gepubliceerd op 24 mei 2004
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de diensten met onderwijsbehoeften
5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de diensten met onderwijsbehoeften
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het Onderwijs XIV, inzonderheid de artikelen X.4, X.5, X.16 en X.17;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de Begroting, gegeven op 9 december 2003;
Gelet op het advies nr. 36.332/1 van de Raad van State gegeven op 8 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de diensten met onderwijsbehoeften bedoeld in hoofdstuk X van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : decreet : het decreet 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV; plaatsen : bedden voor dag- en nachthospitalisatie en plaatsen voor daghospitalisatie; werkjaar : een periode van 1 januari tot en met 31 december. HOOFDSTUK 2. - Berekening en uitbetaling van de subsidie-enveloppe
Art. 3.§ 1. Het bedrag per plaats is, voor het werkjaar 2002, 3.000 euro op jaarbasis. § 2. Het bedrag per plaats wordt vanaf het werkjaar 2003 als volgt berekend : Totaal bedrag voorzien voor subsidie voor « onderwijs aan zieke kinderen - instellingen met onderwijsbehoeften » (Pr 31.2 BA 33.01) gedeeld door het aantal plaatsen zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit.
Art. 4.§ 1. In uitvoering van artikel X.4 van het decreet komen voor de berekening van de subsidie-enveloppe die plaatsen in aanmerking die erkend zijn door de Vlaamse regering op 1 januari van het werkjaar en waarvan op die datum een aanvraag met de nodige bewijsstukken berust bij de administratie. § 2. In afwijking van § 1 komen voor de werkjaren 2002 en 2003 alle plaatsen in aanmerking die erkend waren voor 1 juli 2003.
De toegekende subsidie-enveloppe is evenredig met de periode van erkenning van de plaatsen.
Art. 5.De subsidie-enveloppe is ten laste van het begrotingsjaar waarin het werkjaar aanvangt.
Art. 6.§ 1. Een voorschot van 60 % wordt uitgekeerd op 1 maart van het lopende werkjaar.
Het saldo wordt uitgekeerd op 1 december van het lopende werkjaar. § 2. In afwijking van § 1, wordt de subsidie-enveloppe voor de werkjaren 2002 en 2003 uitgekeerd nadat de administratie over een aanvraag beschikt en de onderwijsinspectie, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van dit besluit, de naleving van de subsidievoorwaarden heeft vastgesteld. HOOFDSTUK 3. - Controle Afdeling 1. - Onderwijskundige controle
Art. 7.De onderwijsinspectie zoals bedoeld in artikel 4, § 1, derde lid, van het decreet betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten controleert de kwaliteit van het verstrekte onderwijs en volgt daarbij de gebruikelijke procedures. Afdeling 2. - Financiële controle
Art. 8.Op het einde van elk kalenderjaar moet een slotrekening worden opgemaakt m.b.t. de aanwending van de subsidie-enveloppe zoals bedoeld in artikel X.2 van het decreet.
Voor elke uitgave houdt de dienst een geldig bewijsstuk bij.
Met de toegekende subsidie-enveloppe kan een provisie worden aangelegd.
De dienst bewaart de boekhouding en de bewijsstukken gedurende vijf jaar.
Art. 9.Het departement onderwijs staat in voor de controle op de aanwending van de subsidie-enveloppe.
Art. 10.Bij ernstige overtredingen inzake aanwending van de subsidie-enveloppe maakt het departement onderwijs een verslag op.
Het verslag wordt ter ondertekening voorgelegd aan de directeur van de dienst.
De directeur tekent het verslag, minstens voor gezien, en voegt er zijn opmerkingen en voorstellen tot oplossing aan toe. De directeur stuurt het getekend verslag met eventuele bijlage naar het departement. HOOFDSTUK 4. - Sancties
Art. 11.De subsidiëring wordt stopgezet indien door de onderwijsinspectie of het departement onderwijs wordt vastgesteld dat de dienst niet langer aan de subsidievoorwaarden voldoet.
Het departement onderwijs vordert de reeds uitgekeerde subsidie terug in het geval dat wordt vastgesteld dat de dienst de subsidievoorwaarden niet vervulde in de periode waarvoor de subsidie bedoeld was.
Indien de dienst slechts een gedeelte van deze periode niet aan de subsidievoorwaarden voldeed, wordt een evenredig gedeelte van de subsidie teruggevorderd.
Art. 12.Het departement onderwijs vordert de reeds uitgekeerde subsidie gedeeltelijk terug indien de dienst de subsidie aanwendt voor andere doeleinden dan waarvoor ze werd verleend. De terugvordering is evenredig met het bedrag dat verkeerdelijk werd aangewend.
Art. 13.Het departement onderwijs schort de betaling van de subsidie op, zolang de dienst nalaat verantwoording te verstrekken inzake aanwending van de subsidie of de controle op de aanwending verhindert. HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding
Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002.
Art. 15.De Vlaams minister bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 maart 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN