Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 mei 2000
gepubliceerd op 23 juni 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende uitvoering van artikel 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035590
pub.
23/06/2000
prom.
05/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/05/2000035590/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende uitvoering van artikel 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995, 11 mei 1999 en 3 maart 2000;

Gelet op het decreet van 11 mei 1999 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 36, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 houdende uitvoering van artikel 9, § 2 en § 3, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 1997;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 31 maart 2000;

Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 maart 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - het decreet van 3 maart 2000 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991, inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, in werking is getreden op 1 januari 2000 en dat er duidelijkheid dient te komen inzake de afzetbeperkingen zoals bedoeld in art. 9 § 2 van het decreet voor bepaalde producenten met een mestoverschot of een productie boven een bepaalde grenswaarde; - er in de gemeenten met een hoge productiedruk meer mest geproduceerd wordt dan er binnen die gemeenten oordeelkundig kan aangewend worden op cultuurgronden; dat het, gelet op de beperkte afzetmogelijkheden binnen die gemeenten, wenselijk is dat bepaalde categorieën van de aldaar gevestigde inrichtingen of delen van inrichtingen, verplicht worden ten minste een bepaald deel van hun mestoverschotten af te voeren naar mestverwerkingsinstallaties en ten hoogste het overblijvende deel van het overschot oordeelkundig aan te wenden of te laten aanwenden op cultuurgronden conform de bemestingsnormen zoals bepaald in het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; - het niet aanvaardbaar is dat in de gemeenten met een hoge productiedruk, dierlijke mest of andere meststoffen aangewend worden op cultuurgronden, die afkomstig zijn van buiten het Vlaamse Gewest; en dat eveneens tot op bepaalde hoogte, vermeden moet worden dat dierlijke mest vanuit gemeenten met een lage productiednuk, aangewend wordt op cultuurgronden in gemeenten met een hoge productiednuk; - de bovenvermelde afzetbeperkingen en verplichtingen, om sociale redenen in de eerste plaats niet op de kleine bedrijven gelegd mogen worden; - toepassing van de bepalingen van dit besluit, ingeval van overmachtsituaties ingevolge ernstige veeziekten soms noch mogelijk, noch wenselijk is;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 april 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder het decreet: het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

Art. 2.§ 1. De bedrijfsmatige mestoverschotten die krachtens artikel 9 van het decreet, verwerkt of geëxporteerd dienen te worden, kunnen niet op cultuurgronden afgezet worden. § 2. Bedrijven die zoals bepaald in artikel 9, van het decreet onderworpen zijn of worden aan de verwerkingsplicht, moeten het deel van hun bedrijfsmatige mestoverschotten, dat niet moet verwerkt of geëxporteerd worden, afzetten op cultuurgrond zoals bepaald in artikel 3.

Art. 3.§ 1. De afzet van het bedrijfsmatig mestoverschot op cultuurgronden, dient te gebeuren overeenkomstig volgende regels : a) tot 31 december 2000 zijn bedrijven die minstens 1 landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, zijn verplicht om hun mestoverschotten af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk lager dan 125 kg difosforpentoxvdy per ha;b) vanaf 1 januari 2001 zijn bedrijven die minstens 1 landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, zijn verplicht om hun mestoverschotten af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk lager dan 100 kg difosforpentoxyde per ha;c) voor bedrijven die geen landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met een oorspronkelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, doch waarvan één of meer landbouw- en/of veeteeltinrichtingen gelegen is in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk hoger dan 100 kg difosforpentoxyde per ha, is het verboden om mestoverschotten af te zetten in gemeenten met een oorspronkelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer. § 2. De afzet van bedrijfsmatige mestoverschotten op cultuurgronden, overeenkomstig dit besluit, kan steeds vervangen worden door mestverwerking of mestexport.

Art. 4.§ 1. De bepalingen van artikel 3 en 6 zijn voor het jaar 2000 niet van toepassing op producenten van mestkalveren voor de op hun bedrijf geproduceerde mest afkomstig van mestkalveren. § 2 De bepalingen van artikel 3 en 6 zijn tot 1 januari 2003 niet van toepassing voor bedrijven waarvan de bedrijfsmatige mestproductie MPp, blijkens de aangifte van het vorig aanslagjaar, kleiner is dan 10.000 kg difosforpentoxyde.

Art. 5.§ 1. Tot 31 december 2000 is het verboden mestoverschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk van 125 kg difosforpentoxyde of meer. § 2 Vanaf 1 januari 2001 is het verboden mestoverschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk van 100 kg difosforpentoxyde of meer.

Art. 6.In afwijking van artikel 3 en 5 is het verboden de betreffende mestoverschotten of overschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in een gemeente met een actuele productiedruk groter dan 100 kg en waar meer dan 50 % van de oppervlakte cultuurgronden valt onder gebiedsgerichte verscherpingen zoals vastgesteld in artikel 15, 15bis, 15ter, van het decreet.

Art. 7.De Mestbank kan afwijkingen toestaan op de bepalingen van de artikels 2 en 3 aan bedrijven ingeval algemene of bijzondere maatregelen genomen worden in toepassing van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 ter voorkoming en bestrijding van dierenziekten.

Een dergelijke afwijking kan slechts toegestaan worden ingevolge een overmachtsituatie en mits een gemotiveerd attest van de bevoegde diergeneeskundig inspecteur.

Art. 8.Het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 houdende uitvoering van artikel 9, § 2 en § 3, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, wordt opgeheven.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 mei 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

^