel » een afdeling 4 ingevoegd luidend als volgt : « Afdeling 4. - Kastoelage Art. XIII 64bis. § 1. Er wordt een forfaitaire kastoelage van 2 884 bef (100 %) per maand toegekend aan de ambtenaar van de instelling, of aan zijn plaatsvervanger, die werkzaam is op een financiële dienst of een financiële verantwoordelijkheid heeft overeenkomstig zijn functiebeschrijving en die in de dagelijkse praktijk financiële verrichtingen uitvoert en opvolgt onder handtekening van de leidend ambtenaar of zijn gedelegeerde. § 2. De leidend ambtenaar wijst de in § 1 bedoelde ambtenaren aan na gunstig advies van het afdelingshoofd. Van deze bepaling kan afgeweken worden in het instellingsspecifiek besluit.

Art. XIII 64ter. De kastoelage wordt toegekend naar gelang de periode waarin de functie effectief wordt uitgeoefend.

Te dien einde wordt de kastoelage berekend overeenkomstig artikel XIII 24, § 1.

Art. XIII 64quater. § 1. De kastoelage wordt uitbetaald, driemaandelijks, na vervallen termijn, op vertoon van een schuldvordering, samen met de rekening en de verantwoording over het afgelopen kwartaal. Van deze bepaling kan afgeweken worden in het instellingsspecifiek besluit. § 2. Indien de rekening en de verantwoording meermaals laattijdig worden ingediend of ernstig gebreken vertonen, kan op voorstel van het afdelingshoofd, de leidend ambtenaar de tijdelijke inhouding van de vergoeding of de ambtshalve ontheffing uit de functie uitspreken.

Art. XIII 64quinquies. § 1. De kastoelage is niet verschuldigd indien het bedrag van de financiële verrichtingen voor het beschouwde kwartaal niet de som van 300 000 fr. bereikt. § 2. Het bereiken van de som van 300 000 fr. wordt beoordeeld door het samentellen van het bedrag van verschillende verrichtingen in giraal of in chartaal geld waarvoor een zelfde personeelslid verantwoordelijk is.

Art. XIII 64sexies. Het bedrag van de kastoelage vermeld in artikel XIII 64bis is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig artikel XIII 22.

Art. XIII 64septies. De kastoelage kan niet toegekend worden aan personeelsleden met een graad in rang A2 of hoger of aan personeelsleden die een salaris hebben dat hiermee overeenstemt. »

Art. 28.In artikel XIII 70, 1° van hetzelfde besluit wordt het grensbedrag van 621 035 fr. vervangen door « 643 035 fr ».

Art. 29.In artikel XIII 73 van hetzelfde besluit wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° verloning : a) het salaris, verhoogd met de eventuele haard- of standplaatstoelage;b) het gewaarborgd en/of aanvullend loon en/of het vervangingsinkomen dat het contractueel personeelslid ontving, zonder de aanpassing aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig artikel XIII 22.»

Art. 30.§ 1. In artikel XIII 78, 1° van hetzelfde besluit wordt de vermelding "van de consumptieprijzen" geschrapt. § 2. In hetzelfde artikel, 1° en 2° wordt de vermelding "vakantiejaar" vervangen door "uitbetalingsjaar".

Art. 31.In artikel XIII 79 van hetzelfde besluit wordt de vermelding "XIII 77" vervangen door "XIII 76".

Art. 32.In artikel XIII 102 van hetzelfde besluit wordt de vermelding "XIII 102" vervangen door "XIII 101".

Art. 33.In artikel XIII 113 van hetzelfde besluit wordt de vermelding "XIII 119" vervangen door "XIII 118".

Art. 34.Aan artikel XIV 11 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid kan de leidend ambtenaar voor de instelling een andere duur voor de proeftijd vaststellen. »

Art. 35.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 7 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 5 toegevoegd die luidt als volgt : « Onderafdeling 5. Intellectuele eigendomsrechten Art. XIV 25bis. Voor contractuele personeelsleden geldt dezelfde regeling inzake intellectuele eigendomsrechten als voor de ambtenaar. »

Art. 36.In deel XIV, titel III, Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt afdeling 5 "Loopbaanonderbreking", vervangen als volgt : « Afdeling 5. - Loopbaanonderbreking Art. XIV 34. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn voor de instelling.

Art. XIV 35. Het contractuele personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld.

Art. XIV 35bis. Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op halftijdse loopbaanonderbreking voor het verstrekken van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld. »

Art. 37.Artikel XIV 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid kan het gecontingenteerd verlof krijgen, vermeld in artikel XI 75.

Dit verlof is een gunst behalve wanneer het wordt gevraagd om een andere betrekking of een activiteit als zelfstandige uit te oefenen.

In dit geval geldt het gecontingenteerd verlof als een eenmalig recht.

Aan het contractuele personeelslid in proeftijd wordt geen gecontingenteerd verlof toegekend. »

Art. 38.In artikel XIV 45 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Onverminderd artikel XIV 47 wordt de vakantiewerker bezoldigd a rato van 80 % van de salarisschaal E111. »

Art. 39.Artikel XIV 50, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. De eindejaarstoelage van het contractuele personeelslid wordt niet verminderd bij bevallingsverlof.

Bij ziekteverlof wordt de eindejaarstoelage van het contractuele personeelslid pro rata toegekend, overeenkomstig een breuk met als teller het totaal van het gewaarborgd en/of aanvullend loon en de ziekteuitkeringen, en met als noemer de brutojaarbezoldiging. »

Art. 40.In bijlage I van hetzelfde besluit wordt onder I. Administratieve loopbaan, C. Besluiten tussen het woord « mutatie » en het woord « dienstaanwijzing » het woord « overplaatsing » ingevoegd.

Art. 41.In bijlage IV van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° onder de woorden « Niveau B » worden de volgende woorden ingevoegd : « rang B3 : leidinggevend hoofddeskundige » 2° onder de woorden « Niveau C » worden de volgende woorden ingevoegd : « rang C3 : leidinggevend hoofdmedewerker » 3° onder de woorden « Niveau D » worden de volgende woorden ingevoegd : « rang D3 : leidinggevend hoofdassistent ».

Art. 42.In de bijlage V van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vóór de vermeldingen met betrekking tot de graad « B2 - hoofdprogrammeur » worden de volgende vermeldingen in de overeenstemmende kolommen ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° vóór de vermeldingen met betrekking tot de graad « C2 - hoofdmedewerker » worden de volgende vermeldingen in de overeenstemmende kolommen ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3° vóór de vermeldingen met betrekking tot de graad « D2 - hoofdassistent » worden de volgende vermeldingen in de overeenstemmende kolommen ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.43. § 1. In bijlage VI van hetzelfde besluit worden in de rubriek « Code » de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de vermelding « A211/A114 » worden vervangen door de vermelding « A211/A114/A291 »;2° de vermelding « A221/A124 » worden vervangen door de vermelding.- « A221/A124/A292 »; 3° de vermelding « B212 » wordt vervangen door de vermelding « B212/C291 »;4° worden de salarisschalen als bijlage bij dit besluit, toegevoegd.

Art. 44.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van goedkeuring, behalve de volgende artikelen die uitwerking hebben vanaf de vermelde datum : artikel 16 en 36 : 1 november 2000; artikel 24, 4° : 1 juli 2001 artikel 38 : 1 juli 2000;

Art. 45.De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 oktober 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

BIJLAGE. - TABEL VAN DE SALARISSCHALEN (BIJLAGE VI) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering houdende eerste bijsturing van het stambesluit VOI. De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN

^